V I E R E N T W I N T I G

img1

Tijdens de treinreis besloot ik dat ik taaier moest worden. En wie was er taaier dan mijn vader als het aankwam op verlies? Ik zou mijn emoties uitschakelen, ik zou het huwelijk observeren. Ik zou dat wat er tussen Peter en mij was wetenschappelijk bestuderen. Ik zou het benaderen op de manier zoals mijn vader dit met een kwetterende forel in Cape Cod zou doen. Ik zou bij het begin beginnen en simpele vragen stellen om simpele waarheden boven water te krijgen. Wat is het huwelijk? Hoe werkt het privé, in het openbaar? Wat is de betekenis ervan voor de betrokken individuen en de samenleving? En, natuurlijk, wat ik echt wilde weten: wat had het huwelijk met mij persoonlijk te maken, wat wilde het van me, wat was ik het verplicht, en wat was het míj verplicht?

Het enige probleempje in dit plan was dat mijn vader niet langer mijn enige rolmodel was voor wat betreft het onderwerp verlies. Mijn gesprekken met Vivian weerklonken in mijn hoofd. In mijn zoektocht naar simpele waarheden wist ik dat ik de confrontatie met mijn vader zou moeten aangaan. En op een veelomvattende, maar wazige manier wist ik dat ik angst voortaan geen beslissingen meer voor me zou laten nemen. Hoewel ik niet precies wist wat dit betekende, vereiste deze nieuwe manier van leven wel een dapperheid waarvan ik niet zeker wist of ik die in me had.

Ik was er niet klaar voor om zo dapper te leven. Nog niet. Alex was als een storm terug in mijn leven gekomen en ik was de kluts kwijtgeraakt. Kon ik niet wachten met dapper zijn totdat ik in elk geval enig idee had van waar ik in mijn leven stond? En ik stond mezelf dit uitstel toe.

Het was laf en verkeerd, dat wist ik, maar ik hoopte dat Vivians wijsheid en de opdracht die ze me had gegeven om me niet te laten leiden door angst, bij me terug zouden komen wanneer ik ze het meeste nodig had.

Voorlopig moest ik me erop concentreren, nog steeds in verwarring door Alex, mijn leven weer op orde te krijgen.

Toen ik thuiskwam lag Peter op de bank te slapen, naar de televisie toe gedraaid, die aanstond met het geluid uit. Hij had een kussen onder zijn hoofd geklemd en zijn vuist lag gebald tegen zijn borst. Ik ging op de bank zitten bij zijn voeten – hij had zijn schoenen nog aan. Ik vermoedde dat hij laat was thuisgekomen en meteen op de bank in slaap was gevallen, misschien een beetje dronken. Door zijn ploegendiensten in het ziekenhuis was zijn biologische klok helemaal in de war en hij sliep wanneer hij moe was, in plaats van volgens een vast patroon.

Ripken klauwde naar me dat hij uit wilde. Ik streek over zijn knoestige kop. ‘Oké,’ zei ik. ‘Oké.’

Toen ik opstond om zijn riem te pakken, rolde Peter op zijn rug en rekte zich uit. ‘Je bent weer thuis.’

‘Ik ben weer thuis,’ zei ik. Ik dacht inmiddels al als een wetenschapper en had geconcludeerd dat het huwelijk veel te maken had met thuis. De twee concepten overlapten op zoveel manieren dat je misschien het ene kon bedoelen en het andere zeggen zonder dat iemand het opmerkte.

Hij steunde op een elleboog. ‘Hoe was het?’

Ik dacht even na. ‘Het was verdrietig. Ze verliezen hun moeder en het is zo’n fantastisch mens. Het is moeilijk om iemand te verliezen van wie je houdt.’

‘Ja, dat is waar,’ zei hij, alsof dit nog nooit bij hem was opgekomen. ‘Ik bedoel eigenlijk hoe het was om te doen alsof je iemand anders vrouw bent? Hoe was dat?’

‘O, dat.’ Ik pakte de riem van Ripken uit de keramische kom waarin hij altijd lag. ‘Dat was raar. Ik kan niet zo goed liegen. Ik heb haar verteld dat ik voor mijn werk mutsen brei. Zijn er echt mensen die dat doen?’

‘Oude vrouwen in Bulgarije misschien?’ bracht Peter in. ‘Volgens mij is de correcte benaming modiste, niet iemand die mutsen breit.’ Hij corrigeerde me vaak bij dit soort dingen. Ik had zijn moeder twee jaar lang een pianospeelster genoemd voordat hij er uiteindelijk uitflapte: ‘Pianiste! Ze is een pianiste! Pianospelers werken in kroegen en in bandjes die spelen op bruiloften en partijen.’

‘Jammer dat je er niet bij was,’ zei ik. ‘Je zou alle leugens voor me hebben gladgestreken.’ Ik deed Ripken de riem om en keek op mijn horloge. ‘Om halfdrie heb ik een afspraak met Eila bij het huis van een cliënt,’ zei ik. Ik had nog ongeveer een uur om de hond uit te laten, te douchen en me om te kleden voordat ik weg moest. Ripken draaide vrolijk rondjes. ‘Loop je met ons mee?’

‘Ik moet douchen,’ zei hij, en toen ging hij achter me staan en sloeg zijn armen om mijn middel. Hij fluisterde in mijn oor: ‘Maar vertel eens, serieus. Hoe was het? Heeft iemand een toost uitgebracht zodat jullie wel moesten kussen?’

‘Het was geen bruiloft,’ zei ik.

‘Kom op, jullie hebben vast minstens elkaars hand moeten vasthouden om overtuigend te zijn,’ fluisterde hij.

‘Zou dat je opwinden?’ vroeg ik.

‘Nee.’ Hij liet zijn handen zakken. ‘Ik wil gewoon weten wat er is gebeurd.’ En toen wist ik dat hij niet zozeer nieuwsgierig was als wel jaloers.

‘Ik dacht dat je niet jaloers was – dat je had geprobeerd jaloers te zijn, maar dat je het er benauwd van kreeg.’

‘Hé, ik probeer alleen maar een beeld te krijgen van hoe het allemaal is gegaan. Dat is heel logisch.’

‘Nou, ik heb veel met zijn moeder gesproken en met zijn zusje, die twee kinderen heeft, en met Alex. En ze deden allemaal hun uiterste best, onder de omstandigheden. Dit is niet bepaald een leuke tijd voor hen. Ik ben hier. Ik ben terug.’

Hij ging op de bank zitten. ‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg hij.

‘Wat?’

‘Laat maar,’ zei hij. ‘Ik heb allang door dat ik Alex maar moet vragen hoe het is gegaan. Hij zal me tenminste een rechtstreeks antwoord geven.’

‘Alex? Ga hem hier nu niet mee lastigvallen.’ Ik dacht aan Alex, zijn goudeerlijke karakter. Ik liep met Ripken naar de voordeur.

‘Ik was van plan om hem te vragen mee te gaan golfen met een aantal jongens, hem aan een paar mensen voor te stellen.’

‘Hij heeft geen tijd om te golfen. Hij is elk weekend in het huis aan het meer bij zijn moeder en moet tussendoor ook nog lesgeven.’ Wat zou hij Peter vertellen tijdens een ellenlang spelletje golf?

‘Ik zal hem vragen of hij een ochtend komt golfen met de dames. Hij is professor. Dat is toch nauwelijks een baan te noemen,’ zei hij, en toen leunde hij naar voren. ‘Waarom wil je niet dat ik hem vragen stel? Is daar soms een reden voor?’

Ik haalde mijn schouders op. ‘Vraag hem wat je wilt,’ zei ik. ‘Ik vind het prima!’ Ik trok de voordeur open en liep naar buiten, Ripken hobbelde voor me uit.

Ik was behoorlijk in paniek. Eenmaal buiten klapte ik mijn mobiele telefoon open, maar ik wist niet of ik Faith of Helen moest bellen, allebei of geen van beiden. In mijn laatste gesprek met Faith had ze me ervan beschuldigd dat ik Peter op de kast probeerde te jagen, hem jaloers probeerde te maken door ermee in te stemmen Alex’ zogenaamde vrouw te worden. En Helen had gezegd dat ik probeerde Jason op te hemelen omdat ik mezelf wilde ophemelen, dat ik mezelf niet goed genoeg vond. Eigenlijk had ik zin in geen van beiden. Maar als ik deze vriendschappen wilde behouden, moest ik leren me over dit soort dingen heen te zetten, en omdat ik geen zussen heb, had ik ze nodig om met beide benen op de grond te blijven staan. Zo gaat dat nu eenmaal. Goede vrienden zeggen wat ze moeten zeggen. Ik had behoefte aan meer eerlijkheid in mijn leven, niet minder.

Ik belde Helen en kreeg haar voicemail. Hoe ze het toch voor elkaar kreeg, was me een raadsel – de stem in haar boodschap was professioneel maar ook sexy. De woorden ‘Ik ben er nu even niet’ leken een dubbele of zelfs een driedubbele betekenis te hebben vanwege de nuances in haar toon, maar er was niets waarop je haar kon aanspreken. De boodschap zelf was dezelfde als van ieder ander. Niettemin had ik het gevoel dat er met me werd geflirt. Na de pieptoon stelde ik voor om ‘s avonds samen een dessert te eten bij een ijssalon niet ver van Faiths huis.

Vervolgens belde ik Faith, die meteen opnam. ‘Hoe is het gegaan?’ fluisterde ze. Ze was duidelijk ergens waar ze eigenlijk niet had moeten opnemen. Ik hield het zo kort mogelijk. ‘De situatie vraagt om een troostend ijsje.’

‘Is het zo erg?’

‘Waar ben je?’

‘Ik sta op het punt een toespraak te houden over iets waar ik niets van weet. Had ik al verteld dat ik mijn weg door het leven veins?’

‘Zou ik dat ook moeten proberen?’

‘Volgens mij doen we dat allemaal al.’

Die dag op het werk zaten Eila en ik vast in iemands woonkamer. Het paar – een zenuwachtig stel, nouveau riche, waarvan de ene een beugel droeg – had zich geëxcuseerd om de details van Eila’s plan voor de restyling door te spreken. Ze hadden zich teruggetrokken in hun keuken vol graniet. Eila zag dat ik afwezig naar de geelbruine berber op de grond staarde.

‘Wat is er?’

‘O, niets,’ zei ik en ik wierp haar een overdreven brede glimlach toe.

‘Jawel, vertel.’

‘Ik weet het niet,’ zei ik. ‘Volgens mij probeer ik mijn leven bij elkaar te houden.’

‘Juist. Ik vergeet altijd dat je nog zo jong bent, dat heb ik vaak bij mensen.’ Ze klopte op mijn knie. ‘Luister, als je ouder wordt, zul je tot de ontdekking komen dat je leven überhaupt niet bij elkaar gehouden wordt, dus proberen het bij elkaar te houden kan helemaal niet. Het is een onmogelijkheid.’

De stemmen in de keuken klonken luider, opgewonden. Er werd met iets op het graniet geslagen – een nouvelle cuisinekookboek? Daarna was het stil.

‘Moet je hen daar horen. Zij denken nog steeds dat ze het bij elkaar weten te houden. Ha!’ zei ze. ‘Het is rampzalig tragisch.’

Ik arriveerde vijftien minuten te laat bij de ijssalon. De cliënten hadden hun ruzie in de keuken voortgezet nadat ze weer tevoorschijn waren gekomen, en elke beslissing die genomen moest worden, was een langzaam, moeilijk proces van gegrom, kwade blikken, boze gebaren en beschuldigingen waarbij de vrouw regelmatig haar handen in de lucht gooide en zei: ‘Mij best!’ Faith zat al aan een bakje frozen yoghurt aan een tafeltje achter in de zaak. Ze had Edward meegenomen, die naast haar in zijn autostoeltje lag te slapen. Er stond een rij van tienermeiden met veel make-up op en haar dat met veel gel in paardenstaarten was gebonden. Ze droegen bij elkaar passende dansoutfits, blauwe tricots met lovertjes, maar verder gymschoenen en windjacks.

‘Het spijt me,’ zei ik. ‘Ik dacht dat Helen hier ook zou zijn zodat jullie in elk geval alvast zonder mij konden bijkletsen.’

‘Ze belde een minuut geleden. Zei dat ze graag was gekomen, maar dat ze niet kon. Volgens mij is ze weer verliefd, maar durft ze dat niet te zeggen omdat ze al zo snel door de knieën is gegaan nadat ze mannen voor de zoveelste keer had afgezworen.’

‘Dit zou een nieuw record zijn.’

‘O ja? Ik heb geen idee. Ze vindt het leuk om mannen af te zweren zodat ze zichzelf niet in de verleiding kan brengen. Het is een cyclus.’

Ik haalde mijn schouders op en ging zitten. Ik had geen zin om Helen te analyseren, niet zonder dat ze erbij was. Dat was niet de moeite waard. Bovendien had ik behoefte aan zelfanalyse – een beetje duidelijkheid. Ik plukte aan een draadje op mijn handtas en staarde vervolgens uit het raam van matglas.

‘Nou, bestel iets.’

‘Ik krijg geen hap door mijn keel,’ zei ik.

‘Maar dit was toch een situatie die om een troostend ijsje vroeg?’

‘Ik heb de afgelopen drie uur met een kibbelend echtpaar doorgebracht. Ze irriteerden me mateloos. Misschien zo meteen,’ zei ik. ‘Plus: er staat een rij.’

‘Ze waren er ineens,’ zei Faith terwijl ze met haar ijshoorn naar de groep meiden wees. ‘Ik vind ze maar eng. Dat gaat heel ver terug. Het is een oerangst.’ Ze waren luidruchtig en zenuwachtig, stootten elkaar aan, fluisterden en barstten vervolgens in lachen uit. ‘Het is net een kudde onvoorspelbare wilde dieren.’

We keken een minuutje naar hen. Het was duidelijk welk meisje de leidster was. Ze had het mooiste haar en was helemaal niet luidruchtig, en iedereen leek om haar heen te zwermen. Twee van de moeders waren bij hen en probeerden zo duidelijk mogelijk bestellingen op te nemen en door te geven aan de vrouw achter de toonbank, die ze vervolgens opschreef.

‘Wij zijn ooit ook zo jong geweest,’ zei ik.

‘Het lijkt onmogelijk.’

‘Hoe gaat het met Edward?’ vroeg ik. ‘Op een dag…’

‘Heel goed. Hij is een bikkel. En hij heeft me beloofd nooit een puber te worden. Hij gaat die periode overslaan,’ zei ze, waarna ze naar voren leunde op haar ellebogen. Er viel een pauze en ze wist dat ik de boel probeerde te rekken. Ik wist niet waar ik moest beginnen. ‘Vertel me wat er aan de hand is,’ zei ze.

Ik zuchtte. ‘Er is iets gebeurd,’ waarmee ik bedoelde dat ik veranderd was, dat iets diep binnen in me een wending had genomen.

‘Heb je een affaire met Alex gehad?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Nou ja, we hebben gekust. Maar het is erger dan een affaire.’

‘O,’ zei ze, waarna ze achteroverleunde. Ze wist precies wat dit betekende. ‘Het gaat wel over,’ zei ze. ‘De laatste keer is het ook overgegaan. Dat zal weer gebeuren. Alles komt goed.’

‘Op een of andere manier heeft dit tripje me veranderd,’ zei ik.

Ze keek me vragend aan.

‘Zijn moeder heeft me een foto gegeven van Alex, zijn zusje en haar, waarop ze in de tuin staan die een beetje is afgeschermd door een stuk gordijn. Ik kan het niet uitleggen,’ zei ik, ‘maar de foto ontroerde me. Het was een fantastisch cadeau. Ik voelde me er beter door, sterker, alsof er voor me werd gezorgd. Het was alsof ik voor het eerst besefte dat er over me gewaakt wordt… Het is alsof ze begreep…’

‘Wat begreep?’

Beter kon ik het niet uitleggen. Ik wist niet wat ik nog meer bedoelde. ‘Niets. Ik heb de foto verstopt op de bovenste plank van mijn kast.’ Ik keek haar aan. ‘Maak je geen zorgen. Ik ga mijn leven echt niet overhoopgooien. Ik ga het veinzen, oké? Ik zal mijn leven veinzen, nog beter dan ik tot nu toe heb gedaan. Maar, even tussen jou en mij, ik wil niet dat het overgaat,’ zei ik. ‘Ik neem geen genoegen met “wel goed”.’

Ze knikte. Edward kwam in beweging aan haar voeten. Ze schudde aan het autostoeltje, waarop de baby een zacht geluidje liet horen en weer in slaap viel. ‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Ik kan het me niet voorstellen.’

‘Het probleem is dat Peter met Alex wil gaan golfen. Hij wil hem aan mensen voorstellen, hem op slinkse wijze binnenleiden in onze vriendschappen.’

‘Dat zou een ramp zijn.’

‘Ik weet het.’

De meiden zaten of stonden nu in groepjes rond de diverse tafels – de zitplekken waren duidelijk volgens een ritueel bepaald; er zat een hiërarchie in. Ze praatten opgewonden met elkaar, stonden op, verschoven, gingen weer zitten, de combinaties kwamen samen, vielen uiteen en eindigden in andere samenstellingen.

‘Je moet de onverbloemde waarheid vertellen,’ zei Faith. ‘Laat niet alles uiteenvallen.’

‘Maar stel dat het leven sowieso niet bij elkaar gehouden wordt, zodat het onmogelijk is om te proberen het bij elkaar te houden?’ vroeg ik haar.

Ze lachte. ‘Het leven wórdt bij elkaar gehouden,’ zei ze. ‘Misschien alleen door een verzameling gevlochten kabeltouwen, maar we blijven de knopen controleren om ons ervan te verzekeren dat alles bij elkaar blijft. We moeten wel.’

Nadat ik Alex die ochtend nog had gezegd dat hij me niet mocht bellen, dat hij überhaupt geen contact met me mocht opnemen behalve als zijn moeder was overleden, belde ik hem. Ik was onderweg naar huis van de ijssalon – ik had een bolletje ijs besteld en dat smolt nu in de hoorn. Ik parkeerde in een wijk met vierkante huizen in jarenveertigstijl om het telefoontje te plegen.

‘Hallo,’ zei Alex. Zijn stem was diep en zacht en hij klonk enigszins uitgeput. Ik dacht aan zijn mond, zijn witte tanden en zijn kaak. Het ging heel snel, zijn hele lichaam verscheen in mijn gedachten.

‘Hoi, met mij.’

‘Ik dacht dat we strikte instructies hadden…’

‘Peter gaat je vragen met hem en een aantal van zijn maten te gaan golfen.’

‘Wat attent van hem!’ zei Alex, alsof hij zich niet bewust was van de mogelijk ongemakkelijke situatie.

‘Ik wil dat je zegt dat je het te druk hebt.’

‘Misschien is dat ook wel zo. Om welke datum gaat het?’

‘Ik bel je niet als zijn secretaresse.’

‘O nee?’

‘Nee.’ Ik rommelde nerveus met wat papieren, pakte een stapel op en legde ze recht.

‘Je wilt dat ik de uitnodiging afsla.’

‘Ja,’ zei ik stellig. ‘Nee!’

‘Wat wordt het: ja of nee?’

‘Je kunt het niet meteen afslaan, want dat zou verdacht zijn.’

‘Meteen afslaan zou verdacht zijn, hoe precies?’

‘Hij denkt dat er iets is gebeurd.’

‘Er is ook iets gebeurd.’

‘Luister nou! Zeg gewoon dat je graag meegaat en meld dan later dat je niet kunt.’

‘Dat is wel wat ingewikkeld. Zal ik maar gewoon gaan?’

‘Heb je wel ooit gegolft?’

‘Op de middelbare school. De ouders van mijn vriend, Barry Mercheson, waren lid van een golfclub en hij was caddie. We reden voornamelijk met de karretjes rond. Dat was voordat ik mijn rijbewijs had, dus…’

‘Dit is niet grappig,’ zei ik.

‘Zal ik maar gewoon gaan?’ zei hij. ‘Ik ga plezier maken en golfen.’

‘Oké,’ zei ik. ‘Prima, ga maar golfen. Maar doe alsjeblieft niet zo serieus.’

‘Ik zal proberen een niet-serieus potje te golfen.’

‘Beloof het me!’

‘Ik beloof het. Het zal me geheel en al aan ernst ontbreken. En met ernst bedoel ik dan eigenlijk eerlijkheid?’

‘Laat beide maar thuis.’ Ik pauzeerde even. ‘Hoe gaat het met je moeder?’

‘Mag ik nu wel serieus zijn?’

‘Ja,’ zei ik. ‘En ook eerlijk.’

‘Ze leeft nog, maar ik mis haar nu al.’