HOOFDSTUK 5

Loudi en Mieke hadden samen een ochtendwandeling gemaakt. Kyra, die de tafel had gedekt en in- en uitliep, zag die twee in de zonnige erker zitten, de hoofden naar elkaar toegebogen, druk fluisterend.

„Gaan we bijna ontbijten?" vroeg Loudi. „We hebben honger!" Kyra antwoordde niet. Ze manoeuvreerde voorzichtig met een paar schalen en ze zag geen kans om de kamerdeur te sluiten. „Dichtschoppen," adviseerde Mieke lui, die blijkbaar van het standpunt uitging dat een mens in de vakantie zelfs niet meer beleefd behoefde te zijn.

Kyra hield een scherp antwoord binnen. Tenslotte waren dit haar gasten. Ze zette de schalen op tafel en liep terug om de deur te sluiten.

„Ik verwacht dat je je theorie niet in praktijk toepast op al mijn pasgeverfde deuren," merkte ze laconiek op.

Mieke kleurde, maar Loudi sprak luchtig over de vermaning heen. Ze zei vertrouwelijk: „Wat ziet dat kind er toch zot uit, hè?" „Dat kind? Welk kind?" vroeg Kyra onschuldig. „O, bedoel je Zita? Ze heeft een bizarre smaak, maar als ze zich daar gelukkiger door voelt, is het tenslotte haar zaak."

„Zita!" Loudi's stem kreeg een scherp klankje. „We hebben ons naar gelachen! Weet u hoe ze in werkelijkheid heet? Zoetje... ze had geen léven meer op school toen we daar eenmaal achter waren gekomen."

Kyra keek naar de beide meisjes, die geen antwoord afwachtten, maar de tuin inliepen, waar ze Leo van Galen ontdekt hadden. Ze zag hen opgewonden praten en lachen. Kyra stond daar heel stil, met een sterker wordend gevoel voor Zita in haar hart. Wat konden meisjes op die leeftijd toch wreed zijn! Kleine, harteloze dingen, die met spitse woorden en spottende blikken de arme tegenpartij steken toebrachten. Was die wonderlijke uitrusting misschien Zita's wapen? Vocht ze op haar manier verbeten om haar zelfvertrouwen te redden? Och, eigenlijk wist ze ook niet of dat waar was. Ze dacht het alleen maar. Je kon je immers vergissen in de mensen. Gistermiddag had ze Loudi en Mieke een paar vlotte, allerliefste kinderen gevonden, maar de manier waarop ze nu bezig waren om het andere meisje te treffen in haar zwakste punt, vond ze ronduit gezegd min. Met méér kracht dan de bedoeling was hamerde ze op de zware gong, zodat het galmde door het huis en de tuin.

Perry en Andra kwamen het eerste beneden. Joost gleed langs de trapleuning en werd opgevangen door Kyra. Joost, je weet dat het niet mag!" zei zijn vader hoofdschuddend. „Dat wéét ik wel," zong Joost met zijn liefste stem, „maar ik doe het altijd eerst en dan ga ik pas denken."

„Zo! Nou je weet dat ik er, als grote man, niet van houd kleine jongetjes te slaan," bulderde Perry. „Maar als ik je weer naar beneden zie glijden, dan zal ik al het stof uitje broekje timmeren terwijl je erin zit en daarna ga ik er pas aan denken dat ik liever niet sla, zoon."

Andra grinnikte, aan haar hand huppelde Ingeborg, een rood fluwelen lint door haar krullenstaart geslingerd. Ze jubelde ongestoord door het lawaai en met voorbijzien van alle lieve kinderliedjes: 'Mama, 'kwil een man hè!'

Toen gierde Kyra het, ondanks haar waardigheid als gastvrouw, opeens uit. Andra knikte haar vriendelijk toe. „Zo gaat het bij ons nou altijd," zei ze berustend. „Perry is een brulboei, Joost een ondeugend aapje en Ingeborg een eigenwijze kruimel, maar schatten zijn het alledrie."

Ja, en jij vertegenwoordigt wijsheid en verstand," grinnikte Perry, haar arm door de zijne trekkend. „Vooruit jongens, afgemarcheerd en gedraag je behoorlijk. We veroorzaken een verkeersopstopping."

Lon hing over de trapleuning en luisterde geamuseerd mee. Achter haar stonden Ina en Georg van Galen. Er was een flauwe glimlach om Ina's mond.

„Verfrissend stel mensen, hè?" zei Van Galen zacht. Ina schrok op, ze keek even naar hem om, dan knikte ze. De familie Van Pollen kwam vrij laat. Zita's ogen waren ronduit tartend, toen ze langzaam naar haar plaats liep. Ze droeg een woest gekleurd jak op een oranjekleurig beenbedeksel, dat moedwillige franjes vertoonde. Zita's ogen gleden langs de gezichten van Mieke en Loudi, daarna vluchtig langs het ernstige gezicht van de jonge Van Galen, om eindelijk een rustpunt te vinden in twee zachte, grijze ogen.

„Dag Zita," zei Kyra vriendelijk. „Heb je goed geslapen? Wel een beetje ouderwets, maar góed... die bedden, hè?" „Nou en of!" gaf Zita vlot toe, blij met de houvast van Kyra's ongedwongen, vriendelijke houding.

Aan tafel kwamen de plannen voor de dag. Het was mooi weer en ze zwermden allemaal uit, op Ina na, die met een boek de tuin in ging. Zita's ouders wilden naar het dorp om boodschappen te doen en het meisje stond daar verloren te kijken naar de aftocht van Mieke en Loudi, die demonstratief met de armen om elkaars middel aftrokken. Een gesloten front. Leo van Galen liep voorbij met een vriendelijke groet. „Ik ga ook naar het dorp," riep Lon. „Boodschappen doen." Zita aarzelde even. Ze had eigenlijk dolgraag meegegaan, maar ze zag best dat Lon haar beslist niet graag meenam. „Wij blijven in de buurt," deelde Andra mee. „We komen thuis lunchen. Op de hei hierachter lijkt het mij verrukkelijk." „Verdwaal maar niet," waarschuwde Kyra. „Ga je met ons mee, Zita?" vroeg Andra vriendelijk. Zita's trots begon te steigeren. Hadden ze zo'n medelijden met haar? Ze voelde er niets voor om overcompleet te zijn of met die twee brutale kleine apen op te trekken, die haar voortdurend aangaapten alsof ze een wereldwonder was. Ze vergat dat ze dat in hun ogen ook werkelijk betekende. Ina keek peinzend de forse figuur van Georg van Galen na. Moe was ze... doodmoe. Ze moesten haar met rust laten, zelfs sympathieke mannen als de oudste Van Galen. Kyra had intussen het weifelende gedoe van Zita op de juiste waarde geschat en ze pakte het anders aan. Ze zei plagend: „Dus jij hebt de luiheid verkozen op de eerste vakantiedag? Groot gelijk, kind. Ga met een gezellig boek ergens op het grasveld liggen zonnen, en je slaapt zo. Dan kom ik je straks wekken met een kopje koffie."

„O, dolgraag... die koffie!" zei Zita gretig. „Komt u dein even met me praten... als... als u het niet te druk hebt?" Kyra beloofde het vlot, maar het meisje trok niet af naar het grasveld. Ze liep achter Kyra aan naar de keuken. „Mag ik mee?" vroeg ze kinderlijk.

Teun keek op, ze knikte vriendelijk. Zita's bizarre uitrusting scheen generlei indruk op haar te maken.

Zo dronken ze ten slotte koffie in de gezellige keuken. Zita's spitse, witte tandjes beten gretig in een door Teun gebakken wafel. „Het spijt me dat ik gezegd heb... dat ik 't beschimmeld vond," zei ze in spontaan antwoord op Kyra's geamuseerde blik. „Wat? Teuns koeken?" vroeg Kyra, haar opzettelijk verkeerd begrijpend.

„Och nee..." Zita schoot in de lach. „Ik vind het hier juist enig... als... als de mensen maar leuker waren."

„Kun je het anders wel goed met Loudi en Mieke vinden?" vroeg Kyra argeloos.

„Nee, het zijn nesten," schoot de stem van het meisje fel uit. „Wat kan ik er aan doen dat ik Zoetje heet? Ze bazuinen het overal rond."

„Is dat dan een schande?" vroeg Teun, terwijl ze behoedzaam een goudbruine wafel op de schaal neervlijde. „Ik zou alleen altijd m'n best doen om te zorgen dat de mensen niet hoefden te zeggen dat die naam een aanfluiting was."

Zita lachte opnieuw, ze vouwde met een wanhoopsgebaar haar handen.

„Ouders mochten wel eens nadenken voor ze hun kind met zo'n buitenissige naam opknapten. Er moest een wet bestaan, die je het recht gaf later van naam te veranderen."

„Tja..." mediteerde Kyra. „Ik heb een meisje gekend dat Liefje heette. Dat kind kan de grootste ruzie krijgen met de hele wereld en toch blijft ze Liefje... ook een prestatie."

Zita gierde het opeens uit. Ze slingerde enthousiast met haar berafelde benen en ze ving Kyra's blik naar haar onderdanen. „Vind jij 'm mooi?" vroeg ze. „Geestig, die rafels aan de onderkant, hè?"

Ja, als balmasqué-kostuum wel," Kyra's ogen waren zacht en vriendelijk. „Nee, ik spot heus niet. Je moet het zelf weten, maar je zou er écht leuk uit kunnen zien."

„Weet ik wel," de benen slingerden nu verwoed en er was een diepe frons tussen de donkere wenkbrauwen. „Maar dan denken ze dat ik bakzeil haal!"

„Kind, laat ze toch denken!" merkte Teun op. „Dan mag je je ook wel eens afvragen wat wij dachten toen we uitgerekend jou uit die ouwe koets zagen komen."

Zita had wel gevoel voor humor en ze bekende: „Daar had ik het om gedaan! Omdat mam en pap naar dat ouderwetse pension wilden en dol waren op die postkoets. Ik wou helemaal niet mee, nou en toen nam ik wraak, hè."

Op dat ogenblik begon buiten een trompet te schetteren.

„De koets is toch niet naar het station?" schrok Kyra. „O, nee, dat is Dirk niet... die loopt in de tuin."

Dirk liep niet, maar hij draafde en wel achter zijn kostbare trompet aan, die zich in de handen van Joost bevond. Kyra opende de keukendeur en Joost keek in de wilde ren om. Hij struikelde en viel met zijn voorhoofd op de rand van de trompet. Dirk zag wit van schrik en Joost krabbelde overeind met een bloedende wond boven zijn oog. Teun was met verbluffende snelheid komen aanlopen.

„Lijkt erger dan het is," constateerde ze, terwijl ze de luid brullende Joost vierkant oppakte. „Zolang je nog zo tekeer kunt gaan schikt het nog wel, m'n joch."

Kyra rende naar de telefoon. Ze had een panische angst voor bloed, maar het was niet nodig dat ze opbelde. Juist op dat ogenblik sprong Lon voor het huis uit de lage, zwarte wagen van de dokter.

,Lieve deugd, wat heb jij?" vroeg Lon verschrikt. Je ziet zo wit als een doek!"

„Wilt u even binnenkomen?" vroeg Kyra. „De kleine jongen van een van de gasten is lelijk gevallen."

Meteen stond Van Donckeren naast zijn auto en koerste in gestrekte pas op het huis af. Kyra draafde achter hem aan. „In de keuken," hijgde ze.

Hij knikte alleen maar en liep om het huis heen. In de keuken vonden ze Teun bezig om Joost te sussen. Van Donckeren stond even verwonderd stil, dan knikte hij Teun toe, alsof ze een oude bekende voor hem was en inspecteerde daarna de wond van het nog steeds brullende Joostje.

„Valt mee, hoeft niet gehecht te worden," zei hij tegen Teun. „Help me maar even... en jij... hoe heet je. O.Joost... nou, je moet nog even op je tanden bijten en een stoere jongen zijn. Je krijgt een mooi verbandje om je bol."

„Néé... néé..." krijste Joostje, trappelend tegen de tafelpoot.

„Ben je dan geen flinke jongen?" fleemde Lon.

,Jaaa... aaa, maar flinke jongens voelen óók wel pijn," brulde Joost, hij kronkelde als een paling en gaf Kyra een fikse trap tegen haar hand, zodat de tranen in haar ogen sprongen.

Toen had de dokter opeens genoeg van deze dwaze vertoning. Het was duidelijk dat Joost probeerde zich interessant te maken.

„Wel, hier en gun ter, is het nou uit!" Zijn stem donderde door de keuken en met een beslist gebaar plantte hij Joostje opnieuw op zijn stevige zitvlak. „Als je nou je mond niet houdt, zul je eens zien wat ik doe!"

Als bij toverslag klapte Joost zijn kaken op elkaar en hield zich muisstil. Een paar minuten later arriveerde Andra, gealarmeerd door Dirk, in de keuken en bezag het strijdtoneel. Joosts hoofd was reeds voorzien van een keurig verband. „Het is heus niets bijzonders," troostte Van Donckeren haar, met een vlugge, geruststellende glimlach naar haar verschrikte gezichtje-

„Pfff..." Andra wuifde zich koelte toe. „Die jongen heeft altijd iets. Hij is nooit helemaal gaaf, maar ik schrik er iedere keer van!" „Hij heeft beslist een goede schutsengel," zei de dokter, zijn ogen gleden naar Kyra's verontwaardigde gezichtje. Er kwam een geamuseerde uitdrukking in zijn ogen. Ze zag hem voor een echte kinderbeul aan, omdat hij het arme gewonde jongetje afgeblaft had.

„Teun, heb je koffie voor ons?" zong Lons jolige stem. „De dokter wil misschien ook wel een kopje?"

„Als het niet langer dan vijf minuten duurt voor Teun de koffie serveert dan graag," accepteerde hij.

Opnieuw gleden zijn ogen naar Kyra. Het was duidelijk dat ze het niet eens was met Lons woorden, maar beleefdheidshalve moest ze wel doen alsof ze het best vond. Het gezelschap verhuisde dus naar de zitkamer.

„Zeg, Kyra, kan ik morgenavond mijn uitgaansavond krijgen?" vroeg Lon.

Onaangenaam getroffen keek Kyra naar haar zusje. Misschien bedoelde Lon het als een grap, maar het klonk uitdagend. „Doe niet zo dwaas," zei ze stug. ,Alsof ik jou in je vrijheid zou willen beknotten. We hebben samen plichten, maar ik ben alleen op je hulp gesteld zolang ze vrijwillig gegeven wordt." „Nou ja, de hele zaak is eigenlijk meer van jou dan van mij uitgegaan." Lon roerde verwoed in haar koffie. „Zo'n gewetenszaak hoeven we er ook niet van te maken. Het gaat er alleen om dat ik morgenavond graag zou uitgaan. Er wordt een dansavond gegeven in 'Union' en dokter Van Donckeren heeft me uitgenodigd." „Nu, dan ga je toch. Leuk voor je," zei Kyra rustig. Ze was het hele gedoe al hartelijk moe. Ze had er al ruzie om gemaakt met Lon, maar dat vertikte ze verder. Als Lon dan beslist haar zinnen erop had gezet om de dokter voor haar zegekar te binden, dan zou zij er geen woord meer over zeggen. Het was misschien wel heel verkeerd om haar tegen te werken, want dat stijfde Lon gewoonlijk in haar dwaze plannen. Andra, die een goed psychologe was, doorzag de hele situatie. Lon, met haar aantrekkelijke gezichtje en lieve maniertjes was in wezen alleen maar een kleine egoïstische gouddelfster. Kyra, ze mocht misschien stug lijken, maar ze was duizendmaal meer waard, eerlijk en trots, met een warm hart.

Kyra zou kunnen vechten voor een ideaal en veel fouten maken, ze kon hopeloos koppig zijn, maar ze was ongetwijfeld in staat om met heel haar hart van iemand te houden en dan voorgoed. Kyra keek naar Joost, die voortdurend om Van Donckeren heendraaide. De dokter klopte hem eens bemoedigend op zijn schouder en stond op om weg te gaan. Toen hij Kyra een hand gaf, keek hij even oplettend naar het handje, dat tamelijk onwillig in de zijne lag.

„Die schop is nogal aangekomen, hè?" constateerde hij.

„Ik voel er niets meer van," Kyra trok haar hand terug, ze keek hem met donkere, boze ogen aan.

Hij haalde lachend zijn schouders op en nam afscheid van Andra, waarna hij met Lon naar buiten liep.

Joost keek de dokter met aanbiddende ogen na en zei: „Wat een lieve dokter, hè mammie?"

Kyra, die zich nog steeds verontwaardigd voelde over de manier waarop Van Donckeren Joost tot de orde had geroepen, hapte letterlijk naar adem.

Buiten zei Lon met een onschuldige glimlach: „Wat een geluk dat u juist in de buurt was, toen Joost dat ongeluk had. U hielp hem zo vlot, dat Kyra misschien haar onvriendelijke woorden van gisteravond ook wel zal intrekken... o, het spijt me... ik verspreek me. Ik flap er ook altijd maar alles uit!"

Michael van Donckeren keek neer in de onschuldige blauwe kijkers. Hij doorzag de bedoeling. Meisjes als Lon probeerden altijd bij voorbaat eventuele mededingsters onmogelijk te maken. Het was duidelijk dat Lon popelde om hem te vertellen wat Kyra over hem gezegd had.

„Och, we zeggen allemaal wel eens dingen, die we niet goed kunnen verantwoorden," zei hij rustig, terwijl hij in zijn wagen stapte.

„O, natuurlijk meende ze het niet, want het was echt ongerijmd," gaf Lon lachend toe. „Want hoe kun je nou een modedokter zijn als je in zo'n negorij zit als Boshegge... of zou ze bedoelen dat u al die verwende patiënten in 'Union' ook moet behandelen?" Die klap was gevoelig aangekomen, constateerde het vinnige ding tevreden. Ze zou Kyra wel eens afleren om met haar trotse houding overal indruk te willen maken. De mensen hoefden tenslotte niet altijd te denken dat meisjes als Kyra onaantastbaar zijn en boven alle kleinzielig gedoe verheven.

Enfin, die uitnodiging voor het bal had ze toch maar veroverd. Zingend liep ze terug en vond Kyra bezig om de koffiekopjes op een blad te stapelen. Ze was daar alleen. Andra was met Joost weggegaan en Zita slenterde door de tuin. „Help je me even?" vroeg Kyra.

„Kunnen de meisjes dat niet doen?" Lon trok een lang gezicht. „Nee, dat kunnen ze niet. Ze hebben boven meer dan genoeg te doen," weerde Kyra af.

Lon nam het blad van haar over, maar bij de deur bleef ze nog even staan en vroeg vleiend: „Zeg Kyra, mag ik morgenavond jouw cocktailjurk lenen?"

„Maar die is splinternieuw. Ik heb de jurk nog nooit aangehad,"

Kyra keek haar verschrikt aan. „O, nee, Lon, dat kun je me echt niet aandoen. Ik zal 'm toch zelf ook binnenkort nodig hebben als we hier een avondje geven."

„Nou ja, dan niet!" Lon keilde de deur in het slot.

In de keuken zette ze het blad neer en wilde weglopen, maar Teun hield haar tegen.

„Was die kopjes zelf even af," zei ze rustig. „De meisjes hebben geen tijd, die zijn met de kamers bezig. Ik heb geen tijd en uw zuster kan niet alles doen."

Lon werd rood van woede en opende haar mond om een vinnig antwoord te geven, maar er was iets in Teuns ogen dat haar tegenhield.

„Wel?" vroeg Teun, ze had haast en zo'n standbeeld bij de deur kon ze tenslotte wel missen.

Het was één woord en helaas juist één woord te veel. „Denk je dat ik me laat drillen door de keukenmeid?" vroeg Lon grof, ze had het fatsoen om van haar eigen woorden te schrikken. Teun roerde ongestoord de pudding. „O ja, hoor, want keukenmeiden zijn zeldzaam... en, om nou maar even de punten op de i te zetten: Denk jij dat keukenmeiden zich laten drillen door een groen kind dat nog geen aardappel kan koken en te lui is om een kopje af te wassen? En nou alsjeblieft als de weerlicht m'n keuken uit, want je mag ze niet eens meer afwassen." De verblufte Lon vond zichzelf terug aan de andere kant van de gesloten keukendeur.

Toen bekroop haar de angst dat Teun haar betrekking zou opzeggen. Ze begreep toch wel dat ze dan een ontzettende strop zouden hebben. Kyra zou woedend zijn! Ze klopte op de keukendeur. Teuns massale gestalte kwam tevoorschijn. Ja, wat nou weer?" vroeg ze nors.

„Ik... ik meende het niet zo. Mag ik... zou je het alsjeblieft niet tegen Kyra willen zeggen, Teun?" Het klonk beslist nederig. Teun doorzag best dat het geen zuiver berouw was, maar de angst dat ze ontslag zou nemen.

„In orde," zei ze kort, ze opende de deur en Lon ging afwassen. Onberoerd door alles wat zich in en om het huis afspeelde, lag Ina in het prieel met een boek waarin ze niet las en ze keek naar de bladeren van de kastanje boven haar hoofd en naar de jolig kwetterende vogels. Soms viel ze in slaap, maar meestal bleven angstige gedachten haar pijnigen. Langs het grindpad kwam de lange gestalte van Georg van Galen. Haastig sloot ze de ogen. Ze hoorde hem stilstaan en dan kwam zijn stem een beetje spottend: „Doe uw ogen maar weer open. Ik zal me heus niet opdringen als u liever alleen wilt zijn."

„O..." zei Ina beschaamd, ze opende wijd en verschrikt haar ogen. „Ik weet wel dat het onvriendelijk lijkt, maar..." „Het lijkt niet alleen onvriendelijk, het is erg onaardig," merkte hij droog op. „U mag dan behoefte aan rust hebben en dat geloof ik zeker, toch is rust nog iets anders dan zich volkomen willen afsluiten van de mensen. Dat lukt u niet, zolang u midden tussen hen leeft." „U weet er niets van," beet ze van zich af en even kwamen de donkere ogen tot leven. „Ik wil volslagen rust."

Ja, dan zou ik u aanraden om niet in een pension te gaan, maar onderdak te vragen in een klooster." Van Galens stem klonk volkomen kalm. „Nee, kijk me maar niet zo verwonderd aan. Ik méén het."

„Ik poseer niet," zei ze bevend van verontwaardiging. „Hoe durft u!"

Je poseert niet bewust," gaf hij toe. „Kom, Ina, probeer eens belang te stellen in andere mensen. Denk je dat ons gastvrouwtje het gemakkelijk heeft? Wees eens aardig tegen haar en tegen dat kind dat daar in de verte zo aarzelend staat te kijken en niet dichterbij durft te komen... Zita!"

Hij verhief zijn stem en wenkte haar. Zita kwam met grote sprongen aanrennen. Ze plofte aan hun voeten in het gras neer en in één adem deed ze het verhaal van Joost en de dokter. Georg van Galen stopte zijn pijp en grinnikte ondeugend.

„Wel, je ziet Ina, dat die tactiek méér wordt toegepast en wat Joostjes reactie is. Daar stel jij je ongeveer mee gelijk, niet?" Jij... jij..." Ina stotterde van louter narigheid. „Ga weg met die stinkpijp... ik kan er niet tegen... ik kan niet tegen je geklets en niet tegen je gezelschap en niet tegen... o... nergens tegen." Ze snikte, vloog uit haar stoel op en rende naar het huis toe alsof ze achternagezeten werd.

„Gó, dat is uw schuld!" zei Zita beschuldigend, ze keek naar Van Galen, die in de verlaten stoel was gaan zitten.

„Tjaaa, het is natuurlijk lam, maar het was nodig," deelde hij mee.

„Praat er maar niet over, Zita. Het zou zo naar zijn voor Ina als de anderen wisten dat ze haar zelfbeheersing verloren heeft."

„Ik zal wel zwijgen," zei Zita, ze sprong overeind als een duveltje uit een doosje, zodat haar paardenstaart wipte. „Deed u het expres...

haar aan het huilen te maken?"

Georg van Galen keek haar zachtmoedig aan.

„Zachte heelmeesters... enzovoort, hè Zita! Enfin, je kent de rest en sméér 'm nou, want ik moet denken."

„Wat betekent dat je lui wilt zijn," sprak zijn neef, opduikend vanachter een groep struiken. „Laat hem maar, Zita. Zullen we samen een eindje wandelen voor de lunch?"

Zita stemde gretig toe. Oom Georg opende slaperig één oog en keek het stel grinnikend na.

„Vind jij..." opende Zita resoluut de conversatie, „mijn kleren ook zo idioot? Zég het maar gerust. Iedereen zegt tegen mij precies wat hij wil."

Leo schoot in de lach. „Als je oom Georg bedoelt, die zegt iedereen de waarheid, maar hij is een leuke vent. Je moet het hem maar niet kwalijk nemen."

Zita luisterde er niet eens naar, ze ging verder: „Hebben Miek en Loudi je verteld hoe ik héét?"

,Ja, en wat dan nog?" Hij vroeg het rustig. „Ik vind het wel grappig klinken. Niet belachelijk in ieder geval. Ik ken een meisje dat Zwaantje heet."

„Erg voor haar," voelde Zita mee.

„Och, waarom?" Het namenprobleem liet hem koud. „En die kleren van je... nou, een beetje érg kleurig, net een verfpalet." Ja, met een kwast erover." Zita streelde haar paardenstaart. Leo lachte. Dit kind had gevoel voor humor en lang geen lelijk gezichtje. Ze had mooie blauwe ogen en een grappig wipneusje. Haar mond was veel te groot, maar ze had mooie tanden en een gezellige lach.

„Heb je geen andere kleren?," vroeg hij.

„Kasten vol," zei Zita, de onverschillige. „De goeie paps haat het om me zo rond te zien springen, maar mama vindt 't wel artistiek." Leo vergeleek dit gesprek met het praatje dat hij met Miek en Loudi had gevoerd. Die kinderen hadden werkelijk niets anders gedaan dan dit kind zwart maken, zo onschuldig weg. Zita had dat niet, ze dacht er zelfs niet eens aan.

De gezichten van Zita's klasgenoten waren een studie waard toen ze tegen lunchtijd Zita zagen aankomen in gezelschap van Leo van Galen. Kyra was een beetje stil, want Lon had het woord. Niemand bleek haar dat bal in 'Union' bar te benijden, maar dat drong eenvoudigweg niet tot haar door. De volgende dag had Kyra nog minder hulp van haar dan gewoonlijk. Lon leefde volkomen in een uitgaansroes. Ze moest naar de kapper en ze kwam niet alleen met een stijf gekapt hoofd, maar ook met tien vurigrood beschilderde nagels thuis. Het was geen zacht rood, het was vlammend papaverrood.

Dirk vertelde grinnikend aan Bas dat juffrouw Lon een kip geslacht had en vergeten was haar nagels schoon te maken, wat ongelukkigerwijs door de spelende Ingeborg werd opgevangen, die het glorieus aan tafel uitkraaide.

„Hoe onsmakelijk," sprak Lon fier en direct na het diner trok ze naar boven.

Kyra verwachtte dat Lon zoals gewoonlijk zou roepen of ze haar wilde komen helpen, maar het bleef stil. Michael van Donckeren zou om halfacht komen, maar toen hij twintig minuten te laat arriveerde, was Lon nog niet beneden. Kyra ontving hem beleefd, maar dat was dan ook alles wat ervan gezegd kon worden. Van Donckeren dacht aan de onvriendelijke woorden die dit meisje met haar fijne gezichtje en rustige grijze ogen over hem gezegd had, ofschoon ze hem toch niet kende.

„Geloof jij in spontane antipathie?" vroeg hij zo onverwachts dat ze hem verschrikt aankeek.

Ze werd er niet wijzer van. Zijn ogen waren raadselachtig in zijn strakke, beheerste gezicht.

„Een vreemde vraag," zei ze afwerend. „Maar ik geloof zeker dat onze intuïtie ons soms waarschuwt voor een bepaald persoon." Juist... heb je daar dikwijls last van?" Nu dansten er plagende lichtjes in de ogen van de dokter.

„Ik? Wat... wat bedoelt u?" Het klonk niet erg intelligent. Waarom liet ze zich door die man in de war brengen? Dwaasheid natuurlijk. Als hij soms dacht dat ze van plan was zich als een kopie van Lon te gedragen, was hij toch wel aan het verkeerde adres. „Nu, dat lijkt me vrij duidelijk!" Michael haalde de schouders op. „Neem je altijd alles zo ernstig op, Kyra? Moetje er direct allerlei duistere gedachten aan vastknopen als je zusje eens een avond gezellig uit wil en als ik ook eens een avond verstrooiing zoek? Het dorp biedt niet dikwijls een dergelijk evenement, weet je." „Hoe komt u erbij om te denken dat ik me daar iets van aantrek." Kyra's stem klonk ijzig. „Bovendien... ik wist niet dat ik u toegestaan had mij Kyra te noemen."

Michael van Donckeren kneep zijn ogen half dicht en zijn glimlach was spottend: „Mijn lieve jongedame, het is ook een buitengewoon mooie naam. Je kunt er beter heel zuinig op zijn. Misschien zou het ook aanbeveling verdienen om wat zuiniger op je woorden te zijn." Kyra haalde haar schouders op, ze keerde zich om en liep naar de deur. „Dokter Van Donckeren, ik heb wel iets anders te doen dan raadseltjes op te lossen."

„Denk er toch maar eens over na." De donkere stem was onheilspellend vriendelijk.

Op dat ogenblik vloog de deur open en Lon vlinderde binnen. Michael van Donckeren had het trotse nest graag door elkaar gerammeld. Een houding als een prinses, maar intussen roddelde ze toch maar heel ordinair over mensen die ze niet kende, althans volgens Lon. Een heel verkeerde houding voor iemand die voortdurend met vreemden in huis moest leven. Toch had hij ondanks alles even een vaag gevoel van medelijden toen hij Kyra's verblekend gezichtje zag bij Lons wervelende binnenkomst. „O, Lon, waarom heb je dat nou gedaan!" Het was een noodkreet. „Mijn beste jurk en ik heb hem zelf nog nooit aangehad." „Och zeur toch niet, Kyra!" Lon lachte zorgeloos, maar haar ogen waren hard. Jij hebt het ding toch niet nodig en hij is zoveel mooier dan de mijne. Je gunt me ook nooit iets!"

Van Donckeren keek even van het mooie pruilende gezichte naar Kyra's ogen, waarin, ondanks alle zelfbeheersing, twee dikke tranen parelden. Hij was een te goed psycholoog om niet te beseffen wat het voor een vrouw betekent als een ander met haar splinternieuwe jurk verdwijnt en dan nog wel ongevraagd. Het bleek dat er onder het gladde oppervlak toch meer tussen deze twee zo verschillende zusjes gebeurde dan men zou denken. Dit was in ieder geval geen punt in het voordeel van Lon, maar misschien was het waar dat Kyra haar weinig gunde. Hoewel het toch ook weer geen twijfel leed dat Kyra in ieder geval hard werkte om een succes van hun onderneming te maken en Lon tot nog toe weinig meer had uitgevoerd dan in het dorp rondhangen. Lon was de kamer uitgelopen en Van Donckeren aarzelde nog even. „Neem het maar niet te zwaar op," zei hij zacht. „Ze meent het niet zo kwaad."

„Een kale troost." Kyra's lachje was vreugdeloos. De hele avond bleef hem dat trieste, witte gezichte bij en hij kon Lon niet bewonderen, omdat hij wist dat de beeldige groen en gouden jurk bij Kyra hoorde. Lon amuseerde zich intussen kostelijk en sloeg geen dans over. Ze vond het eigenlijk helemaal niet zo leuk toen Van Donckeren haar ten slotte meenam om haar aan zijn ouders voor te stellen.

Mevrouw Van Donckeren, klein en elegant, met prachtig wit haar en donkere ogen, stak het meisje spontaan de hand toe. De vader van de dokter was een lange man met rustige grijze ogen. Lon had trouwens geen last van verlegenheid en ze babbelde binnen tien minuten alsof ze Michaels ouders al jaren kende.

Michael zat geamuseerd te luisteren. Wat een rad tongele had dat kind. Amusant was ze ook wel, maar toch... voor Lons bekoorlijke beeld schoof zich telkens weer een verdrietig gezichte.

„Het is prachtig dat het zo goed gaat met 't Boshuis," zei de oude heer Van Donckeren. „Het was ook een aardig initiatief. Zoiets trekt natuurlijk wel, vooral als er een goede keuken is." „Nou, daar hoeft u niet aan te twijfelen," lachte zijn zoon. „Begrijpt u het hoe twee pasbeginnende meisjes erin slagen een beroemdheid als Teun, alias Tona te strikken. Het is u nooit gelukt, vader en er zijn méér huizen van naam die er kapitalen voor over zouden hebben." Hij wendde zich tot Lon en vroeg: „Heb je haar boek met beroemde handtekeningen al gezien? Heel veel groten der aarde staan in dat boek, soms zijn de namen vergezeld van een of andere geestige tekening of een puntig loflied op Tona's internationaal beroemde kookkunst."

„Oooo..." kreunde Lon, ze leunde achterover in haar stoel. „Ik val dadelijk flauw van schrik. We... wisten helemaal niet dat Teun zo'n culinaire beroemdheid was. We vonden alleen wel dat ze erg lekker kookte. Oom Joost heeft haar aangenomen." „Oh, lieve onschuld!" Mevrouw Van Donckeren schoot in een hartelijke lach.

„Nu, in ieder geval hebben jullie een reuze trekpleister." ,Ja, ze is wel erg bijdehand, hoor," vertrouwde Lon hun toe. „Ik vind het een kat, maar Kyra dweept met haar en ze helpt Kyra, geloof ik, overal wel erg goed mee."

Mevrouw Van Donckeren keek nog eens naar het mooie gezichte tegenover haar. Ze kreeg sterk de indruk dat Kyra overal voor moest opdraaien.

„Had Kyra vanavond ook geen lust gehad om hier te komen?"' vroeg ze zacht. „Ik zou haar ook wel eens willen leren kennen." „We kunnen toch niet allebei tegelijk van huis," merkte Lon op. „Misschien kunt u eens komen theedrinken bij ons?" „Als Kyra het goed vindt," vulde Michael aan, het klonk wrevelig. „Het is immers net zo goed mijn huis." Lon lachte zorgeloos. „Natuurlijk is ze het met mijn uitnodiging eens." „Zijn jullie maar met z'n beidjes?" vroeg mijnheer Van Donckeren. „Thierry, Tina en Merel zijn bij familie ondergebracht," Lon trok even haar schouders op. „Kyra is dol op hen... ik ook wel natuurlijk, maar voor haar maken ze de hele wereld uit." Van dat nieuws keken de drie Van Donckerens verbaasd op. De achtergrond rond Kyra verdiepte zich en meer nog dan eerst rees in mevrouw Van Donckeren het verlangen het meisje te ontmoeten. Een slanke officier kwam naar hun tafel en vroeg Lon om een dans. Lon keek vragend naar Michael, die instemmend knikte. De drie mensen aan de tafel in de hoek keken naar het gracieuze figuurtje in het groen.

„Een mooi vlinderde," zei de oude heer rustig. „Het zusje moet wel een heel ander type zijn. Op zo'n luchthartig ding als dit kan geen zaak drijven. Ze schudt alle stofjes van haar vleugeltjes en danst onbekommerd in de zonneschijn."

„Kyra? O ja, die is héél anders," gaf Michael toe. „Lang en slank, met zacht donker haar en heel grote grijze ogen. Ernstig, trots en koppig. Ze heeft een gruwelijke hekel aan mij." Mevrouw Van Donckeren glimlachte sereen. Ze was gewend aan Michaels manier om ronduit op de naakte waarheid af te rennen of die nu vleiend was of niet voor hem of de mensen in zijn omgeving. „Heb je het er dan naar gemaakt?" vroeg zijn vader vermaakt. Michael haalde de schouders op. „Ze is erg lichtgeraakt en ik geloof dat ze onze eerste ontmoetingen als evenzoveel beledigingen heeft opgevat. Eén keer heeft m'n wagen Lon en haar met modder bespat, de tweede keer heeft het halve dorp, en ik natuurlijk ook, zich tranen gelachen om hun aankomst in Boshegge, waarbij Bas in de ouwe krakende koets op het toneel kwam en de derde maal heb ik Lon en haar uitgefoeterd, omdat ze in het donker voor m'n wagen opdoken. Verder bezit Kyra een even scherp tongetje als Lon, dat heb ik wel ondervonden."

Mevrouw Van Donckeren keek even naar haar man, hij knipoogde voorzichtig. Hun zoon zag het niet, hij zag evenmin iets van de aanmoedigende blikken die er in zijn richting werden geworpen. Hij rookte zwijgend en zijn knappe gezicht stond opeens nors. Mevrouw Van Donckeren trok de conclusie dat hij, hoewel hij Lon had meegenomen, boordevol belangstelling voor de andere zuster zat en dat verwonderde haar. Michael toonde over het algemeen bitter weinig belangstelling voor de andere sekse. Hij negeerde het te veel aan adoratie met gemoedelijke onverschilligheid. Toch kon hij het blijkbaar niet al te best verdragen dat Lons zusje hem niet mocht. Nee, ventje, dat ben je niet gewend, dacht ze vermaakt. Lon kwam juist terug van de dansvloer, toen er een kelner naar Michael toekwam en hem iets toefluisterde. Hij stond meteen op. „Wel, ik moet weg, Lon. Het spijt me. Ik denk niet dat ik gauw klaar zal zijn."

Lons gezicht verduisterde. Het was hier nu juist zo gezellig. Ze had nog niets geen lust om naar huis te gaan.

„Als Lon nog wat wil blijven, dan brengen we haar straks wel even thuis," bood mijnheer Van Donckeren aan.

Lon juichte het plan enthousiast toe, al vond ze het jammer dat Michael weg moest.

Michael suisde in zijn snelle wagen over de bosweg. Hij kwam langs 'Het Boshuis', waar het licht nog brandde in de zitkamer. In een glimp zag hij een donker hoofd, gebogen over een boek. Zou ze op Lon wachten? Ze was toch wel erg eenzaam. Ondanks alle ergernis had hij toch medelijden met haar. Kyra hief luisterend het hoofd op. Was dat Lon al? Nee, het geluid van de wagen stierf weg. Om één uur kwam Lon pas thuis. Ze liep zachtjes de trap op en duwde de deur van Kyra's kamer open. „Daag!" zei ze achteloos. “Ik dacht wel dat je niet zou slapen, maar begin alsjeblieft niet over die jurk te zaniken." „Och neen." Kyra leunde terug in de kussens, ze keek naar de jurk. „Hou jij die jurk nu maar. De pret is er voor mij toch af." „Nou, dank je wel hoor," accepteerde Lon dankbaar. „O zeg, ik heb Micha's ouders ontmoet. Erg aardige mensen en ze hebben me thuisgebracht. Michael werd om elf uur weggeroepen, maar ik heb me toch nog best geamuseerd, en... Kyra, weet jij wie onze Teun is? Een griezelig beroemde kokkin Tona uit Amsterdam, op wie volksstammen buitenlanders en Nederlanders dol zijn, niet zozeer op Tona zelf, maar op haar fantastische kookkunst." „O, wat verschrikkelijk!" fluisterde Kyra en de tranen schoten haar in de ogen. „Dan houden we haar ook niet lang en ze is juist zo'n geweldige steun. Ik begrijp niet waarom ze dan juist hier gekomen is."

Ja, dat wist Lon ook niet en het interesseerde haar maar matig. Ze tolde van de slaap, maar Kyra lag nog lang wakker. Ze zag de toekomst somber in, zonder Teuns hulp. Alles leek opeens zo zwaar, zo moeilijk en ze had opeens genoeg van de hele onderneming. Wat had dokter Van Donckeren bedoeld toen hij had gezegd dat ze zuiniger op haar woorden moest zijn? Ze had toch niets over hem gezegd. Och ja, ze had tegen Lon gezegd dat ze hem een 'modedokter' vond. Daar had ze geen enkele reden toe gehad, maar ze was boos geweest en dan zei je wel eens dingen die je niet kon verantwoorden. Ze kon trouwens niet geloven dat Lon zoiets verteld zou hebben. Ze kwam er niet meer uit en zuchtend draaide ze van links naar rechts. Lon had er zo snoezig uitgezien in haar jurk. Zou ze dikwijls met de dokter gedanst hebben? Och, wat dééd het er ook allemaal toe! Ten slotte viel ze in een onrustige slaap en het had niet veel gescheeld of ze had de volgende morgen de wekker genegeerd. Lon kwam kijken of ze nog niet op was. Kyra kwam traag overeind. Ze keek naar Lon, die er fris en uitgerust uitzag. Ze vroeg plompverloren: „Zeg, heb jij aan dokter Van Donckeren verteld, dat ik hem een modedokter heb genoemd?" Lon had tenminste de betamelijkheid om te blozen. „Hoe... hoe kom je daaraan? Heeft hij dat verteld? Het was eigenlijk helemaal m'n bedoeling niet."

Je bent wel een loyale zus," vond Kyra en haar stem klonk minachtend. „Bah, Lon, hoe kon je zo iets doen! Wat er in jou is gevaren begrijp ik niet. Of ben je altijd zo geweest en heb ik het nooit willen zien?"

Je blaast alles zo verschrikkelijk op," zei Lon verongelijkt. „Kom nou maar liever naar beneden."

Lon trok de deur dicht en draafde de trappen af. Ze moest toch de honneurs waarnemen als Kyra er niet was. Die morgen verraste Zita het gezelschap door te verschijnen in een smaakvolle blauwlinnen jurk, met witte schoentjes en een witte ketting. Het leek een heel ander en heel aantrekkelijk meisje. Ina begon uit eigen beweging een gesprek met Andra. Joost informeerde of de aardige dokter zijn hoofd straks weer kwam verbinden. Ingeborg zag kans om aan de slippen van Dirks geliefkoosde huisknechtenomhulsel te gaan hangen, zodat het jasje scheurde. Dat was te veel voor zijn overkropt gemoed. Gisteren zijn trompet en nu zijn jasje, de attributen van zijn dubbele waardigheid! „Oe... lillijke aap!" kreet Dirk. „Mamma... Dirk wil me slaan." Ingeborg vloog de kamer binnen, glijdend over het parket verschanste ze zich achter haar moeder. Achter haar aan plofte Dirk naar binnen. Het was een leven als een oordeel. Kyra stond op, ze pakte Dirk stevig bij zijn kraag en trok hem achteruit.

„Schaam je, Dirk. Een echte huisknecht bewaart altijd zijn houding. Ingeborg is nog maar zo klein!" Ja, maar 't is een aap," hield Dirk vol.

„Gelijk heb je," sprak vader Perry. „Geen onzin, Ingeborg. Je laat Dirk met rust en die jas... nou, die moet jij uitje spaarpot betalen." Ingeborg gedroeg zich sportief en aanvaardde pa's beslissing als een rechtvaardige straf.

De rust keerde weer. Men ontbeet verder. Ingeborg zat rustig aan tafel. In de tuin floot Dirk.

Na tafel, toen de gasten zich verspreid hadden, ging Kyra naar de keuken. Teun was daar alleen. Ze keek op en de vrolijke groet bestierf haar op de lippen, toen ze Kyra's gezichtje zag. „Teun, waarom heb jij dat nou gedaan?," vroeg ze verwijtend. „Wist oom Joost wie jij was?"

„Natuurlijk kindje," zei Teun rustig. „Ik kende je oom Joost nog uit de tijd dat ik bij vrienden van hem diende... o, jaren geleden, hoor. Daarna ben ik, door verschillende gelukkige omstandigheden en mijn kooktalent zo'n beetje een culinaire beroemdheid geworden. Dat is waar, maar het is ook waar dat ik het gejaagde leven beu begon te worden. Ik wilde iets anders, een beetje gezelliger en rustiger. Dat heb ik zeker een jaar geleden eens verteld aan die mensen waar ik vroeger gediend heb... aardige mensen en waar ik nog dikwijls kom. Och, en ik bleef toch in Amsterdam, sleur, zie je. Toen jouw oom aan de familie Van den Burg vertelde over 'Het Boshuis' en de moeilijkheid een betrouwbare hulp voor jullie te krijgen, die een oog in het zeil hield en jullie kon steunen als het nodig was, dachten ze aan mij. Ik voelde er veel voor, het leek me prettig om iets te helpen opbouwen. Je oom en ik vonden het beter dat jullie je zoveel mogelijk vrij bleven voelen. Ik vind het fijn dat alles zo goed loopt en ik mag je graag, Kyra. Daarom ben ik van plan jullie te blijven helpen."

Je bent een engel, Teun," zei Kyra, terwijl ze opstond en haar armen om de welgedane hals van de dikke engel sloeg. Teun schoot in de lach. Blijkbaar had ze zelf toch ook een andere voorstelling van deze etherische wezens.

„Ha, beroemdheid!" Lon stak haar hoofd om de deur. „Later hangen we hier een kaart neer: 'Aan dit fornuis stond eens de beroemde kook-ster Tona'."

Dat was de manier waarop Lon het hele geval opnam. Teun schoof de zusters met zachte dwang haar domein uit. Een paar minuten later kondigde het gerinkel met potten en pannen en vergenoegd gezang aan dat Teun weer in haar element was en een aanvang had gemaakt met een nieuw culinair gedicht.