5

In maart 1888 werd hun tweede kind verwekt en Fanny vertelde het Ward in mei. Maar hij reageerde anders op dit nieuws dan zij had verwacht.

'Het spijt me,' zei hij. 'Je bent nog helemaal niet fit genoeg. Je begint net weer een beetje op te krabbelen.'

'Doe niet zo mal. En wat fit zijn betreft, moet je me niet op mijn lengte of gewicht beoordelen, ik ben heel sterk vanbinnen.' Ze had eraan kunnen toevoegen: 'Op geestelijk gebied.' Maar dat deed ze niet, want ze wist dat Ward dat deel van haar niet begreep. Ze was zich ervan bewust dat hij een beetje bang was voor dat in haar waar hij niet bij kon. Daarom glimlachte ze nu, nam zijn gezicht in haar handen en zei: 'Deze keer zal het een jongen worden. En dat is mooi, want Billy begint op leeftijd te raken en jij zult er snel wat hulp bij nodig hebben.'

'Hou op!' Hij drukte haar tegen zich aan. 'Het kan me niet schelen wat het is, ik bekommer me alleen om jouw gezondheid. Bovendien heb jij je handen al vol aan die kleine dondersteen daar verderop in de gang.' Hij knikte naar de slaapkamerdeur. 'Dat wordt me een dikzak, die komt zowat een pond per dag aan.'

'Tja, ik heb al vanaf het begin gezegd dat ze veel op jou lijkt.'

'De hemel verhoede!'

'O Ward. Ze is nu heel mooi, en ze zal nog veel mooier worden. Let maar eens op.'

'Maar stel dat het echt een jongen is', zei hij, 'en hij lijkt op jou en is niet in staat een hooivork op te tillen, laat staan een baal hooi te versjouwen?'

'Nou, in dat geval stuur ik Jessie naar de boerderij en laat ik de jongeheer Gibson zo lang mogelijk in jurkjes lopen.'

Ze omarmden elkaar lachend. Maar toen hij zachtjes zijn lippen op de hare legde werd de kus verstoord door Annies stem voor de deur: 'Er is bezoek voor u, mevrouw.'

Toen Ward de deur opendeed, zei Annie: 'Het is niet voor u, het is voor mevrouw.'

'Wie is het?'

Annie onderdrukte een brede grijns. 'Ze zegt dat ze juffrouw Patsy Riley heet en dat ze mevrouw wil spreken. Dat zegt ze. Maar ze heeft het bij de achterdeur gezegd, want ik wilde haar niet binnenlaten. Ik wil vanavond gewoon naar huis kunnen lopen en er niet door beestjes naartoe worden gedragen.'

Fanny was naar de overloop gekomen en keek Ward aan. 'Patsy Riley? Dat meisje uit de Hollow? Wat zou die nou willen?'

'Ik loop wel mee naar beneden. We zullen zien.'

Maar vlak voor ze bij de achterdeur waren stak Fanny haar hand op om Ward tegen te houden en ze fluisterde: 'Laat mij met haar praten. Blijf jij hier.' En dit was ook voor Annie bedoeld.

Toen Fanny de achterdeur opendeed, voelde ze zowel vrolijkheid als medelijden bij de aanblik van het meisje. Het hartvormige gezicht met de diepzwarte ogen was min of meer gewassen. De handen die ze voor zich ineen had geslagen waren eveneens min of meer gewassen, want de nagels toonden randjes die even zwart waren als haar ogen. Onder de grijze strohoed, die eens roomkleurig was geweest en waarschijnlijk ooit een keurige juffrouw had getooid, piekten de uiteinden van het sluike zwarte haar. Ze droeg een jas die waarschijnlijk ook voor een kind van grotere afmetingen en een betere stand was gemaakt. De rok van de jurk, die tot net over haar knieën viel, had duidelijk veel stevige wasbeurten gekend, en haar magere blote benen verdwenen in een paar zware laarzen die, naar hun afmetingen te oordelen, haar tenen nauw opeen hadden geperst.

Fanny boog zich naar haar toe en zei zacht: 'Ja, liefje? Je wilde me spreken?'

'Heeft u hullup nodig, mevrouw?'

'Hulp?'

'Jawel. Voor het kind zorgen en zo. Ik ben goed in het zorgen voor kinderen. Ik heb ook op het stelletje van ons gepast. Maar me pa kan geen werk vinden en me moe heeft 't op het land geprobeerd, maar daar hebben ze allemaal hun eigen volk. Dus dacht ik, bij u, mevrouw...'

'Maar ga jij dan niet naar school?'

'O... eh... af en toe een halve dag. Johnny, Mike en Shane gaan om de man van het schoolbestuur zoet te houden. Maar Rob, die is gaan stenen rapen. Niet dat dat veel oplevert. Je kunt je neus nog niet afvegen aan wat hij verdient.'

Fanny keek op Patsy neer en boog zich nog wat verder naar haar over. Ze zei zacht: 'Mijn baby is heel klein, en ik zorg tot nu toe zelf voor haar.'

'Ik heb nu geen neten. Ik heb me haar schoon. Kijk maar.' De hoed werd met beide handen van haar hoofd getild, zover als de elastieken band dit toeliet, ik heb het met een luizenkam gekamd en het daarna in de beek gewassen. Er zit niks in.'

Fanny was inwendig verbijsterd dat het met een kind zover moest komen. Ze slikte moeizaam en vroeg toen: 'Hoe oud ben je?'

'Negen. Ik ben nu de oudste. Er zijn nog drie anderen geweest, maar die hebben de cholera gekregen. En d'r heeft er nog één tussen Rob en mij gezeten. Die had geen cholera, die was gewoon ziekelijk.'

Achter haar klonk een stem: 'Fanny?' Maar ze stak haar hand naar achteren en wapperde ermee naar Ward. Toen zei ze tegen het meisje: 'Blijf even wachten.' Ze deed de deur niet voor haar neus dicht maar liep haastig langs Ward en Annie naar de keuken, en daar draaide ze zich om en zei pardoes: 'Ik weet wat jullie allebei zullen zeggen, maar ik kan jullie één ding wel vertellen: ik ben van plan iets voor dat kind te doen. Ik weet alleen niet wat, dus zeggen jullie het maar.'

'Ik wil haar niet in de keuken, mevrouw.'

'Annie, ze is wanhopig. Ze heeft hulp nodig. Ze doet haar best om fatsoenlijk te zijn. Je hebt zelf gehoord wat ze zei.'

'Jawel mevrouw, ik heb gehoord wat ze zei. Maar ik ken dat stel. Als je haar overdag hier hebt, en ze gaat 's avonds naar dat smerige hok terug, dan zal ze Zichzelf nooit schoon kunnen houden.'

Fanny keek van Annies strakke gezicht naar Ward. 'Is er iets wat ze buiten kan doen, wat dan ook?'

'Ach Fanny, wat kan zij nou buiten doen, zo'n meisje als zij?'

'Schrobben. Vegen. Helpen de dieren te voeren. Wat dan ook.'

'We hebben Carl om daarvoor te zorgen, en denk je dat hij het zal pikken met een meisje op het erf?'

Opeens leek het of Fanny centimeters langer was geworden. Haar rug werd strak, haar kin ging omhoog en ze keek Annie recht aan toen ze zei: 'Annie, je hebt het al een tijdje over de oude melkschuur gehad. Toen we moeite hadden om de melk te verkopen, zei je dat als we er hulp bij kregen, die boter en kaas zou kunnen maken.'

'Allemachtig!' Ward draaide zich om en schudde zijn hoofd. 'Een melkschuur is de schoonste plaats op een boerderij, of hóórt de schoonste te zijn, en dan stel jij voor om dat meisje daar binnen te laten? Je lijkt wel gek! Nee! Nee!'

'Ja, dat is echt krankzinnig, mevrouw. Net wat meneer zegt. En dan nog iets: die karnton is een zwaar ding om te hanteren. Daar heb je soms een jonge os voor nodig om hem rond te draaien.'

'Nou, laat me jullie dan één ding wel vertellen,' - Fanny keek van de een naar de ander - 'nood maakt soms mensen zo sterk als een os. En ze zou daar niet smerig naar binnen gaan, daar zou ik zelf op toezien. Ik zal haar uitkleden, wassen en aankleden.'

'Nee Fanny, daar komt niets van in. Je vergeet dat je me nog geen kwartier geleden hebt verteld dat je weer in verwachting bent.'

'Nee, nee.' Annie schudde haar hoofd en keek Fanny aan. 'U bent weer in verwachting en u wilt dat grietje buiten in dienst nemen? U lijkt inderdaad wel gek.'

Fanny's stem klonk zacht, en zelfs een beetje treurig, toen ze zei: 'Ja. Ja, ik ben waarschijnlijk een beetje gek. Maar toch ben ik van plan dit krankzinnige plan door te zetten. Ward, ik heb je nooit iets voor mezelf gevraagd, maar nu vraag ik je dit: ik smeek je dit voor dat kind te mogen doen.'

Ward liep bij wijze van antwoord naar de haard, waar hij zijn hand op de schoorsteenmantel legde, zijn hoofd liet hangen en slechts mompelde: 'Fanny. O Fanny.' En aan de klank van zijn stem wist ze dat ze had gewonnen.

Ze draaide zich om naar haar andere tegenstander, een veel hardere noot om te kraken, en ze zei: 'Help me, Annie. Ik zal dit zonder jouw hulp niet tot een goed einde kunnen brengen, want ik weet niets van zuivelbereiding, niets van boter of kaas maken. Maar jij wel. En om ervoor te zorgen dat ze niet iedere avond naar huis gaat om met luizen terug te komen, zal ik je zeggen wat je kunt doen. Het zit zo: jij was bereid de cottage naast die van jullie aan mevrouw Killjoy te geven, dus waarom laat je Carl daar niet in gaan. Er ligt genoeg spul op de zolder om een kamer in te richten. Het meisje zou dan op de vliering in de schuur kunnen slapen.'

'Grote hemel. Ik heb nog nooit iets zo snel zien gebeuren, zelfs geen wonder. U hebt het allemaal kant en klaar, hè mevrouw? Over snelle denkers gesproken.'

'Als je iets heel graag wilt, Annie, en je weet dat het goed is, je weet diep in je binnenste dat je die persoon moet helpen, dan zal God je helpen snel te denken.' Ze keek even naar de rug van haar man en daarna weer naar Annie, voor ze de keuken uit snelde.

Op het erf stond het meisje nog steeds waar ze haar had achtergelaten, en Fanny zei: 'Kom eens mee.' Daarna liep ze met haar het erf over.

Ze duwde een verweerde deur naast de koeienstal open en stapte opzij, waarbij ze het meisje gebaarde naar binnen te gaan, wat ze behoedzaam deed, terwijl ze half angstig, half uitdagend om zich heen keek.

Het was een vierkante ruimte, met een lange stenen plaat die aan de ene muur was vastgemaakt. Langs een andere muur stond een tafel met emmers en kommen en schalen, en aan het stoffige, verwaarloosde uiterlijk van deze voorwerpen was te zien dat het langgeleden was dat ze waren gebruikt.

Maar midden in de ruimte stond een grote houten karnton, met een wiel ter grootte van een klein hondenwagentje.

'Dit is een melkschuur,' zei Fanny. 'Hier wordt boter en kaas gemaakt. Ik kan je geen baan in het huis aanbieden, maar ik wil graag dat deze ruimte weer blinkend schoon wordt gemaakt.' Ze wees naar het gereedschap. 'Daarna kunnen we misschien weer boter en kaas gaan maken. Maar weet je, om dit te bereiken moet alles heel schoon zijn, vlekkeloos schoon, en de persoon die hierbinnen gaat werken, moet ook schoon zijn.' Ze zweeg even, en keek in de donkere, starende ogen en het ernstige gezicht, terwijl ze benadrukte: 'Heel schoon. Begrijp je?'

'Ja mevrouw, ik begrijp het. En ik heb gezegd dat me haar schoon is, en ik zal me wassen.'

Fanny wendde haar hoofd even af voor ze het meisje weer aankeek en zei: 'Ik moet eerlijk tegenover je zijn. De personen die zulk werk doen, moeten uiterst schoon zijn... heel, heel erg schoon, en ze mogen geen contact hebben met iemand die... nou ja, die niet zo schoon is. Als mijn man jou in dienst neemt, zou ik voor jouw welzijn en kleren en zo moeten zorgen. Maar het belangrijkste is dat jij op de boerderij zou moeten slapen.'

De stem van het meisje klonk nu kortaf: 'Mag ik 's avonds niet naar huis?'

'Inderdaad, liefje, dat bedoelde ik, je zou hier moeten blijven en je mag dan alleen op je vrije dagen naar huis.'

'Néé, néé, dat zou ik echt niet kunnen, mevrouw. Me moe wil me thuis hebben 's avonds, de kleintjes zijn lastig, 's Nachts hier blijven? Nee, echt niet.' Ze schudde hevig haar hoofd. 'En me pa. Nou ja... we... we gaan konijnen... vangen en zo.' Haar stem stierf weg.

'In dat geval', zei Fanny, 'spijt het me geweldig, liefje. Ga nu maar naar huis om het met je moeder te bespreken.'

Hierop keek het meisje in de schuur om zich heen, en even leek het of ze van gedachten zou veranderen. Maar toen draaide ze zich om en schoot de deur uit, terwijl Fanny even met gebogen hoofd bleef staan. Toen ze ten slotte naar het erf liep, zag ze het meisje in de verte, voorbij het hek, weghollen...

 

'Nou, dat is dan maar goed ook,' zei Annie. 'U lijkt wel gek, mevrouw. Ik kan u verzekeren dat als u haar had aangenomen, ze mijn keuken niet in had gemogen. Want als zij d'rin was gekomen, was ik eruit gegaan. Hebt u die krotten gezien waar ze in wonen, mevrouw?'

'Ja, ik heb ze gezien, Annie, en daarom vond ik dat ik iets voor het kind moest doen.'

Ward was al even opgelucht als Annie, hoewel hij dat niet zo duidelijk zei. 'En dan was er ook het probleem van de school, weet je. Ze hebben gezegd dat ze naar school moet. Maar uit wat ik heb gehoord houden ze de hele meute uit de Hollow aan één kant van de klas, en krijgen de andere kinderen te horen dat ze niet met hen mogen spelen. Er zijn daar moeders die al hebben geklaagd.'

Fanny plukte een strootje uit een baal die Ward juist had opgestapeld en ze mompelde: 'Daar had ik wel voor kunnen zorgen, net als bij Carl.' Maar ze maakte bijna een sprong van schrik toen haar man haar opeens toeblafte: 'Allemachtig, nee, daar had jij niet nog eens voor kunnen zorgen. Ik heb het bij die knul nog geslikt, met alle tijd die verloren ging. Maar dat doen we niet nóg eens. En zeker niet bij zo eentje. Als jij het voor het zeggen had, zou je hier binnenkort een hele school in huis hebben.'

Ze staarden elkaar aan. Zijn mond ging twee keer open en dicht voor hij zich omdraaide en met zijn vuist tegen de deurpost van de keuken timmerde, terwijl hij zei: 'Het spijt me, liefje. Het spijt me.'

Ze gaf niet meteen antwoord, maar toen liep ze naar hem toe, legde haar hoofd op zijn schouder en zei: 'Stil maar, ik begrijp het wel. En het is niet de eerste keer dat ik jouw geduld met mijn rare ideeën op de proef heb gesteld.'

Hij draaide zich naar haar om, pakte haar bij de schouders en herhaalde: 'Het spijt mij heel erg, liefste. Echt waar. Ik had nooit gedacht dat ik zo tegen jou zou kunnen uitvallen.'

Ze glimlachte naar hem en zei: 'Nou, dat had je dan mis. Maar je had wel gelijk.' Hoewel ze er in gedachten aan toevoegde: 'Denk ik.'

Hierop boog hij zijn hoofd naar haar toe tot zijn voorhoofd het hare raakte, en hij fluisterde: 'Ik zou alles ter wereld voor je doen. Alles.' Waarop zij antwoordde: 'Dat weet ik, liefste. Dat weet ik.'

Deze verklaring van hem werd de volgende morgen al op de proef gesteld.

Ward, Billy en de jongen waren in verband met het lammeren al voor vijf uur op geweest en Annie had haar cottage kort na vijf uur verlaten om het vuur aan te maken en te zorgen voor twee moederloze lammeren die in de keuken waren geplaatst. Ze was net klaar met een aantal plakken bacon, zes eieren, een stuk witte worst en in boter gebakken sneden brood op de drie borden te leggen, die ze nu voor haar baas, haar man en de jongen neerzette, toen Ward vroeg: 'Heeft zij haar kop thee al gehad?'

'Haar kop thee?' Annie schudde haar hoofd. 'Al meer dan een uur geleden. En ze heeft ook wat gegeten. Maar ik wou dat ze eens net zo at als jullie.' Ze gebaarde met haar hand over de tafel. 'Ze heeft het afgelopen uur met haar neus in de boeken gezeten, ik denk om dingen voor te bereiden om die dan in zijn bol te stampen.' Ze gebaarde met haar duim naar Carl, die zich omdraaide om met volle mond naar haar te grijnzen.

Er werd verder niet meer gepraat tot ze hun borden bijna leeg hadden en Billy zei: 'Nog zo'n nacht als deze, en we zullen d'r toch echt iemand bij moeten hebben. Wat vindt u, baas?'

'Ach, ik weet het niet. Aan de andere kant... ja, misschien toch wel. We zullen zien.'

Op dat moment werd er op de achterdeur geklopt. Ze keken allemaal naar Annie, die namens hen sprak: 'En wie zullen we daar om deze tijd van de morgen hebben?'

'Nou, tot je hebt opengedaan, zul je 't niet weten,' zei Ward tegen haar. Ze snelde de keuken uit, om binnen enkele seconden weer terug te komen en vlak bij Ward te gaan staan, met haar gezicht vlak bij zijn oor. 'Je hebt twee bezoekers in plaats van één, en ze zijn allebei levend.'

Hij staarde haar even aan voor hij opstond. Toen richtte hij langzaam zijn blik op Billy, alsof hij zijn gedachten bevestigd wilde zien, voor hij de keuken uit liep, door het laarzenhok, naar waar Mike Riley en zijn dochter Patsy stonden.

'Môge, meneer.'

Ward mompelde: 'Morgen.' Maar toen vroeg hij op duidelijke toon: 'Wat kan ik voor jullie doen?'

'Nou, het zit zo, meneer. Uw goede mevrouw heeft haar hier,' -hij gaf zijn dochter een duw met zijn heup - 'gisteren de kans van haar leven gegeven, en die onnozele meid heeft zomaar nee gezegd omdat ze dacht dat haar moe het niet zonder haar kon stellen. Nou, d'r moe denkt er net zo over als ik, ze zou het best zonder haar kunnen als dit een nieuw leven voor haar betekende.' Hij liet zijn stem ver dalen, alsof zijn dochter er niet bij was, en zei: 'Dat één van hen een kans kreeg, meneer, ééntje maar, dat gaf ons het gevoel alsof de goede God ons toch niet was vergeten, want het lijkt wel of we steeds een lege buik en koude nachten hebben gehad vanaf dat we hier zijn gekomen. Maar zoals ik tegen haar, me vrouw, zei, was het alsof God toch een beetje met ons te doen had en de deur van de hel op een kier zette om d'r eentje uit te laten. Ik ben maar een onnozele man, meneer, zoals de meesten van ons hier, en sommigen bevalt deze manier van leven wel, maar niet iedereen. Voor ons, ouderen, kan er niets meer veranderen, maar voor de jongelui, tja, zoals ik zei, meneer...' Hij trok zijn schouders op en spreidde zijn handen, en toen Ward hem aankeek, zag hij de situatie heel even door Fanny's ogen. Heel even maar. Hij had een boerderij die hij moest beheren, hij had twee goede bedienden die eerder als trouwe vrienden waren. Als hij dit meisje aannam, dit meisje dat alleen maar uit botten en ogen bestond, dan zou dit beslist onenigheid in huis veroorzaken, en had hij al niet genoeg narigheid uit de richting van het dorp?

'Goedemorgen, meneer Riley, goedemorgen, Patsy.'

Mike Riley keek naar de tengere gestalte van de vrouw die naast haar man stond. Hij glimlachte breed en zei: 'Goedemorgen, mevrouw. Een heel goede morgen. Ik kom haar even brengen.' Hij gebaarde weer met zijn heup naar zijn dochter. 'Ze begrijpt nu dat u gelijk hebt, ze hoort bij het werk te blijven. En mevrouw, het is aan u hoe vaak ze naar huis mag. Als het één keer per maand is, voor een uurtje of zo, of eens in de zes maanden, ik zal het begrijpen. En ik moet dit zeggen, mevrouw, ik dank u uit de grond van m'n hart. En er zal een dag komen dat zij u ook dankbaar is, hè?' Hij legde zijn hand op de schouder van zijn dochter, maar ze reageerde niet en bleef Fanny maar aanstaren, niet zonder uitdagendheid in haar blik. Toen zette haar vader zijn pet op, trok de klep opzij en zei tegen een totaal verbijsterde Ward: 'Als er iets is dat ik voor u kan doen, nu "'eer, dan weet u me te vinden. Ik heb op dit moment alle tijd, dus als u een helpende hand nodig hebt, dan zegt u het maar. Wanneer dan ook, dag en nacht, u hoeft het maar te zeggen.' En daarop deed hij drie stappen achteruit, richtte zijn blik op zijn dochter, en zei op zachte toon tegen haar: 'Gedag, meisje. Gedraag je netjes. Denk goed aan wat ik tegen je heb gezegd.' Hij bleef haar nog even aankijken, met duidelijk trillende lippen. Toen draaide hij zich om en liep snel weg. Het meisje keek hem na, en Fanny en Ward keken elkaar aan.

Het was een week later en er heerste spanning in huis. Iedereen had er last van, ook Carl.

De jongen was opgetogen geweest met het nieuws dat hij de cottage voor zich alleen mocht hebben. Of liever gezegd, dat was hij tot hem de reden werd verteld, direct na het vertrek van Mike Riley.

'Maar ze is vies, mevrouw. Ze zitten onder de luizen, allemaal. Ze zouden zich schoon kunnen houden, maar dat doen ze niet, ze zitten echt ónder de luizen.'

'Dat is niet hun schuld, dat komt door de omstandigheden. Door die afschuwelijke krotten waar ze in wonen, en omdat ze geen geld hebben.'

'Er is een beek, ze kunnen zich wassen.'

Ze had hem bij de hand genomen en gezegd: 'Carl, doe dit voor mij. Wees vriendelijk voor haar. Ze heeft het werk nodig. Haar familie is er slecht aan toe, ze lijden honger.'

'Meneer geeft ze koolrapen, en hij heeft twee zakken aardappels gestuurd.'

'Mensen kunnen niet alleen op koolrapen en aardappels leven. En wat meneer hun heeft gestuurd, zal niet lang zijn meegegaan.'

'Ze klieken daar allemaal samen, en ze stelen.'

'Carl, jij bent nooit in een situatie geweest waarin je moest stelen. Ik wilde je er niet aan herinneren, maar dat moet ik nu toch doen. Als meneer niet zo vriendelijk was geweest toen jij in moeilijke omstandigheden verkeerde, waar dacht je dan dat je nu was geweest? Dus vraag ik je dezelfde vriendelijkheid jegens dit meisje op te brengen, bij wijze van gedeeltelijke vergoeding. Want weet je, we kunnen nooit een goede daad vergoeden, maar we moeten het wel blijven proberen.'

'Komt... komt ze ook in de keuken?'

'Nee. Ze zal haar eten daar krijgen. Ze zal het in het kookhok opeten, want daar is het lekker warm, of in de schuur of op de vliering, net waar ze wil. Maar nee, ze zal niet in de keuken komen.' Ze zei dit met nadruk, alsof Annie haar een duwtje gaf.

Toen ze hem had verteld welk werk ze van plan was haar te geven, keek hij verbaasd en zei met opgetrokken neus: 'Ze stinkt.'

'Ze zal niet meer stinken wanneer ik haar heb schoongemaakt.

En' - ze had even geglimlacht - 'ik ben niet veel groter dan zij, hè? Dus zal ze wel in mijn kleren passen.'

Het eerste gevecht was geleverd. Maar er bleven er nog twee over. Het ene betrof het loon van de nieuwkomer. Ward had gezegd een shilling per week.

Kon hij er geen twee van maken?

Nee, hij kon er geen twee van maken. En het was alleen maar dankzij een enorme hoeveelheid zelfbeheersing dat hij niet opnieuw tegen haar had geschreeuwd.

Toch hadden ze allebei beseft dat de verhitte discussie met betrekking tot het loon maar bijzaak was. Het ging in werkelijkheid om de aanwezigheid van het meisje en de reden waarom ze er was. Dat gedoe met boter en kaas. Had hij al niet genoeg aan zijn hoofd?

Maar het derde gevecht was het zwaarste geweest - en dat was deze keer in de vorm van een verbale aanval van Annie, die haar gevoelens duidelijk had gemaakt, niet aan Fanny, maar aan Carl.

'Ik heb tegen mevrouw gezegd dat ik niet in de buurt van dat meisje wil komen om haar iets bij te brengen. Ik zal wel aan haar vertellen wat ik weet, en dan moet zij maar zien hoe ze het die daar vertelt. Tegen de tijd dat er iets van boter uit die melkschuur komt, zal die wel ranzig zijn. En dan te bedenken dat mevrouw haar heeft schoongemaakt, haar heeft uitgekleed. Ik kan je wel verzekeren dat ze zich na afloop zelf ook goed schoon heeft moeten maken. Ze probeert het niet te laten merken, maar ik heb geroken dat er een andere lucht uit het kookhok kwam: de lucht van verbrande kleren, volgens mij. Ik heb m'n hele leven nog niet zoiets meegemaakt, en het komt allemaal door dominee Noble, als je het mij vraagt, want ze zouden allang uit de Hollow zijn weggestuurd als hij zich er niet tegenaan had bemoeid, met zijn gezemel over leven en laten leven. Ik ben er zelf ook eentje van leven en laten leven, maar het gaat er wel om waar. En jij, Carl, blijf jij maar op een armlengte afstand van haar. Haar kleren zijn misschien schoon, en haar lichaam ook, maar die neten ben je echt niet een, twee, drie kwijt. O, ik had niet gedacht dat ik nog moest meemaken dat de Vrouw des huizes hier zich met dat volk daar inliet. Ja, de moeder van meneer was de liefste ziel die je je kon denken, maar zou zij zoiets hebben gedaan? Nee, echt niet. Misschien zou ze ze aardappels sturen en zo. Maar daar had je het dan wel mee gehad. Ik weet niet waar dit moet eindigen. Echt niet.'

Het eindigde niet, maar het begon voor Annie twee weken later. Nu de melkschuur smetteloos schoon was, liet ze Fanny zien hoelang de melk in de grote schotels moest blijven staan om de room naar boven te laten komen, hoe ze de afromer moest gebruiken, en daarna hoe de hendel van de karnton moest worden gedraaid, zonder eraan te rukken maar met een rustige, gelijkmatige beweging. En ze had onmiddellijk uitgeroepen: 'Maar ú gaat dat niet doen. Dat wordt binnen een dag uw dood. Als die daar melkmeid wil worden, laat haar dan ook het werk van een melkmeid doen.'

De vooruitgang die de nieuwe melkmeid boekte, werd Annie iedere avond verteld in de rustige periode tussen het avondeten en de laatste ronde. Of liever gezegd, het werd door middel van tactvol ondervragen uit Carl getrokken. Aanvankelijk leek hij weinig problemen te hebben met zijn berichtgeving over de voortgang van... die daar. Toen Annie op een avond haar plaats naast de haard had ingenomen, zei ze: 'En jongen, wat is je nieuws vandaag?' Maar er kwam geen antwoord. Carl boog alleen zijn hoofd, wat maakte dat zij zich naar hem toe boog en zei: 'Aha! Dus je hebt me iets slechts te vertellen?'

'Nee, nee!' Zijn hoofd ging met een ruk omhoog. 'Nou ja, niet echt slecht.'

'Hoe bedoel je, niet echt slecht? Het gaat zeker over die daar, hè?'

'Ja. Maar...'

'Kom op, geen ge-jamaar. Wat heeft ze uitgespookt? Ik wist dat ze vroeg of laat iets zou uitspoken en mevrouw te schande zou maken. O, ik wist het wel.'

'Nee, dat is het niet, mevrouw Annie.'

'Wat is het dan wel?'

'Ze eet niet.'

'Wat? Eet ze niet? Ik stuur haar twee keer per dag een flink bord vol eten. Ik ben op dat punt echt niet flauw geweest, wat ik ook van haar mag vinden. Als zij die karnton moet draaien, zal ze wat stevigs in haar maag moeten hebben. Ik heb haar twee flinke...'

'Ja, dat weet ik, mevrouw Annie. Maar het zit zo. Ik bracht haar van de week een keer haar eten, en toen ik een paar minuten later terugkwam was haar bord leeg.'

'Schrokt ze dan zo?'

'Nee. Ik heb haar de volgende dag goed in de gaten gehouden. Toen gebeurde hetzelfde. Ik had gezien dat ze stukken papier van de afvalhoop haalde, en ik vroeg me af waarom. Maar dat ontdekte ik vanmorgen. Weet u,' - hij keek weer naar de vloer - 'mevrouw zei dat ze niet voor zes uur hoefde te worden gewekt. En als ik onderaan de ladder schreeuw, roept ze meestal "Oké" terug. Maar vanmorgen was ik op weg naar de nieuwe varkensstal. Het moet net halfzes zijn geweest en het was nog niet helemaal licht. Maar de maan stond nog steeds aan de hemel en ik wist zeker dat ik haar langs de grote muur had zien lopen, en toen ik ging kijken, zag ik haar als een haas over de akkers rennen. En... en toen ben ik haar gevolgd, zo goed als het ging, zonder dat ze het merkte. Ze rende helemaal over het onderste veld, en ik stond naast de kas en ik kon net zien hoe ze zich over het hek heen boog. Het volgende moment kwam ze weer voorbijgehold. Als ze haar arm had uitgestoken, had ze me kunnen aanraken. En ik wachtte tot ze goed en wel weg was en daarna ben ik naar de plek gegaan waar ik wist dat ze geweest was, en daar zag ik iets wat in dat stukje krantenpapier was verpakt.'

Hij zweeg even alsof hij nadacht, en daarna ging hij snel verder: 'Toen begreep ik het. Het was het vlees, en wat worteltjes en aardappels, dat was het eten van die dag, en er was wat zwoerd en een stukje varkensvlees, dat was van gisteren. Dat was alles wat ik zo gauw kon zien. Ik heb het weer snel ingepakt.'

 

Ze keken elkaar nu zwijgend aan en hij zag hoe ze achteroverleunde in de schommelstoel. Ze schommelde niet, maar haar hoofd rustte achterover tegen de bovenste spijl en ze beet op haar lip. Toen maakte ze hem weer aan het schrikken door naar voren te buigen en hem bij de schouder te grijpen. 'Je zegt hier helemaal niets over tegen mevrouw. Hoor je me? Geen woord, anders plundert ze hier nog de keuken om die hele meute te eten te geven. Maar ik moet hierover nadenken. Ze kan haar werk niet doen als ze niet goed eet. Heb je trouwens de indruk dat ze contact heeft gehad met een van hen?'

'Nee,' - hij schudde zijn hoofd - 'ik geloof niet dat ze ze heeft gesproken, van dichtbij of zo. Ze heeft waarschijnlijk tegen een van hen, misschien wel de broer die na haar komt, verteld dat als ze wat restjes had, ze die ergens zou neerleggen. Ik weet het niet. Maar nu ze schoon is, denk ik niet dat ze bij hen in de buurt zou durven komen... ik denk dat ze wel beter zou weten, want als ze weer vies werd, zou zelfs mevrouw haar niet meer willen hebben.'

'Nou, dat weet ik zo net nog niet. Mevrouw kan heel koppig zijn onder dat vriendelijke uiterlijk van haar. Kijk maar naar wat ze je nou weer heeft gevraagd, want meneer vindt het niet goed als ze het zelf doet: je moet je lessen aan haar doorgeven, hè?'

'Ja, maar dat vind ik niet erg.'

'Dat hóór je anders wel erg te vinden. Je wordt niet betaald om je tijd te verdoen.'

'Ik verdoe m'n tijd niet, mevrouw Annie. En mevrouw heeft trouwens gezegd...'

Annie ging staan en zei: 'Ik weet wat mevrouw zegt. Ze zegt de mooiste dingen. Hoor eens, ik moet hierover nadenken. Ik zal hier iets aan gaan doen, maar niet nu meteen. Maar zoals ik je gezegd heb: geen woord hierover tegen iemand anders, of je krijgt een draai om je oren waar je van staat te tollen.'

Vanaf dit moment werd de spanning in huis minder, en niemand anders dan de directbetrokkenen wisten wat er plaatsvond op de dag dat meneer met mevrouw naar Newcastle ging en Annie de melkmeid voor het eerst onder handen nam. Het enige gevolg van dit gesprek werd Carl duidelijk toen de afvalemmers voor de varkens niet meer zoveel etensresten bevatten en de honden minder sappige botten kregen om op te knagen.

De dag brak aan dat de eerste hoeveelheid boter, in de vorm van een klimopblad, op de keukentafel werd gezet en Annie schoorvoetend moest bekennen dat het niet slecht was.

 

Op 20 december 1888 werd Fanny's tweede kind geboren. Het was een dochter, en toen Ward voor het eerst naar het gezichtje keek, riep hij uit: 'Ze lijkt sprekend op jou... echt sprekend.' Met een stralend gezicht pakte hij het kind op en drukte het tegen zich aan. 'Net jij, echt sprekend. We zullen haar Angela noemen. Wat vind je daarvan? Angela.'

Fanny was te moe om iets te zeggen, maar ze kon zien dat de reactie van haar man heel anders was dan die bij het zien van hun eerste kind.

Jessie was nu een levenslustig, lief en vrolijk kind. Maar ze had Ward nog nooit zo naar haar zien kijken als naar dit kind, hun tweede dochter. En ze was op dat moment te zwak om zich af te vragen waarom deze aanblik haar zo veel verdriet deed.

Zo werd er weer een nieuwe draad in hun leven gevlochten. En niet slechts één, want op de dag dat Billy de eerste ponden boter naar de markt bracht, werd er een partij van gekocht door de huishoudster van kolonel Ramsmore. Twee weken later kwam er een briefje van lady Lydia van Forest Hall om te zeggen dat ze het bijzonder op prijs zou stellen als ze haar wekelijks twee pond boter konden leveren, en ook of ze haar konden vertellen of er speenvarkens beschikbaar waren.

Deze gunstige bestelling maakte dat zelfs Annie zei: 'Nou, nou! We beginnen het wel te maken, hè? Nu zijn het de deftige lui die naar onze deur komen.'

Maar wat Ward ook mocht denken, zijn enige commentaar was: 'Hier zit lady Lydia achter, niet de ouwe baas. Hij is van het type dat vindt dat iedereen zijn plaats moet kennen - en moet houden. Maar voorzover ik heb begrepen is zij een vooruitstrevende en innemende vrouw. Ik heb haar een paar keer heel even gezien en ze lijk me heel aardig. Maar met die boterhandel,' - hij had even op haar neus getikt - 'lieve vrouw, ga jij nog eens naam maken.' Hierop had zij geantwoord: 'Dankzij Patsy.' Waarop hij spottend had gezegd: 'Ja hoor, dankzij Patsy.' En hij vervolgde: 'Zal ik jou eens wat zeggen? Al die weken dat ze hier is, heeft ze geen mond tegen me opengedaan. Maar haar ogen spreken boekdelen.'

'En wat denk jij dat die zeggen?' vroeg Fanny.

'O, ik weet het niet. Maar wat ik wel weet is dat we nog heel wat met haar te stellen zullen krijgen als ze opgroeit.'

Fanny wendde haar blik af en zei zacht, bijna dromerig: 'Ja... vast wel.'