36
‘Ik vind het heel erg.’ Dickie leunde op de vensterbank en keek de regen in.
De woonkamer stonk naar cannabis, sigaretten en oksels. Noah lag te snikken in de keuken. Het geluid sijpelde door de papierdunne muren, terwijl brigadier Gillis die kleine smeerlap probeerde op te lappen voordat de ambulance kwam.
Dr. McDonald kwam naast me op de bank zitten en legde haar hand op mijn knie. ‘We vinden haar wel.’
Ik ging met mijn duim over het schermpje van de telefoon, om het weer tot leven te wekken, voordat het in slaapstand zou gaan. Keek in Katies ogen… ‘Je mag dit tegen niemand zeggen.’
‘Ash, het is niet…’
‘Dan halen ze me van de zaak. Dat wéét je.’
Stilte.
Dickie zuchtte. ‘Ash, dat kan niet. Ze leeft nog; haar verjaardag is pas maandag, er is nog tijd. We moeten alles inzetten wat we hebben om haar te vinden.’
‘Ik kan niet thuis niks zitten doen!’
Hij wreef met zijn hand over zijn gezicht, met zijn rug naar de kamer. ‘Het kán niet. Je had dat joch wel kunnen vermoorden…’
‘Hij naaide mijn dochter van twaalf!’
Dr. McDonald kneep in mijn knie, hief haar kin op en keek Dickie aan. ‘Ik was de hele tijd bij rechercheur Henderson. Toen we hier aankwamen, had Noah McCarthy duidelijk drugs gebruikt. Ash vroeg hem naar Katie en McCarthy kreeg een woedeaanval. Hij werd gewelddadig tegen mij. Ash moest tussenbeide komen.’
Dickie schudde zijn hoofd. ‘En het balkon?’
‘McCarthy was blijkbaar in de war. Hij rende het appartement uit en struikelde. Ash kon hem nog net opvangen en redde zo zijn leven. Hij was bezig de jongen in veiligheid te brengen toen jullie aankwamen.’
Het enige geluid was het gehuil van Noah in de andere kamer.
Dickie knikte. ‘Hou je aan je verhaal. Wijk er niet van af als Interne Zaken vragen stelt.’ Hij draaide zich om en ging met één bil op de vensterbank zitten. ‘Mijn team praat met al Katies vriendinnen. Daarna beginnen we met haar leraren en klasgenoten.’
Katie keek me aan vanaf het telefoonscherm. Smekend. Doodsbang.
Ik kon er niet meer naar kijken. ‘We halen Steven Wallace op en we keren zijn huis ondersteboven, tot we haar vinden.’
Dickie keek even naar dr. McDonald. ‘Wilt u ons even alleen laten, dokter? Ik moet iets onder vier ogen bespreken met rechercheur Henderson.’
Ze kneep nog een keer in mijn knie en ging toen de kamer uit. Deed de deur achter zich dicht.
Hij sloeg zijn armen over elkaar. ‘We hebben niks tegen Steven Wallace, we moeten harde aanwijzingen hebben, voordat we hem…’
‘Harde aanwijzingen mijn reet. Hij heeft Katie.’
‘Ash, ik begrijp het wel: je voelt je ellendig, je bent overstuur, je hebt…’
‘Jij begrijpt het? Wát begrijp je dan wel?’ Ik stond overeind nu, trillend. ‘Hoeveel dochters ben jíj kwijtgeraakt aan een seriemoordenaar?’
‘Ze is niet…’ Hij deed even zijn ogen dicht. ‘Ash, ga naar huis. Michelle heeft je nodig. Zorg dat je er bent voor haar.’
‘Ik ben niet…’
‘En blijf uit de buurt van Steven Wallace, hij is… hij is niet de enige verdachte, oké?’
Ik keek hem aan. ‘Wie nog meer? Is er nog een verdachte?’
‘Ash, we kunnen geen…’
‘Wie is er verdomme nog meer verdacht?’ Ik zette een stap in zijn richting.
‘Jij hebt bijna Noah McCarthy vermoord. Wat zou je doen als ik je een lijst namen en adressen gaf? Gezellig een kopje thee met ze gaan drinken?’
‘Het is mijn dochter!’
‘En we zullen haar vinden. Je moet ons ons werk laten doen.’ Zo’n beetje dezelfde onzin die ik had verkocht aan de vader van Lauren Burges op Shetland. En dezelfde onzin die ik mezelf steeds had voorgehouden, sinds de eerste Birthday Boy-kaart van Rebecca in de bus was gevallen, vier jaar geleden.
Ik legde Dickies telefoon naast de overvolle asbak. ‘Juist. Zoals je Lauren Burges hebt gevonden, en Amber O’Neal, en Hannah Kelly en…’
‘We vinden haar.’ Hij streek met zijn hand door zijn grijzende rossige haar. ‘Geloof me, Ash. We vinden haar, wat er ook gebeurt.’
Brigadier Gillis trok de handrem aan en zette de motor af. De Renault kreunde en floot, regen roffelde op het dak en kletterde op de motorkap. ‘Pfff…’ Zijn adem rook naar oude sigaretten. De stank werd erger toen hij zich in zijn baard krabde. ‘Sorry dat ik het zeg, maar je auto is een wrak.’
Ik stak mijn hand uit. ‘Geef me de sleutels.’
‘Dickie wil je alleen maar helpen.’
Tegenover mijn – tegenover Michelles huis stond een rode Alfa Romeo, met het raampje aan de bestuurderskant een eindje omlaag gedraaid, twee figuren erin, vaag en moeilijk te onderscheiden door de regendruppels op de voorruit. Jennifer en haar fotograaf, Frank.
De politietamtam van Oldcastle had weer toegeslagen.
Blijkbaar hadden de andere media hem nog niet opgepikt, anders had het hier gekrioeld van die klootzakken.
‘… moeten doen, oké?’
Ik knipperde met mijn ogen.
‘Ja…’
Gillis liet de sleutels in mijn geopende hand vallen. ‘Ik meen het, wat je maar wilt – je hoeft maar te kikken. Tenminste… als ik kan.’
‘Waarom?’
Gillis snoof, kneep zijn lippen op elkaar, zodat zijn snor opwipte. ‘Probeer me steeds voor te stellen hoe het zou zijn als die klootzak een van mijn kinderen te pakken kreeg.’ Hij schudde zijn hoofd, zodat de vette gele krullen rond zijn kale kruin zwaaiden, en wees toen op de grote zwarte bmw die aan de overkant van de straat stopte. ‘Als Dickie een manier wist om je aan het werk te houden, zou hij het doen. Dat weet je toch?’
Ik opende het portier en stapte uit, de regen in.
Hij deed hetzelfde. ‘En maak je geen zorgen over die toestand met Noah McCarthy. Ik zag dat je probeerde hem te redden.’
Gillis sloeg zijn kraag op en haastte zich tussen de plassen door naar de wachtende bmw. Dr. McDonald keek vanaf de achterbank naar buiten, haar vingers gespreid op de ruit. Ze beet op haar onderlip toen de auto optrok. Naar het eind van de straat, de remlichten gloeiden op, rechtsaf en weg waren ze.
Koud water sijpelde langs mijn nek omlaag, terwijl ik ze stond na te kijken.
Het was nog te vroeg om bij Steven Wallace langs te gaan. Zou moeten wachten tot het donker was en hij thuis was en iedereen sliep. En Dickie zou hem inmiddels wel in de gaten laten houden… Dus ik kon niet zomaar naar hem toe lopen en zijn voordeur intrappen.
Maar als hij het nou niet was? Als Steven Wallace in zijn verbouwde wijnkelder nou géén verborgen kamer had waar hij twaalfjarige meisjes kon doodmartelen?
Ik kon het risico niet nemen.
Ik keek op naar het huis.
Dickie had gelijk: ik moest naar binnen, bij Michelle zijn. De begrijpende ex-echtgenoot uithangen. Doen alsof het allemaal in orde kwam. In het donker zitten wachten tot ze Katies lichaam vonden.
Ik stapte weer in de auto en pakte mijn telefoon.
Na acht keer overgaan nam Sabir op. ‘Ik mag hopen dat het belangrijk is, ik zat te schijten.’
‘Ik heb de namen en adressen nodig van elke verdachte die jullie de afgelopen zeven jaar hebben gehad.’
Stilte.
‘Sabir?’
‘Ash… Ik vind het verschrikkelijk, van Katie. Maar Dickie zit ons op de nek: we mogen je niks geven. Ik kan het niet doen. Luister, we doen wat we…’
Ik hing op. Probeerde Henry.
Zijn telefoon ging eindeloos over, daarna zijn voicemail. ‘Henry, met Ash, bel me alsjeblieft terug. Het is dringend.’
De ruiten besloegen. Ik trommelde met mijn vingers op het dashboard. Wachtte.
Probeerde het nog een keer. Dezelfde stem die me vroeg een boodschap achter te laten na de piep. Hing op.
‘Verdomme.’ Ik ramde met mijn handen tegen het stuur. Haalde diep adem. ‘verdomme! Stomme klotezooi. aaaagh! Shitshitshit!’ Spetters speeksel op de voorruit.
Mijn keel brandde, het bloed klopte in mijn slapen, kleine vonkjes licht flikkerden achter mijn ogen.
Een klop op het raam. Ik keek op, maar het glas was ondoorzichtig door de wasem. Ik draaide het raam omlaag.
Daar stond Jennifer, onder een zwarte paraplu, warmpjes ingepakt in haar kameelharen mantel, haar ogen tot spleetjes geknepen. Ze boog zich voorover. ‘Ash, gaat het?’
‘Geen commentaar.’
Ze sloeg even haar ogen neer. En weer terug. ‘Ik weet dat we… Luister, het maakt niet uit wat er tussen jou en mij gebeurd is, toch? Het gaat nu om Katie.’
‘Ik zei: geen commentaar.’
‘Ash, ik wil dat je weet dat we bij de Castle News and Post zullen doen wat we kunnen om te helpen Katie terug te krijgen. Je zou een persoonlijke oproep kunnen doen?’ Ze likte haar lippen. ‘We zouden de Birthday Boy kunnen laten inzien hoeveel pijn en schade hij aanricht. Misschien moeten we een foto van Katies kamer afdrukken, wat uitspraken van haar moeder…?’
‘Het is zaterdag. Haar verjaardag is maandag. Tegen de tijd dat hij dat vod van jou leest, is ze al dood.’
Hare Majesteits Gevangenis Glenochil – anderhalf uur ten zuiden van Oldcastle. Er stonden wat roestige stationcars voor het vriendelijk ogende, met platen afgewerkte poortgebouw, maar verder was de parkeerplaats leeg.
Ik probeerde Henry’s nummer nog een keer, weer die verdomde voicemail. Dan maar Weber. Die nam tenminste zijn telefoon op.
‘Hallo?’
‘Met Ash.’
‘O…’ Zucht. Dan een gedempt ‘Sorry, dit moet even…’ Een klik, wat geritsel en Weber weer. ‘Waar zit je?’
‘Ik heb de namen nodig van alle verdachten die Dickie heeft…’
‘Doe niet zo idioot. Commissaris Drummond zit me op mijn nek en die glibberige drol van een Smith loopt achter hem aan, aantekeningen te maken. Je weet dat ik je wil helpen, maar zij…’
‘Ik wil een paar namen, ik vraag verdomme niet om een nier.’
‘Ik weet het, ik weet het.’ Zucht. ‘Luister, waar ben je?’
‘Ik doe wat jij zou moeten doen.’ Ik verbrak de verbinding, stopte de telefoon in mijn zak, stapte uit en liep naar de gevangenis.
‘Oké, dit zijn de regels.’ De gevangenisbewaker ging met een vinger langs zijn lange haakneus, alsof ze daar in braille stonden geschreven. ‘Je geeft niets aan de gevangene. Je neemt niets van hem aan. Hij wordt na je bezoek gevisiteerd. Je hebt een kwartier, dan zit hij weer in zijn cel.’
Ik knikte. Legde mijn notitieboekje en pen voor me op de tafel.
De bezoekruimte zag eruit alsof die was ingericht voor een examen – formicatafels met aan elke kant een stoel, opgesteld in acht rijen, met net genoeg ruimte ertussen om wat privacy te bieden en de beveiligingscamera’s goed zicht te geven.
Versleten blauwe tapijttegels op de vloer, plaatsdelictvlekken markeerden de dood van gemorste koffie.
Er klonk een zoemer, toen zwaaide de zware metalen deur aan het eind van de ruimte open. Een andere bewaker slofte naar binnen, ging opzij staan en daar was Len.
Hij was ongeveer een kop groter dan zijn begeleider. Een ring kortgeknipt grijs haar rond een grote kale kruin, ronde brillenglazen en een grijs sikje met snor. Hij was een hoop vet kwijtgeraakt en was wat gespierder. Had waarschijnlijk heel wat tijd doorgebracht in de fitnessruimte van de gevangenis.
Len ging in de stoel tegenover me zitten en knikte, alsof we elkaar pas nog hadden gezien bij de ochtendbriefing, in plaats van twee jaar en nog wat geleden. ‘Ash.’
‘Baas.’
Een glimlach. ‘Niet meer.’ Zijn stem was diep genoeg om mijn plastic bekertje water te laten trillen op het tafelblad. ‘Of zullen we geschiedenisje spelen; dan was ik hoofdinspecteur Murray en jij was adjudant Henderson?’
‘Ik moet weten wie de Birthday Boy-verdachten waren. Allemaal.’
‘Met mij gaat het goed, dank je. Heel wat beter, nu ze de hechtingen eruit hebben gehaald. Over prikken gesproken.’
‘Len, ik meen het.’
‘Maar ex-agent Evans moet de komende zes maanden via een slang eten, dus ik neem aan dat ik gewonnen heb.’ Hij pakte de onderkant van zijn sweatshirt vast. ‘Wil je het litteken zien? Behoorlijk spectaculair.’
Ik deed mijn ogen dicht, knarste met mijn tanden. ‘Hij heeft Katie.’
‘Ging me te lijf in de bibliotheek, met een scheermes aan een tandenborstel.’ Een frons. ‘Heb jij je eigen ingewanden wel eens gezien, Ash? Geen prettig gezicht, weet je dat?’
‘De Birthday Boy heeft Katie en ze houden mij buiten het onderzoek!’
Len zuchtte, boog zijn hoofd opzij. ‘Twee jaar, drie weken en vijftien dagen. Zo lang zit ik al hier, en jij bent niet één keer op bezoek geweest. Pas nu je iets van me wilt.’
‘Hij heeft Katie…’
‘Dat heb je al gezegd.’ Hij pakte mijn bekertje water en nam er een slok uit. ‘Ik dacht dat we vrienden waren, Ash.’
‘Hij heeft mijn kleine meisje.’
Len leunde weer achterover in zijn stoel. ‘Jij kreeg een draai om je oren, ik kreeg achttien jaar. Ik vind dat ik eerst wel recht heb op een gesprekje, jij niet?’ Hij tuitte zijn lippen, keek naar het plafond. ‘Wie gaat er winnen volgens jou, vanmiddag? De Warriors of Aberdeen?’
‘In godsnaam, Len.’ Ik keek op de klok aan de muur. ‘Ik heb nog maar twaalf minuten en dan schoppen ze me eruit.’
‘Zoals ik al zei, ik heb achttien jaar.’ Hij glimlachte.
‘Oké. Aberdeen.’
‘Echt? Ik denk dat we dit keer wel een kansje maken. Bob Eason heeft dit seizoen een paar goeie spelers gekocht. Hij mag er dan uitzien als Gollum in trainingspak, maar die kleine opsodemieter weet wel wat voetbal is.’
Ik balde mijn handen tot vuisten. ‘Len, hij gaat haar vermoorden!’
‘Ja, kijk, dat heb ik me zitten afvragen. Waarom zij? Waarom jij?’ Hij kneedde zijn sikje tot een punt. ‘Waarom iemand op de korrel nemen die bij het onderzoek betrokken is? Waarom maakt hij het persoonlijk? Dat is te riskant, te opzichtig, meer iets voor de film. Gebeurt niet in het echte leven.’
‘Ik heb de verjaardagskaart gezien. Hij heeft haar.’
‘Hmmmm…’ Stilte. Dan: ‘Misschien heb je hem bang gemaakt? Misschien heb je met je plakvingers in zijn vuile was gezeten en wil hij je… afleiden?’
‘Wie waren er verdacht?’
‘De moeder van Philip Skinner schrijft me brieven, wist je dat? Elke maand krijg ik een pak papier met de post, waarin ze me vertelt wat ze allemaal gedaan heeft en wat er in Coronation Street gebeurt en wat haar kleinkinderen doen. Natuurlijk schrijft ze niet echt aan mij, ze schrijft aan Skinner…’
‘Len, alsjeblíéft…’
Hij zette het bekertje water neer. Zuchtte. ‘Nou, er was een agent bij van district Noord, maar ik geloof dat die zich heeft verhangen… Bleek van de kinderporno te zijn – ik weet vrij zeker dat er bij hem thuis in de prullenbak van zijn werkkamer een lading verkreukelde afdrukken van de verjaardagskaarten zat, vol sperma. Wij dachten dat hij lid van een netwerk was, maar je weet hoe de Doedelzakkenbrigade is. En dan had je die journalist bij de Aberdeen Examiner… Frons. Tolbert? Talbert? Talbert – maar we konden niks hard maken. Of Harriet Woods? Zij was privédetective in Dundee. Is uiteindelijk geëmigreerd naar Dubai.’
Ik krabbelde de namen en bijzonderheden in mijn notitieboekje.
Len leunde voorover, met zijn handen op het tafelblad. Alsof hij degene was die het ding omlaag hield. ‘Skinner bekende. Hoe had ik het moeten weten?’
‘Nog iemand?’
‘Hij paste precies in het profiel. Henry Forrester was bij het verhoor, hij zéí dat Skinner onze man was.’
‘Ik weet het.’
‘Die kleine jongetjes, verkracht en in stukjes gesneden…’
‘Len, was er nog iemand anders?’
Hij keek even op de tafel neer, zijn lippen samengeknepen, een diepe frons tussen zijn wenkbrauwen. ‘Een paar gekken: Ahmed Moghadam, Danny Crawford, een vrouw die dacht dat Jezus in haar kelder woonde…’ Hij trommelde met zijn vinger op het tafelblad: klop-klop, klop, klop, klop, klop-klop-klop. ‘Soms hoor ik hem ’s nachts nog schreeuwen.’