24

img1.png

 

Later die dag liet de politie Ben Anders gaan. Mackenzie belde me om het te vertellen. ‘Ik dacht dat je het wel zou willen weten,’ zei hij. Hij klonk mat en moe, alsof hij het grootste deel van de nacht niet had geslapen. Dat was waarschijnlijk ook het geval.

Ik was in mijn werkkamer in de praktijk geweest, op de vlucht voor de leegheid van mijn huis. Ik wist niet precies wat het nieuws met me deed. Ik was blij voor Ben, dat wel. Maar er was ook een onverwacht gevoel van teleurstelling. Ik had nooit echt geloofd dat Ben de moordenaar was, maar er moet ergens een spoor van twijfel zijn geweest. Of misschien was het gewoon dat er zolang de politie nog een verdachte ondervroeg, ongeacht wie dat was, nog hoop bestond dat we Jenny zouden vinden. Nu was zelfs die vervlogen.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.

‘Niets. We zijn ervan overtuigd dat hij op de middag dat ze vermist raakte niet bij haar huis kan zijn geweest, dat is het enige.’

‘Dat is niet wat je eerst dacht.’

‘Toen wisten we dat nog niet,’ zei hij bits. ‘Hij wilde ons eerst niet vertellen waar hij was. Dat heeft hij nu wel gedaan en zijn verhaal klopt.’

‘Ik snap het niet,’ zei ik. ‘Als hij een alibi heeft, waarom heeft hij dat dan niet meteen gezegd?’

‘Dat kun je hem beter zelf vragen.’ Hij klonk geïrriteerd. ‘Als hij het je wil vertellen, zal hij dat vast wel doen. Wat ons betreft, gaat hij vrijuit.’

Ik wreef in mijn ogen. ‘En dat betekent?’

‘We gaan andere aanwijzigen na, dat lijkt me duidelijk. We zijn nog bezig met de forensische gegevens uit het huis en…’

‘Laat die officiële nonsens maar zitten, zeg het nou gewoon!’ Het bleef stil aan de andere kant. Ik ademde diep in. ‘Sorry.’

Mackenzie zuchtte. ‘We doen ons uiterste best. Meer kan ik je niet geven.’

‘Zijn er nog andere verdachten?’

‘Nog niet.’

‘En Brenner?’ Ik besloot op de valreep niet te vertellen dat ik hem die ochtend had gezien. ‘Ik ben er nog steeds van overtuigd dat hij degene was die jullie op Bens spoor heeft gezet. Is het niet slim nog eens met hem te gaan praten?’

Mackenzie slaagde er niet in zijn ongeduld te verbergen. ‘Zoals ik je al eerder heb verteld, heeft Carl Brenner een alibi. Als hij verantwoordelijk is voor de onjuiste tip, pakken we hem daar later wel voor aan. Ik heb nu belangrijker dingen te doen.’

De wanhoop die ik op een afstand probeerde te houden, dreigde me te overstelpen. ‘Kan ik iets doen?’ vroeg ik, wetende wat zijn antwoord zou zijn, maar ik vroeg het toch.

‘Op dit moment niet.’ Hij aarzelde. ‘Luister, er is nog tijd. De andere vrouwen zijn bijna drie dagen in leven gehouden. Er is alle reden om aan te nemen dat hij datzelfde patroon blijft volgen.’

En daardoor moet ik me beter voelen? Ik had het het liefst uitgeschreeuwd. Ook al leefde Jenny nog, we wisten allebei dat dat niet lang meer zou duren. En de gedachte aan wat ze in de tussentijd moest doormaken, was ondraaglijk.

Toen Mackenzie ophing, liet ik mijn hoofd in mijn handen zakken. Er werd op de deur geklopt. Ik richtte me op toen Henry binnenkwam. ‘Nog nieuws?’ wilde hij weten.

Ik schudde mijn hoofd. Ik zag meteen hoe moe hij eruitzag. Wat ook niet echt verrassend was. Sinds Jenny’s ontvoering deed ik geen enkele moeite meer om nog patiënten te behandelen. ‘Gaat het?’ vroeg ik.

‘Prima!’ Maar hij kon zijn gespeelde energiekheid niet lang volhouden. Hij glimlachte lusteloos en haalde zijn schouders op. ‘Maak je geen zorgen. Ik red het wel. Echt.’

Het klonk weinig overtuigend. Hij had iets leegs over zich wat hij niet kon verbergen. Maar hoe slecht ik me ook voelde over het feit dat ik hem de praktijk in zijn eentje liet doen, ik kon nu alleen maar aan Jenny denken en aan wat er de komende vierentwintig uur kon gebeuren. Iets anders leek te ver weg om er überhaupt bij stil te staan.

Henry zag al snel dat ik niet echt zin had in gezelschap en liet me alleen. Ik probeerde mijn forensische verslagen over Sally Palmer en Lyn Metcalf door te nemen, in de hoop dat ik misschien iets over het hoofd had gezien. Maar dat stuurde mijn fantasie alleen maar een kant op die ik zo zorgvuldig probeerde te vermijden. Ik schakelde geïrriteerd de computer uit. Terwijl ik naar het zwarte scherm staarde, kon ik het gevoel dat ik iets belangrijks over het hoofd zag niet van me afzetten. Iets wat zo overduidelijk was. Heel even voelde het verleidelijk dichtbij, maar terwijl ik probeerde er een vinger achter te krijgen, ontglipte het me al.

De drang om iets te doen deed me opstaan. Ik griste mijn mobieltje mee en liep vlug naar de auto. Er kon maar één plek verzinnen om naartoe te gaan.

Maar op weg ernaartoe bleef het gevoel dat ik iets heel voor de hand liggends niet zag in mijn hoofd doorzeuren.

 

Ben Anders woonde in een grote stenen cottage aan de rand van het dorp. Die was vroeger van zijn ouders geweest en toen ze waren overleden had hij er met zijn zus gewoond, totdat zij trouwde en verhuisde. Hij had vaak gezegd dat het huis te groot voor hem was, dat hij het moest verkopen om kleiner te gaan wonen, maar had daar vervolgens nooit echt actie toe ondernomen. Het bleef toch zijn huis, of het nou te groot was of niet.

Ik was er maar een paar keer geweest. Beide keren voor een drankje na sluitingstijd van The Lamb. Ik had toen geparkeerd voor het zware houten hek in de hoge stenen muur. Ik bedacht nu dat het veel zei over de diepgang van onze vriendschap dat ik hier nog nooit overdag was geweest.

Ik wist niet eens of hij thuis was. En nu ik er was, merkte ik dat ik half hoopte dat hij er niet zou zijn. Ik was hiernaartoe gekomen om zijn versie te horen van zijn arrestatie, maar ik had niet echt nagedacht over wat ik tegen hem zou zeggen.

Toch verdreef ik alle twijfels uit mijn hoofd en klopte op de deur. Het huis was van lichte steen, niet direct mooi, maar het had iets aangenaam degelijks. Een grote tuin, netjes maar niet te aangeharkt. Witte ramen, een donkergroene deur. Ik klopte, wachtte. Klopte nog een keer. Toen er na een derde keer kloppen nog geen teken van leven was, draaide ik me om. Maar ik ging niet weg. Ik weet niet of het te maken had met het feit dat ik niet terug wilde naar het wachten of iets groters dan dat, maar op een of andere manier leek het huis niet leeg.

Aan de zijkant liep een pad naar achteren. Dat volgde ik. Ergens halverwege lag een donkere plas op de grond. Bloed. Ik stapte eroverheen. De achtertuin leek op een goed bijgehouden akker. Helemaal aan het einde stonden wat fruitbomen. In de schaduw eronder stond iemand.

Ben leek niet verrast door mijn komst. Op de tafel naast hem, een ruw, lomp geval van ongelakt hout, stond een fles whisky. Op de rand van de tafel lag een sigaret te branden, met een lange askegel. Gezien de hoeveelheid drank in de fles en de blos op zijn gezicht zat hij hier al een tijdje. Hij schonk zichzelf nog eens in toen ik naar hem toeliep.

‘Als je ook wilt, de glazen staan binnen.’

‘Nee, dank je.’

‘Ik zou je best een koffie willen aanbieden, maar eerlijk gezegd heb ik geen fut om op te staan.’ Hij pakte de sigaret, keek ernaar en drukte hem uit. ‘De eerste in vier jaar tijd. Smaakt verrekte smerig.’

‘Ik heb geklopt.’

‘Ik hoorde het. Dacht dat het misschien weer die klotepers was. Er zijn al twee verslaggevers geweest. Een of andere praatgrage smeris zal ze wel hebben getipt.’ Hij lachte wrang. ‘Het duurde even voor ze doorkregen dat ik echt liever alleen wil zijn, maar uiteindelijk leken ze het te begrijpen.’

‘Komt daar het bloed op het pad vandaan?’

‘Het kostte wat vloeistof voor ze genoegen namen met mijn “geen commentaar”, ja.’ Afgezien van zijn zorgvuldige manier van articuleren, wees niets erop dat hij dronken was. ‘Klootzakken,’ voegde hij eraan toe terwijl zijn uitdrukking nog somberder werd.

‘Journalisten in elkaar slaan is denk ik niet je meest briljante actie van de afgelopen tijd.’

‘Wie zegt dat ik ze heb geslagen? Ik heb ze alleen uitgeleide gedaan, meer niet.’ Er trok een schaduw over zijn gezicht. ‘Zeg, het spijt me heel erg van Jenny.’ Hij zuchtte. ‘Sorry. Shit, dat komt niet eens in de buurt, hè?’

Ik was nog niet klaar voor condoleances. ‘Hoe laat ben je vrijgelaten?’

‘Twee, drie uur geleden.’

‘Waarom?’

‘Waarom wat?’

‘Waarom hebben ze je laten gaan?’

Hij keek me over de rand van zijn glas aan. ‘Omdat ik er niets mee te maken heb.’

‘En waarom zit je hier dan dronken te worden?’

‘Ben jij wel eens gearresteerd en ondervraagd in verband met een moord?’ Hij moest er zelf om lachen. “‘Ondervragen”, noemen ze dat dan. Ze ondervragen niet, ze vertellen. “We weten dat je daar en daar was, je auto is gezien, waar heb je haar naartoe gebracht, wat heb je met haar gedaan?” Niet echt leuk, neem dat maar van me aan. Zelfs als ze je laten gaan, doen ze nog alsof ze je een dienst bewijzen.’

Hij hief zijn glas in een ironische toast. ‘En dan ben je weer een vrij man. Behalve dat je weet dat als mensen je aankijken ze stiekem denken: Geen rook zonder vuur, en dat ze je toch al nooit hebben vertrouwd.’

‘Maar je hebt er niks mee te maken.’

Ik zag hoe hij de spieren in zijn kaak spande, maar toen hij sprak, was zijn stem nog steeds rustig. ‘Nee, ik heb er niets mee te maken. En ook niet met wat er met die anderen is gebeurd.’

Ik was niet van plan geweest hem te ondervragen, maar nu ik hier was, kon ik mezelf niet inhouden.

Ben zuchtte en haalde zijn schouders op, waarmee hij wat spanning uit de lucht nam. ‘Het was een vergissing. Iemand heeft ze gezegd dat ze mijn auto bij Jenny’s huis hadden gezien, maar dat kan helemaal niet.’

‘Als je kon bewijzen dat je daar niet was geweest, waarom heb je dat dan niet meteen aan ze verteld? Waarom moest je in godsnaam de indruk wekken dat je iets te verbergen had?’

Hij schonk zichzelf nog een keer in. ‘Omdat ik er wel was geweest. Alleen niet zoals zij dachten.’

‘Wat het ook was, ik hoop dat het belangrijk was.’ Ik kon de woede in mijn stem niet verbloemen. ‘Jezus, Ben! De politie heeft uren aan je verspild!’

Zijn mond verstrakte maar hij reageerde niet op mijn uitbrander. ‘Ik had een afspraakje met een vrouw. Je kent haar niet, ze woont… nou ja, ze woont niet in het dorp. Ik was bij haar.’

Ik kon de rest wel raden. ‘En ze is getrouwd.’

‘Nog wel. Hoewel haar man nu de politie aan de deur heeft gehad om te vragen of zijn vrouw kan bevestigen dat ze met mij in bed lag. Dus ik weet niet hoe lang ze nog getrouwd blijft.’

Ik zei niets.

‘Ik weet het, ik weet het. Ik had het de politie eerder moeten vertellen,’ barstte hij los. ‘Shit, had ik dat inderdaad maar gedaan. Ik had mezelf uren stompzinnig gezeik kunnen besparen en dan had ik hier nu ook niet hoeven zitten nadenken over hoe ik het anders had moeten aanpakken. Maar als je je huis uit wordt gesleept en in een politiecel wordt gegooid, dan denk je daar niet altijd meteen aan, weet je?’

Hij wreef over zijn vermoeide gezicht. ‘En dat alles omdat iemand zich verdomme vergiste en dacht dat hij mijn auto had gezien.’

‘Het was geen vergissing. Het was Carl Brenner.’

Ben keek me doordringend aan, er begon hem iets te dagen. ‘Het zal wel de ouderdom zijn,’ zei hij na een korte stilte. ‘Shit, ik heb niet eens aan hem gedacht.’

Wat bijna een confrontatie was geworden, leek geweken en we beseften allebei stilzwijgend dat we gespannen waren. ‘Ik ben naar zijn huis gegaan. Brenner wilde het niet toegeven, maar ik zou zweren dat hij het was.’

‘Het is niet het soort man dat íéts toegeeft. Maar het is aardig dat je het hebt geprobeerd.’

‘Ik deed het niet alleen om jou. Ik wilde dat de politie naar Jenny op zoek ging, in plaats van op een zijspoor te belanden dat toch doodliep.’

‘Ik snap het.’ Hij keek in zijn glas en zette het neer zonder een slok te nemen. ‘En wat heeft je vriend de inspecteur je nog meer verteld?’

‘Dat je een verhouding hebt gehad met Sally Palmer. En dat je een paar jaar geleden een vrouw hebt aangerand.’

Hij lachte zuur. ‘Ooit krijg je het allemaal op je bordje, hè? Ja, Sally en ik hebben een tijdje geleden wat gehad. Het was geen geheim of zo, maar we liepen er ook niet mee te koop. Niet in een dorp als dit. Maar het was niet echt serieus. Het duurde niet lang en we zijn vrienden gebleven. Einde verhaal. Dat andere… Laten we daarvan gewoon maar zeggen dat het een jeugdzonde was.’

Mijn uitdrukking moet boekdelen hebben gesproken. ‘Voor je het verkeerde idee krijgt, ik heb niemand aangerand. Ik was achttien en had een verhouding met een vrouw die een stuk ouder was dan ik. Een getrouwde vrouw.’

‘Alweer.’

‘Ik weet het, een slechte gewoonte van me. Ik ben er ook niet trots op. Maar ik zag het destijds meer in de trant van “zonde van een aangesneden brood als je het dan ook niet opeet”. Ik was jong, ik dacht dat ik heel wat was. Maar toen ik het wilde uitmaken, werd het vervelend. Ze bedreigde me, we kregen ruzie. En voor ik er erg in had, had ze me bij de politie aangegeven wegens poging tot verkrachting.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Uiteindelijk trok ze de aanklacht in. Maar modder was je er niet zomaar af, nietwaar? En voor het geval je je afvraagt waarom je dit allemaal niet wist: ik loop niet te koop met mijn privéleven en ik ga me er ook niet voor verontschuldigen.’

‘Dat heb ik ook niet gevraagd.’

‘Oké dan.’ Hij kwam iets overeind in zijn stoel en gooide de rest van zijn whisky in het gras. ‘Dat is het dus. Mijn diepste geheimen. Nu kan ik gaan bedenken wat ik die klootzak van een Brenner ga aandoen.’

‘Je gaat helemaal niets doen.’

Hij keek me met een trage, gevaarlijke glimlach aan die het effect van de whisky liet zien. ‘Daar zou ik maar niet op rekenen.’

‘Als je achter hem aan gaat, maak je het alleen maar erger. Er staat meer op het spel dan een of andere vendetta.’

Hij werd steeds roder. ‘Wil je dat ik het gewoon vergeet?’

‘Op dit moment wel, ja. En naderhand…’ De gedachte aan wat naderhand misschien betekende, voelde als een stomp in mijn maag. ‘… als ze degene die Jenny te pakken heeft, hebben aangehouden, kun je doen en laten wat je wilt.’

Hij bedaarde enigszins. ‘Je hebt gelijk. Het zou niet slim zijn. En het is tenminste iets om naar uit te kijken.’ Hij staarde peinzend voor zich uit. ‘Je moet niet denken dat dit alleen met wrok te maken heeft. Maar heb je bedacht waarom Brenner de politie misschien heeft verteld dat hij mij bij Jenny heeft gezien?’

‘Je bedoelt afgezien van het feit dat jij daardoor werd gearresteerd?’

‘Ik bedoel dat hij misschien meer dan één reden heeft. Zoals zichzelf dekken.’

‘Dat is bij me opgekomen, ja. Maar je bent niet de enige met een alibi. Mackenzie zei dat hij hem al had nagetrokken.’

Ben bestudeerde zijn lege glas. ‘Heeft hij toevallig gezegd wat dat alibi was?’

Ik probeer het me te herinneren. ‘Nee.’

‘Tien tegen een dat het zijn familie was die voor hem instond. Het zijn toch allemaal van die verrekte dikke maatjes van elkaar? Dat is een van de redenen dat we hem nooit hebben kunnen pakken voor stropen. Dat en het feit dat hij een lepe klerelijer is.’

Mijn hart was sneller gaan kloppen door zijn woorden. Brenner was een jager, een stroper die bekendstond als agressief en asociaal. De moordenaar had in het verleden dieren en vrouwen gevangen en verminkt, en Brenner beantwoordde perfect aan dat profiel. Mackenzie was zeker niet dom, maar zonder bewijs of motief had hij geen reden om Brenner boven iemand anders te verdenken.

Niet zolang hij een alibi had.

Ik realiseerde me dat Ben iets zei, maar ik had geen idee wat. Mijn hersenen waren in een stroomversnelling terechtgekomen. ‘Hoe laat gaat Brenner meestal jagen?’ vroeg ik.