3. LOGAN STONEWALL

Tom, Fanny, Onze Jane, Keith en ik waren maandagochtend nog maar nauwelijks op het schoolplein, toen Tom naar de nieuwe jongen wees. Dezelfde die hij erop had betrapt dat hij in de kerk naar me zat te staren. Toen ik me omdraaide en naar het sportveld keek, waar de jongens al aan het spelen waren, hield ik mijn adem in. Hij viel op, de nieuwe jongen, die mooiere kleren droeg dan de jongens uit het dal. De ochtendzon achter hem vormde een soort aureool om zijn donkere haar, zodat ik zijn gezicht niet goed kon zien. Het bleef in de schaduw. Maar zoals hij daar stond, recht en lang, niet gebogen zoals sommige jongens uit de bergen die zich schaamden voor hun lengte, was hij me onmiddellijk sympathiek. Het was natuurlijk mal een volkomen vreemde aardig te vinden, omdat hij een soort zelfvertrouwen bezat dat niet arrogant was, alleen maar krachtig en zelfverzekerd.

Ik keek even naar Tom en wist toen waarom ik een jongen aardig vond die ik nooit eerder had gezien. Logan en Tom hadden dezelfde natuurlijke gratie, die voortkwam uit het feit dat ze wisten wie en wal ze waren. Ik keek weer naar Tom. Hoe kon hij zo trots naast me lopen terwijl hij een Gasteel was?

Ik wilde dat ik zijn zelfvertrouwen had, zijn vermogen om te aanvaarden - maar misschien zou ik het ook hebben gehad als ik de liefde van mijn vader had gehad, zoals hij.

'Hij kijkt weer naar je,' fluisterde Tom, me een por gevend, wat Fanny met haar te luide stem schril deed uitroepen: 'Hij kijkt niet naar Heaven! Hij kijkt naar mi/V

Fanny bracht me in verlegenheid. Maar als de nieuwe jongen het gehoord had, liet hij niets merken. Hij viel op in zijn grijze, flanellen broek met de scherpe vouw, zijn lichtgroene trui over een wil hemd en een grijs met groen gestreepte das. Hij had glimmend gepoetste zondagse schoenen. Alle jongens uit het dal droegen jeans en een gebreide trui en sneakers. Niemand kwam ooit zo fraai uitgedost naar school als Logan Stonewall.

Zag hij dat we staarden? Dat moest wel, want tot mijn schrik kwam hij plotseling onze kant uit! Wat moest ik zeggen tegen iemand die zo was gekleed? Elke stap die hij dichterbij kwam bracht me meer in paniek. Ik was nog niet zover dat ik iemand kon ontmoeten die een grijze, flanellen broek droeg (ik zou het niet herkend hebben als juffrouw Deale niet eens een grijs mantelpak had gedragen van dezelfde stof; ze probeerde me altijd van alles te leren over stoffen en kleren en zo). Ik probeerde weg te lopen met Keith en Onze Jane, vóór hij zag hoe haveloos mijn versleten vale jurk was, waar de zoom half uithing, en mijn versleten schoenen die bijna geen zool meer hadden. Maar Onze Jane stribbelde tegen.

'Voel me niet goed,' jammerde ze. 'Wil naar huis, Heavenly.'

'Je kan niet wéér naar huis,' fluisterde ik. 'Je gaat nooit over naar de tweede klas als je voortdurend ziek thuis blijft. Misschien kom ik jou en Keith vanmiddag een sandwich brengen - en wat melk.'

'Tonijn!' schetterde Keith vrolijk, en met de gedachte aan een halve sandwich tonijn met melk liet Onze Jane mijn hand los, en liep met kleine langzame stapjes de klas binnen waar alle eersteklassertjes pret leken te hebben - allemaal behalve Onze Jane.

Haastig liep ik hen achterna, maar niet vlug genoeg, want Logan Stonewall haalde ons in de gang in, vlak voor de eerste klas. Ik draaide me om en zag dat hij Tom een hand gaf. Logan was knap op de manier zoals ik in boeken en tijdschriften had gezien, iemand met een culturele achtergrond van vele jaren, die hem had gegeven wat geen van ons in de bergen had - standing. Zijn neus was smal en recht, zijn onderlip voller en beter gevormd dan zijn bovenlip, en zelfs op twee meter afstand kon ik zijn donkerblauwe ogen naar me zien glimlachen. Zijn kaak was vierkant en sterk en in zijn linkerwang kwam een kuiltje toen hij naar me glimlachte. Zijn zelfvertrouwen maakte dat ik me onhandig en verlegen voelde, bang iets verkeerds te zeggen en te doen, en dan zou hij natuurlijk naar Fanny gaan, en zij kon alles verkeerd zeggen en doen, dat deed er niets toe. De jongens liepen altijd achter Fanny aan.

'Hallo, vreemdeling,' begroette Fanny hem. Glimlachend kwam ze naar voren. Fanny had nog nooit de moeite genomen Onze Jane en Keith naar hun klas te brengen. 'Je bent de knapste jongen die ik ooit heb gezien.'

'Dat is Fanny, mijn zusje,' zei Tom.

'Hallo, Fanny...' maar Logan Stonewall keek nauwelijks naar Fanny. Hij wachtte tot Tom mij aan hem zou voorstellen.

'En dit is mijn zusje Heaven Leigh.' Toms stem klonk trots, alsof hij mijn vormeloze lelijke jurk en de haveloze schoenen niet zag. 'En dat kleine meisje daar, dat uit de eerste klas tuurt, is mijn jongste zusje dat we Onze Jane noemen, en achterin de gang, dat jongetje met het lichtrode haar, dat naar ons staat te grijnzen, is mijn broertje Keith. Ga zitten, Keith, jij ook, Onze Jane.'

Hoe kon Tom zich zo natuurlijk gedragen naast zo'n goedgeklede stadsjongen als Logan Stonewall? Ik trilde van opwinding. Niemand had ooit zo naar me gekeken als Logan Stonewall. 'Wat een mooie naam,' zei Logan. 'Hij past goed bij je. Ik geloof niet dat ik ooit mooiere, blauwe ogen heb gezien.'

'Ik heb zwarte ogen,' schreeuwde Fanny, die voor me ging staan, zodat hij me niet meer kon zien. iedereen kan blauwe ogen hebben... zoals Heaven. Ik vind jouw kleur blauw mooier.'

'Korenblauw noemt juffrouw Deale de kleur van Heavenly's ogen,' zei Tom trots. 'Er is geen meisje in de hele omtrek die zulke mooiè blauwe ogen heeft.'

'Dat geloof ik graag,' mompelde Logan Stonewall, die zijn ogen niet van me afhield.

Ik was pas dertien, en hij kon niet meer dan vijftien zijn, hoogstens zestien, maar toen onze ogen elkaar ontmoetten leek het of ik het geluid van een gong hoorde die de rest van ons leven zou blijven naklinken.

Maar het was slechts de schoolbel.

De stroom kinderen die naar de klassen drong bespaarde me een antwoord. Tom lachte toen hij achter zijn lessenaar ging zitten. 'Heavenly, ik heb nog nooit zoveel kleuren rood op je gezicht gezien. Logan Stonewall is gewoon een jongen, net als alle anderen. Beter gekleed dan de meesten, en knapper, maar een gewone jongen.'

Hij voelde niet wat ik voelde, maar hij kneep zijn ogen samen en staarde naar me op een vreemde manier, tot hij zich omdraaide.

Juffrouw Deale kwam binnen, en voor ik had bedacht wat ik in de lunchpauze tegen Logan Stonewall moest zeggen, was hel al zover. Ik moest mijn belofte houden van de sandwich en de melk. Ik bleef achter mijn lessenaar zitten. Alle anderen waren al weg. Juffrouw Deale keek op. 'Heaven, wil je me iets vragen?'

Ik wilde haar smeken om een sandwich, die ik aan Keith en Onze Jane kon geven, maar ik kon het niet. Glimlachend stond ik op en liep haastig naar de deur. Met gebogen hoofd liep ik door de gang, biddend dat ik een muntstukje zou vinden... en toen zag ik Logans blauwe ogen. ik heb gewacht tot je met Tom naar buiten zou komen.' Hij keek ernstig, maar zijn ogen glimlachten. 'Ga je met me lunchen?'

ik lunch nooit.'

Mijn antwoord deed hem fronsen, iedereen gaat lunchen. Kom mee, dan gaan we hamburgers en frites eten, met een milkshake.'

Wilde hij daarmee zeggen dat hij ook voor mijn lunch wilde betalen behalve voor die van hemzelf? Mijn trots stak de kop op. 'Ik moet voor Onze Jane en Keith zorgen tijdens de lunchpauze...'

'Oké, dan nemen we die ook mee,' zei hij nonchalant. 'En Tom en Fanny ook, als je dat wilt.'

'We kunnen onze eigen lunch wel betalen.'

Even scheen hij niet te weten wat hij moest zeggen. Hij keek me aan en haalde zijn schouders op. 'Oké. Als je dat liever doet.'

O, hemel... dat wilde ik helemaal niet! Maar mijn trots was groter dan de hoogste berg in de Willies.

Hij liep naast me naar de laagste klassen. Ik dacht elk moment dat hij spijt zou krijgen van zijn uitnodiging. Onze Jane en Keith wachtten op ons bij de eerste klas. Ze keken verschrikkelijk ongerust en Onze Jane kwam half snikkend naar me toe. 'Gaan we nu eten, Heavenly? Mijn buikje doet pijn.'

Tegelijkertijd begon Keith te jammeren over de sandwich met tonijn die ik hem had beloofd. 'Heeft juffrouw Deale er één voor ons meegegeven?' vroeg hij gretig, is het vandaag maandag? - heeft ze melk gegeven?'

Ik probeerde te lachen naar Logan, die het allemaal aanhoorde, en peinzend van Onze Jane naar Keith keek. Tenslotte keek hij naar mij en zei glimlachend: 'Als jullie liever een sandwich met tonijn hebben, heeft de cafetaria er misschien nog wel een paar over, als we opschieten.'

Ik kon niets meer doen nu Keith en Onze Jane naar de cafetaria holden als vossen achter de kippen.

'Heaven,' zei Logan ernstig, 'ik heb een meisje nog nooit laten betalen als ik haar uitnodigde. Laat me alsjeblieft voor jullie betalen.'

We waren de cafetaria nog niet binnen of ik kon het gefluister horen. Wat deed Logan met die armoedige Casteels? Tom was er ook, alsof Logan hem al eerder had uitgenodigd, en om de een of andere reden voelde ik me daardoor een stuk beter. Nu kon ik opgewekt Onze Jane helpen aan een lange tafel te gaan zitten. Keith schoof zo dicht mogelijk naar haar toe en keek verlegen om zich heen. 'Wil iedereen nog steeds sandwiches met tonijn en melk?' vroeg Logan, die Tom had gevraagd samen met hem de bestellingen te gaan halen. Onze Jane en Keith bleven bij hun oorspronkelijke keus, terwijl ik een hamburger en cola nam. Ik keek om me heen of ik Fanny zag toen Tom en Logan weg waren. Ze was niet in de cafetaria.

Om ons heen bleven ze fluisteren; ze trokken zich er niets van aan of ik het hoorde of niet. 'Wat doet hij met haar? Een hillbilly! En zijn familie moet rijk zijn.'

Alle ogen richtten zich op Logan Stonewall, toen hij terugkwam met Tom, en ze samen lachend en vrolijk de broodjes tonijn, hamburgers, frites, milkshakes en melk ronddeelden. Onze Jane en Keith waren overweldigd door al het eten. Ze wilden van mijn milkshake proeven, van mijn hamburger, de frites, en dus eindigde ik met de melk, terwijl Onze Jane mijn cola opdronk, met gesloten ogen van verrukking. 'Ik haal wel een andere voor jou,' bood Logan aan, maar ik weigerde. Hij had al meer dan genoeg gedaan.

Ik hoorde dat hij vijftien was. Hij glimlachte toen ik fluisterend vertelde hoe oud ik was. Hij wilde mijn geboortedatum weten: zijn moeder geloofde in astrologie. Hij vertelde dat het hem gelukt was zich te laten indelen in de studiezaal waar ik elke dag mijn huiswerk maakte. Ik probeerde het daar altijd af te krijgen, zodat ik romans mee naar huis kon nemen in plaats van schoolboeken.

Voor het eerst in mijn leven had ik echt een vriendje, een jongen die niet aannam dat ik gemakkelijk te krijgen was omdat ik in de bergen woonde. Logan spotte niet met mijn kleren of mijn achtergrond. Maar vanaf de eerste dag maakte Logan zich vijanden op school, omdat hij anders was; hij was te knap en zijn kleren waren te 'steeds'; zijn familie was te rijk; zijn vader te ontwikkeld; zijn moeder te hooghartig. De andere jongens vonden hem een mietje. Die eerste dag al zei Tom dat Logan zich op een dag zou moeten bewijzen. De andere jongens haalden malle, maar niet zo onschuldige streken uit. Ze stopten spijkertjes in zijn schoenen tijdens de gymnastiekles, ze bonden zijn veters aan elkaar zodat hij na de gymnastiekles te laat in de klas kwam; ze smeerden zijn schoenen in met lijm, en liepen hard weg als hij kwaad werd en dreigde de boosdoener een pak slaag te geven.

Voordat de eerste week voorbij was werd Logan twee klassen hoger dan Tom en ik geplaatst. Toen droeg hij inmiddels ook een spijkerbroek en geruite hemden, maar wel dure jeans, en hemden die ergens uit een winkel in New England kwamen en Bean's heetten. Hij bleef opvallen. Hij sprak te zacht en te beleefd, terwijl de anderen grof, luid en onhebbelijk waren. Hij weigerde zich te gedragen als de andere jongens, weigerde hun grove taal te gebruiken.

Vrijdag ging ik tot Toms verbazing niet naar de studiezaal. Hij probeerde me uit te horen terwijl we in de heldere septemberzon naar huis liepen. Het was nog zo warm dat Tom met kleren en al een duik in de rivier nam; hij trok alleen zijn versleten sneakers uit. Ik plofte neer in het gras langs de kant met Onze Jane naast me, terwijl Keith omhoog staarde naar een eekhoorn op een tak. Zonder erbij na te denken zei ik tegen Tom, die in het water rondspartelde: 'Ik wou dat ik geboren was met zilvergoud haar.' Ik beet op mijn tong toen ik zag hoe Tom naar me keek. Hij schudde als een hondje het water van zich af. Gelukkig was Fanny een eind achtergebleven toen we naar huis liepen; zelfs op de plek waar wij zaten konden we haar horen giechelen.

'Heavenly, weetje waarom?' fluisterde Tom aarzelend.

'Wat?'

'Waarom je zilvergoud haar wil hebben, terwijl je zulk prachtig haar hebt?'

'Zo maar een malle wens, meer niet.'

'Wacht even, Heavenly, als jij en ik vrienden willen blijven, en meer dan alleen maar broer en zus, moetje eerlijk blijven. Weetje wie dat zilvergouden haar had... ?'

'Weet jij het?' probeerde ik zijn vraag te ontwijken.

'Natuurlijk weet ik het.' Hij kwam het water uit en we liepen verder naar huis. ik heb het altijd geweten,' zei hij zachtjes. 'Sinds de eerste dag dat ik naar school ging. De jongens vertelden me over pa's eerste vrouw uit Boston, met haar lange zilvergouden haar, van wie iedereen wist dat ze het niet lang zou maken in de bergen. Ik hoopte alleen dat jij het nooit zou ontdekken omdat je me dan misschien niet meer zo geweldig zou vinden. Ik ben honderd procent een stomme hillbilly, wat jij en juffrouw Deale ook denken.'

Het deed me verdriet hem zulke dingen te horen zeggen. 'Zo mag je niet praten, Thomas Luke Casteel! Je weet wat juffrouw Deale daar laatst over gezegd heeft. De meest briljante ouders hebben vaak heel domme kinderen... en domme mensen brengen genieën ter wereld! Zei ze niet dat het de manier van de natuur was om de dingen in evenwicht te brengen? Zei ze niet dat soms, als ouders te intelligent zijn, ze al het hersenvoer voor zichzelf schijnen te gebruiken en niets overlaten voor hun kinderen? Herinner je je niet meer dat ze zei dat niets in de natuur voorspelbaar is? De enige reden waarom jij niet de beste cijfers krijgt is dat je te vaak spijbelt. Je moet blijven geloven wat juffrouw Deale zei: dat we allemaal uniek zijn, geboren voor een bestemming, die alleen door ons vervuld kan worden. Thomas Luke, vergeet dat nooit.'

'Vergeet jij het ook maar niet,' zei hij kortaf. Hij keek me doordringend aan. 'En hou op met 's nachts te roepen dat je anders wil zijn dan je bent. Ik hou van je zoals je bent. Zijn groene ogen glansden zacht in het vage licht van de pijnbossen. 'Je bent mijn mooie halfzusje, tien keer belangrijker dan mijn echte zusje, Fanny, die alleen maar aan zichzelf denkt. Zij houdt niet van me zoals jij en ik kan niet zoveel van haar houden als ik van jou hou.' Hij keek heel bedroefd toen hij dat zei en dat maakte mij ook verdrietig.

'Tom, ik ga huilen als je nog een woord zegt! Ik moet er niet aan denken dat je op een goede dag misschien weggaat en ik je nooit meer zal zien.'

Hij schudde zijn hoofd, ik zou nooit weggaan als jij dat niet wilde, Heavenly. Het is jij en ik, wij samen, ons hele leven. Zoals ze in de boeken zeggen, door dik en dun, bij regen en zonneschijn... in het duister van de nacht...'

Lachend antwoordde ik: 'Dat zeggen de posterijen, malle.' De tranen blonken in mijn ogen toen ik zijn hand pakte. 'Laten we alleen maar beloven dat onze wegen zich nooit zullen scheiden en dat we nooit kwaad op elkaar zullen zijn, of iets anders voor elkaar zullen voelen dan nu.'

Hij nam me in zijn armen, hield me vast of ik van kristal was en elk moment kon breken. Met verstikte stem zei hij: 'Op een goeie dag ga je trouwen - ik weet datje zegt datje dat niet doet - maar Logan Stonewall kijkt nu al verliefd naar je.'

'Hij kent me niet eens.'

Hij verborg zijn gezicht in mijn haar. 'Hij ziet je gezicht en je ogen - dat is voldoende. Alles van jou staat op je gezicht geschreven en glanst in je ogen.'

Ik rukte me los en veegde mijn tranen weg. 'Pa ziet nooit wat jij ziet, hè?'

'Waarom laat je je zoveel verdriet doen door hem?'

'O, Tom...!' jammerde ik. Ik wierp me in zijn armen en begon te huilen. 'Hoe kan ik ooit enig vertrouwen in mezelf hebben als mijn eigen vader me niet bekijkt? Er moet iets slechts in me zijn, dat hij me zo haat.'

Hij streelde mijn haar en mijn rug, met tranen in zijn ogen, alsof hij evenveel verdriet had als ik. 'Op een dag zal pa ontdekken dat hij je niet haat, Heavenly. Ik weet dat die dag gauw zal komen.'

Ik rukte me los.

'Nee, die komt nooit! Dat weet jij net zo goed als ik. Pa vindt dat ik zijn engel heb gedood door geboren te worden, en dat zal hij me in duizend jaar niet vergeven! En als je wilt welen hoe ik erover denk, ik vind dat mijn moeder geboft heeft dat ze hem ontsnapt is! - want vroeg of laat zou hij even gemeen zijn geweest tegen haar als nu tegen Sarah!'

We waren allebei geschokt door die openhartigheid. Hij nam me weer in zijn armen en probeerde te glimlachen, maar hij bleef triest kijken. 'Pa houdt niet van ma, Heavenly. Hij is ongelukkig met ma. Naar wat ik ervan gehoord heb, hield hij van je moeder. Hij is alleen met de mijne getrouwd omdat ze mij verwachtte, en hij voor één keer in zijn leven probeerde te doen wat juist was.'

'Omdat oma hem ertoe dwong!' gooide ik er verbitterd uit.

'Niemand kan pa dwingen iets te doen wat hij niet wil. Vergeet dat niet.1

'Ik zal het niet vergeten,' zei ik.

Weer was het maandag, en we waren allemaal op school. Juffrouw Deale weidde uit over de geneugten van het lezen van Shakespeare's toneelstukken en sonnetten, maar ik brandde van verlangen om naar de studiezaal te gaan.

'Heaven,' zei juffrouw Deale, haar babyblauwe ogen strak op me gericht. 'Luister je of zitje te dromen?'

ik luister!'

'Wat voor gedicht heb ik zojuist besproken?'

Ik kon me geen woord herinneren van wat ze het laatste half uur gezegd had, en dat was niets voor mij. O, ik moest ophouden met aan die verdraaide Logan te denken. Maar toen ik in de studiezaal naast Logan zat, kreeg ik een vreemd gevoel als we elkaar aankeken. Zijn haar was niet echt bruin of zwart, maar een mengeling, met roodbruine glimpuntjes. Ik moest me dwingen niet naar hem te kijken, want telkens als ik dal deed zag ik zijn ogen op mij gericht.

Logan glimlachte voor hij fluisterde: 'Wie is zo wijs geweest jou een naam te geven als Heaven? Ik heb nog nooit iemand met die naam gekend.'

Ik moest twee keer slikken om het te kunnen zeggen. 'De eerste vrouw van mijn vader heeft me zo genoemd, een paar minuten nadat ik geboren was, en mijn tweede naam is Leigh, omdat het haar voornaam was. Oma zei dat ze me iets verheffends wilde geven, en de hemel is het meest verheffende wat er is.'

'Het is de mooiste naam die ik ooit heb gehoord. Waar is je moeder nu?'

'Dood op het kerkhof,' zei ik kortaf. Ik vergat charmant en koket te zijn, iets wat Fanny nooit vergat. 'Ze is een paar minuten na mijn geboorte gestorven, en mijn vader heeft me nooit kunnen vergeven dat ik haar het leven heb gekost.'

'Geen gepraat in de zaal! riep meneer Prakins. 'De eerstvolgende die iets zegt moet een kwartier nablijven.' Logans ogen waren vol medelijden. En zodra meneer Prakins zijn hielen had gelicht, fluisterde Logan: 'Het spijt me dat het is gebeurd, maar je zegt het verkeerd. Je moeder ligt niet dood op het kerkhof - ze is opgegaan in het grote heelal, naar een betere plaats, naar de hemel!'

'Als er een hemel of een hel bestaat, dan geloof ik dat die hier op aarde is.'

'Hoe oud ben je eigenlijk, honderdtwintig?'

'Je weet dat ik dertien ben,' viel ik nijdig uit. 'Maar ik voel me vandaag tweehonderdvijftig.'

'Waarom?'

'Omdat het beter is dan me dertien te voelen, daarom.'

Logan schraapte zijn keel, keek even naar meneer Prakins, die naar ons keek door een glazen wand en waagde het toen weer te fluisteren. 'Mag ik je vandaag naar huis brengen? Ik heb nog nooit met iemand gepraat die tweehonderdvijftig is, en ik ben erg nieuwsgierig. Ik wil graag horen watje te zeggen hebt.'

Ik knikte, een beetje draaierig, en tegelijk jubelend. Nu had ik me in een situatie gemanoeuvreerd waarin ik hem waarschijnlijk zou teleurstellen, omdat ik alleen maar gewone antwoorden had. Wat wist ik over wijsheid, ouderdom of wat dan ook?

Maar hij stond te wachten aan de rand van het schoolplein, waar alle jongens, die de meisjes uit de bergen thuisbrachten, wachtten, en daar stond Fanny ook.

Ze draaide zich met een ruk om, gooide haar haar naar achteren en grijnsde breed toen ze Logan zag staan, alsof ze dacht dat hij voor haar kwam. Een eindje van Fanny vandaan stonden Tom en Keith. Tom leek verbaasd dat Logan op ons stond te wachten. Onze weg naar huis was niet meer dan een vaag pad dat door het struikgewas naar het bos voerde, en ten slotte naar onze hut. Zodra Fanny Logan en mij naar ons pad zag lopen gaf ze zo'n harde gil, dat ik wel door de grond had kunnen zinken.

'Heaven, wat doe je met die nieuwe jongen? Je weet datje niet om jongens geeft! Je hebt toch zeker al een miljoen keer gezegd datje nooit iets anders wil worden dan een duffe, ouwe schooljuf?'

Ik probeerde Fanny te negeren, maar mijn gezicht werd vuurrood.

Logan keek haar afkeurend aan, evenals Tom.

'Fanny, zeg alsjeblieft niets meer,' zei ik, niet op mijn gemak. 'Ga vast vooruit naar huis en begin voor de verandering eens met de was.'

ik hoef nooit alleen met mijn broer naar huis te lopen,' zei Fanny spottend tegen Logan. Toen lachte ze stralend. 'De jongens vinden Heaven niet aardig, ze vinden alleen mij aardig. Jij zult me ook aardig vinden. Wil je mijn hand vasthouden?'

Logan keek even naar mij en naar Tom en zei toen ernstig tegen Fanny. 'Dank je, maar op het ogenblik wil ik Heaven graag thuisbrengen, om te horen wat ze allemaal te vertellen heeft.'

'Je moet mij eens horen zingen!'

'Een andere keer, Fanny, zal ik naar je luisteren als je zingt.'

'Onze Jane zingt...' zei Keith zwakjes.

'En of ze zingt!' riep Tom uit. Hij pakte Fanny bij de arm en trok haar met zich mee. 'Kom, Keith, Onze Jane wacht thuis op je.' Meer hoefde Keith niet te horen om achter Tom aan te hollen, want Onze Jane was vandaag niet naar school gegaan, omdat ze buikpijn had en koorts.

Fanny rukte zich los uit Toms greep en kwam met een woedend gezicht teruggerend. Ze gilde en stak haar tong uit. 'Je bent een egoïste, Heaven Leigh Casteel! Vals, mager en lelijk! Ik haat dat haar van jou! Ik haat die malle naam van je! Ik haat alles van je, alles! Wacht maar tot ik aan pa vertel watje doet! Pa zal het niet fijn vinden datje liefdadigheid aanneemt van een stadsjongen die medelijden met je heeft! - hamburgers eten en zo... en Onze Jane en Keith leren bedelen!'

Fanny was op haar ergst: jaloers, wraakzuchtig, en in staat te doen wat ze zei, en dan zou pa me straffen!

'Fanny!' riep Tom, die haar achterna was gerend om haar te halen. 'Je krijgt mijn nieuwe waterverfdoos als je niet zegt dat Logan ons te lunchen heeft gevraagd.'

Fanny glimlachte ogenblikkelijk. 'Goed! En ik wil ook dat kleurboek dat juffrouw Deale je heeft gegeven! Ik snap niet dat ze mij niets geeft.'

'Snap je dat niet?' zei Tom spottend, terwijl hij haar gaf wat ze vroeg, al wist ik hoe graag hij die verfdoos en dat kleurboek wilde hebben. Hij had nooit een splinternieuwe doos met waterverf gehad of een kleurboek van Robin Hood. Robin Hood was dit jaar zijn lievelingsheld. 'Als je je behoorlijk gedraagt in de kleedkamer zal juffrouw Deale jou misschien ook wel eens wat geven.'

Huilend liet Fanny zich op het steile bergpad vallen. Ze trommelde met, haar vuisten op het gras, gilde omdat er een steen onder verborgen lag en ze haar hand tot bloedens toe verwondde. Ze kwam overeind en staarde met grote smekende ogen naar Tom. 'Zeg het alsjeblieft niet tegen pa, alsjeblieft.'

Tom beloofde het. Ik kon wel door de grond zakken. Ik durfde niet naar Logan te kijken, die grote ogen opzette of hij nog nooit zo iets had meegemaakt. Ik trachtte zijn blik te vermijden, tot hij glimlachte en ik begrip in zijn ogen zag. 'Je hebt misschien een familie die je van binnen flink kan verouderen, maar van buiten zie je er jonger uit dan de lente.'

'Dat zijn woorden uit een liedje!!' gilde Fanny. 'Je hoort een meisje niet het hof te maken met woorden uit een song!'

'O, hou je mond jij!' beval Tom. Hij greep haar arm weer beet en begon te hollen, zodat ze wel mee moest, anders werd haar arm eraf gerukt. Dat gaf me de kans alleen te zijn met Logan.

Keith vormde weer de achterhoede van onze kleine optocht. Hij stond als gehypnotiseerd te staren naar een roodborstje. Zo zou hij wel minstens tien minuten blijven staan - als de vogel niet wegvloog.

'Je zusje weet van wanten,' zei Logan toen we eindelijk zo goed als alleen waren. Keith was ver achter ons en heel stil. Ik hield mijn gedachten voor me. De jongens uit het dal dachten dat alle meisjes uit de bergen gemakkelijk te krijgen waren voor een jongen die hoopte te experimenteren met sex. Jong als ze was had Fanny de sensuele aanleg van de meisjes uit de bergen. Misschien kwam het door al het copuleren dat we om ons heen zagen, buiten en in onze één- of tweekamerhutten; seksuele voorlichting was overbodig in de bergen. Sex staarde je in het gezicht zodra je een man van een vrouw kon onderscheiden.

Logan schraapte zijn keel om me aan zijn bestaan te herinneren. 'Ik ben bereid je in al die jaren vergaarde wijsheid aan te horen. Volgende keer neem ik een bandrecorder mee.'

'Je houdt me voor de gek,' klaagde ik. 'We wonen samen met onze grootouders. Opa zegt nooit iets dat niet absoluut noodzakelijk is, en woorden vindt hij zelden noodzakelijk. Oma kletst aan één stuk door; ze praat onophoudelijk over de goeie ouwe tijd en hoe ellendig het nu 

allemaal is. Mijn stiefmoeder maakt zich druk en wordt nijdig omdat ze teveel te doen heeft... en soms als ik naar huis ga, naar die hut, en al die problemen onder ogen moet zien, voel ik me niet tweehonderd vijftig, maar duizend jaar oud - alleen zonder de wijsheid van zo'n lang leven.'

'Hé, zei hij met een glimlach. 'Een meisje dat eerlijk is. Dat vind ik lijn. Ik begrijp het. Ik ben enig kind en ik ben opgegroeid met ooms, tan- les en ook grootouders, dus ik begrijp het. Maar jij bent me vóór met twee broers en twee zusters.'

'In mijn voor- of nadeel?'

'Wat je er zelf van maakt. Wat mij betreft, Heaven Leigh, is het een voordeel zo'n groot gezin te hebben omdat je je dan nooit eenzaam voelt. Ik voel me vaak eenzaam en dan wilde ik dat ik broers en zusjes had. Ik vind Tom geweldig. Hij is geestig en een goeie kameraad. En Keith en Onze Jane zijn mooie kinderen.'

'En Fanny, hoe vind je haar?'

Hij bloosde en keek of hij zich niet op zijn gemak voelde, voor hij langzaam en voorzichtig zei: 'Ik denk dat ze een exotische schoonheid wordt als ze opgroeit.'

'Is dat alles wat je denkt?' Hij moest hel weten van Fanny en haar seksuele omgang met jongens in de kleedkamer.

'Nee, het is niet alles wat ik denk. Ik geloof dat van alle meisjes die ik ooit heb gezien en alle meisjes die ik hoop te zien, Heaven Leigh de mooiste zal worden. Ik geloof dat die Heaven uitzonderlijk eerlijk en openhartig is... dus hoop ik dat je er niets op tegen hebt als ik je van nu af aan elke dag thuisbreng?'

Ik voelde me zo gelukkig! Lachend holde ik vooruit en riep achterom: 'Tot morgen, Logan. Bedankt voor het thuisbrengen.'

'Maar we zijn er nog niet!' riep hij, uit het veld geslagen door mijn abrupte vlucht.

Ik kon hem-niet laten zien waar we woonden en hoe we leefden. Misschien zou hij nooit meer tegen me willen praten als hij onze omstandigheden kende. 'Een andere dag vraag ik je wel om binnen te komen,' riep ik.

Hij stond aan de andere kant van de smalle brug over de rivier. De zon scheen op zijn haar en in zijn ogen. Al zou ik duizend jaar worden, ik zou nooit vergeten hoe hij glimlachte, wuifde en terugriep: 'Oké. Ik heb mijn claim uitgezet. Vanaf vandaag is Heaven Leigh Gasteel van mij.'

De rest van de weg naar huis zong ik bij mezelf, gelukkiger dan ik ooit geweest was, totaal vergetend dat ik me had voorgenomen dat ik niet vóór mijn dertigste verliefd zou worden.

'Wat kijk jij opgewekt,' zei Sarah, met een vermoeide zucht opkijkend van het wasbord. 'Goeie dag gehad?'

'O, ja, ma, UITSTEKEND.'

Fanny stak haar hoofd om de deur van de hut. 'Ma, Heaven heeft een vriendje uit het dal - je weet wat dat voor soort is.' 

Weer zuchtte Sarah. 'Heaven, je hebt hem toch niet... wel?'

'Ma!' protesteerde ik. 'Je weet dat ik dat nooit zou doen.'

'Dat doet ze wel!' gilde Fanny. 'Ze doet schandalige dingen in de kleedkamer met de jongens, echt schandelijk!'

'Lelijke leugenaarster!' Ik wilde op haar afvliegen, maar Tom duwde Fanny de veranda op. Ze viel en begon onmiddellijk te brullen. 'Ma, het is niet Heavenly die zich slecht gedraagt. Fanny is het onfatsoenlijkste meisje van de hele school en dat wil wat zeggen.'

'Ja,' mompelde Sarah, de was aan mij overdragend, 'dat wil zeker wat zeggen. Ik weet heus wel wie de ergste is, dat hoef je mij niet te vertellen. Met haar flirtende ogen komt ze vroeg of laat in dezelfde uitzichtloze situatie terecht als ik. Heaven, hou voet bij stuk en zeg, nee, nee, nee! En trek nu die jurk uit en ga de was doen. Ik voel me niet goed de laatste tijd. Ik begrijp niet waarom ik steeds zo moe ben.'

'Waarom ga je niet naar een dokter, ma?'

'Zodra er gratis dokters zijn.'

Ik deed de was en met Toms hulp hingen we alle kleren op om te drogen. Toen we klaar waren leek het wel of we uitverkoop hielden van vodden. 'Vind je Logan Stonewall aardig?' vroeg Tom.

'Ja, ik geloof het wel...' antwoordde ik blozend.

Hij keek terneergeslagen, alsof Logan ooit verschil tussen ons zou kunnen maken.

'Tom, misschien geeft juffrouw Deale je wel een andere verfdoos...'

'Geeft niet. Ik word toch geen schilder. Waarschijnlijk komt er helemaal niets van me terecht als jij er niet bent om me zelfvertrouwen te geven.'

'Maar we blijven altijd bij elkaar, Tom, we hebben toch gezworen dat we door dik en door dun bij elkaar zullen blijven?'

Zijn groene ogen keken wat opgewekter, maar versomberden toen weer. 'Maar dat was voordat Logan Stonewall je naar huis bracht.'

'Jij brengt Sally Browne soms toch ook naar huis?'

'Eén keer,' gaf hij blozend toe, alsof hij zich schaamde dat ik het wist. 'Maar alleen omdat ze een beetje op jou lijkt en niet zo'n mal giechelwicht is.'

Ik wist niet wat ik daarop moest antwoorden. Soms wilde ik dat ik net als de andere meisjes was, giechelend en lachend om niets, niet altijd zo beladen met verantwoordelijkheden die me ouder maakten dan ik was.

Later diezelfde avond gaf ik Fanny een flinke preek over haar gedrag en de gevolgen daarvan. Ze hoefde het me niet weer uit te leggen. Bij een van de zeldzame gelegenheden dat we als zusjes met elkaar omgingen had ze me al eens bekend dat ze de school haatte, omdat die haar belette plezier te maken met de andere meisjes van haar leeftijd. Toen ze nog niet eens twaalf was, ging ze al met veel oudere jongens om, die haar genegeerd zouden hebben als ze zich niet had opgedrongen. Ze vond het leuk als de jongens haar uitkleedden, hun handen in haar broekje stopten en haar opwonden zoals alleen een jongen dat kon.

'Ik zal het niet meer doen, ik zal het echt niet meer doen,' beloofde Fanny, die slaperig was en alles wilde beloven om me mijn mond te laten houden.

Ondanks Fanny's belofte gebeurde het de volgende dag weer. Ik merkte het toen ik naar Fanny's klas ging om haar op te halen en naar huis le brengen. Ik drong de garderobe binnen en rukte Fanny van een puisterige jongen uit het dal af.

'Je zus is niet zo verwaand en preuts als jij!' siste de jongen.

En al die tijd kon ik Fanny horen giechelen.

'Laat me met rust!' gilde Fanny, toen ik haar meesleurde. 'Pa doet net of je niet bestaat, dus natuurlijk weetje niet hoe fijn het is om met jongens en mannen om te gaan, en als je aan mijn hoofd blijft zeuren dat ik dit niet moet doen en dat niet moet doen, dan laat ik ze alles doen wat ze willen - en het kan me geen donder schelen of je het aan pa vertelt. I lij houdt toch van mij en heeft een hekel aan jou!'

Dat bleef haken, en als Fanny niet naar me toe was gekomen en haar slanke armen om mijn hals had geslagen, huilend en smekend om vergiffenis, had ik die afschuwelijke zus van me voorgoed de rug toegekeerd. 'Het spijt me, Heaven, het spijt me echt. Ik hou van je, heus. Ik vind het alleen prettig wat jongens doen. Ik kan het niet helpen, Heaven. Het is (och natuurlijk, Heaven, dat is het toch?'

'Je zusje Fanny wordt een hoer,' zei Sarah later. Haar stem klonk dof en hopeloos terwijl ze de stromatrassen uit de dozen haalde en op de grond legde. 'Er is niets met Fanny te beginnen, Heaven. Laat haar maar voor zichzelf zorgen.'

Pa kwam maar drie of vier keer per week thuis, alsof hij wilde kijken hoe lang we konden uitkomen met het voedsel, en dan nam hij zoveel mee als hij zich kon veroorloven in één keer te kopen. Verleden week had ik oma tegen Sarah horen zeggen dat opa pa van school had genomen toen hij elf was en hem aan het werk had gezet in de kolenmijnen - en dat pa dat zo verschrikkelijk had gevonden, dat hij was weggelopen en niet meer was teruggekomen, tot opa hem in een grot had gevonden. 'En Toby beloofde Luke dat hij nooit meer een mijn in hoefde, maar dat hij meer zou verdienen als hij het nu en dan wel deed...'

ik wil niet dat hij de mijn in gaat,' zei Sarah toonloos. 'Het is niet goed iemand iets te laten doen dat hij haat. Als hij vroeg of laat door de politie wordt gepakt omdat hij zelfgestookte drank verkoopt, gaat hij liever dood dan zich te laten opsluiten.'

Daarna bekeek ik de mijnwerkers met andere ogen. Velen van hen woonden achter Winnerrow, iets hoger op de berghellingen, maar niet in de bergen zelf, zoals wij. 'sNachts als het windstil was, lag ik vaak wakker en dan meende ik de houwelen te horen van de dode mijnwerkers, die onder de grond opgesloten zaten en trachtten zich een weg te hakken uit de berg onder onze hut.

'Kun je ze horen, Tom?' vroeg ik op een avond, toen Sarah huilend naar bed was gegaan, omdat pa al vijf dagen niet thuis was geweest.

'Hak, hak, hak... hoor je ze niet?'

Tom ging overeind zitten en keek om zich heen. ik hoor niks.'

Maar ik wel. Vaag en ver weg: hak, hak, hak. En nog zwakker: help, help, help! Ik stond op en liep de veranda op. Het geluid zwol aan. Ik huiverde en riep Tom. Samen liepen we in de richting van het geluid - en daar stond pa in het maanlicht, zonder hemd en bezweet. Hij zwaaide met een bijl om nog een boom te vellen, zodat we van de winter genoeg hout zouden hebben.

Voor het eerst in mijn leven bekeek ik hem met een soort nieuwsgierig medelijden. Help, help, help, weergalmde het door mijn hoofd - had hij het uitgeschreeuwd? Wat voor soort man was hij eigenlijk om 's nachts hout te komen hakken, zonder zelfs even binnen te komen om zijn vrouw en kinderen goeiendag te zeggen.

'Pa!' riep Tom. 'Ik kom je helpen.'

Pa stopte niet en bleef hakken, gilde alleen maar: 'Ga naar binnen en rust uit, jongen. Zeg tegen ma dat ik een nieuwe baan heb waar ik de hele dag mee bezig ben. Mijn enige vrije tijd is 's nachts, en daarom hak ik deze bomen nu om, zodat jij er later houtblokken van kan hakken.' Hij zei geen woord om te laten merken dat hij me naast Tom zag staan.

'Wat voor werk heb je nu, pa?*

ik werk bij de spoorwegen, jongen. Ik leer een van die grote locomotieven rijden. Ik vervoer steenkool... kom morgen om zeven uur naar de spoorweg, dan kan je me zien wegrijden...'

'Ma wil je vast wel even zien, pa.'

Ik dacht dat hij even aarzelde voor hij de bijl weer in het hout liet terechtkomen. 'Ze ziet me... wanneer ze me ziet.' En dat was alles wat hij zei voor ik me omkeerde en terugholde naar de hut.

Ik huilde in mijn grove met kippeveren gevulde kussen. Ik wist niet waarom ik huilde, behalve dat ik plotseling medelijden had met pa - en nog meer met Sarah.