HOOFDSTUK 4
Ze hadden Bas Lom niet laten weten hoe laat ze zouden arriveren. Dat hadden ze nagelaten omdat ze bang waren dat hij met de postkoets aan het station zou verschijnen.
„Zo opzichtig, hè?" had Kyra aarzelend gezegd. „Laten wij de postkoets maar door onze eerste gasten inwijden, ik vind het zo zot als wij zelf bepakt en beladen onze entree in het dorp per koets maken."
Je bent mal," had Lon kortaf gezegd. Juist een goede reclame. Het hele dorp weet er toch al van. Jij bent ook zo'n hazenhart. Ik klim voor mijn part wel naast Bas op de bok." Deze keer was het anders dan de eerste maal. Toen waren zij de enige reizigers geweest met bestemming Boshegge, maar nu begon langzamerhand het vakantieseizoen. Voor het station stond een prachtige stationcar te wachten, waarop met gouden letters 'Union' te lezen stond.
„Nou, dit voertuig is in ieder geval niet voor ons," constateerde Kyra laconiek. Het lokte haar bij nader inzien toch niet zo bar aan om met haar koffertje naar 'Het Boshuis' te sjouwen.
Haar ogen gleden verder. Ze zag een lage, zwarte wagen, waarvan de bestuurder haar vaag bekend voorkwam. De man keek ook naar hen op een rustige, bijna onpersoonlijke manier.
„Zou dat ook een zomergast zijn, die knappe donkere," zei Lon geïnteresseerd.
„Kan zijn. Of de dorpsdokter. Kijk maar eens naar zijn voorruit,"
merkte Kyra. „Zie je de esculaap, een niet zo'n héél bescheiden dingetje. Hij wil best weten dat hij dokter is."
Lon vond dat Kyra's stem onberedeneerd vinnig klonk.
„Nou, laat hem de pret." Ze schokte met haar schouders. „Zouden we een lift vragen?"
Kyra hapte naar adem, maar op hetzelfde ogenblik verscheen op het stationsplein het meest wonderlijke vehikel dat ze ooit gezien hadden. Op de bok zat Bas, met naast zich Dirk in roze livrei. Als tegenwicht droeg de oude man een blauwe boezeroen en een beslist vettig petje op zijn ronde hoofd.
Lon zette haar koffer pardoes neer en ging erop zitten. Kyra staarde naar het voorwereldlijk vehikel, dat statig naderbij hobbelde. Op dat ogenblik verlangde ze vurig naar de statige, stijlvolle postkoets, vooral toen ze de twee lachende ogen en 'n beslist spottende grijns ontwaarde in de doktersauto. Ze herkende de man opeens. Hij was het die hen met modder bespoten had toen ze de eerste keer hier waren gekomen en hij erom had gelachen, zoals hij ook nu lachte. Kyra was te woedend om de humor van de hele dwaze situatie te kunnen inzien. Alle ogen in lachende gezichten, die vanuit de stationcar van 'Union' keken, prikten als venijnige spelden.
„Daomes!" groette Bas joviaal. „Ik docht zo: Ik zal maor effe aon de trein gaon kijke. Durk wou mee."
Durk kukelde in zijn ijver om hun koffers op te laden bijna naar beneden, wat een lachexplosie bij de toeschouwers ten gevolge had. De chauffeur van 'Union' dacht er zelfs niet over om weg te rijden, evenmin als de dokter. Het stationspersoneel drukte de neuzen plat tegen de ruiten, voor zover het niet buiten te hoop was gelopen. Bas was naar beneden geklommen en opende deftig het portier.
„O..." zuchtte Lon, dan gierde ze het opeens uit: „Behoort dit luxe vervoermiddel tot ons bezit?"
Jaowel, daomes en hij loopt nog best," zei Bas stralend.
„Het is een poppenkast op wieltjes," sprak Kyra geschokt. „Moeten wij daarmee naar huis? Ik ga liever lopen."
„Tjaa..." Bas krabde eens onder zijn petje. „Mooi is-ie niet, maar betrouwbaar, al kraakt-ie een bietje."
Dirk liet plechtig een opvouwbaar trapje neer en toen werd het ook Kyra te machtig. Het was te zot en bovendien werkte het geschater van de dubbelgebogen, vuurrode Lon aanstekelijk. „Nou, vooruit dan maar, voor ééns en nooit meer," sprak ze dreigend, terwijl ze probeerde zo elegant mogelijk via drie wankele treetjes in het rijtuig te belanden. Het mislukte. Ze kwam met een plof, die het geheel deed schudden alsof het een prooi was geworden van een stormvlaag, in het duistere binnenste terecht. Snikkend van het lachen volgde Lon haar.
Dirk, die er genoeg van begon te krijgen, wipte de koffers naar binnen, rolde de trap op en smeet de deur in het slot. Met een vlugge sprong zat hij weer op de bok en toen trokken de paarden aan. Buiten ging een hoeraatje op, maar de beide passagiers waagden er geen blik aan. Kyra durfde niet en Lon was onmachtig van het lachen.
Zo was de gedenkwaardige aankomst van de chatelaines van 'Het Boshuis'.
Tegen de tijd dat het vehikel voor het huis stilhield, waren ze juist weer wat gekalmeerd. Kyra zei, terwijl ze op de grond sprong: „Als je het ooit waagt om een gast met die antiquiteit af te halen, dan kijk ik je nooit meer aan, Bas. Zie je... voor ons was het niet zo erg, wij hebben de bedoeling erg gewaardeerd, maar voor oudere mensen zou het geschok in dat ding minder aangenaam zijn." „De oude dame ging er wel eens mee rijden," verdedigde Bas zich, er twinkelde iets olijks in zijn ogen.
„Wat een moedige vrouw was ze," verzuchtte Kyra, die al haar spieren voelde.
De twee aardige meisjes kwamen naar buiten lopen om hen te begroeten en op de achtergrond troonde de omvangrijke figuur van de gedienstige, die, volgens de uitdrukkelijke wens van oom Joost, de scepter in de keuken zou zwaaien en de meisjes ook verder met raad en daad zou bijstaan. Ze moest, als alle verhalen waar waren, fantastisch kunnen koken, ze zag er uit als de beste reclame voor haar kookkunst en, ook alweer volgens de wijze voogd, ze had een vriendelijk karakter en bezat een onkreukbare eerlijkheid. Een halfuur later zaten Kyra en Lon in het hoekje bij het raam, waar ze een glorieus uitzicht hadden op de glooiende boshellingen. Teun bracht thee met toastjes, die er stuk voor stuk uitzagen als culinaire gedichtjes.
„Als dit een soort examenstuk is, dan is ze geslaagd," merkte Kyra op, terwijl ze tevergeefs trachtte te ontleden waarmee het toastje versierd was. „Geslaagd met lof en een twaalf. Dat zo'n dikke, gezellige tante zulke luchtige romantische dingskes kan bedenken! Zoiets is het resultaat van een speelse geest. Dit is vast in geen kookboek te vinden en als ze voortgaat om ons zo te voederen, dan wegen we zo honderd kilo, niet tezamen, maar apart." Lon bekeek verliefd een roset uit een augurkje gesneden en ze ontfermden zich ieder over een gevuld tomatenmandje, gemaakt van een uitgeholde halve tomaat en met een stevig schijfje van dezelfde vrucht als hengsel.
„Vergelijk ma Geelman hierbij!" zuchtte Lon voldaan, ze belde en kort daarop stond de bolle keukenprinses voor hen.
„Teuntje, het was machtig," zei Kyra. „Het was bijna te mooi om op te eten, maar het smaakte allemaal verrukkelijk. Als je onze gasten zo verwent, krijg je ze nooit meer weg. Dit is zeker nog maar een bescheiden voorproefje?"
,Ja, zo is het, hoor," zei Teun gemoedelijk.
Ze had weliswaar een interessant gedenkboekje kunnen aanleggen van de bloemrijke woorden waarmede beroemde mannen en vrouwen haar kookkunst hadden bezongen, maar ze had zo haar plezier in dit ondernemende tweetal, dat direct haar genegenheid had gewonnen. Ze wilde tenslotte ook wel eens wat rust en gezelligheid en ongedwongen sympathie. Teun had er zo haar eigen genoegen in dat de meisjes niet wisten hoe beroemd haar kookkunst wel was. Als het aan haar lag, zou ze wel zorgen dat 'Het Boshuis' ook om de keuken vermaard werd.
„Ik vind Teun een juweel," beweerde Lon, zodra de deur achter deze dame was dichtgevallen. „En een gezéllig juweel. Ik zou eigenlijk dolgraag in haar keuken gaan zitten en vragen of ze poffertjes voor me bakken wil. Oom Joost weet wel wat hij doet." Kyra begreep die neiging. Teun had werkelijk iets moederlijks en gezelligs, maar ze had wel eens gelezen dat keukenprinsessen het niet dulden als een onbevoegde een voet op heilig terrein zet, dus besloot ze dit een beetje behoedzaam aan te leggen. Toen ze het ten slotte waagde naar de keuken te gaan, klopte ze bescheiden aan de deur. Teun deed open en keek haar verwonderd aan. „Mag ik binnenkomen?" vroeg Kyra timide.
„Maar kind, natuurlijk." Teun zwaaide de deur open. „Het is toch je eigen huis. Ga daar maar zitten."
„Wat ruikt het hier lekker!" Kyra trok haar voeten op de sport van de stoel en sloeg haar armen om haar knieën. Ze droeg een ruiten overgooier en een wit bloesje en ze leek niet ouder dan veertien, zoals ze daar zat.
„Morgen komen de eerste gasten," zei ze met een zucht. „Het lijkt me toch wel griezelig."
„Kan zijn, maar nooit laten merken." Teun roerde voorzichtig in een deegachtige substantie. Je doet maar net alsof de wereld van jou is en tenslotte is dit stukje wereld van jou, kind!" Kyra maakte een instemmend geluidje, ze keek nadenkend naar Teun. Ze vond het helemaal niet gek dat Teun haar 'kind' noemde en eigenlijk was het een rustgevende gedachte dat de keuken in zulke bekwame handen was. Het kon haar geen zier schelen dat ze haar waardigheid te grabbel gooide toen ze zei: „Teun, als ik ergens geen raad mee weet, mag ik dan bij jou komen? Het is voor ons allemaal zo vreemd, weet je. Je lijkt me zo ervaren." Dus dat had het slimme ding toch wel gauw gemerkt. Teun glimlachte en zei geruststellend: „Altijd, hoor kind. Laat het maar aan Teun over, al zou ik wel graag willen dat we iedere morgen samen het menu opmaakten."
„Maar je weet het veel beter dan ik," sputterde Kyra tegen. „U moet het leren," zei Teun rustig. ,.En de twee meisjes zijn lief en gewillig, maar ze moeten voelen dat u de baas bent, snapt u? Daarom alleen al bespreken we samen het menu en als er iets is, dan kan ik u een wenk geven."
Je bent een parel," verzuchtte Kyra, terwijl ze zich van de hoge stoel liet glijden.
„Dat is een gewichtige parel," sprak het juweel droog.
Vanaf dat ogenblik had Teun het tengere donkere meisje voorgoed in haar hart gesloten en het was deze keer eens niet Lon met haar zonnige charme die de eerste prijs wegsleepte.
„Morgen gaat de koets in gebruik, Teun. Om drie uur arriveren de heer en mevrouw Van Pollen met hun zeventienjarige dochter, die de schone naam Zita draagt. Ik ben zo benieuwd wat mijn eerste gasten voor mensen zijn. Zita... de naam past wel bij ouderwetse charme, hè?"
„Een naam is een bedriegelijk etiket," sprak Teun. „Soms, tenminste. Bij u niet, maar toch... ik heb een meisje gekend dat ze Latje noemden. Ik weet niet eens waar het een afkorting van was, maar ze woog honderd kilo zonder emballage."
Kyra sloot de keukendeur en dook schaterend de zitkamer binnen. Lon genoot van het verhaal en merkte spits op: „Teun praat net alsof ze haar hele leven in Boshegge in de keuken heeft gestaan. Een vlotte is het, hoor."
Het diner bewees die avond dat Teun er niet aan dacht haar werkgeefsters honger te laten lijden. Ze gebruikten de rest van de dag om, zoals Lon het noemde, de puntjes op de i te zetten. Het huis was volmaakt in orde en de kamer van de familie Van Pollen was voorzien van alles wat verwende gasten konden verlangen, tot zelfs een pul met smaakvol geschikte bloemen in de zitkamer toe. Ze gingen vroeg naar bed en zagen de volgende dag, waarop 'Het Boshuis' officieel de deuren zou openen, met verlangen en ook wel met een beetje angst tegemoet.
De klok van de kerk sloeg zeven uur toen Kyra alweer naast haar bed stond. Het beloofde een stralende dag te worden. Ze leunde naar buiten en snoof gretig de pittige lucht in. Over de velden hing nog een lichte nevel.
„Wat doe je toch?" kreunde Lon, die erg moeilijk kon opstaan. „Kom toch in bed. Het is nog nacht."
„Het is volop dag." Kyra trok haar hoofd terug. „Kind, het is gewoon een wonder buiten. Verslaap je leven niet." Lon lag moed te verzamelen, ze had zich juist steunend overeind gewerkt, toen Kyra fris en vrolijk uit de badkamer terugkwam. Ze besloot een aardig linnen jurkje aan te trekken, rood en wit geblokt, met een rimpelrok en aan de vierkante hals twee grappige fluwelen strikjes als garnering. Kyra had smaak, dacht Lon bewonderend. Het was, in alle eenvoud, precies de jurk die het volmaakt dééd tegen deze achtergrond, modern, maar met een grappig ouderwets effect. Dirk bracht, glunderend in zijn roze-wit gestreepte jasje, de post binnen toen de beide meisjes aan het ontbijt zaten in de zonnige erker.
„Dirk, je bent zo van de film weggelopen," lachte Lon. „Het staatje keurig. Wat is nou precies jouw arbeid?"
Kyra bekeek het joch goedkeurend. Ja, wat is je taak, page?"
„Ik doe dienst op alle fronten," grinnikte de page en hij voegde er vertrouwelijk achter: „Ik heb vorig jaar een paar weken in 'Union'
geholpen en geloof maar dat er lastige mirakels bij zijn, hoor. Ze willen de gekste dingen." „Onze gasten zijn allemaal rustige lui," zei Kyra vertrouwend. „Nou, ik hoop het niet." Dirk lachte van zijn ene oor tot zijn andere, de sproeten op zijn gezicht leken te dansen. „Kun je nog eens lachen! Er was er daar een, die belde midden in de nacht de hele tent wakker. Ze was die avond tevoren vergeten het te vragen en ze wou het liever nu maar ineens doen. Een heel ouwe Amerikaanse, die wou weten hoe laat de Rembrandttentoonstelling in Eemsterdèm de volgende morgen werd geopend. Nou, als ze het aan mij gevraagd had, zou ik gezegd hebben: Mevrouw, als u nou vertrekt staat u helemaal vooraan. Een poosje in de rij staan, maar da's niet zo erg."
Kyra schudde haar hoofd en strekte haar hand uit naar de post. „Denk erom, knaap, eerbied voor onze gasten, hoor. Je rijdt vanmiddag zeker in vol ornaat mee?"
„Nou, en wat graag!" Dirk boog als een knipmes en verdween uit de kamer, hij had de lichte wenk van Kyra wel gevoeld. „Waarom deed je dat nou?" vroeg Lon wrevelig. „Het is zo'n geestig joch."
,Ja, maar dat moet hij blijven," zei Kyra beslist. „Die jongens worden gauw te overmoedig en dan zit hij dadelijk de hele dag met de gasten te converseren of haalt kattenkwaad uit. Een beetje moet hij de teugel toch wel voelen, hoor."
De meisjes brachten een rustige ochtend door. Ze voelden zich erg gewichtig toen klokslag tien uur Teuntje binnenmarcheerde om het menu te bespreken. Lon zat haar gewoon met open mond aan te staren. Ze hadden het getroffen, want zo'n efficiënte gedienstige moest je beslist met een lamp gaan zoeken. ,Je doet maar, Teun, als je denkt dat zo'n uitgelezen diner niet te kostbaar wordt," schoof Kyra van zich af. „Mijn arme hoofd duizelt nog. Geurige, heldere soep... klinkt gezellig zeg... kip met compote, waarvan jij het speciale geheim bezit. Verder aardappelpuree en gefrituurde aardappeltjes. Eén van de notenvla's, waarvan het recept alweer alleen aan jou bekend is. Er hoort witte wijn bij geserveerd te worden, zeg je, maar... lieve deugd, Teun, moeten we nog een wijnkelder gaan aanleggen ook?"
Het klonk zo afgrijselijk benauwd dat Teun haar bedarend op de arm klopte.
Ja, dat móet, maar heus, de kosten komen er wel weer uit. Ik kan het duur laten smaken en u moet alles duur laten klinken, de rest laat u maar aan mij over. Als ik u nou nog een goede raad mag geven: Let altijd op de sfeer tijdens het diner. Dek de tafels nooit vluchtig of nét alleen maar netjes. Gebruik gerust het mooiste damast en de zilveren kandelaars en het mooiste kristal en als u handig bent, steekt u de kaarsen nog aan ook. Zo, en nu ga ik eens vlug naar m'n domein terug."
„O, gezegende oom Joost, die ons Teun verschafte," verzuchtte Lon.
„Dat heeft ze toch zeker niet allemaal in een of andere boerenkeuken in Boshegge geleerd?"
Om ongeveer drie uur kwam het grote ogenblik. Bas, onherkenbaar in een fantastisch donkergroen kostuum, reed de postkoets naar buiten. Of hij zich erg op zijn gemak voelde in iets anders dan zijn blauwe werkpak was de vraag, maar hij speelde braaf mee en Dirk glom gewoonweg van trots in een verkleinde kopie van het kostuum van Bas en met een jagershoedje achter op zijn blonde hoofd. Kyra en Lon stonden op het terras en keken geboeid toe. Zoals de postkoets in de verte over het bospad reed, had het iets onwerkelijks, een hallucinatie die thuishoorde in een vertelling van Dickens.
„Het is nog heel iets anders dan wanneer het ding in de stal staat," zei Lon. „Nou zie je pas hoe sprookjesachtig het is. Ik zou er best een rit in willen maken."
Ze keerde zich om en kwam tot de ontdekking dat Teun en de twee meisjes de aftocht ook hadden gadegeslagen. „O, juffrouw, wat énig!" riep Nellie enthousiast. „Wat zullen ze kijken in het dorp en bij 'Union'. Iedereen was zo nieuwsgierig naar de koets."
„Dio en Cora zijn ook een paar beste paarden," zei Teun tevreden. „Ze zien er goed uit, zijn niet te saai en zullen er toch heus niet met de koets vandoor gaan."
„Maar wél duur." Kyra keek haar even aan en lachte. „Ik weet al wat je wilt zeggen, Teun. Het komt er wel weer uit. Je moet beginnen met goeie spullen, dat is het halve gewin."
Ze hadden geen rust en drentelden maar wat door de tuin en verschikten de stoelen op het terras nog eens. Kyra was nauwelijks in een stoel neergezonken om zich een schijn van rust en waardigheid te geven of ze vloog zo wild overeind dat de stoel bijna kantelde.
„Lon, daar komen ze. Hoor je Dirk op de hoorn blazen?" Lon draafde achter haar aan om niets van de aankomst te missen. Dof en ritmisch kloefden de paardenhoeven over de zachte grond. Dirk blies zijn wangen bol en Bas wuifde met de zweep terwijl hij de koets met vaardige hand langs de oprijlaan joeg om ze precies voor het bordes tot stilstand te brengen. Dirk buitelde van de bok om met zwier het portier te openen. Kyra staarde met grote ogen en ingehouden adem naar het meisje dat uit de postkoets stapte. Ze was in zo'n flagrante tegenstelling met het vervoermiddel waarmee ze gekomen was dat het de beide meisjes met stomheid sloeg. Bakvissen met paardenstaarten kunnen pittig en charmant zijn en een onverschillige rok en dito bloesje neemt iedereen graag op de koop toe, maar dit was een ander soort bakvis, waarop het stempel 'Saint Germain des Prés' met vette letters geschreven stond vanaf haar kruin tot aan haar tenen. Een bakvis, die er aan alle kanten maling aan had hoe ze er uitzag en dit wenste te demonstreren tot in het belachelijke toe. Ze had een lange, griezelige, steile paardenstaart, met een eind veter bijeengehouden en ze droeg een pony, die tot in haar ogen hing. Een wit en blauw gestreepte katoenen broek, die tot op haar kuiten zwabberde, zag eruit alsof hij eigenlijk met 'pyjama' betiteld moest worden. Het geheel werd bekroond door een vormloos vlamrood jak en een paar gummi badkamerslippers. Kyra hoorde Lon een gesmoord geluid geven. Achter de dochter daalden een dikke ma en een dito pa, zuchtend en steunend naar de veilige grond. Toen liepen de beide dienstmeisjes vooruit om zich over de koffers te ontfermen die door Bas en Dirk werden uitgeladen. De eerste gasten waren gearriveerd! Kyra stak vlug haar hand uit en drukte de hand van het meisje, dat haar met een vlugge kritische blik opnam.
„Welkom in 'Het Boshuis'," zei ze hartelijk. „Ik ben Kyra Daelheym."
„De eigenares van dit pension?" De jongedame trok de wenkbrauwen op. „Ik dacht dat u oud zou zijn en... o ja, ik ben Zita van Pollen."
Intussen waren ma en pa Van Pollen naderbij getreden. „Gut, wat is het warm," opende ma Van Pollen de conversatie, ze wapperde met een eau-de-cologne-zakdoek en stak de andere hand uit naar Kyra. „Ik hoop dat we een flinke kamer hebben en niet aan de zonkant?"
„In de morgenuren schijnt de zon er, maar dan bent u immers toch niet op uw kamer," zei Kyra vlug. „Mag ik u voorgaan?" „Nou kind, het ziet er hier aardig uit," merkte de dikke pa genoeglijk lachend op.
Lon kwam vooruit om kennis te maken, ze oogstte dezelfde kritische blikken van ma en Zita en een grijns van de gemoedelijke pa.
Onder aanvoering van Kyra beklom de kleine stoet langzaam de trap. Achter hen bezweek Dirk bijna onder het gewicht van een grote koffer.
„Wat hobbelde die koets!" Dat was ma.
„Tja, het is geen luxe slee, maar ze heeft sfeer en ik zat er best," voegde pa eraan toe, die er blijkbaar voortdurend op uit was de scherpe kantjes glad te slijpen.
Arme, goedige pa, dacht Kyra medelijdend. Ze had hem al in haar hart gesloten.
Ja, we doen het dan ook alleen om de sfeer," gaf ze toe. „Maar de meeste mensen geven niet om een beetje ongemak en zo slecht is de koets nog niet, ze veert zelfs."
Ze waren bij de kamers gekomen en Kyra wachtte een beetje angstig op de kritiek.
„Hmm... schoon en groot genoeg," merkte ma Van Pollen genadig op.
Kyra reageerde er niet op en Dirk zette de koffer midden in de kamer. Lon had Zita haar kamer gewezen. Deze jongedame wipte meteen in de brede vensterbank en keek grinnikend rond. „Wat een ouderwetse tent, zeg! Als het niet om pa en moe geweest was, dan was ik niet meegegaan. Ik móest mee. Om te beschimmelen gewoonweg!"
Lons gezicht kreeg een nietszeggende uitdrukking, ze gleden van de paardenstaart naar de slippers.
Wat dacht dat kind eigenlijk? Dat ze hier in een panopticum terecht was gekomen?
Ze maakte een spottende buiging. „Dank u. Zien wij er dan zo beschimmeld uit?"
Zita's ogen gleden vlug langs de knappe, vlotte verschijning, ze las spot in de blauwe ogen.
„Zo bedoel ik het niet, maar ik begrijp toch niet hoe de mensen er pret aan kunnen hebben om de oude tijd uit het stof op te diepen." „Dus het is niet mooi?" vroeg Lon ronduit. „Wij vinden het énig. O, we houden heus van nieuwerwetse dingen, hoor, maar zo'n juweeltje als dit huis... nu, zo zijn er niet veel."
Zita haalde de schouders op. Het was duidelijk dat ze tegen haar zin was meegesleept en ze wenste dat te onderstrepen door haar houding.
Kyra vond Lon in de zitkamer, toen ze beneden kwam. Ze keken elkaar eens aan.
„Het mag dan tot de goede toon horen om niet over onze gasten te roddelen," zei Lon gedempt, „maar de ironie van onze éérste gast die uit de postkoets sprong in dat piassenpakje... o, Kyra... ik wist gewoonweg geen raad! Gelukkig dat je het decorum redde." „Ik denk dat de mensen in het dorp heel wat aan haar zullen verkijken," meende Kyra zuchtend. „In ieder geval hoop ik dat de tweede lading, die met de volgende trein arriveert, wat gezelliger zal blijken te zijn. Ik ben nu al doodmoe van het gekwebbel van ma Van Pollen."
„Ze zal niet veel gewend zijn," zei Lon sussend, ze telde op haar vingers af: „Dus komen straks de heer en mevrouw Finster Verburg met hun twee jeugdige spruiten, een juffrouw Ronema en dan nog twee meisjes, Loudi van Veen en Miek Tenning. Zeven stuks. Dan kan Dirk blazen: 'Ik heb m'n wagen volgeladen'!" Ja, en behalve de beide heren Van Galen is de zaak dan voorlopig compleet." Kyra zakte in een stoel neer en voelde aan haar hoofd. „Het duizelt me nu al. Zo'n stortvloed van vreemde mensen! Wat zijn we begonnen!"
Lon gaf haar een speelse duw. „Kom, doe niet zo suf! Je had méér reden om te jammeren wanneer we geen enkele gast hadden. Het zal best meevallen en pa Polletje is een lieverd, die zich dood schaamt om dat gezanik van zijn vrouw."
Kyra veerde plotseling overeind, ze lachte alweer. Het zou toch ook al te kinderachtig zijn om zich zo gauw uit het veld te laten slaan. De familie dronk samen thee in de achtertuin onder een fleurige parasol. Zita hing verveeld in een stoel, met één been over de zijleuning. Er werd geen aanmerking op gemaakt. Het was met een benauwd hart dat Kyra voor de tweede keer de terugkomst van de postkoets afwachtte, hoewel ze ook nu niet aan de bekoring van het voertuig tegen de achtergrond van de dichte bossen kon ontkomen. Hoe anders liep het deze keer af! Toen de koets de oprijlaan oprolde, zagen ze aan één kant twee lachende meisjeshoofden uit het raam, aan de andere kant twee van pret en opwinding schreeuwende kinderen. Deze keer lachten ze heerlijk bevrijdend hardop om de vrolijke kluwen die uit de koets kwam buitelen. Alles praatte door elkaar. De meisjes schudden handen en hoorden enthousiaste verhalen over de fantastische rit door de bossen en twee ondeugende kabouters van ongeveer zeven jaar hadden het grootste woord. Het jongetje wilde beslist Dio aaien en werd door Bas opgetild. Het leek op de thuiskomst van een gelukkige familie. Kyra en Lon stonden er gelukkig, maar een beetje verbluft, tussen. Toen pakte een lange man het jongetje bij zijn kraag en een klein, pittig vrouwtje trok het meisje aan haar ceintuur naar zich toe. „En nou stilte!" bulderde de man en zowaar, het werd stil. „Zo, en nou zullen we eens beginnen met ons aan de gastvrouwen voor te stellen." De man maakte een buiging. „Hier naast me staat m'n vrouw. Ze heet Andra, ik heet Perry en de twee blagen luisteren naar Joost en Ingeborg... als ze een brave bui hebben." „Het is me een buitengewoon genoegen..." begon Kyra opgelucht, die zich bij de naam Finster Verburg een op decorum gesteld paar had voorgesteld, met twee griezelig brave kinderen. „Ik ben Loudi en dat is Miek." Het donkere meisje trok haar vriendin dichterbij. „We hebben zo genoten van de rit en wat ligt het huis mooi! Het lijkt me hier zo gezellig."
Jullie lijken ons gelukkig ook heel gezellig," zei Lon. Ja hoor, ik weet niet of we dat wel horen te zeggen, maar we zijn nog nieuwelingen in het vak."
Het laatste lid van het gezelschap bleek juffrouw Ina Ronema te zijn. Kyra schatte haar achter in de twintig. Ze had een bleek ovaal gezichtje en donkere ogen, die te groot voor het kleine gezicht leken. Ze zag er vriendelijk uit, maar miste de uitbundigheid van de anderen. Haar stem was heel zacht en zij was de eerste die naar binnen ging. Het huis was opeens vol geluid en vrolijke stemmen. Ze voelden er allemaal voor om in de tuin te komen theedrinken. Ma Van Pollen zat daar nog steeds alsof ze audiëntie verleende. Zita hing nog steeds in de stoel en pa knoopte een gesprek met Lon aan. De eersten die beneden kwamen waren de twee vriendinnen. Kyra zag Loudi naar adem happen toen ze Zita, als een kleurige verfspat in haar stoel zag hangen. Ze plofte in een stoel neer, dicht bij Zita.
„Kind, wat is de wereld toch klein! Ik dacht dat je naar Parijs zou gaan?"
„Ik mocht niet van ma," zei Zita nuffig.
Juist... heel verstandig." Mieke knipoogde. „Zeg, kun jij dadelijk nog uit de knoop? Ik zou vastroesten als ik zo vijf minuten moest zitten."
„Och..." lispelde Zita kwijnend, ze trok haar been naar zich toe en draaide haar armen in een normale stand. „Gelukkig," mompelde pa sotto voce.
Wat aarzelend stond in de deuropening juffrouw Ronema, alsof ze terugschrok voor het grote gezelschap en de drukte. Vanaf het eerste ogenblik had Kyra zich tot haar aangetrokken gevoeld. Ze liep vlug over het grote grasveld naar haar toe.
Juffrouw Ronema, als u liever rustig wilt zitten, dan kan ik u het prieel hier om de hoek aanraden," zei ze met een vlugge glimlach. „Maar wij zouden het erg prettig vinden als u een poosje bij ons komt. Dit uurtje is zo echt geschikt om elkaar een beetje beter te leren kennen."
„Natuurlijk, doe ik dat, als u het graag hebt." Ina Ronema's lach was vermoeid. „Och ja, het kan haast niet anders dat de sfeer in zo'n lieflijk oud huis en onder het beheer van jonge mensen anders... béter is dan in een hotel, waar je allemaal langs elkaar heen loopt. Weet u wel dat het geheel een verrassing is? Ik hoop dat het in de toekomst nooit bedorven zal worden door te veel populariteit."
Ze liepen samen over het grasveld naar de tafel die in de schaduw van de oude kastanje stond. Ina knikte vriendelijk en ging zitten. Zo los en elegant dat Lon even naar Zita keek. Alle ogen waren op Ina gericht, die er uitzag alsof ze zo van een Parijse modeplaat was gestapt. Toch droeg ze maar een simpel wit jurkje en witte schoentjes. Lon bekeek haar benijdend. Om zo je kleren te kunnen dragen was ook een gave! Waar had ze toch dat kleine, ovale gezichte met de donkere ogen méér gezien? Iemand die op haar leek? Nee, dat kon bijna niet. Ze had geen alledaags gezicht en ze was zonder twijfel een persoonlijkheid aan wie je niet voorbijging zonder haar op te merken. Enfin, het wilde haar niet te binnen schieten! Misschien verbeeldde ze het zich ook alleen maar. Op dat ogenblik sloeg de rust nadrukkelijk op de vlucht. De familie Finster Verburg maakte haar entree en iedereen keek geamuseerd toe. De lange man had de arm om de schouders van het kleine vrouwtje geslagen en hij deed één pas tegen twee trippelpasjes van haar. Voor hen uit draafden Joost en Ingeborg. Het vrouwtje keek vrolijk de kring rond. Ze behoorde tot het type dat met iedereen goede vrienden is en door iedereen aardig gevonden wordt, alleen om haar natuurlijke vriendelijkheid. Haar man was kennelijk dol op haar en dat bleek wederkerig.
Ze waren voorbestemd om binnen enkele dagen voor iedereen Andra en Perry te zijn en, zoals Lon lachend opmerkte, die namen hoorden bij elkaar als 'Saskia en Rembrandt' of Josefine en Napoleon'.
Ingeborg, in een geel nylonjurkje, wekte de indruk van een vrolijke vlinder en ze maakte op haar vrijmoedige manier kennis met de kring. Het gesprek verliep nogal onschuldig, wat lang niet altijd het geval was. Tot Ingeborg Zita in haar gezichtsveld kreeg. Ze stond daar, met de armpjes op haar rug, de stevige beentjes wijd uit elkaar in het gras geplant. Iedereen keek geamuseerd naar het pittige ding.
„Daag!" zong haar stemmetje. „Ik heb ook een paardenstaart!" Ze boog haar hoofd, om het grappige krullenpruikje in haar halsje te laten bewonderen. ,Ja," zei Zita dociel.
„En ik heb ook een pietjama, maar die ligt op m'n bedje," Ingeborg ging gehurkt zitten om Zita's streepjespantalon aan een nader onderzoek te onderwerpen.
„Het is geen pyjama," Zita's stem was hoog en bits.
„Is welles," bitste Ingeborg boos terug. „En geenééns een mooie, hè
mams?"
„Ingeborg, kom je hier!" gebood papa met luide stem. Ingeborg droop af, met een pruillip en Joost, die het voor zijn zusje opnam, keek Zita fel aan en zei uitdagend: „En je hebt badschoenen aan en die hebben wij ook, maar wij dragen ze als we gaan zwemmen!"
Toen redde papa Van Pollen de situatie door bulderend te lachen. Hij klopte de ziedende dochter op haar bol en zei tevreden: „Net wat ik je zei, kind. Jij houdt er nu van om zo uitgedost rond te lopen, maar uit de mond van kinderen hoor je de simpele waarheid."
„Och, al die anderen zijn beschimmeld." Verder reikten Zita's uitdrukkingsmogelijkheden blijkbaar niet. „Suf en beschimmeld. Dit is tenminste fris en vlot en modern."
„Beschimmeld, zei je?" Pa's ogen gleden nadenkend langs Kyra en Lon, langs de vlotte Andra en de elegante Ina. Ze konden hem niet overtuigen van zijn dochters wonderlijke standpunt. Kyra, die ondanks alles medelijden kreeg met Zita, bracht het gesprek handig op een ander onderwerp. Later liet ze het aan Lon over om gastvrouw te spelen en haastte ze zich naar binnen om toe te zien bij het dekken van de tafel.
,Alles is in orde, kind," zei Teun met een vriendelijk knikje. ,Je hoeft je niet op te winden, hoor. Het gaat best daarbuiten. Ik heb wel graag dat ze op tijd aan tafel gaan, want anders krijgen ze met mij te doen. Het diner moet góed op tafel komen." Dat gebeurde dan ook en het eten was werkelijk niet alleen voor de gasten een verrassing. Lon en Kyra konden zich niet herinneren, dat ze ooit zo'n uitgelezen dineetje hadden meegemaakt. „Wat zal het er hier sprookjesachtig uitzien wanneer de kaarsen branden," zei Andra verlangend. „Wat jammer eigenlijk dat het in de zomer nog zo volop licht is tegen etenstijd. Kunnen we niet eens een middernachtelijk diner houden? Compleet met familiespook... dat er niet is," vulde ze vlug aan.
„Mijn broer wilde er graag voor spelen," zei Kyra lachend, en ze wist dat hij dat graag zou willen.
Lon keek de vrolijke kring rond. De meisjes Loudi en Mieke zouden twee weken blijven, maar de overigen hadden voor een maand gehuurd, terwijl Ina voor onbepaalde tijd zou blijven. Zou dat kind Zita geen enkele jurk bezitten? Nu had ze weer een groene broek aan, met een oranjekleurig vest. Dat was zeker haar avonduitrusting.
Papa Van Pollen hield een loflied op de keukenprinses en hij raadde de meisjes aan om zuinig op dit juweel te zijn. Ze zaten nog aan tafel toen Dirk kwam vertellen dat er twee nieuwe gasten waren gearriveerd.
„Zonder koets," fluisterde hij Kyra toe, terwijl ze met hem meeliep. „Ze hebben beslist al een trektocht gemaakt, want ze zien er erg verfomfaaid uit."
Het waren de heren Van Galen, vermoeid en stoffig, in shorts gehuld en verlangend naar een bad en een stevige maaltijd. Kyra schatte oom Van Galen op ongeveer vijfendertig jaar. Een sympathiek gezicht met heldere, scherpe ogen en fors belijnd. Neef Van Galen was beslist niet ouder dan twintig, een aardig, openhartig type, stoer en blond. Nederlands van top tot teen. In ongelooflijk korte tijd waren de beide heren, nu gekleed in keurige colbertkostuums, weer beneden. Ze voelden er alles voor om het maal de eer te bewijzen die het verdiende. Het was begrijpelijk dat de ogen van het tweetal onderzoekend langs de andere gasten gleden, maar ronduit komisch was de uitdrukking van intense verbazing die er in Leo van Galens ogen kwam toen hij Zita ontdekte. Ze paste in deze omgeving net zo slecht als een jazztrompetsolo in Beethovens Negende. Zita keek brutaal terug. Een aardappel glipte van haar vork, schoot terug in de jus, die rondspatte, en wipte over haar bord midden op het vlekkeloze damast. Toen schaamde Zita zich, ze werd scharlakenrood en zag eruit alsof ze in tranen zou uitbarsten. „Doe toch niet zo onhandig, Zita! Heb je geen manieren?" beet haar moeder haar toe.
Kyra redde de situatie door ongedwongen te beweren dat dergelijke dingen nu eenmaal iedereen wel eens overkwamen en dat zijzelf het eens had meegemaakt dat een vrij hard gebakje de lucht inschoot, toen ze het vorkje erin wilde zetten.
Zita's ogen, wazig van onvergoten tranen, keken schichtig naar Kyra's vriendelijke gezichtje.
„En toen?" vroeg Mieke genietend.
„O, het landde met een plons in mijn koffie," fantaseerde Kyra lustig. „Het was gewoonweg een ravage."
Ze zag Lons verwonderde ogen en voorzichtig schopte ze haar onder de tafel, maar Lon blééf verwonderd kijken en de oudste Van Galen grinnikte. Hij had de zaak volkomen door, aangezien de voor Lon bestemde schop tegen zijn schenen was beland. Hij nam het zeer sportief op. Hij leidde het gesprek in een andere richting. Zita had de vette aardappel verduisterd en Kyra schoof terloops het vaasje violen op de vlek. Georg van Galen vertelde levendig over de reis die hij met zijn neef had gemaakt.
„Ik ben nog nooit in het buitenland geweest," bekende Loudi, ze keerde zich naar Ina, die maar stilletjes zat te luisteren. „Bent u wel eens buiten de grenzen geweest?"
Er was even een licht wantrouwen in Ina's ogen, dan zei ze onverschillig: „O ja, verschillende malen."
Het was een gewone opmerking, maar Georg van Galen liet niet merken dat hij haar woorden belangrijk vond, evenals haar boeiende persoonlijkheid. Onvriendelijk was Ina niet, maar wel erg teruggetrokken. Na het diner gingen enkele gasten wandelen, andere zaten in de tuin en Loudi en Mieke liepen samen naar het dorp.
In de verlaten zitkamer was alleen Ina. Ze stond bij de vleugelpiano en bladerde verstrooid in een muziekbundel. Haar gezichte had een vreemde, melancholieke uitdrukking. „Mag ik binnenkomen?" vroeg een vriendelijke stem. Bij de terrasdeur stond Georg van Galen. „Dit is algemeen terrein," zei ze schouderophalend. „Op dit ogenblik was het alleen uw terrein," verbeterde hij vlug. „U was zo in gedachten verzonken. Soms zijn gedachten prettige vrienden."
Ina gaf hem een snelle blik. Wat wilde die man toch van haar? Vanmiddag aan tafel had ze al gevoeld dat hij telkens in haar richting keek. Konden ze haar dan geen van allen met rust laten? Ze stond op en liep naar de deur. Daar keerde ze zich nog even om. „Ik ben het liefst met mijn gedachten alleen." Het klonk botter dan de bedoeling was en ze schrok ervan, maar Van Galen zei vriendelijk: Ja, dat heb ik gemerkt, maar in een kleine gemeenschap als deze kunt u zich moeilijk altijd terugtrekken. Weet u, die twee meisjes doen zo hun best om het ons naar de zin te maken. Ze zullen nog gaan denken dat u het hier niet prettig vindt."
Ina sloot de deur zachtjes en dat kostte haar zelfbeheersing. Wat een brutale vlerk! Daar had ze maar even een standje geïncasseerd alsof ze een klein kind was. Je mag niet pruilen hoor. Denk eens om je gastvrouw! Wie van de twee zou er zoveel indruk op hem gemaakt hebben? De donkere Kyra of de mooie blonde Lon? Wat deed het er ook allemaal toe. Ze had genoeg aan zichzelf en haar eigen narigheid. Het was intussen donker geworden en voor korte tijd ontslagen van de zorg voor de gasten, liepen Kyra en Lon gearmd langs het bospad in de richting van het dorp. Ze spraken weinig. Het was een moedgevende maar vermoeiende dag geweest. Je moet eigenlijk met een huis vol gasten ogen op stokjes hebben, die alle kanten tegelijk uit kunnen draaien," zei Lon, terwijl ze een geeuw smoorde. „Het is heus wel een geschikte troep. Ina is een zuurpruim en Zita een raar wicht... maar, nou ja, dat hindert niet. Zou Ina een duister verleden hebben?"
„Och, wat wéét je in werkelijkheid van al die mensen." Kyra zuchtte diep. Je ziet alleen de buitenkant en dat is dikwijls als een huis met gesloten luiken. Daarom mocht ik Zita opeens toen ze wou gaan huilen om die uit de band gesprongen aardappel... op dat ogenblik was ze écht nog een kind en zolang zo'n kleinigheid haar nog iets dóet, is al het andere maar een dun laagje kleurig vernis... en dan, om nu van Ina te zeggen dat ze een zuurpruim is... nee, dat zou ik toch niet graag beweren. Dat er iets is dat haar hindert, geloof ik zeker, maar 't is niet onze zaak om te proberen al onze gasten binnenstebuiten te keren. Ze zijn niet allemaal zo verrukkelijk ongecompliceerd als Perry en Andra." „Misschien een ongelukkige liefde," veronderstelde Lon. „Nee, suffie... niet Perry of Andra, maar Ina natuurlijk. Nou, als ze gedacht had zich hier in stilte te begraven, zullen Joost en Ingeborg haar wel anders leren. Wat een blagen, hè?"
Ze waren intussen in de buurt van hotel 'Union' gekomen, dat daar lag als een bron van licht. Zachte dansmuziek deinde naar buiten. „Wat een luxe geval, hè?" zei Lon vol ontzag. „Ik zou er best eens willen dansen. Daar kan ons huis niet tegenop!" „Dat is helemaal niet te vergelijken," wees Kyra haar terecht. „Dat voel je toch zelf wel? Ik heb..."
Ze gaf een gil en trok Lon met zich mee naar de zijkant van de weg. Een lange, donkere wagen stopte met gierende remmen en een nijdige stem beet hun toe: „Kunnen jullie nog onnozeler doen dan midden op de rijweg in het donker te gaan staan?" Lon deed een stap naar voren, ze boog spottend. „Het spijt me ontzettend, maar als je door een dokter omver gereden wordt, heb je tenminste direct hulp bij de hand. We zijn nog niet zo van de plaatselijke toestanden op de hoogte en we dachten dat hier 's avonds geen verkeer was, maar we hadden natuurlijk rekening met een rondjakkerende doktersauto moeten houden." Michael van Donckeren keek naar de twee gezichten in de lichtkring. Het mooie gezichtje met de blonde krullen en de spottende ogen en het stugge donkere gezichte op de achtergrond, waarin de ogen beslist vijandig waren. Michaels gevoel voor humor won het en hij lachte om Lons snibbige antwoord. Hij stelde zich voor en Lon schudde hem kameraadschappelijk de hand. Kyra waardeerde Lons houding niet bepaald. Wat moest die man van hen denken! Dit was de derde keer dat ze hem ontmoetten en telkens was de situatie vernederend voor hen geweest. In plaats van haar waardigheid op te houden, gedroeg Lon zich zo ongegeneerd. Van Donckeren was uitgestapt en liep naar Kyra toe, die onbeweeglijk aan de kant van de weg was blijven staan. Juffrouw Daelheym, u moet mij mijn uitval maar niet kwalijk nemen," zei hij schuldbewust. „Maar ik schrok ook zo toen ik opeens twee gedaanten voor mijn wagen zag." Kyra knikte even, maar haar ogen bleven koel en nietszeggend. Hij kon zich beter verontschuldigen voor het modderbad dat hij hun gegeven had en zijn onbeschaamde pret daarover en ook voor de manier waarop hij hen uitgelachen had toen Bas met de oude koets aan het station kwam.
„We stonden 'Union' te bewonderen," ging Lon onbevangen door. „Het is werkelijk prachtig, maar ons 'Boshuis' heeft sfeer." „Dat is altijd zo geweest, ook toen de oude dame er nog woonde," zei Van Donckeren nadenkend. „Ze had prachtige dingen in huis. Ik zou 'Het Boshuis' graag eens bewonderen in de huidige toestand."
„O, komt u gerust eens kijken," inviteerde Lon vlot. De dokter keek even in Kyra's richting maar Kyra zweeg. Het was duidelijk dat ze er niet aan dacht de uitnodiging te steunen. Er ging iets onzegbaar hooghartigs uit van dat stugge gezichte met de koele, grijze ogen en de strakgesloten mond. Hij lachte plotseling hartelijk en luid, toen hij zich naar Lon wendde: „Wel, misschien mag ik u dan zo spoedig mogelijk eens 'Union' aan de binnenzijde laten zien. Niet alleen de danszaal, maar ook de rest voor zover u daar belang in stelt. 'Union' behoort namelijk tot het concern waarvan mijn vader directeur is."
„O, wat énig!"juichte Lon, ze klapte in haar handen. „En... wonen ze daar ook... in 'Union'?"
„Nee... dat niet," zei Michael, terwijl hij aan het landgoed dacht dat enkele kilometers buiten Boshegge gelegen was. „Ze hebben een... eh... huisje hier in de buurt."
Hoewel Lon hem niet zo gemakkelijk te intimideren leek, vond hij het toch beter haar niet kopschuw te maken.
Aan Kyra leek het hele gesprek volledig voorbij te gaan.
„We moeten naar huis, Lon," merkte ze kort op.
Lon en haar nieuwe kennis namen afscheid. Kyra boog even haar hoofd, dan keerde ze zich om en begon het bospad af te lopen, het aan Lon overlatend haar te volgen. Ze had zeker al honderd meter gelopen, voor ze de wagen hoorde wegrijden en Lon haar op een drafje achternakwam, ziedend van woede.
Jou onmogelijke hark!" viel ze uit. „Als je soms denkt dat het deftig staat om je zo te gedragen, dan heb je het toch mis!" De aanval kwam zo onverwachts dat het Kyra met stomheid sloeg. Zij had juist lopen repeteren wat ze tegen Lon zou zeggen. „Zeg maar niets!" tierde Lon, die dit symptoom kende. „Ik mag dan te vlot zijn, maar zoals jij de mensen toch behandelt!" „Stel je niet aan," zei Kyra vermoeid. „Doe dan voor mijn part wat je wilt, maar laat mij erbuiten. De dokter, die knap is, verbeelding heeft en vrijgezel is, ten overvloede voorzien is van een rijke pa... kind, je gooit je naam te grabbel! Je snapt toch zeker wel dat het hele dorp naar hem hengelt... bah!"
„Fffttt..." Lon wuifde zich koelte toe en toen werd ze pas goed woedend, maar ze toonde het op een eigenaardige manier. Ze lachte zorgeloos en ze zei zacht en vriendelijk: „Maar m'n lieve Kyra! Denk je eens in wat een triomf als ik erin zou slagen die rijke, veel omstreden vrijgezel in mijn netten te verstrikken. Je hebt me op een idee gebracht. Het is de moeite waard."
„O jij..." Kyra's stem klonk diep van verontwaardiging. Je laat die modedokter met vrede, versta je?"
„Dat vind ik gemeen van je," merkte Lon op. „Wel, we hebben elkaar vanavond van een nieuwe zijde leren kennen. Voor wie dat het ergste is, zullen we maar in het midden laten."
Zwijgend kwamen ze thuis. Op enkele kamers was nog licht aan. Kyra dacht ineens aan haar opmerking over de gasten. Je zag alleen de buitenkant, wat er in de mensen omging kon je niet weten. Ze had vanavond tot haar schrik geleerd dat ze niet eens had geweten wat er in haarzelf omging. Nooit eerder was ze zo scherp en ten dele ook onredelijk tegen Lon uitgevallen. Kwam dat omdat ze oververmoeid was, en had die man met zijn doordringende ogen er ook schuld aan? Ze wist het niet, maar ze kon niet trots zijn op haar houding, nu ze tot kalmte gekomen was. Ze legde haar hand op Lons arm, haar stem klonk dringend: „Het... het spijt me, Lon. Het was niet eerlijk van me. Ik denk dat het komt omdat ik zo moe ben. Ik val anders toch nooit zo uit."
„Nee," gaf Lon toe, die moeilijk lang boos kon blijven. „Laten we onze eerste avond als compagnons niet met grote woorden eindigen. Het is alweer in orde, ouwetje."
Ze zochten hun kamers op, erg voldaan voelden ze zich geen van beiden.