***
6. EEN VERRASSENDE UITNODIGING
Ondanks het feit dat ik zo nieuwsgierig was als tien katten, gaf ik Gisselle niet de voldoening haar te smeken ons te vertellen wat ze ontdekt had, en ik zou beslist ook niet naar Jackie gaan. Maar het bleek dat ik niemand van Gisselles fanclub hoefde te smeken.
De volgende dag werd ik vlak na het ontbijt aan de telefoon geroepen. Het was juffrouw Stevens.
'Ik wilde vandaag naar buiten om wat te werken, en toen dacht ik aan jou,' zei ze. 'Ik ken een plekje dicht bij de snelweg waar we een schitterend uitzicht hebben op de rivier. Heb je zin om mee te gaan?'
'O, ja, graag.'
'Fijn. Het is een beetje bewolkt, maar de weerman garandeert dat het straks zal opklaren en zeker tien graden warmer zal worden. Ik heb alleen
een sweatshirt en een spijkerbroek aan,' zei ze.
'Ik ook.'
'Dan kun je zo mee. Ik kom je over tien minuten halen. Bekommer je maar niet om schildersgereedschap; alles wat we nodig hebben ligt in de auto.'
'Dank u.'
Ik was zo opgewonden bij het vooruitzicht om weer in de natuur te kunnen tekenen en schilderen, dat ik Vicki bijna omverliep in de gang. Ze had haar armen vol boeken die ze net uit de bibliotheek had gehaald.
'Waar ga jij zo haastig naartoe?' vroeg ze.
'Schilderen... met mijn lerares... sorry.'
Ik holde onze kamer in en vertelde het aan Abby, die opgerold op bed haar maatschappijleer lag te bestuderen.
'Geweldig,' zei ze. Ik trok mijn loafers uit en een paar sportschoenen aan. 'Weet je, dat bandje om je enkel is me nooit opgevallen,' merkte Abbie op. 'Wat is het?'
'Een muntje,' antwoordde ik, en ik vertelde haar waarom Nina het me had gegeven. 'Ik weet datje het mal zult vinden, maar...'
'Nee,' zei ze somber. 'Dat vind ik niet. Mijn vader doet in het geheim aan voodoo. Ik ken een paar rituelen en...' Ze stond op en liep naar de kast. 'Ik heb dit.' Ze haalde een kledingstuk uit haar koffer en vouwde het open. Het was een donkerblauwe rok. Eerst vond ik er niets opvallends aan, maar toen liet ze de rok door haar handen glijden en zag ik het kleine, met twee gekruiste wortels doorstoken nestje van paardehaar, dat in de zoom was genaaid.
'Wat is dat?' vroeg ik.
'Dat is om het kwaad af te wenden. Ik bewaar deze rok voor speciale gelegenheden. Ik draag hem als ik bang ben dat ik in gevaar verkeer,' vertelde ze.
'Dat heb ik nog nooit gezien, en ik dacht dat Nina me alles van voodoo had laten zien.'
'O, nee,' zei Abbie lachend. 'Een moma kan telkens iets nieuws bedenken.' Ze lachte, ik heb het voor je verborgen gehouden, omdat ik bang was dat je het raar zou vinden, en nu zie ik jou met een munt om je enkel voor een goede gris-gris.' We lachten en omhelsden elkaar, net toen Samantha, Jackie en Kate met Gisselle langs onze open deur kwamen.
'Moet je dat zien!' riep mijn tweelingzusje, naar ons wijzend. 'Dat gebeurt er nou als er geen jongens op school zijn.'
Hun gelach deed het bloed naar onze wangen stijgen.
'Die zus van je,' tierde Abby. 'Een dezer dagen gooi ik haar met rolstoel en al van de rotsen.'
'Dan zul je in de rij moeten staan,' zei ik, en we lachten weer. Toen liep ik haastig naar buiten om op juffrouw Stevens te wachten.
Een paar minuten later kwam ze aangereden in een bruine jeep, met de linnen kap omlaag, en ik sprong erin.
'Ik ben zo blij datje kon komen,' zei ze.
'Ik ben blij dat u me gevraagd hebt.'
Ze droeg haar haar in een paardestaart en had de mouwen van haar sweatshirt tot haar ellebogen opgestroopt. Het sweatshirt zag eruit of het al heel wat schilderuurtjes had meegemaakt, want het zat onder de vlekken en verfspikkels in alle kleuren van de regenboog. In haar oude spijkerbroek en gymschoenen, zag ze er nauwelijks twee jaar ouder uit dan ik.
'Hoe bevalt het je in het Louella Clairborne House? Mevrouw Penny is aardig, hè?'
'Ja. Ze is altijd even vrolijk.' Na een ogenblik ging ik verder, ik ben van kamergenote veranderd.'
'O?'
ik deelde een kamer met mijn tweelingzus, Gisselle.'
'Konden jullie niet met elkaar overweg?' vroeg ze. Toen lachte ze. 'Als je vindt dat ik te persoonlijk word...'
'O, nee,' zei ik, en ik meende het. Ik herinnerde me dat grootmama Catherine altijd zei datje eerste indruk van mensen meestal juist was, omdat je hart het eerst reageert. Van begin af aan had ik me op mijn gemak gevoeld met juffrouw Stevens, en ik geloofde dat ik haar kon vertrouwen, al was het om geen andere reden dan dat we allebei van schilderen hielden.
'Nee, ik kan niet met haar overweg,' bekende ik. 'En niet omdat ik het niet wil of probeer. Misschien zou het anders zijn als we samen waren opgegroeid.'
'Als?' Juffrouw Stevens lachte een beetje verward.
'We kennen elkaar pas iets langer dan een jaar,' begon ik, en vertelde haar toen het hele verhaal. Ik was nog aan het praten toen we bij de plek met het uitzicht op de rivier kwamen. Ze had al die tijd geen woord gezegd, alleen maar kalm geluisterd.
'En dus heb ik erin toegestemd met Gisselle naar Greenwood te gaan,' eindigde ik.
'Merkwaardig,' zei ze. 'En ik dacht altijd dat mijn leven gecompliceerd was omdat ik in Biloxi in een weeshuis door nonnen was grootgebracht.'
'O? Wat is er met uw ouders gebeurd?'
'Daar ben ik nooit achter gekomen. Alles wat de nonnen me wilden vertellen was dat mijn moeder me kort na mijn geboorte aan hen heeft afgestaan. Ik heb geprobeerd iets meer over mezelf te weten te komen, maar ze konden goed geheimen bewaren.'
Ik hielp haar met het opzetten van onze ezels en legde papier en tekenmateriaal klaar. De lucht begon op te klaren, zoals de weerman had beloofd; het dikke wolkendek scheurde open en onthulde de lichtblauwe lucht daarachter. Bij de rivier waaide het harder. Achter ons trilden en zwaaiden de takken van een paar rode eike- en notebomen, en een zwerm tjilpende mussen vloog weg langs de oever van de rivier naar een groepje populieren, waar het wat rustiger was.
Een olietanker en een vrachtschip voeren snel de rivier af, terwijl in de verte een replica van een stoomboot vol vrolijke toeristen loom in de richting van St. Francisville bewoog.
'Denkt u dat u ooit achter het geheim van uw ouders zult komen?'
ik weet het niet. Ik heb me er min of meer bij neergelegd dat ik het nooit zal weten.' Ze glimlachte. 'Het doet er niet toe. Ik heb een uitgebreide familie: alle andere weeskinderen die ik heb leren kennen, een paar nonnen.' Ze keek om zich heen. 'Mooi is het hier, hè?'
'Ja.'
'Wat valt je hier het meest op?'
Ik bestudeerde de rivier, de boten en de kust. Stroomafwaarts zag ik de kringelende rook van de schoorstenen van de olieraffinaderij, die door de wind werd opgenomen en in de wolken verdween, maar een paar bruine pelikanen die op het water dobberden hielden mijn aandacht gevangen. Ik vertelde het haar, en ze lachte.
'Je bent net als ik. Je hebt graag een dier in je landschap. Goed, laten we beginnen. We zullen beginnen met het perspectief en proberen de beweging van het water vast te leggen.'
We begonnen te tekenen, maar ons gesprek stopte niet tijdens het werk.
'Hoe was de thee bij mevrouw Clairborne?' informeerde ze. Ik vertelde erover en zei dat ik onder de indruk was van het huis. En toen merkte ik op dat ik Louis had ontmoet.
'Heb je hem gesproken?' vroeg ze, terwijl ze even ophield met tekenen.
'Ja.'
ik heb van de andere docenten veel over mevrouw Clairborne en haar kleinzoon gehoord, maar sommigen zijn hier al jaren zonder hem ooit te hebben gezien. Hoe ziet hij eruit?'
Ik beschreef hem en zijn mooie pianospel.
'Toen ik hem vertelde dat ik schilderde, raadde hij me aan in de schemering naar het meer te gaan en te proberen dat te schilderen. Hij is niet altijd blind geweest, en hij kan het zich nog heel goed herinneren.'
'Ja. Het is een tragisch verhaal.'
'Ik ken het niet.'
'Nee? Ja, ik begrijp wel waarom. Het is een van die verzwegen verhalen, een van die geheimen die iedereen kent, maar pretendeert niet te kennen,' zei ze. 'Het is me door de oudgedienden hier meer dan eens duidelijk gemaakt dat ik niet op praten over de Clairbornes betrapt mag worden.'
Ik knikte.
'Maar ik kan jou het verhaal wel vertellen,' zei ze glimlachend. 'Ook al lijkt het een beetje op roddelen. We zijn aardige schilders en we mogen niet indiscreet zijn.' Ze werd weer ernstig, terwijl ze naar de rivier staarde. Toen begon ze. 'Het schijnt dat de dochter van mevrouw Clairborne, Louis' moeder, een verhouding had met een jongere man.' Ze zweeg even en keek naar mij. 'Een veel jongere man. Ten slotte kwam haar man er achter en hij was emotioneel zo gekwetst en van streek, dat hij een moord en daarna zelfmoord pleegde. Hij wurgde zijn vrouw a la Othello met een kussen in hun slaapkamer, en schoot zichzelf toen door het hoofd. De arme Louis schijnt van dat alles getuige te zijn geweest, en het traumatische effect ervan bracht hem in een coma, en toen hij bijkwam was hij blind.
'Naar ik gehoord heb, is er veel moeite gedaan om het allemaal te verheimelijken, maar in de loop van de tijd is het verhaal uitgelekt. Tot op de dag van vandaag weigert mevrouw Clairborne de feiten te accepteren. In plaats daarvan wil ze geloven dat haar dochter aan een hartaanval is overleden, en haar schoonzoon, die haar dood niet kon accepteren, zich daarop van het leven heeft beroofd.' Ze zweeg weer even.
'Na de oriëntatiebijeenkomst voor de nieuwe leden van de faculteit werden we allemaal voor de thee uitgenodigd in het huis van de Clairbornes. Heb je niets ongewoons gemerkt aan de klokken toen je daar was?'
'Ja. Ze staan allemaal stil op vijf over twee.'
'Dat is het tijdstip waarop mevrouw Clairbornes dochter zou zijn overleden. Toen ik een van de oudere docenten ernaar vroeg, vertelde hij me dat mevrouw Clairborne vindt dat de tijd voor haar is stil blijven staan en dat toont ze symbolisch in haar huis. Het is echt een heel droevig verhaal.'
'Dus er is lichamelijk niets mis met Louis, niets mis met zijn ogen?'
'Naar wat ik gehoord heb, nee. Hij komt zelden uit die westelijke vleugel van het huis. In de loop der jaren is hij daar behandeld en heeft hij daar onderwijs gehad, en voorzover ik weet zijn er maar een paar mensen met wie hij min of meer een gesprek heeft gehad. Je hebt geschiedenis gemaakt,' ging ze met een warme glimlach verder. 'Maar ook al ken ik je pas kort, toch kan ik heel goed begrijpen waarom iemand die niet graag praat, wèl met jou praat.'
'Dank u,' zei ik blozend.
'We vinden het allemaal moeilijk met elkaar te communiceren. Ik in ieder geval wel. Ik communiceer liever via mijn schilderwerk. Ik ben vooral erg verlegen bij mannen,' bekende ze. 'Misschien ligt dat aan mijn opvoeding. Daarom voel ik me waarschijnlijk zo op mijn gemak in Greenwood, en wil ik het liefst lesgeven op een meisjesschool.'
Ze glimlachte weer naar me.
'We hebben als twee kunstzusters geheimen over onszelf uitgewisseld. Feitelijk,' ging ze verder, 'heb ik altijd naar een zus verlangd, iemand die ik in vertrouwen kon nemen en die mij in vertrouwen zou nemen. Je tweelingzusje weet niet wat ze mist, zoals ze jou behandelt. Ik benijd haar.'
'Gisselle zou nooit geloven dat iemand haar benijdde. Ze wil trouwens niet benijd worden; ze wil medelijden.'
'Arm kind. Een ernstige handicap na zo'n actief leven is bijna onoverkomelijk. Ik denk dat je haar zult moeten verdragen. Maar als ik ooit iets kan doen om te helpen...'
'Dank u, juffrouw Stevens.'
'O, Ruby, alsjeblieft, noem me Rachel als we niet in de klas zijn. Ik wil graag het gevoel hebben dat we meer vriendinnen zijn dan alleen maar lerares en leerlinge. Oké?'
'Oké,' zei ik verbaasd, maar verheugd.
'Lieve help, we hebben zo lang zitten praten dat we bijna niets gedaan hebben. Kom, nu houden we onze mond en gaan aan het werk.' Haar zachte, blijde lach trok de aandacht van de pelikanen, die naar ik dacht geërgerd naar ons keken. Per slot waren zij hier om te vissen, om hun maag te vullen.
'Dieren weten het als je echt respect voor ze hebt,' had grootmama Catherine eens tegen me gezegd. 'Jammer dat dat bij mensen niet het geval is.'
We werkten ongeveer tweeëneenhalf uur, waarna juffrouw Stevens zei dat het tijd was voor de lunch. Ze nam me mee naar een klein restaurant even buiten de stad. Nog voor we binnenkwamen rook ik de verrukkelijke geuren van gekookte krab, gebakken garnalen, en salami, gefrituurde oesters, tomaten en uien van een po'boy-sandwich. We zaten gezellig te praten, vergeleken onze smaak in stijl en mode, voedsel en boeken. Ik had inderdaad het gevoel dat ik met een oudere zus zat te praten.
Het was al halverwege de middag toen ze me terugbracht naar het studentenhuis. Ze hield mijn werk bij zich en beloofde het mee te nemen naar het schilderlokaal om het op school af te maken.
'Dat was leuk,' zei ze. 'We doen het nog eens, als je wilt.'
'O, ja, maar ik kan je niet steeds voor mijn lunch laten betalen.'
Ze lachte. 'Ik moet wel, anders wordt het beschouwd als omkoperij,' zei ze plagend.
Ik nam afscheid en holde naar binnen, waar mevrouw Penny handenwringend op me zat te wachten. Haar haar zat in de war en ze beet op haar lip.
'O, goddank datje terug bent! Goddank.'
'Wat is er, mevrouw Penny?' vroeg ik snel.
Ze haalde diep adem, drukte de palm van haar rechterhand tegen haar hart en ging op de bank zitten.
'Mevrouw Clairborne heeft gebeld. Ze kwam persoonlijk aan de telefoon. Ik heb met haar gesproken.' Mevrouw Penny hijgde alsof ze een telefoontje had gehad van de president van de Verenigde Staten. 'Ze wilde jou spreken, dus ben ik je gaan zoeken, en je kamergenote, Abby, vertelde me dat je naar de rivier was gegaan om te schilderen, samen met je lerares. Ze hoort beter te weten, ze hoort beter te weten.'
'Wat bedoelt u: ze hoort beter te weten?' vroeg ik nieuwsgierig. 'Wèt hoort ze beter te weten?'
'O, vooral in het weekend, als je het terrein verlaat, moetje toestemming hebben. Ik moet zoiets zwart op wit hebben.'
'Maar we zijn alleen maar naar de rivier gegaan om te schilderen,' legde ik uit.
'Dat geeft niet. Ze hoort beter te weten. Ik moest tegen mevrouw Clairborne zeggen dat je er niet was. Ze was erg teleurgesteld.'
'Wat wilde ze?'
iets heel merkwaardigs,' zei mevrouw Penny luid fluisterend. Ze boog zich naar me toe, keek om zich heen of geen van de andere meisjes binnen gehoorsafstand was.
iets merkwaardigs?'
'Haar kleinzoon... Louis... heeft gevraagd je uit te nodigen voor het diner bij hen thuis... vanavond!'
'O?' zei ik verbaasd.
'Geen van de meisjes is ooit in het Clairborne House te eten gevraagd,' zei mevrouw Penny. Ik staarde haar aan. Mijn gebrek aan bevlogenheid schokte haar. 'Begrijp je het niet? Mevrouw Clairborne heeft gebeld om je voor het diner uit te nodigen. Je wordt om tien voor half zeven afgehaald. Het diner is precies om half zeven.'
'Hebt u gezegd dat ik kom?'
'Natuurlijk. Hoe zou je er zelfs maar over kunnen denken om niet te gaan?' vroeg ze. Ze keek naar me met trillende lippen. 'Je gaat toch, hè?'
ik voel me een beetje zenuwachtig,' bekende ik.
'O, maar dat is logisch, kindlief,' zei ze opgelucht. 'Het is een hele eer. Een van mijn meisjes!' riep ze uit, in haar handen klappend. Haar glimlach verdween snel. 'Maar ik moet je lerares een standje geven. Ze had beter moeten weten.'
'Nee, dat mag u niet doen, mevrouw Penny. Als u dat doet, ga ik niet naar mevrouw Clairborne,' dreigde ik.
'Wat?'
'Ik zal het haar vertellen van het voorschrift en ik zal ervoor zorgen dat mijn vader de vereiste schriftelijke toestemming geeft, maar ik wil niet dat juffrouw Stevens door mij in moeilijkheden komt,' zei ik vastberaden.
'Tja... ik... als mevrouw Ironwood er achter komt...'
'Dat komt ze niet.'
'Nou... zeg het juffrouw Stevens en vraag die toestemming,' zei ze. Ze zweeg even en toen kwam er een stralende glimlach op haar gezicht. 'Ga nu wat moois aantrekken. Ik zal erop toezien dat de auto hier om tien voor half zeven is. Gefeliciteerd, kind. Een van mijn meisjes...' mompelde ze, terwijl ze haastig wegliep.
Ik haalde diep adem. Ik kon niet beletten dat ik over mijn hele lichaam beefde. Belachelijk, dacht ik, het is maar een diner. Ik hoefde geen examen of auditie te doen voor iets.
Maar nu ik de geheime geschiedenis van de Clairbornes kende en wist waarom Louis blind was geworden, moest ik een brok in mijn keel wegslikken. Waarom was ik het geluid van die lieflijke, trieste muziek gevolgd en was ik die kamer binnengegaan?
Natuurlijk was het onmogelijk de uitnodiging geheim te houden, ook al had ik dat gewild. Mevrouw Penny was vastbesloten erover op te scheppen, en het duurde niet lang of alle meisjes in het studentenhuis waren op de hoogte van mevrouw Clairbornes telefoontje. Gisselle was kwaad, omdat ze dacht dat ik het al sinds de thee had geweten en het voor haar had verzwegen.
'Ik moet van vreemden horen wat mijn zus doet,' zei ze verwijtend, toen ze onze kamer binnenreed. Zoals gewoonlijk liep Samantha naast haar, om
haar op haar wenken te bedienen.
ik was net terug; ik had de hele dag met juffrouw Stevens aan de rivier geschilderd, dus ik wist het zelf niet eerder, Gisselle.'
'De hele dag geschilderd met juffrouw Stevens. Wat leuk voor je.'
Ze keek naar de jurken die ik op bed had klaargelegd om samen met Abby te bekijken.
'Dat ziet ernaar uit dat je bezig was met je voorbereidingen. Je moet het geweten hebben.'
'Ik wist het niet. Ik heb nog geen kwartier geleden mijn kleren tevoorschijn gehaald. Niet, Abby?'
'Ja,' zei ze met een blik op Gisselle, die nog woedend was.
'Nou, waarom heeft ze alleen jou gevraagd?' vroeg ze.
'Dat weet ik niet,' antwoordde ik.
'Omdat haar kleinzoon dat wilde, hè?' ging Gisselle snel verder. Soms was het onmogelijk iets voor haar te verbergen. Haar geest dwaalde zo vaak door de doolhof van bedrog en intriges dat ze de route beter kende dan een beroeps spion.
ik denk het,' zei ik.
'Hij kan je niet eens zien en toch wil hij dat je terugkomt? Wat hebben jullie samen gedaan?'
'Gisselle!' Ik keek van Abby naar Samantha en weer naar mijn zus. 'We hebben helemaal niets gedaan. Ik heb een paar minuten met hem gesproken, heb naar zijn pianospel geluisterd en ben weggegaan. Ik ben al zenuwachtig genoeg, dus maak het me alsjeblieft niet nog moeilijker. Eerlijk gezegd, wil ik helemaal niet, maar mevrouw Penny doet of het de gebeurtenis van de eeuw is.'
'Die lichtblauwe jurk vind ik mooi,' zei Abby. 'Hij is elegant, maar niet te opgeprikt.'
'O, hij is perfect voor een etentje met een blinde jongen,' zei Gisselle hatelijk, met een woedende blik op mij. 'Jij krijgt daar een heerlijk diner en wij moeten de vuiligheid van het huis eten.'
'We eten geen vuiligheid,' stoof Abby op.
'Blijkbaar ben jij eraan gewend,' antwoordde Gisselle. 'Rij me weg, Samantha. Onze arme neusgaten kunnen de lucht hier niet verdragen.'
Abby verbleekte en wilde een hatelijke opmerking maken, maar ik keek naar haar en schudde mijn hoofd. 'Maak je niet druk, Abby,' adviseerde ik haar. 'Dat is precies wat ze wil.'
'Je hebt gelijk,' zei Abby, en we gingen verder met het uitzoeken van mijn garderobe.
De blauwe jurk was elegant. Hij had een kraag, die een paar centimeter van mijn decolleté liet zien, maar met mijn medaillon en gouden ketting zou het toch discreet blijven. Abby leende me een paar gouden oorbellen en een gouden bedelarmband. We besloten dat ik mijn haar zou opsteken. Ik deed een heel klein beetje lippenstift op en wat van de jasmijnlotion die mevrouw Penny me leende, en ging ten slotte naar buiten om op de auto te wachten.
Mevrouw Penny bekeek me nog een laatste keer en keurde mijn uiterlijk goed.
'Dit is geschiedenis,' zei ze. 'Prent elk detail in je geheugen. Ik wil alles horen. Ik wacht hier op je, oké?'
'Ja, mevrouw Penny,' zei ik.
Abby lachte naar me. 'Veel plezier,' zei ze.
'Dank je, maar ik ben doodzenuwachtig.'
'Je hoeft je nergens ongerust over te maken,' zei Abby met een knipoog. 'Je hebt je amulet nog.'
Ik lachte. Ik had de munt in mijn schoen verborgen, maar ik had hem bij me.
'De stationwagon is er,' kondigde mevrouw Penny aan. Ik liep haastig naar buiten. Buck stond bij de auto te wachten en hield het portier voor me open. Toen hij zich omdraaide, sperde hij zijn ogen met een waarderende glinstering open, maar hij zei niets. Mevrouw Penny stond op de trap en zwaaide toen we wegreden. Toen we op weg waren, draaide Buck zich om.
'Je ziet er mooi uit,' zei hij.
'Dank je.'
'Ik ben hier al drie jaar,' zei hij, 'maar dit is de eerste keer dat ik een Greenwood-meisje naar het Clairborne House breng om daar te gaan eten. Ben je familie van hen?'
'Nee,' zei ik lachend.
Toen we bij het huis waren, stapte hij snel uit en hield het portier voor me open.
'Dank je,' zei ik.
'Veel plezier,' zei hij.
Ik glimlachte even en liep de trap op. Nog voordat ik bij de deur was ging die al open en Otis knikte.
'Goedenavond, mademoiselle,' zei hij, met een nog diepere buiging dan gewoonlijk.
'Goedenavond.'
Ik ging naar binnen en hij deed de deur dicht.
'Deze kant op, mademoiselle.'
Hij liep voor me uit door de gang en toen naar rechts door een andere gang die tot diep in de westelijke vleugel en de eetkamer leidde. In tegenstelling tot de andere delen van het huis, was de westelijke vleugel donker. Het behang was donker, voor de ramen hingen donkere gordijnen, en op de vloeren lagen donkere kleden. De schilderijen waren afbeeldingen van de spookachtigste taferelen op de rivier en in de bayou, moerassen met griezelig Spaans mos dat in de schemering heen en weer deinde op de wind, de Mississippi op een van de bredere punten, met roestkleurig water en boten en schepen als drijvende schaduwen van zichzelf. Aan de muren hingen portretten van strenge voorouders, die kritisch en afkeurend voor zich uit staarden.
De lange, donkere eikehouten tafel was aan één kant voor drie gedekt. In
twee zilveren kandelaars staken lange, witte kaarsen, met flakkerende vlammetjes. Boven de tafel verspreidde de kroonluchter een gedimd licht. Otis liep naar de stoel rechts van me en schoof die naar achteren, om aan te tonen dat ik daar moest gaan zitten.
'Dank je,' zei ik.
'Madame Clairborne en monsieur Clairborne komen zo beneden,' kondigde hij aan, en liet me toen alleen in de plechtige kamer. Een tijdlang bleef het doodstil en toen hoorde ik het nu al vertrouwde getik van mevrouw Clairbornes stok in de gang, en kwam ze de eetkamer binnen.
Ze doeg een zwarte jurk met een zoom die bijna tot haar enkels reikte. De ebbehouten kleur van haar jurk accentueerde het stilstaande horloge dat tussen haar borsten hing. Haar kapsel was niet veranderd, maar ze had haar diamanten oorbellen vervangen door parels en ze droeg een paarlen armband. Ze had alle ringen nog aan haar vingers.
'Goedenavond,' zei ze, terwijl ze naar haar stoel aan het hoofd van de tafel liep.
'Goedenavond.' Toen Otis haar stoel had uitgeschoven en ze zat, voegde ik eraan toe: 'Dank u voor uw uitnodiging.'
'Ik heb je niet uitgenodigd,' zei ze snel. Nu ik zo dichtbij haar zat, leek haar neus nog scherper dan anders. Haar bleke huid was zo dun dat hij bijna doorzichtig was. Ik kon de kleine blauwe aderen op haar wangen en slapen zien, en de haarlijn boven haar lip was opvallender, donkerder. Ze rook naar jasmijn, indringender dan ikzelf.
'Ik begrijp het niet,' zei ik.
'Mijn kleinzoon heeft erop gestaan. Als regel nodig ik de schoolmeisjes niet voor het eten uit. Er zijn er te veel die het verdienen,' zei ze. ik was me er niet van bewust dat je er vandoor was gegaan en hem ontmoet had toen je hier op de thee was.'
ik hoorde hem pianospelen toen ik naar het toilet ging en...'
'Mevrouw Penny had je duidelijk moeten maken dat ik -'
'Grootmoeder, je misdraagt je toch niet, hè?' hoorden we een stem, en toen ik me met een ruk omdraaide, zag ik Louis op de drempel staan. In tegenstelling tot mevrouw Clairborne had hij geen stok om hem te helpen bij het lopen door de gangen en kamers, en voorzover ik kon zien had niemand hem hier gebracht.
Hij zag er knap uit in zijn smoking en zwarte broek, en met zijn keurig naar achteren geborstelde haar.
'Ik misdraag me niet,' mompelde mevrouw Clairborne. Louis glimlachte en liep zonder aarzelen naar zijn plaats aan tafel.
'Je hoeft niet onder de indruk te zijn, Ruby,' legde hij uit, terwijl hij wachtte tot Otis zijn stoel naar achteren had geschoven. 'Ik heb zo vaak dezelfde routes gevolgd door dit huis dat ik gleuven in de vloer heb gesleten, en iedereen weet dat ze niets in de kamers mogen verplaatsen.'
'Daarom sta ik geen bezoek in dit deel van het huis toe,' zei mevrouw Clairborne snel. 'Als iemand een stoel verplaatst of een tafel verschuift...'
'Maar waarom zou iemand, vooral Ruby, dat doen, grootmoeder?' vroeg Louis. Mevrouw Clairborne zuchtte. Ze knikte naar Otis, die begon met water in te schenken.
'Krijgen we geen wijn vanavond?' vroeg Louis.
'Ik serveer geen wijn aan Greenwood-meisjes,' antwoordde mevrouw Clairborne vastberaden.
Louis onderdrukte een glimlach. 'In ieder geval hebben we vanavond ons speciale etentje, hè, grootmoeder?'
'Helaas ja,' zei ze, naar mij kijkend. 'Louis stond op een Cajun-menu.'
'Ik zal het haar vertellen,' zei Louis enthousiast. 'We beginnen met kreeftensoep en dan krijgen we eendegumbo. Maar voor het dessert heb ik orange crème brûlée besteld, een beroemd dessert uit New Orléans.'
'Klinkt fantastisch,' zei ik. Mevrouw Clairborne kreunde. Toen knikte ze onwillig en de maaltijd begon. Tijdens het eten zei mevrouw Clairborne heel weinig. Louis wilde alles weten over mijn schilderijen en vroeg me de doeken te beschrijven die ik via de galerie in de Franse wijk had verkocht. Hij was nooit in de bayou geweest en ik moest hem vertellen over het leven in de moerassen. Een aantal keren tijdens ons gesprek, klakte mevrouw Clairborne met haar tong en keek me afkeurend aan, vooral toen ik vertelde over grootmama Catherine en haar werk als traiteur.
'Ik vraag me af of een traiteur me zou kunnen helpen van mijn blindheid af te komen,' zei Louis hardop. Mevrouw Clairborne stoof op.
ik duld die charlatans hier niet in huis. Het land wordt overstroomd door gebedsgenezers en zogenaamde kunstenaars. Helaas heeft de rivier sinds de kolonisten hier zijn gekomen een fatale aantrekkingskracht uitgeoefend op dat soort mensen. Je hebt de beste artsen die er zijn.'
'die totaal niets voor me hebben gedaan,' zei Louis verbitterd.
'Dat komt wel. We moeten...' Ze zweeg.
Louis draaide zich langzaam om en glimlachte naar haar. 'Vertrouwen hebben, grootmoeder? Had je dat willen zeggen?'
'Nee. Ja. Vertrouwen in proefondervindelijke kennis, in de medische wetenschap, niet in poppenkast. Voor je weet wat er gebeurt krijgen we iemand te eten die in voodoo gelooft,' zei ze, en ik hield mijn adem in. Even bleef het stil, toen begon Louis te lachen.
'Zoals je ziet, heeft mijn grootmoeder een uitgesproken mening over alles. Het maakt de dingen gemakkelijker,' ging hij triest verder. 'Ik hoef zelf niet te denken.'
'Niemand heeft ooit gezegd dat je niet zelf kunt denken, Louis. Heb ik er niet in toegestemd deze jongedame vanavond te eten te vragen?'
'Ja. Dank je, grootmoeder.' Hij draaide zich naar me om. 'Vond je het eten lekker?'
'Heerlijk.'
'Dat mag ook wel. Ik heb de beste kok in Baton Rouge,' zei mevrouw Clairborne.
'Wil je me piano horen spelen?' vroeg Louis.
'O, ja, graag.'
'Goed. Wil je ons excuseren, grootmoeder?'
'Ik heb de chauffeur van de school gezegd dat hij haar om negen uur precies moet komen halen. De Greenwood-meisjes hebben hun huiswerk en hun avondklok.'
'Ik heb al mijn huiswerk al af,' zei ik snel.
'Toch moetje op tijd terug naar je kamer,' hield mevrouw Clairborne vol.
'Hoe laat is het nu, grootmoeder?' vroeg Louis. 'Hoe laat is het?' vroeg hij. Ik hield mijn adem in. Zou ze zeggen vijf over twee?
'Otis, hoe laat is het?' vroeg ze aan de butler, die in de deuropening stond.
'Tien over half acht, madame.'
'O, dan hebben we nog een hoop tijd,' zei Louis. 'Zullen we naar de muziekkamer gaan?' Hij stond op. Ik keek naar mevrouw Clairborne, die erg ongelukkig keek, en stond toen ook op.
'Bedankt voor een heerlijk diner, mevrouw Clairborne.'
Haar dunne lippen bewogen in een groteske imitatie van een glimlach. 'Graag gedaan,' zei ze snel.
Louis hield zijn arm op, en ik liep om de tafel heen en stak mijn arm door de zijne.
'Je hebt grootmoeders lievelingsgeur op, merk ik,' zei hij glimlachend. 'Dat heeft iemand je verteld, hè?'
'Mevrouw Penny, onze huisbewaarster,' bekende ik. Hij lachte en leidde me de eetkamer uit naar de muziekkamer. Hij bewoog zich even zelfverzekerd door het huis als iemand die kon zien, en toen we in de muziekkamer kwamen, liep hij zonder enige aarzeling naar zijn piano.
'Kom naast me zitten,' stelde hij voor, en maakte plaats voor me op de kruk. Toen ik ging zitten, speelde hij iets lieflijks en melodieus. De melodie scheen uit zijn vingers in de piano te vloeien. Zijn lichaam zwaaide zachtjes heen en weer, zijn schouder schuurde langs de mijne. Ik keek naar zijn gezicht terwijl hij speelde en zag zijn lippen en oogleden bewegen. Toen het stuk ten einde was, liet hij zijn vingers op de toetsen rusten.
'Dat was mooi,' zei ik zacht.
'Mijn pianoleraar... meestal een blaaskaak... gelooft dat mijn blindheid mijn spel indringender maakt. Soms lijkt hij wel jaloers. Hij bekende me dat hij de gewoonte heeft aangenomen zich te blinddoeken als hij in zijn eentje zit te spelen. Kun je je dat voorstellen?'
'Ja,' zei ik.
Met zijn vingers nog op de toetsen, zijn lichaam in een houding of hij elk moment weer kon gaan spelen, praatte hij verder, ik heb nog nooit een meisje... een jonge vrouw... naast me gehad,' bekende hij. 'Nooit zo dichtbij.'
'Waarom niet?'
Hij lachte. 'Waarom niet?' Zijn glimlach vervaagde. 'Ik weet het niet. Ik ben bang, denk ik.'
'Bang?'
'Dat ik te veel in het nadeel ben. Meer ter wille van grootmoeder dan van mijzelf, doe ik net of alles in orde is met me. Natuurlijk ziet ze me nooit tastend rondlopen, daar zorg ik wel voor. Ze hoort me niet kermen. Ik kan me de laatste keer niet herinneren dat ze me heeft zien huilen. We houden hier meestal de schijn op. Dat zul je wel gemerkt hebben. We doen net of alles in orde is. We doen net of er niets gebeurd is.
'Maar ik heb genoeg van die valse schijn,' zei hij, terwijl hij zich omdraaide. 'Ik verlang... wat realiteit. Is dat verkeerd?'
'O, nee.'
'Toen je hier pas binnenkwam, hoorde ik iets in je stem, iets eerlijks en oprechts, iets dat me op mijn gemak stelde, me hoop gaf. Het was bijna of- of ik je kon zien,' zei hij. ik weet datje mooi bent.'
'O, nee, dat ben ik niet. Ik ben...'
'Ja, dat ben je wèl. Ik kan het merken aan de manier waarop grootmoeder tegen je spreekt. Mijn moeder was mooi,' voegde hij er snel aan toe. Ik hield mijn adem in. Mijn hart begon sneller te kloppen. Zou hij me het tragische verhaal vertellen? 'Vind je het erg als ik je gezicht aanraak, je haar?'
'Nee,' zei ik, en hij legde zijn vingers tegen mijn slapen en gleed langzaam, zachtjes, met de toppen van zijn vingers langs mijn gezicht., over mijn lippen, naar mijn kin.
'Mooi,' fluisterde hij. Hij likte met de punt van zijn tong over zijn onderlip, toen zijn vingers van mijn hals naar mijn sleutelbeen gingen. 'Je huid is zo zacht. Mag ik verdergaan?'
Ik had het gevoel of mijn keel werd dichtgeknepen. Mijn hart bonsde. Ik was verward, maar durfde niet te weigeren. Hij leek zo wanhopig.
'Ja,' zei ik. Zijn vingers gingen naar de rand van mijn kraag en volgden die tot mijn decolleté. Ik zag dat zijn ademhaling sneller ging. Hij gleed met zijn handen over mijn borsten, draaiend en drukkend met zijn vingers alsof hij een beeldhouwer was die ze boetseerde. Zijn handen gingen langs mijn ribben naar mijn middel en toen weer omhoog, zodat zijn palmen over mijn borsten gleden.
Toen trok hij ze plotseling terug, alsof hij een onder spanning staande elektrische draad had aangeraakt. Hij boog zijn hoofd.
'Het is goed,' zei ik. In plaats van te antwoorden, legde hij zijn vingers weer op de toetsen en begon te spelen, alleen was de muziek deze keer luid en hard. Het zweet brak hem uit en hij hijgde licht. Het leek of hij zich wilde uitputten. Eindelijk hield hij op en sloeg deze keer met zijn platte handen op de toetsen.
'Het spijt me,' zei hij. 'Ik had grootmoeder niet moeten vragen je hier uit te nodigen.'
'Waarom niet?'
Langzaam draaide hij zijn hoofd om.
'Het is een kwelling. Daarom,' zei hij. 'Ik ben bijna eenendertig, en jij
bent de eerste vrouw die ik heb aangeraakt. Mijn grootmoeder en mijn nicht hebben me in de motteballen bewaard,' ging hij op bittere toon verder. 'Als ik niet een woedeaanval had gekregen, zou grootmoeder je vandaag niet gebeld hebben.'
'Wat afschuwelijk! Je hoort toch zeker geen gevangene te zijn in je eigen huis.'
'Ja, in zekere zin bèn ik een gevangene, alleen is het huis niet mijn gevangenis. Het zijn mijn eigen gedachten die me opsluiten!' riep hij uit en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Hij kreunde diep. Ik legde een hand op zijn schouder. Hij haalde zijn handen van zijn gezicht en vroeg: 'Ben je niet bang voor me? Walg je niet van me?'
'O, nee!'
'Je hebt medelijden met me, hè?' vroeg hij verbitterd.
'Ja, een beetje, maar ook bewondering voor je talent,' zei ik.
Zijn gezicht verzachtte en hij haalde diep adem. 'Ik wil weer kunnen zien,' zei hij. 'Mijn dokters zeggen dat ik bang ben om weer te zien. Denk je dat dat mogelijk is?'
'Ja.'
'Ben je weieens weggelopen voor iets dat je niet onder ogen wilde komen?'
'O, ja,' zei ik.
'Wil je me daar eens iets over vertellen? Wil je nog een keer terugkomen?'
'Als je dat graag wilt, natuurlijk.'
Hij lachte. 'Ik heb een melodie voor je gecomponeerd,' zei hij. 'Wil je die horen?'
'Heus? Ja, graag.'
Hij begon te spelen. Het was een prachtige, meeslepende melodie, die me merkwaardig genoeg deed denken aan de bayou, aan water en mooie vogels en bloemen.
'Dat is heel mooi,' zei ik, toen hij klaar was. 'Ik vind het prachtig.'
ik heb het "Ruby" genoemd. Ik zal mijn leraar de noten laten opschrijven, en de volgende keer dat je komt zal ik je een kopie geven, als je dat wilt.'
'Graag, dank je.'
'Ik wil meer over je weten... vooral hoe het komt dat je bent opgevoed bij de Cajuns, maar bent terechtgekomen in een welvarende creoolse familie in het Garden District.'
'Het is een lang verhaal.'
'Mooi,' zei hij. 'Ik wou dat het was als Scheherazade en Duizend-en-één- nacht... Een verhaal dat steeds maar doorgaat, zodat je hier eeuwig terugkomt.'
Ik lachte, en hij legde zijn vingers weer tegen mijn gezicht en volgde langzaam de lijnen naar mijn lippen, alleen liet hij zijn vingers er nu langer rusten.
'Mag ik je een kus geven?' vroeg hij. ik heb nog nooit een meisje gekust.'
'Ja,' zei ik, zonder goed te weten waarom ik hem zoveel intimiteiten toestond. Hij boog zich naar me toe en ik leidde hem met mijn handen naar mijn lippen. Het was een korte kus, maar hij haalde sneller adem. Hij liet zijn handen op mijn borsten rusten en boog zich voorover, kuste me weer, drukte zijn lippen langer op de mijne, terwijl zijn vingers mijn borsten vederlicht beroerden. Hij probeerde mijn jurk van mijn borsten weg te duwen, en was gefrustreerd toen het niet lukte.
'Louis, we mogen niet...'
Het was of ik hem een klap in zijn gezicht had gegeven. Hij trok zich niet alleen terug, maar stond op van zijn kruk.
'Nee, we mogen niet. Je moet nu gaan,' zei hij kwaad.
'Het was niet mijn bedoeling om...'
'Om wat?' riep hij uit. 'Me voor gek te zetten? Me belachelijk te maken? Nou, zo voel ik me wel. Ik sta hier opgewonden te zijn, hè? Ik heb een erectie.'
Eén blik was voldoende om me daarvan te overtuigen.
'Louis.'
'Zeg maar tegen mijn grootmoeder dat ik moe ben,' zei hij. Hij liet zijn armen stijf langs zijn zij vallen en liep naar de deur.
'Louis, wacht,' riep ik, maar hij bleef niet staan. Haastig liep hij weg. Ik voelde een intens medelijden met hem en volgde hem naar de deur. Ik keek hem na in de gang. Hij scheen opgenomen te zijn door de duisternis waarin hij vertoefde en was na een paar ogenblikken verdwenen. Nieuwsgierig liep ik verder de westelijke vleugel van het huis in, liep langs een andere, kleinere zitkamer en bleef na een bocht voor de eerste deur staan. Ik klopte zachtjes.
'Louis?'
Er kwam geen antwoord, maar ik draaide voorzichtig aan de deurknop. De deur ging open en ik keek in een mooie, ruime slaapkamer met een groot hemelbed en een klamboe eromheen. In de kamer hing een vochtige schimmelgeur, en ik zag dat de bloemen in de vazen allemaal dood waren. Er brandden twee kleine lampen, die eruitzagen als antieke olielampen. Ze stonden op de nachtkastjes en verspreidden net genoeg licht om de omtrek te kunnen zien van iemand die in het bed lag. Bij nadere inspectie zag ik echter dat het alleen maar een damesnachthemd was, dat voor iemand was klaargelegd.
Ik wilde juist de deur weer dichtdoen toen een deur in de rechterwand van de kamer openging en Louis naar buiten kwam. Ik wilde hem roepen, maar hij kreunde en sloeg met zijn vuisten in zijn ogen en liet zich tegelijk op zijn knieën vallen. Ik hield mijn adem in en bleef bevend in de deuropening staan. Hij sloeg zijn armen om zich heen en zwaaide even op zijn benen, toen klauwde hij aan de deurpost en trok zich overeind tot hij stond. Met gebogen hoofd draaide hij zich om en deed de deur dicht. Ik wachtte even, keek nog eens naar de slaapkamer, liep toen achteruit en deed de deur zachtjes dicht.
Praktisch op mijn tenen lopend ging ik terug naar het centrum van het huis en ten slotte naar de zitkamer, waarin we thee hadden gedronken. Mevrouw Clairborne zat op haar stoel en staarde naar het portret van haar man.
'Neem me niet kwalijk,' zei ik. Ze draaide zich langzaam om. Ik meende tranen op haar bleke wangen te zien. 'Louis zei dat hij moe was en is naar zijn kamer gegaan.'
'O, goed,' zei ze, en stond op. 'Je chauffeur wacht buiten om je terug te brengen.'
'Nogmaals bedankt voor het diner,' zei ik.
Otis verscheen op de drempel alsof hij uit het niets tevoorschijn kwam en hield de deur voor me open.
'Goedenavond, mademoiselle,' zei hij met een buiging.
'Goedenavond.'
Ik liep haastig de trap af naar de auto. Buck sprong snel uit de wagen en opende het portier.
'Prettige avond gehad?' vroeg hij.
Ik gaf geen antwoord. Ik stapte in en hij sloeg het portier dicht. Toen we wegreden keek ik achterom naar het huis. Louis en zijn grootmoeder waren zo rijk en machtig als enige familie die ik ooit had gekend of zou kennen, dacht ik, maar dat wilde niet zeggen dat het ongeluk voor hun deur halthield.
Ik wilde dat grootmama Catherine nog leefde. Dan zou ik haar op een avond heimelijk hier mee naartoe nemen, en dan zou ze Louis aanraken en zou hij weer kunnen zien en zou al zijn droefheid van hem afvallen. En jaren later zou ik een concert bijwonen in een of andere schitterende zaal om hem te horen spelen. Voor het concert voorbij was, zou hij opstaan en aankondigen dat hij het volgende stuk voor een heel bijzonder iemand had geschreven.
'Het is getiteld "Ruby",' zou hij zeggen, en dan zou hij beginnen, en ik zou me in de schijnwerpers wanen.
Grootmama zou zeggen dat het dromen waren, zo broos als zeepbellen. Maar dan zou ze droevig het hoofd schudden en zeggen: 'In ieder geval heb jij je dromen. Die arme jongen... hij woont in een huis zonder dromen. Hij leeft in de duisternis.'