HOOFDSTUK 3
'Het Boshuis' zou binnenkort zijn gastvrije deuren openen voor het publiek. Ofschoon de onvermoeibare oom Joost praktisch de hele organisatie op zich had genomen en Kyra hem dapper hielp, voelde Lon zich verplicht om te zeggen: „Als ik geweten had dat er zo machtig veel aan vastzat, had ik er niet op aangedrongen." „Dat jok je doortrapt," zei Kyra laconiek. Jij wordt alleen maar moe van de verhalen over onze moeite. Je weet nog niet half hoeveel instanties we samen afgedraafd hebben."
Je hebt nog gelijk ook," zei Lon lachend. „En in plaats van zondag nou eens rust te nemen, ga je de kinderen in Den Haag bezoeken. Nog een geluk voor jou dat ze allemaal daar zitten, want anders kreeg je het nooit klaar op één dag. Het lijkt me toch al onbegonnen werk."
„Ach, misschien kan ik ze alledrie mee uitnemen," Kyra's ogen waren zacht en peinzend. „Ze moeten de band blijven voelen, Lon."
„Ik hoop dat die band op den duur nooit gaat knellen," merkte Lon op.
Kyra sprong op, de zachte ogen waren opeens twee poeltjes boordevol onrust en boosheid.
„Wat vind ik dat een lelijke opmerking, Lon! Als jij er zo over denkt!"
Lon haalde de schouders op en drukte haar zusje weer in haar stoel neer.
„Ik zeg het toch voor jezelf, lief sufferdje," zei ze ongewoon zacht. „Dat je dat nou niet wilt inzien. Die kinderen hebben het stuk voor stuk heerlijk getroffen met hun tehuis, geen spoorde van de boze familie die hen als stiefkindertjes behandelt. Je bent razend jaloers, dat begrijp ik. Leer toch eens om ze min of meer los te laten, Kyra." „Nooit!" Het woord sneed door de kamer. „De kinderen horen bij ons en wij bij hen." „Nou ja, als je er zo over denkt!" Lon was het debatteren al moe en daar had ze trouwens gelijk in, want op dit punt viel er met Kyra niet te redeneren.
Ze hoopte trouwens dat de drukke werkkring die ze tegemoet gingen dat overdreven geklit, zoals zij het noemde, wel zou doen verminderen.
„Zeg, Kyra, de zitkamer is beeldig geworden, hè?" sneed ze gauw een ander onderwerp van gesprek aan. „Met dat openhaardvuur en die verrukkelijke eikenhouten meubels en dat alles gevat in tante Lydia's kostbare antiek."
Ja, het is 'n juweel van een huis." Kyra werd meteen enthousiast. „Het ligt daar als een sprookje en het lijkt me een geluk in zo'n huis te mogen wonen. Het moet ook wel interessant zijn om zoveel mensen te leren kennen. Al zijn er dan een paar vaste gasten, het grootste deel is toch vlottend."
„Het zal heus niet altijd meevallen," Lon grinnikte. „Zeg, wat zei jouw baas toen je je betrekking opzei? De mijne vond het, wat mijn werkkracht aangaat, geen verlies. Hij zei het niet, maar dat begreep ik wel. Hij wou volgend seizoen met zijn vrouw komen logeren." „Mijn baas zei heel galant dat het huis een charmante chatelaine zou krijgen. Hij zag me, geloof ik, al rondschrijden met een sleutelmand en sleepjapon, vanwege de sfeer."
Kyra leunde achterover en dacht aan het huis dat in de goed onderhouden tuin lag als een juweel in een smaakvolle zetting. Sinds de natte herfstdag, waarop ze het huis voor het eerst hadden gezien waren maanden voorbijgegaan. Maanden van ongelooflijk hard werken, want er was zoveel meer waaraan gedacht moest worden, dan ze ooit hadden kunnen dromen, en Kyra wilde beslist alles in de stijl van het oude huis hebben. Ze hadden trouwens een grote steun aan oom Joost en de notaris van Boshegge. Toen ze ten slotte wisten dat alles geregeld was met erfenis en vergunningen en niets hun plannen meer in de weg stond, waren ze op meubelveilingen en in antiekwinkeltjes gaan zoeken naar dingen die bij de sfeer van het huis pasten. Niet alleen de zitkamer, ook de slaapkamers waren in dezelfde stijl gehouden, maar het moderne comfort ontbrak nergens, al was het hier en daar handig verborgen terwille van de sfeer. Lon had gedweept met hemelbedden, maar Kyra was er vierkant tegen geweest.
„Zo romantisch!" had Lon gekweeld. „En zo knus, zo'n gordijn om je legerstede!"
„Nou, ik vind het vies en benauwd," had Kyra deze schone droom de nek omgedraaid. „Bovendien gaat al het personeel ervandoor als ze voortdurend die stofgordijnen moeten reinigen. Je weet niet waaraan je begint!"
Het was terwille van die gordijnen bijna op ruzie uitgedraaid. Kyra had toch de overwinning behaald, maar trots en zeldzaam eensgezind hadden ze de advertenties in kranten, zomerprospectussen en V.V.V.-aanbevelingen gelezen. De tekst was het resultaat van vele avonden moeizaam zwoegen. Ze hadden geoordeeld dat van die aankondigingen dezelfde sfeer moest uitgaan als van het huis. „Verbeeld je nou, dat we daar zitten en geen enkele gast krijgen," verzuchtte Lon opeens wankelmoedig, terwijl ze voor de zoveelste maal naar een advertentie staarde. „Wat moet het dan met onze verplichtingen? Dan kunnen we niet dokken en gaat het huis aan de paal."
„Vooral die postkoets doet het wel," troostte Kyra dapperder dan ze zich voelde. „Oom Joost is niet bepaald over één nacht ijs gegaan." Het was niet nodig geweest dat ze zich ongerust maakten, want de aanvragen stroomden binnen.
„Gunst, we kunnen gewoonweg kiezen!" zong Lons hoge stem. „Als het zo doorgaat, staan ze straks op de wachtlijst! Wat zijn de mensen toch verzot op de romantiek van de oude stijl. Je hebt gelijk, Kyra, die postkoets dóet het niet slecht."
Ze schoten beiden in de lach toen ze aan Bas dachten, die wel enthousiast was voor hun plannen. Het span paarden, makke beesten, was gearriveerd, maar Bas zag in het begin maar niet in dat hij onmogelijk met zijn oude overall op de bok kon klimmen en hij sputterde hevig tegen het 'apenpakkie'. Hij zag kans om aan de posthoorn zulke afgrijselijke jammerklachten te ontlokken dat horen en zien verging. Het was erger dan vals, het was oorverscheurend. De hoorn hoorde er echter bij en de meisjes dachten er niet aan daarvan afstand te doen, omdat Bas geen grein muzikaal gevoel had. Ze vonden de oplossing in de handige vijftienjarige, watervlugge Dirk uit het dorp, die ze als manus-van-alles hadden aangenomen. Dirk vond het een prachtavontuur om in 'n verkleinde kopie van Bas' gesmade apenpakkie op de bok te mogen tronen en op de jachthoorn te blazen. Hij was die kunst goed machtig, want hij blies een aardig deuntje mee in het fanfarekorps van Boshegge. Dirk vond het allemaal prachtig en hij had zo gesmeekt om een roze en wit gestreept jasje voor in huis, dat hem op een echte butler moest doen lijken dat Lon en Kyra ervoor bezweken waren.
Juffrouw Geelmans houding was omgedraaid als het spreekwoordelijk blad aan de boom. Ze droop van beminnelijkheid. „Ze zal vandaag of morgen wel trachten haar nieuwsgierige neus in ons nieuwe huis te steken," had Lon voorspeld. „Als ze maar een poging daartoe doet, is de hele tent op slag zo mudvol dat er voor haar nog niet eens plaats is om in de badkuip te slapen." Het lag niet in Kyra's aard om zich druk te maken over de eventuele plannen van juffrouw Geelman en haar reacties daarop. Ze had meer belangstelling voor haar bezoek aan de kinderen en ze had allerlei inkopen voor hen gedaan. Lon had alles bewonderd en ze gunde Kyra het genoegen om voor dag en dauw op reis te gaan. Lon keek gemakzuchtig toe, terwijl haar zusje zich reisvaardig maakte. Het lichtgrijze mantelpakje met de wit kanten blouse paste echt bij Kyra's type en stond haar goed. Lon wist best dat zij zelf knap was, maar ze wist evengoed dat Kyra iets verfijnds had, wat moeilijk te omschrijven viel. Dat bleef altijd, zelfs al hulde je haar van kop tot teen in een bonte schort. Waaraan dat precies lag, kon Lon niet uitmaken. Ze hield van Kyra, maar ze had een hekel aan haar koppigheid en als Kyra een bui had dat ze de wereld met hautaine minachting bekeek, dan zou Lon haar het liefst door elkaar gerammeld hebben.
„Ga je me niet wegbrengen, griezelig lui geval?" informeerde Kyra. „Geen zin," zei Lon bot. „Ik moet me voorbereiden op de reis en op onze toekomstige rol van chatelaine. Tenslotte arriveert overmorgen onze eerste gast al! Nou dag hoor. Groetjes aan het kroost."
Met een geërgerde frons sloot Kyra de deur achter zich. Ze kon de manier waarop Lon iedere verantwoordelijkheid voor de drie kinderen van zich afschudde, niet verdragen.
Bij de uitgang van het station in Den Haag werd ze tot haar verrassing opgewacht door het drietal. De spontane Tina, blond en dartel, vloog haar onstuimig om de hals. Thierry, die alweer gegroeid was sinds de laatste keer dat ze hem had gezien, schudde haar plechtig de hand en de tengere, donkere Merel hief haar blanke snuitje op om gekust te worden. Het zijde-achtige donkere haar droeg ze in een grappig krullenknoedeltje met een zeegroen fluwelen lint eromheen. Ze had een duur en uiterst smaakvol beige jasje aan en beeldige witte schoentjes. Ze leek wat ze was: een klein, verwend ding. Kyra zag hoe welverzorgd de kinderen er uitzagen en hoe tevreden ze waren en het gaf haar een steek van jaloezie. Het drong zelfs niet tot haar door hoe egoïstisch haar liefde was.
Merels handje gleed in de hare en de zeegroene ogen glansden. „Blij dat ik er ben?" vroeg Kyra zacht.
Ja, leuk!" zei Merel onbevangen, ze huppelde genoeglijk. „We gaan er een gezellige dag van maken, heeft tante Eddy gezegd." „We lunchen bij haar," merkte Tina op, die aan Kyra's arm hing. „We drinken thee bij ons thuis en we eten bij Thier thuis." „Maar ik had met jullie ergens in de stad willen eten," protesteerde Kyra. „Ik heb jullie een massa te vertellen, over het huis en zo." „Nou, dat willen de anderen ook wel horen," zei Thierry terechtwijzend. „Ze vinden het nou eenmaal gezellig om jou ook eens te zien."
Omdat het nu eenmaal zo geregeld was en de kinderen er niets tegen hadden, liet Kyra het maar zo, ofschoon ze zich teleurgesteld voelde. Er viel ook niets te zeggen op de hartelijke manier waarop tante Eddy haar ontving. Het werd een vrolijke lunch en ze babbelden honderd uit. De drie kinderen waren erg enthousiast over 'Het Boshuis' en voelden er alles voor om er gauw een kijkje te komen nemen.
Hoe graag had ze hun nu meteen gezegd dat ze er binnenkort weer samen zouden wonen. Wat niet gezegd werd, bleef toch geen geheim voor de waakzame ogen van tante Eddy. Ondanks de vrolijke toon zag en voelde ze Kyra's jaloezie en later, toen ze Kyra even in de slaapkamer had geroepen, om haar een paar nieuwe jurkjes van Merel te laten zien, zei ze ronduit: „Kyra, ik vind het altijd prettig als je komt en toch valt het me steeds weer tegen. Ik voel dat er een muur tussen ons is die ik niet kan neerhalen. Heb ik Merel ooit tegen je opgezet of van je afgehouden en heeft Merel het hier niet goed?"
Kyra zweeg, ze stond voor het raam en staarde naar buiten. Achter zich hoorde ze het rustige bewegen van de oudere vrouw, die Merels nieuwe garderobe zorgvuldig in de kast hing. „Merel hoort bij mij, ze is mijn zusje," gooide ze er opeens uit. „Ze horen alledrie bij mij en als 'Het Boshuis' eenmaal een waar tehuis is, niet alleen voor vreemden maar ook voor ons, dan zal ik vechten om ze thuis te krijgen."
Tante Eddy keek naar het donkere meisjeskopje. Zou het veel helpen om daar tegenin te praten. Kyra was verblind door jaloezie. „Bezie je het niet een beetje te veel van jouw kant?" vroeg ze zacht. „Egoïstische liefde is als onkruid, ze verstikt genegenheid en ze verhindert de groei. Als dat niet zo was, zou je alleen maar dankbaar zijn omdat de kinderen het zo goed getroffen hebben. Jij zou willen dat ze het slecht hadden, zodat je ze zonder moeite kon overhalen bij jou te komen."
„Ze horen bij mij," zei Kyra. „En natuurlijk zou ik niet willen dat ze het slecht hadden, maar kinderen passen zich gemakkelijk aan en bij mij zullen ze het even goed hebben als hier." Tante Eddy legde haar hand op Kyra's schouder en zei vriendelijk: „Nu ja, daar praten we dan wel over als het zover is. Je bent toch een flinke meid en je komt er wel, hoor. Die plannen over 'Het Boshuis' interesseren me buitengewoon. Laten we het daar nu eens over hebben en niet kibbelen over dingen die nog in de toekomst liggen, hè?"
Zoals het bij tante Eddy was gegaan, zo ging het ook bij de andere families. 'Het Boshuis' was het gesprek van de dag. Het drietal vond het prachtig dat er in het nieuwe huis voor hen alledrie een mooi kamertje was.
„Als we komen, laatje ons dan ook door de postkoets afhalen? Met Dirk en Bas?" vroeg Merel.
„En ik wil op de bok zitten," bedong Tina lachend. „Kun je ter verhoging van de attractie niet af en toe rondritten per postkoets in de maneschijn organiseren?" vroeg Thierry. „En dan ergens op de hei een picknick, met om twaalf uur 's nachts optreden van het familiespook."
„Misschien kan Kyra jou daarvoor huren," merkte oom John bij wie Thierry in huis was, laconiek op. Je hoeft alleen maar zo'n strijdkreet te slaken als je pleegt te doen wanneer je je vrienden roept. Ik verzeker je dat Kyra's gasten op de plaats zelf verstijven." Ja, jij wilt er een kermisattractie van maken," plaagde Kyra. „'Boshuis' is een net en keurig pension, waar geen gekke dingen gebeuren en waar de mensen komen om rust te zoeken en niet om met gillende geesten geconfronteerd te worden." Daarmee was voor Thierry eigenlijk de aardigheid er af. Het begrip 'erfenis' werkte echter hevig op hun gerede fantasie. Het doosje met juwelen nam in hun ogen min of meer de afmetingen aan van een kist boordevol flonkerende schatten. Merel was geweldig in haar schik met het diamanten vogeltje dat haar werd beloofd.
„IJdeltuit" zei Kyra, terwijl ze het groene lint steviger in de donkere krullen strikte. „Waarom draag je je haar eigenlijk zo?" „Omdat ik geen gewone paardenstaart wil," zei de eigenwijze jongedame beslist. „Tante Eddy zegt ook dat ik ijdel ben. Wanneer ben je ijdel?"
,Als je van mooie dingen houdt?"
Kyra gaf het gemakzuchtig op. Het was waar dat Merel er leuk uitzag en aardig gekleed werd, maar haar ijdelheid aankweken deed tante Eddy beslist niet. Het lag helaas in de aard van het kleine ding.
„Mogen we gauw komen?" vroeg Tina vleiend, toen ze haar naar het station hadden gebracht en de trein binnenreed. „O, lieverd, zo gauw als maar enigszins mogelijk is," zei Kyra blij. „Dus je verlangt daar toch wel naar?"
„Natuurlijk, wij alledrie, hoor!" Tina kuste haar oudste zus hartelijk. „Leuk dat je gekomen bent."
Thierry sprintte langs de trein en vond een wagon waar volop plaats was.
Hij wenkte met beide armen en stootte één van zijn beruchte kreten uit.
„Het familiespook!" Tina sloeg bijna dubbel van het lachen, ze sleurde Merel aan de hand mee. „Kom Merel, hollen! We moeten Kyra toch netjes afleveren!"
Ademloos bereikten ze Thierry, die zijn zuster zonder verdere complimenten naar binnen duwde.
„Groeten aan Lon!" schreeuwde Merel, wuivend met beide handen. „En we komen gauw, hoor!"
Het laatste wat ze zagen was Kyra's stralende lach in antwoord op hun spontane verlangen om naar 'Het Boshuis' te komen.