16
‘O, daar ben je dus, ik was al op zoek naar je, wil je ontbijt, ik anders wel, ik bedoel, ik rammel, ja, echt, geen idee waarom, want ik heb gisteren een enorm bord met eten op, maar gaat het een beetje, want je ziet er toch wel pips uit…’
Ik draaide mijn hoofd opzij. Gekraak langs mijn hele ruggengraat, en iemand stak een roestig kompas tussen mijn schouderbladen.
De bar zat vol niet al te fris ogende mensen en rook naar verschaalde adem en verschaald bier. Het metalen hek was nog neer, zodat de bierkranen en de flessen drank niet te zien waren, en iedereen zat zich uit te rekken en te gapen. Hoefijzervormige banken stonden om tafeltjes heen die waren bedolven onder persoonlijke spullen. Een soort vluchtelingenkamp na een nachtelijk drinkgelag.
Dr. McDonald frunnikte aan haar bril. ‘Bedankt dat je niet… dat je bent weggegaan en ik de hut mocht hebben, ik weet dat het stom klinkt, maar ik voel me echt ongemakkelijk als er…’
‘Ben ik niet.’ Ik zette mijn voeten op de blauw met groene vloerbedekking, bleef zo even zitten en wreef het zand uit mijn ogen. Een hoest schokte door me heen en stak me tussen mijn ribben. ‘Je snurkt.’
Ze trok haar hoofd naar achteren, wat haar een dubbele kin bezorgde. ‘Ik snurk helemaal niet, dat is…’
‘Ik vond de scheten al beroerd, maar dat snurken klonk of iemand met een kettingzaag een afvalbak te lijf ging.’ Een. Twee. Drie. Ik hees me overeind en rechtte toen langzaam mijn rug. Scheuten, pijntjes, steken.
‘Was je er wel? In de hut? Terwijl ik lag te slapen?’ Ze sperde haar ogen wijd open en op haar wangen verschenen rode blosjes. Ze sloeg beide armen om zich heen. ‘Ik was naakt. Toen ik wakker werd, was ik naakt, en ik had gedronken en ik lag naakt in bed toen ik wakker werd! Wat heb… Heb je… Het was toch… Nee hè, zeg nou niet dat we…’
‘Als konijnen. De hele nacht. Je kon gewoonweg niet van me afblijven.’ Waarom pasten mijn voeten niet in mijn schoenen? Het leek wel of ik een labrador door een brievenbus stond te duwen.
‘O god.’ De blosjes werden nog een tint donkerder. ‘Ik heb geen… Dat was dan een grote vergissing en ik vind echt dat jij…’
En toen gaf ze me een klap. Niet hard genoeg om echte schade aan te richten, maar het deed toch gemeen zeer.
‘Hoe kon je dat doen? Hoe kon je zo misbruik van me maken, ik was dronken, wat voor man ben jij eigenlijk, je bent oud genoeg om mijn vader te kunnen zijn, gemene, valse…’
‘Doe niet zo stom. Er is niks gebeurd. Je hebt de halve nacht zitten kotsen, en de andere helft liggen snurken, van twee kanten tegelijk.’
‘O.’ Ze beet op haar lip en keek de andere kant op. ‘Ik vat hem. Je maakte een grapje dat ik promiscue en agressief bezig was, terwijl ik juist walgelijk gedrag vertoonde.’
‘Of je me nou gelooft of niet: je bent niet onweerstaanbaar en niet elke man is een potentiële verkrachter.’ Ik streek met mijn hand langs mijn gloeiende wang. ‘En als je me nog een keer slaat, sla ik terug.’
Een lichtblauwe gloed lag langs de horizon. De hemel was nog van een diep indigo, bespikkeld met sterren. Het grootste deel van Lerwick was gehuld in het duister, dat alleen werd doorbroken door het zwavelgeel van de straatverlichting en af en toe de koplampen van een auto, maar de terminal van de boot was even felverlicht als een voetbalstadion.
Mijn opstandige weekendtas huppelde alle kanten op toen ik achter dr. McDonald aan liep, de overdekte passage in. Haar adem wolkte op in het felle schijnsel van de lampen.
De kou lekte door de zolen van mijn schoenen. Mijn voeten gingen er zeer van doen.
Shetland in november. Ik leek wel gek.
De terminal van de boot leek wel een enorme uit gegolfde staalplaten opgetrokken varkensstal. Het grijze dak was voorzien van een rood randje.
Ze beende de trap af, de ontvangstruimte in. Buiten stond een ZetTrans-bus met draaiende motor te wachten, de blauw met witte lak onder de bruine spetters. ‘Hoe moeten we daar komen?’
Het spreekt! ‘Ik dacht dat je niet meer met me praatte.’
Ze stak haar neus in de lucht. ‘Dat was niet aardig van je.’
‘Nou, dat jij je eerst een stuk in je kraag zuipt, mij alles laat betalen en dan de badkamer onderkotst, was dat dan wel aardig?’
Het licht van twee koplampen gleed langs de terminal toen een kleine witte Ford Fiesta naast de bus stopte. Hij was aan de zijkant voorzien van de karakteristieke blauw-met-gele strepen en op het dak zaten een zwaailicht en een sirene. De kleinste politiewagen ter wereld. Een geüniformeerde agent wurmde zich achter het stuur vandaan, bleef naast de auto staan en keek op zijn horloge.
Ik sleepte mijn weekendtas de koude ochtend in.
De agent keek op. Hij had een smal, lang gezicht, een lange neus en haar dat aan de zijkanten en de achterkant kortgeknipt was, met voorop een in de gel gezette kuif. ‘Bent u Henderson?’
‘Bedankt voor de lift, agent…’
‘Clark. Royce Clark. Een soort James Bond, maar dan zonder de gadgets.’
‘Oké.’ Ik deed de kofferbak open, maar daar was absoluut geen ruimte voor bagage, omdat hij volgestouwd was met zwarte tassen en andere spullen.
‘Sorry.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Alle grotere wagens zijn naar die dubbele moord in Unst.’
Dr. McDonald keek op de achterbank. ‘O, jee.’ Nog meer spullen.
‘Nou ja, het is niet erg ver.’ Royce deed het achterportier open, pakte de kleinste koffer en propte die achter de rechterstoel. ‘Misschien kunt u de grote op uw schoot houden.’
Ze slikte en schoof met haar voeten over het koude asfalt. ‘Oké, ja, dat zal wel lukken, en we zitten toch geen uren in de auto, zo is het nog avontuurlijk ook en…’
Ik nam de grote koffer van haar over.
‘Het is stervenskoud. Hou op met dat gemiep en stap in.’
‘Je weet dat ik niet hou van kleine…’
‘Jij wou toch zo graag met Henry gaan praten?’
Royce blies lucht in zijn handen. ‘Sorry mensen, maar ik heb nog heel wat te doen, en we zitten krap qua mankracht, dus…’
‘Ja, ja, al goed, niks aan de hand, dan ga ik wel achterin zitten…’ Ze wreef haar vingers langs elkaar, haalde toen twee keer diep adem en klom naar binnen.
Ik schoof de grote koffer op haar schoot. Die nam alle ruimte in die er nog over was, zodat ze over de bovenkant gluurde als een klein kind in een snoepwinkel. Ik sloeg het portier dicht en klom zelf voorin, mijn weekendtas onder mijn voeten.
Royce zette de ventilator op vol en reed het parkeerterrein af en het stadje uit. Uit de speakers klonk een soort liveconcert van Queen. Freddie Mercury zong over niet eeuwig willen leven.
Oppassen met waar je om vraagt.
Ik zette het geluid zachter.
‘Zo.’ Royce keek in de binnenspiegel. ‘U bent dus forensisch psycholoog.’
‘Wilt u alstublieft goed op de weg letten, ik word doodzenuwachtig in auto’s, nou ja, ik bedoel, ik voel me nooit op mijn gemak in kleine ruimtes, het is niet persoonlijk, hoor, maar…’
‘Ja, ze is forensisch psycholoog.’
‘Mooi.’ Hij knikte en schakelde terug. We sloegen af en reden toen een steile heuvel op. De laatste resten van Lerwick verdwenen achter ons. ‘Komt u hier voor die moord? Bizar, hè? Een getrouwd stel, met een bijl dood gehakt. Volgens de geruchten deden ze aan partnerruil.’
‘We komen niet echt…’
‘Het was een heel verschil toen ik uit Lossiemouth hierheen verkaste. U weet toch dat de meeste mensen hier familie van elkaar zijn? Op de nieuwkomers na dan. De slachtoffers – dat stel dus – kwamen eigenlijk uit Guildford. Dat soort dingen is hier niet erg normaal.’
Struiken heide gleden voorbij in het duister, lichtgroen en geel in het licht van de koplampen.
Ik pakte mijn telefoon. ‘We komen niet voor die moorden.’
‘Nee?’
‘Birthday Boy.’
Weer een knikje. ‘Aha.’ De weg draaide naar links en het sombere landschap ging over in een dal. Het eerste licht van de dag veranderde een loch in een tinnen plaat tussen donkere heuvels. ‘Wilt u weten wat ik ervan denk?’
Nou, nee.
Mijn telefoon piepte en bliepte. Vijftien gemiste oproepen, acht van rechercheur Rhona Massie – die wilde vast nog een keer kankeren op brigadier Smith – en de rest was van Michelle. Ook drie sms’jes, allemaal gestuurd toen ik op de boot geen bereik had.
Royce hief zijn vinger op. ‘Volgens mij is die Birthday Boy een pedofiel. Hij martelt ze omdat dat de enige manier is waarop hij klaar kan komen. Waarschijnlijk is hij dus impotent. De foto’s helpen hem om de ervaring nog een keer te beleven terwijl hij masturbeert. Waarschijnlijk heeft hij een groot huis, ergens op het platteland, zodat niemand ze kan horen gillen. Hoe doe ik het, doc?’
Een plastic gekraak van de achterbank. ‘Kan het wat minder hard?’
‘Ik denk aan een alleenstaande blanke man, vier- of vijfentwintig jaar, een eenvoudige baan, maar met rijke ouders. Daardoor kon hij dat huis op het platteland betalen.’
‘Hmm.’ Ik klikte het eerste sms’je aan. Van Gladde Dave Morrow:
godsamme! wat een klus!
De volgende was van Michelle:
wat denk je gvd wel? dit zouden we niet meer doen!!!
Wat bedoelde ze daar nou mee? Het derde was ook van haar. Het was om vijf voor twaalf verstuurd:
je bent volwassen, zak. gedraag je daar dan naar. k mag niet zomaar bij je logeren!
Shit. Ik drukte op de oproepknop. ‘Stoppen.’
‘Over nog geen vijf minuten zijn we…’
‘Stoppen verdomme. Neem nou godverdomme…’
‘Ash?’ Michelles stem schalde in mijn oor. ‘Wat zijn dat verdomme voor geintjes. We hadden een afspraak.’
Ik deed nog een paar stappen bij de auto vandaan. Clark had hem op een halvemaan van asfalt naast de weg gezet, boven aan een steile heuvel vanwaar je Scalloway kon zien liggen. Het plaatsje lag in een krul tussen twee uitlopers land die in de Atlantische Oceaan staken. De straat en de haven blikkerden in het dageraadblauwe water.
‘Ik heb geen idee waar je het over hebt. Kunnen we hier misschien op een volwassen manier…’
‘Waag het niet te doen of ik onredelijk bezig ben! We hadden een afspraak, Ash Henderson!’
‘Wat heb ik dan…’
‘Ik ben haar moeder, droplul. Denk je dan altijd alleen maar aan jezelf? Je had me toch kunnen bellen om me te laten weten dat ze bij jou was?’
‘Het…’
‘Ik heb ontzettend in de rats gezeten.’
Het licht werd sterker, en goud kabbelde over de golven. ‘Ik snap niet wat je…’
‘Katie mag niet bij jou blijven logeren zonder dat ik het weet. Ik was doodsbang.’
Logeren?
‘Ik… Ik heb geen…’
‘Je bent een zak.’ Michelle hing op.
Logeren? Dat kon helemaal niet, ik was niet eens thuis.
Het nummer van Katie zat onder een sneltoets. Hij ging over, en nog een keer, en nog een…
‘Papa, ik zat net aan je te denken.’
‘Ik heb net met je moeder gebeld.’ Met kinderen ga je net zo om als met criminelen: nooit laten weten wat je weet of niet weet.
Stilte. ‘O ja? Is ze boos of zo? Ik was…’
‘Waarom denkt je moeder dat je gisteren bij mij hebt gelogeerd?’
‘Denkt ze dat? Jee, is dat even gek.’ Weer een korte stilte, alsof Katie echt nadacht. Toen was ze terug, en elke zin klonk als een vraag. ‘O, weet je wat er gebeurd is? Ze zal me wel verkeerd begrepen hebben? Ik heb gezegd dat ik bij mijn vriendin Ashley en haar vader bleef slapen? Mam dacht natuurlijk dat ik…’
‘Je weet toch dat ik bij de politie werk? Ik hoor het meteen als iemand staat te liegen.’
‘Ehhh…’ Ze haalde diep adem. ‘Ik was echt bij Ashley, maar mam heeft de pest aan haar ouders omdat dat conservatieven zijn en soms mogen we daar laat opblijven en mogen we griezelfilms kijken en Red Bull drinken, en je weet wat mam vindt van conservatieven en griezelfilms. Ashleys vader en moeder waren de hele tijd thuis, dus we waren heel veilig en ik heb maar een heel klein beetje gejokt, want ik wilde niet dat mam weer zo boos werd.’
‘Ik heb geen…’
‘Je mag het aan Ashleys vader vragen, hoor. Hij is heel aardig, niet zo cool als jij, maar best oké, dan hoor je dat we eerst ons huiswerk hebben gedaan en zo. Hier is hij.’
Even wat geritsel en toen de stem van een roker, met een Oldcastle-accent, die beschaafd probeerde te klinken. Een pilsconservatief, zou Michelle gezegd hebben. ‘Hallo?’
‘Bent u de vader van Ashley?’
‘Is er iets aan de hand?’
‘Ik ben de vader van Katie Henderson.’
‘Aha. Lief kind. Heeft zich gisteren prima gedragen. Een pizza en toen een Freddy Krueger-marathon. Leuk.’
‘Ik wou even weten of ze zich gedragen heeft. Mag ik haar nog even?’
‘Komt ze.’
‘Zie je nou wel, pap? Niet tegen mam vertellen, hoor. Dan gaat ze uit haar dak. Je weet hoe ze is.’
Ik kon dus kiezen: Katie aan haar lot overlaten of niks zeggen en doen alsof ik een halvezool was die te beroerd was om haar moeder te vertellen dat ze een keer niet thuis sliep.
Nou ja, Michelle kon me niet erger haten dan ze toch al deed.
‘Oké, maar op één voorwaarde. Dat je aardiger doet tegen je moeder. Ik weet dat ze vaak moeilijk…’
‘Beloof ik.’ Weer dat kleinemeisjesstemmetje. ‘Pap, kunnen we voor mijn verjaardag gaan paardrijden?’
Paardrijden? Hoe moest ik dat godbetert nou organiseren?
‘We zien wel.’
‘Oeps. Ik moet ophangen, pap. Ashleys vader brengt ons naar school. Kusje.’
‘En aardig zijn tegen je moeder, hè?’
Ik stak de telefoon in mijn zak en liep terug naar de politiewagen. Dr. McDonald tuurde over de rand van haar grote rode koffer. Haar bril stond scheef, zodat haar hoofd asymmetrisch leek.
Waarom moest iedere vrouw in mijn leven nou erelid zijn van de gekkenbond?
Ik stapte in.
We stopten even bij het Scalloway Hotel om onze bagage af te geven en in te checken en toen was het nog vijf minuten rijden door de donkere straten van het dorp naar een huis aan de buitenkant, met uitzicht over de baai. De tuin was een combinatie van uit hun krachten gegroeide struiken en verkommerde bomen. Hun kale takken klauwden naar elkaar in hun gevecht om ruimte. Mos had het pannendak gekoloniseerd, korstmos bespikkelde de muren, en in beide voorramen zaten gaten met glassplinters eromheen.
Agent Clark trok de handrem aan. ‘Toch niet weer, hè?’
Ik klauterde de koude ochtend in.
Er zat een bordje aan de tuinmuur: freiberg towers. Ik liep door, de tuin in en het pad op, terwijl Royce het doorgaf.
‘Brigges? L-16 hier. We zijn bij het huis van Forrester. Ja, zo te zien is Burges weer eens bezig geweest.’
Ergens diep binnenin klonken twee sombere tonen toen ik de bel indrukte. Ik legde mijn holle handen tegen elkaar, blies er warme lucht in en wipte van de ene voet op de andere. Toen belde ik nog een keer.
‘… beide ramen ingegooid, ja… Uhuh… Uhuh… Geen idee.’
Ik wrong me door het skelet van een rozenstruik heen en tuurde naar binnen. Er lag een stuk gasbeton naast een kapotte bijzettafel. De vloerbedekking was bezaaid met glinsterende glassplinters. ‘Henry?’
Het was donker binnen. Geen teken van leven.
‘Heeft hij zelf niet gebeld? … Aha, oké. Ik heb in de auto een camera liggen. Zal ik kijken of er vingerafdrukken zijn?’
Ik worstelde me terug naar de voordeur – op slot – en toen naar de zijkant van het huis. De klamme vingers van een bejaarde leylandcipres graaiden naar me toen ik door kniehoog onkruid naar een hoge houten poort waadde. De scharnieren knarsten toen ik hem openduwde.
De achtertuin was een massa distels, weegbree en gras. Hij liep langs de helling van de heuvel omhoog, zodat de verste hoek net het eerste daglicht ving. Een met riet dichtgegroeid vijvertje, een kasje waar niet één ruit meer in zat en een schuurtje dat geschilderd moest worden en een nieuw dak nodig had.
Ik liep over het pad achter het gebouw naar het raam van de slaapkamer. Donker. Waarschijnlijk waren de gordijnen dicht. De keukendeur zat ook al op slot, maar…
Op mijn tenen, vingers tastend langs de bovenrand van het kozijn. Bingo. Een klein keramisch vogeltje, met zwarte en witte verf die een beetje afbladderde. Er zat een sleutel in. Ik haalde hem eruit en deed de keukendeur van het slot.
‘Henry? Henry, ik ben het, Ash. Ash Henderson. Ben je thuis? Ben je wakker? Nuchter?’ Alleen maar stilte uit het dode huis. ‘Henry? Leef je nog of heb je je al doodgezopen, ouwe rukker?’
Geen antwoord.
De keuken ging schuil onder een laag stof. Stapels kranten en ongeopende brieven lagen op een kleine ontbijtbar met vier krukken eronder.
‘Henry?’
De hal in, mijn adem grijze nevelflarden. Het was binnen kouder dan buiten.
‘Henry?’
De trap ging naar boven, waar een kleine slaapkamer was, maar ik liep naar de slaapkamer op de begane grond. Klopte, wachtte, duwde toen behoedzaam de deur open. Duisternis. De lucht van ranzige knoflook en verschaalde drank, met daaronder iets goors en rottends. ‘Henry?’
Ik tastte naar het lichtknopje en deed het licht aan.
Henry lag op het bed, plat op zijn rug, gekleed in een zwart pak, een wit overhemd en een zwarte das. Grijs haar vormde een verfrommelde tonsuur om een kale kruin met levervlekken. Zijn gezicht was slap, als een handpop zonder hand, met gelaatstrekken die te groot waren voor dat kleine hoofd. Een fles Bell’s lag naast een magere hand. Hij was voor tweederde leeg.
Een plastic flesje met pillen stond op het nachtkastje.
Stomme ouwe gek. Eindelijk had hij het dan toch gedaan.