Nawoord van de auteur
Nergens in De Taal der Stenen is sprake van Engeland, Ierland of een ander bekend land, want dit zijn namen in onze wereld. De wereld waarin Willand is opgegroeid is echter niet geheel verzonnen. Hij heeft een complexe relatie met de onze, zowel in ruimte als in tijd. Er is een samenhang tussen de episoden in dit boek en de gebeurtenissen die plaatsvonden in onze eigen vijftiende eeuw, tussen de verschillende locaties in dit boek en diverse plekken die over Groot Brittannië verspreid zijn.
Lezers die zich in deze locaties willen verdiepen zouden kunnen beginnen in Oxfordshire, en wel het gedeelte dat halverwege tussen Oxford en Stratford-upon-Avon ligt. Nedernorton en de rest van Het Dal schijnen hier hun oorsprong te hebben gevonden. Bierliefhebbers zullen ongetwijfeld de naam 'Hook Norton' kennen, maar er zijn hier nog verschillende andere Nortons.
Niet ver daarvandaan is de oostelijkste en fraaiste van alle Britse neolithische steenkringen te vinden bij een weg die tussen Little en Great Rollright door loopt. Men zou kunnen zeggen dat deze zich op 'de Toppen' bevindt, want in die omgeving is dit het hoogste punt. Daarmee verbonden zijn een scheve steen die Koningssteen heet (hoewel de koning niet Finglas hoeft te zijn geweest) en een geruïneerde grafheuvel, die wel of niet van een koningin Orba kan zijn geweest.
Ten zuiden van dit veronderstelde Dal lopen onze rivieren Windrush en Evenlode, die de oude heerlijkheden Cornbury en Blenheim passeren. Alles in deze streek werd ooit gedomineerd door het grote koninklijke Wychwood, dat ruim vijfduizend vierkante kilometer groot was. In Woodstock hield koning Hendrik I een menagerie van exotische dieren, hoewel hij nooit eenhoorns in zijn collectie heeft gehad. Herinneringen aan dat woud bestaan voort in de namen van verschillende plaatsen aan de westzijde. Door ons echte Wychwood liep ooit een Romeinse weg die de Akeman Street heette en waarvan delen nog steeds worden betreden door wandelaars die van de Oxfordshire Way genieten. Hoewel er in het Engeland van de vijftiende eeuw een heer Vreemd heeft bestaan, woonde hij niet in het Wychwood. In onze wereld is niets over van de burcht die Wills heer Vreemd heeft bewoondniets, op een soort vestinggracht na. Helaas is daar evenmin een nieuw eikenbos aangeplant. Anderzijds wordt er nu ook geen spoor meer aangetroffen van wapenfabricage. Een hedendaagse bezoeker die een toren als die van heer Vreemd wil zien kan het beste naar Castell Coch gaan, in de natie die we Wales of Cymru noemen, en waarvan het equivalent bij Will bekend stond als Cambray.
De reis die Will en Gwydion naar Clarendon voerde zou hen in onze wereld bij Radcot Bridge over de Theems hebben geleid - waar in de veertiende eeuw een veldslag heeft plaatsgevonden - en vandaar door Uffington, dat beroemd is om zijn Witte Paard. Er staat daar echt een Drakenheuvel aan de voet van een steile rotswand in het landschap, en de Wormhill Bottom, die als 'Wormengreppel' terloops wordt genoemd, ligt op de Downs, vlak boven Lambourn - dat uiteraard nog steeds beroemd is om zijn paarden.
Als we dan omhoogklimmen naar de Ridgeway bij Wayland's Smithy en vandaar eerst zuidelijk, dan westelijk reizen, bereiken we het Savernake Wood bij Marlborough. Daarvandaan is het dan eenvoudig om de Bourne te bereiken, die hier min of meer de grens tussen Wiltshire en Hampshire volgt en naar Salisbury leidt.
De ruïne van Celuai na Sencassimnh bestaat ook in onze wereld. Wel zijn er op 'de weiden der verhalenvertellers' tegenwoordig veel meer bezoekers dan vroeger die op de kwartaaldagen tussen de stenen van de Grote Henge samendrommen om naar epische verhalen in de ware taal te luisteren.
De ruïnes van Old Sarum en de Figsbury Ring bestaan eveneens nog steeds, nabij het moderne Salisbury, zoals ook sporen van het paleis van Clarendon. Dit was de plaats waar - in de zomer van ons jaar 1453 - koning Hendrik VI van Engeland krankzinnig werd, waardoor een keten van gebeurtenissen in gang werd gezet die culmineerde in de Rozenoorlog.
Bezoekers van Ierland treffen daar een overvloed van bijzondere neolithische monumenten aan. Het is verleidelijk te geloven dat de kliffen waarop Will en Gwydion terechtkwamen die van Moher waren, in de county Clare. Dat zijn rotswanden die tweehonderd meter steil tot in de Adantische Oceaan afdalen. Vanaf de top zijn daar de verbluffendste zonsondergangen ter wereld te zien. Maar er moet worden opgemerkt dat de terp met de zuster van de Drakensteen even gemakkelijk gesitueerd zou kunnen zijn op de ruige kust van een alternatieve county Kerry, ergens bij Cnoc Breanainn.
Wie met een bootje vanaf de zuidkust van Ierland zou willen vertrekken, laten we zeggen vanuit Cobh, zou waarschijnlijk nuttig gebruik maken van de heersende westenwinden die de grijze wateren van de Ierse Zee opzwepen. Een van de eilandjes in die zee heet Druidale - de naam wordt als Gwydions geboorteplaats genoemd. Laten we echter aannemen dat ons bootje ruim ten zuiden van het eiland 'Ellan Vannin' blijft en tenslotte boven het eilandje Lundy langs in de monding van de Severn terechtkomt. Achter Bristol en de twee schitterende hangbruggen die Engeland en Wales tegenwoordig met elkaar verbinden, zou ons bootje, bij het juiste getij, via de Severn Bore tot dicht bij de stad Gloucester kunnen komen. Maar zou de reiziger aan land gaan op de oostelijke oever en daarvandaan in zuidelijke richting door de heuvels trekken, dan kwam hij in de buurt van Uley en de beroemde langwerpige grafheuvel daar, die bekend staat als Hetty Pegler's Tump.
Een tochtje noordwaarts door de huidige Cotswolds zou een lijn opleveren die overeenkomt met de route die Will en Gwydion hebben gevolgd en die correspondeert met een oude Romeinse weg, de Foss Way. Nadat ze deze hebben verlaten kunnen hedendaagse reizigers naar Warwickshire lopen en daarvandaan westelijk door het noordelijke deel van Oxfordshire en naar een gedeelte van Northamptonshire waar de Cherwell stroomt. Attente lezers kunnen wellicht zelfs ontdekken waar de Drakensteen ooit heeft gelegen, hoewel de namen van de dorpen in onze tijd een beetje afgesleten zijn.
Wanneer de hedendaagse reiziger vervolgens een noordoostelijke route volgt - de loop van de Nene naar de Wash - komt hij eerst in het overblijfsel van wat ooit het grote Forest of Rockingham was. Ten oosten van Geddington, vooral beroemd om zijn Eleanor Cross, ligt het dorp Waddenhoe aan de Nene. Vijf mijl noordelijk daarvan ligt Oundle en weer vijf mijl verder Fotheringhay. Tegenwoordig is het een vriendelijk dorpje, dat een kerk heeft die buitensporig groot lijkt. De oversteekplaats daar stelt niets meer voor, maar wie de moeite neemt om achter de boerderijen bij de brug te gaan kijken vindt daar de aardverhoging waarop ooit een sterk kasteel heeft gestaan.
In onze wereld was dit Fotheringhay Cas de beroemd als de vijftiende-eeuwse burcht van Richard, hertog van York, en als geboorteplaats van zijn zoon Richard, hertog van Gloucester, de latere koning Richard III. In een volgende periode werd Fotheringhay het schouwtoneel van een beruchte juridische moord, want in de grote zaal is de dappere koningin Mary van Schotland onthoofd. Toen haar zoon, James VI van Schotland, later de troon van Engeland verwierf, heeft hij de grote zaal en de fraaie achthoekige burchttoren ernaast laten afbreken, alsmede de rest van de gebouwen, zodat er nu praktisch niets meer van over is. De kunstmatige heuvel waarop het complex heeft gestaan is echter bewaard gebleven en men zegt dat op de helling daarvan elke zomer wilde Schotse distels uit de grond komen en dat er een spookgestalte rondwaart wanneer er herfstnevels komen aanwaaien vanaf de vennen.
Een ander kasteel van Richard van York, dat van Ludlow; aan de grens met Wales, is de trots van Shropshire. Dat is een mooi historisch stadje, en grote delen van het gebouw staan nog overeind. De bron is een van de diepste kasteelbronnen van heel Engeland. Wills vertrek uit zijn Ludford en zijn daaropvolgende omzwervingen met Gwydion voerden hem door grote delen van de 'Middenshires' en naar vele plekken die lijken te corresponderen met plaatsen in de hedendaagse wereld. Het 'preiveld' [prei = leek] van de Peststeen geeft een indicatie van de plek waar Anstins grot zich bevond, zoals ook de naam Cheddle.
De 'mooie dorpen aan de Rea' waar Will zijn vijftiende verjaardag vierde, zijn nu opgegaan in Birmingham, maar de negen gehuchten die allemaal een naam hebben die op 'steen' eindigt bestaan nog steeds in enigerlei vorm en liggen allemaal, op Atherstone na, ten noorden van Market Bosworth op een oppervlakte van ongeveer acht bij acht kilometer.
De jonge Shakespeare begon zijn carrière als dramaschrijver met een verhaal over het dispuut tussen de twee beroemde' huizen van York en Lancaster - wij zouden zeggen: de Rozenoorlog. Een blik in Shakespeares Koning Hendrik VI, vooral het derde bedrijf, zal de lezers waarschijnlijk belonen met aanwijzingen inzake de personages van het onderhavige boek. De meest oplettende lezers zullen trouwens ook enkele andere parallellen opmerken.
Degenen die vertrouwd zijn met het werk van de grote bard zullen ook iets herkennen in de naam 'district van Arden'. Ons huidige Wooton Wawen heeft een Zwarte Stier, maar het is twijfelachtig of daar ooit 'mensenetende luchtbeesten' zijn gefokt.
Engeland heeft geen Aston Oddingley, noch een ander landgoed dat van een lord Clifton is, maar er is wel een Oddingley bij Worcester en er waren twee lords Clifford, vader en zoon, die zichzelf berucht genoeg hadden gemaakt om door chroniqueurs uit de vijftiende eeuw te worden opgemerkt.
Wat betreft de overige titels: er is in Engeland nooit een hertog van Mells geweest, maar er is wel een dorp dat Mells heet - en dat eveneens een buitensporig grote kerk bezit. Het ligt in Somerset en op het kerkhof daar rust een van Engelands grootste oorlogsdichters [nl. Siegfried Sassoon]. Tussen haakjes, ook de little Jack Homer van het beroemde kinderversje had iets met Mells te maken.
Arondiëls galop kan Will en Gwydion over Oxfordshire en Buckinghamshire naar het baken hebben gebracht dat het begin (of einde) van de Ridgeway markeert. Ze passeren immers 'Thring, Wing en Ivangham' en daarin klinken de namen door van drie heerlijkheden die volgens een oud rijm door een zekere heer zijn verspeeld nadat deze ruzie had gemaakt met de Zwarte Prins. Sir Walter Scott heeft de laatste naam gebruikt in de vorm van Ivanhoe. In de huidige tijd vinden we drie dorpen - Wingrave, Tring en Ivinghoe - in de nabijheid van de lange kalkwand.
Zo komt de hedendaagse reiziger dan tenslotte in Hertfordshire en bij de kathedraalstad St. Albans. De Romeinen noemden hun stad - daar vlakbij -Verularmum. Het was op St. Albansdag in mei 1455 dat zich daar een leger had verzameld rond koning Hendrik VI en een ander, onder bevel van de hertog van York en de earl van Warwick, dat was gekomen om genoegdoening te eisen voor diverse vormen van onrecht. Wie 's zomers op bezoek komt kan de bof hebben dat de oude klokkentoren geopend is. Dan kan men naar boven klimmen, misschien zoals Maskull dat op een soortgelijke toren heeft gedaan toen er in de stad een groot gevecht plaatsvond. Iemand die de kathedraal bezoekt kan daar proberen een plaat van donker gesteente te vinden, 'netjes in tweeën gebroken', die in de zuidelijke zijbeuk op een voetstuk is gezet, niet ver van de schrijn. Bezoekers aan een grotere kathedraal, verder noordelijk, waar de aartsbisschop met 'ebor' wordt aangesproken [bedoeld is: York], kunnen eveneens een interessante steen bekijken. Deze is daar opgesloten in de crypte en wordt de Doemsteen genoemd.
Het is van belang om bij dit alles te bedenken dat een vijftiende-eeuwse koning van Engeland, laten we zeggen Hendrik VI, een heel ander concept van de geschiedenis en geografie van zijn land zal hebben gehad dan wij. Wij beschikken over nauwkeurige kaarten, die laten zien hoe de delen van het land aan elkaar passen. Wij kunnen gemakkelijk naar alle delen van ons Domein reizen. En we genieten de resultaten van meer dan drie eeuwen onderzoek en wetenschappelijke rapportage met betrekking tot ons verleden. Geen enkele middeleeuwse monarch heeft die luxe ook gekend. Aan Hendrik zou een curieus mengsel van religie, vertekende kronieken en pluimstrijkende mythen zijn gepresenteerd, zoals de Historia Regum Brittanniae, in het midden van de twaalfde eeuw gecompileerd door Geoffrey van Monmouth. Geoffrey beoogde met zijn mythische historie een trots erfgoed voor Engeland te construeren, om aldus zijn monarchen een verheven voetstuk aan te bieden.
De misschien wat raadselachtige naam Trinovant wordt in De Taal der Stenen dikwijls genoemd en verwijst naar een grote ommuurde stad aan de Iesis, kennelijk de stad waar de regering zetelt. In Geoffrey's Historia wordt verhaald hoe een zekere Brutus, die na de val van Troje daarvandaan was gevlucht, een nieuwe hoofdstad stichtte op het eiland dat hij had veroverd, Brittannië. Die stad heette volgens Geoffrey 'Troia Novant' - vernieuwend Troje. Dat was het Trinovant van Will.
Tenslotte wil ik in herinnering brengen dat het in de tijd van de nu lang vervlogen hoge middeleeuwen zeer gewoon was om aan magie en reuzen en draken te geloven. Over de afgelegen paden en weggetjes van Engeland slopen allerlei tweelingfiguren van angst en verwondering rond - en wie kon precies vertellen wat het ene en wat het andere was? Wills wereld is bewust voorgesteld als een wereld waarin de soms wat absurde denktrant van de middeleeuwse geest niet alleen waarschijnlijk is, maar eigenlijk ook waar.