Deel 3

 

 

1

De lange rouwstoet die op deze grauwe novembermorgen het stoffelijk overschot van kolonel Ramsmore naar het kerkhof was gevolgd, had zich verspreid, evenals de naaste vrienden van de familie, die naar Forest Hall waren teruggegaan om iets warms te drinken en een lichte maaltijd te nuttigen. In de salon was nu slechts het laatste restje familie aanwezig, bestaande uit lady Lydia's oudste stiefzoon Beverly, een man van zestig, die onlangs zijn ontslag uit het leger had genomen, en haar eigen zoon Gerald, nu negenentwintig, die een week geleden na een afwezigheid van negen jaar naar zijn ouderlijk huis was teruggekeerd.

Op dit moment was het alsof kolonel Beverly Ramsmore zich niet langer kon bedwingen, want na zijn glas wijn te hebben leeggedronken zette hij dit niet al te zachtzinnig op een bijzettafeltje. Toen kwam hij overeind, ging voor zijn halfbroer staan en terwijl hij een toon aansloeg alsof hij het tegen een ondergeschikte had, zei hij: 'Heb ik goed begrepen, zoals je moeder me vertelt, dat als er oorlog uit zou breken - en die dreiging begint heel sterk te worden, laat ik je dat verzekeren - jij zelfs geen dienst zou willen nemen? Ik heb nooit kunnen begrijpen waarom jij het leger afwees. Maar niet voor je land te willen vechten als dat je nodig heeft, is in mijn ogen monsterachtig, en dat voor een lid van deze familie... het is eenvoudigweg verbijsterend. We zijn een legerfamilie, dat zijn we van beide zijden al generaties lang geweest, tot...' - hij trok even aan zijn korte snor - 'jij op het toneel verscheen.'

'Beverly!' Hoewel de stem van lady Lydia resoluut klonk, was er ook een vermoeide ondertoon in en hij keek haar aan en zei: 'Het heeft geen zin, Lydia, iémand moet een keer zijn mond opendoen om hem te vertellen wat we er allemaal van vinden.'

'Beverly, ik heb je al eerder gezegd dat je je die moeite kunt besparen.'

Op dat punt kwam Gerald luchthartig tussenbeide: 'Ja, waarom luister je niet naar mama's goede raad en bespaar je je die moeite? Je hebt je adem hard genoeg nodig.'

De gezette gestalte draaide zich met een ruk weer om naar waar Gerald in een diepe fauteuil onderuithing en er zo volstrekt ontspannen uitzag dat de oudere man nog kwader werd. 'Jij vindt het wel leuk, hè, om anders te zijn? Maar ik heb daar een andere naam voor. Je bent een lafaard, een smerige lafaard, en dat ben je altijd al geweest, vanaf dat je een klein jochie was.' Hij schrok echter geweldig toen de liggende gestalte opeens overeind sprong, want Gerald stond nu vlak voor hem en prikte hem met zijn vinger in de borst terwijl hij uitriep: 'Ja! Ik ben zo laf om geen inboorlingen te willen doodschieten. Ik ben zo laf dat ik geen God wil spelen en mezelf wil verheerlijken tegenover mannen die in veel gevallen over meer hersens en intelligentie beschikken dan jij of wie dan ook van jouw soort. Toch behandel je hen als onderkruipsels, als kanonnenvlees. En ik zal je antwoord geven op je vraag. Ja, ik weet dat alle voortekenen erop wijzen dat er oorlog komt. Maar weet je wel waarom? Lees jij weleens iets over geschiedenis? Heb je ooit in je leven iets anders gelezen dan legervoorschriften en -bepalingen?'

Zijn hand werd hard weggeslagen, maar hij liet zich niet tot zwijgen brengen. 'Inhaligheid! Hebzucht! Daar komt oorlog van. De Fransen en de Duitsers vliegen elkaar naar de strot om zeggenschap over kolen en ijzer te hebben, en de Russen hebben hun inhalige ogen op de Balkan gericht. Iedereen is eropuit om iets van een ander te pikken. En hoe zit het met ons lieve vaderland? O, wij willen alleen maar de hele wereld opslokken.'

'Gerald!''

'Ach, laat hem maar, Lydia. Laat hem maar raaskallen. Ik heb het allemaal al eerder gehoord van allerlei schreeuwlelijken, van zeepkistpolitici, van lafbekken. Waarom ga je niet bij de suffragettes?'

'Zelfs je sarcasme is beneden peil, Beverly, en zolang ik me kan herinneren heb jij nooit één originele gedachte in je hoofd gehad. Het valt te hopen dat je zonen, voor hun eigen bestwil, op hun moeder lijken, want ik weet dat zij een levendige geest had. Weet je, Beverly, Neil en ik zijn ongeveer even oud, hij is misschien een jaar ouder. Maar toen hij zestien was zei hij tegen me dat hij niet in het leger wilde, maar dat hij wel móést, net als Roger, omdat pappa onvermurwbaar was. Weet je wat hij eigenlijk wilde worden? Boer. Maar ja, zei hij, pappa was nu eenmaal onvermurwbaar.'

Hij deed een stap achteruit en zijn lip krulde toen hij rustig vervolgde: 'Pappa zal echt heel trots op hen zijn als het oorlog wordt en zij allebei aan flarden worden geschoten of een bajonet in hun buik krijgen.' Hierop draaide hij zich om en liep stampvoetend de kamer uit.

Toen lady Lydia de klap van de deur hoorde, sloot ze haar ogen.

'Waarom heb je hem in hemelsnaam gevraagd hier te blijven?' vroeg de woedende militair.

Ze opende haar ogen en riep op dezelfde toon uit: 'Omdat er toch iémand voor het landgoed moet zorgen, voor het kleine beetje dat ervan over is. En jij, mijn beste Beverly, hebt meer dan duidelijk gemaakt dat je niet van plan bent Hampshire te verlaten om je met je gezin in dit huis te vestigen. Zoals je al hebt gezegd, wat voor vooruitzichten zouden je kleinkinderen hier hebben? En dan zijn je Londense clubs er natuurlijk nog. En nu ik toch duidelijke taal spreek, wil ik erbij zeggen dat jij in de afgelopen vier jaar dat je thuis was gestationeerd zegge en schrijve één keer, slechts één keer, bij je vader op bezoek bent geweest. Van je broers Arthur en William kan ik dat tot op zekere hoogte nog begrijpen: zij zaten in India. Maar zelfs als ze verlof hadden, kwamen en gingen zij hier ook alsof er een besmettelijke ziekte in huis heerste. Dat was in hun jonge dagen wel anders, toen het hier wemelde van het personeel om hen op hun wenken te bedienen. Maar het geld raakte op en ik moet zeggen dat dat vooral een gevolg was van de zorg voor jullie opleiding en jullie royale toelagen. Al het geld stroomde naar jou en naar jullie gezinnen. Maar voor de opleiding van mijn zoon moesten er eerst een huis en een stuk land worden verkocht en toen hij amper twintig was, werd zijn schamele toelage abrupt stopgezet, net als zijn studie aan de universiteit, om de simpele reden dat hij de moed had voor zijn mening uit te komen. En ik maak er ernstig bezwaar tegen, Beverly, dat jij het woord "lafaard" in de mond durft te nemen. Ik zie jou het nog niet in het openbaar opnemen voor iemand wie een groot onrecht is aangedaan, maar mijn zoon deed dat wel, en hij weigerde zich door zijn vader het zwijgen op te laten leggen. En daar heeft hij voor moeten boeten.' Haar stem werd zacht. 'Er bestaan verschillende soorten moed, en ik kan je verzekeren dat mijn zoon over veel moed van de juiste soort beschikt. Zo denk ik erover. Wat er ook in de toekomst mag gebeuren, als hij zal weigeren voor zijn land te vechten - wat hij ongetwijfeld zal doen - dan zal ik hem daarin steunen. En dat kun je ook aan je broers vertellen.' Hierop stond ze op van de bank en stevende eveneens de kamer uit.

 

Ze wandelden over het met onkruid overwoekerde pad tussen de verwaarloosde borders. Ze hadden enige tijd zwijgend gelopen, zich schijnbaar alleen bewust van hun adem in de koude lucht, tot hij opeens zei: 'Het is wel een bende, hè?' Zij antwoordde: 'Ja, en dat is het al enige tijd. Maar wat kan één man doen? McNamara weet op zijn manier nog wonderen te verrichten. Ik verbaas me er af en toe echt over dat hij nog blijft. Maar hij is heel trouw. Hij is hier gekomen toen jij ongeveer twaalf was, hè? Hij was toen veertien. Het is maar goed dat hij nooit getrouwd is, want dan waren we hem vast kwijtgeraakt. We mogen in zekere zin dankbaar zijn dat hij zo scheel is.' Ze draaide haar hoofd opzij, waarbij haar kin over de rand van haar hoge kraag schoof, en; ze glimlachte naar hem. Hij antwoordde: 'Hij was altijd een beste kerel.'

Ze stak haar arm door de zijne en riep uit: 'Wat ben ik blij dat je blijft, Gerald. Ik ben je heel dankbaar.'

'Dat is wederzijds, mama. Geloof me.'

'Maar ik dacht dat Londen je zo beviel en dat werk bij die uitgeverij, en...?'

'Ja, dat vond ik ook leuk. En ik zal het echt missen, niet zozeer het werk maar de sfeer, met die hokkerige kamertjes. Meneer Herbert en meneer Darrington. Ik zal ze altijd achter hun bureau blijven zien, bijna rug aan rug, omringd door papier. Heel vreemd, weet je.' Hij knikte naar haar. 'Het was net of ze de boeken nooit echt lazen.'

'Maar dat was toch jouw werk?'

'Ja, misschien wel. Maar pas toen ik er al zo'n eh... drie jaar zat.

Ik was eerst manusje-van-alles en ik kan je wel verzekeren dat ik allang blij was dat ik een baan had waarin het grootste deel van mijn werk uit lezen bestond. Maar als je sommige manuscripten zag! Ik kreeg af en toe het gevoel dat het hele land iets wilde schrijven, maar dat de helft nooit schrijven had geleerd.' Hij zweeg even en zei toen: 'En sommige briefjes dié erbij zaten waren zo zielig: wilt u alstublieft mijn boek uitgeven want ik heb het geld hard nodig. En dan was het meestal een liefdesverhaal vol gezwijmel, of soms het verslag van een akelige jeugd en een mislukt huwelijk.' Hij keek naar haar en zei: 'Ik heb daar een manier van leven gezien waar wij echt helemaal niets van af weten. Niet alleen bij mijn werk voor die twee lieve, ouderwetse heren. Meneer Herbert en meneer Darrington waren echte heren, en ze waren heel kieskeurig ten aanzien van wat ze uitgaven. Maar aan de andere kant stamden ze uit een andere wereld. Ik weet zeker dat ze zich af en toe totaal niet bewust waren van de aanwezigheid van Ronald of mij... je weet wel, Ronald Pearson, over wie ik je heb verteld. Ze wisten niet dat we er waren. Maar op andere momenten beseften ze dat maar al te goed en dan konden ze geweldig tekeergaan. Arme Ronald. Als meneer Darrington hem moest hebben, schreeuwde hij: 'Pummel! Hier komen!' Ze behandelden hem dan echt als een boerenpummel. Op een dag hoorden ze dat hij hen betitelde als "Hebberd en van Dattum". Weet je, Herbert en Darrington wilden net gaan lunchen, en ik hield de deur voor hen open en daardoor zag ik dat ze elkaar verbaasd maar geamuseerd aankeken. Vanaf dat moment tot we om zes uur naar huis gingen kon ik hem de gedachte dat hij op staande voet zou worden ontslagen niet uit het hoofd praten.'

Ze liepen nu door de al even verwilderde bloementuin en ze zei ietwat spijtig: 'Je zult het allemaal wel missen. Ook dat grappige pension waar je zat.' En hij antwoordde: 'Ja, een tijdje wel, misschien. Niet zozeer de omgeving als wel de mensen, omdat zij zo anders waren. Vooral de familie Cramp.' Hij glimlachte. 'Ja, vooral de familie Cramp.'

'Hoe ben je er in hemelsnaam toe gekomen om een onderkomen te zoeken in het East End van Londen? Ik bedoel, toen je wegging had je genoeg geld bij je om naar een hotel te gaan of, zoals ik je had gezegd, naar die neef van Beverly. Hij mocht Beverly niet, en ik had zo'n idee dat jullie het wel met elkaar zouden kunnen vinden.'

'Maar voor hoe lang, mama? Bovendien wist ik dat ik het met het geld dat jij me had gegeven en het beetje dat ik had gespaard hoogstens een maand kon uithouden, dus moest ik een goedkoop onderkomen vinden. Gelukkig heb ik mevrouw Cramp gevonden, of liever gezegd, heeft zij mij gevonden... toen ik in een etalage stond te kijken waar kamers te huur werden aangeboden.' Hij trok een zuur gezicht. 'Erb... de heer Herbert Cramp, en Doug, de heer Douglas Cramp, en o ja, de kleine Glad, die toen nog echt heel klein was maar nu zeventien is, en je zou kunnen zeggen dat ik daarna, in zekere zin, nog lang en gelukkig heb geleefd.'

'O Gerald, je laat het klinken alsof je leven hier vreselijk is geweest.'

'Het spijt me, mama, maar het waren zo totaal andere mensen dan de mensen die ik gewend was. Heel eerlijk, heel open, en' - hij trok een scheef gezicht naar haar - 'heel slim en heel handig. Meneer Herbert werkte in Covent Garden, al vanaf zijn jongensjaren, en Douglas volgde in de voetsporen van zijn vader. Ze hadden er nog een handeltje naast. Wat ik daar over de handel heb geleerd... je hebt geen idee. Maar wat ik het leukste vond was het huis, en de avonden die ik daar doorbracht. Het was er een rommelige boel, sommige delen stonden op instorten. Het was oorspronkelijk het huis van de een of andere zakenman geweest, net als veel huizen in die buurt. Maar het had vier goede slaapkamers en een zolder. Ik had de zolder. O...' zei hij nu nadrukkelijk, 'uit eigen keuze, want de zolder besloeg de helft van het huis en ik kon overal boeken laten liggen zonder dat iemand zich daarmee bemoeide, vooral mevrouw Cramp niet. Weet je, mama, mevrouw Bertha Cramp had de luidste stem die ik ooit uit een menselijk wezen heb horen komen. Je had daar geen wekker nodig. Vooral als ze naar boven schreeuwde, zo ongeveer in het holst van de nacht: "Hela Doug, kom uit je nest, of ik zal je er met een vork uit graven!'" Hij schudde van het lachen. 'Ik zal je niet lastigvallen met beschrijvingen van waar die vork voor was bedoeld, mama.'

'Nee, dank je. Mijn voorstellingsvermogen is nog steeds voldoende.' Zij schoot nu ook in de lach.

'Erb... Herbert hoefde niet geroepen te worden. Ik denk dat ze hem uit bed kieperde zodra ze opstond. Voor mij kwam ze onderaan die smalle trap staan en riep dan: "Het staat binnen een kwartier op tafel, meneer Gerald." Ja, ik kroop dan uit bed, schoot mijn kleren aan, behalve mijn jasje, boord en das, en dan ging ik naar beneden, naar de bijkeuken, om me te wassen.'

'O Gerald, moest je je wassen in de... ?'

'Het was een heel goede ervaring, moeder. En omdat ik, zoals ze openlijk tegen iedereen die wilde luisteren beweerde, een heer van stand was, kreeg ik het voorrecht iedere vrijdag- of zaterdagavond de grote zinken badkuip te mogen gebruiken. Ik mocht zelf kiezen.' Ze bleven staan, ze sloeg beide armen om haar middel en schoot hard in de lach. 'Je overdrijft.'

'Nee, ik overdrijf niet. Ik meen het, mama. Ze gingen allemaal in die zinken badkuip. En het was echt niet slecht. In de hoek van de bijkeuken stond een ketel. Het enige probleem was de tijdslimiet die je voor je gebadder kreeg. Je mocht je niet ontspannen in het heel vaak bijna kokendhete water, dat ze met een emmer in het bad goot. Er bestond altijd de kans dat Doug of meneer zelf zijn hoofd om de hoek stak en meer dan eens greep een buurvrouw de mogelijkheid aan. Gelukkig zat ik óf diep in het water óf had ik een handdoek, die wel van schuurpapier leek te zijn. Maar in zekere zin hadden ze heel goede manieren, vooral ten aanzien van hun vrouwvolk, en de vrouwen zelf... Glad zat altijd luidkeels te zingen in bad. Dat was meestal op vrijdagavond, voor ze naar het palais de danse ging. Ze kon heel goed dansen, werd me verteld. Ik ben er nooit getuige van geweest. Niet dat ik niet voortdurend uitnodigingen kreeg.' Hij deed nu een imitatie van Glad. '"Ach toe nou, meneer Gerald. Dat zou u zo goeddoen. Even lekker de beentjes van de vloer... ze zouden daar allemaal tegen u opkijken, als u uw mond tenminste opendeed.'"

'O Gerald.' Lady Lydia keek haar zoon liefdevol aan en toen zei ze, - tot zijn verbazing: 'Dat had heel goed gekund. Heb ik het bij het goede eind als ik denk dat jij je nog niet gebonden hebt? Ik bedoel, je hebt geen serieuze banden aangeknoopt met iemand... van...?'

Hij sloeg zijn arm om haar middel en trok haar onder het lopen naar zich toe. 'Nee mama, ik heb nog geen serieuze banden aangeknoopt met iemand uit die klasse, als je dat probeerde te zeggen.'

'Nee.' Ze probeerde zich los te maken. 'Niet echt.'

'Jawel. Toch wel. Weet je, ik heb zo het een en ander over de menselijke natuur kunnen bestuderen. Ik heb er zelfs over geschreven.' Hij zweeg opeens, alsof hij te veel had gezegd, en ze bracht hem tot staan en zei: 'Echt waar? Ik bedoel, schrijf jij? Schrijf je echt?'

'Ja mama, ik schrijf echt. Ik zal je ook een geheim verklappen: ik heb zelfs geld gekregen voor dat schrijven, voor spul dat hieruit is voortgekomen.' Hij tikte op zijn voorhoofd. 'Vijftien pond heb ik voor mijn laatste korte verhaal gekregen. Dat ging over het land.'

'O ja? Over wat je hier hebt meegemaakt toen je...?'

'Ja, over wat ik hier heb meegemaakt toen ik jong was en hier woonde, en over de mensen die ik heb gekend.'

'Zoals?'

'Nou, zoals de familie Gibson.'

'Je hebt toch niet...?'

'Nee hoor. Ik heb niets over die gebeurtenissen gezegd. Ik heb over boeren geschreven en over de manier waarop ze leefden, wat ze deden.'

'En daar heb je vijftien pond voor gekregen?'

'Daar heb ik vijftien pond voor gekregen.'

'Dat was heel aardig van meneer Herbert en meneer Darrington.'

'O mama, meneer Harry en meneer David zouden het meteen hebben afgekeurd. Troep, zou de een zeggen. Onnozel, zou de ander het genoemd hebben.'

'Maar als ze je naam zagen?'

'Ze zouden mijn naam niet zien, mama, want ik heb jouw naam gebruikt - je meisjesnaam, Fordish. James Fordish, dat was toch de naam van jouw vader?'

'Nou, nou.' Haar gezicht straalde. 'Wat ben jij toch een ondoorgrondelijke jongen. Je stelt een mens altijd weer voor verrassingen. Maar het lijkt me een geweldig bestaan.'

'Ja, het lijkt een geweldig bestaan. Als ik ooit verder kom dan het schrijven van artikelen en korte verhalen. Het zou een bestaan kunnen zijn, maar wel iets om ernaast te doen.'

'Wat wil jij eigenlijk wel doen, lieverd?'

'Dat weet ik eerlijk gezegd nog niet helemaal zeker, behalve...' Hij boog zich dicht naar haar toe en fluisterde: 'Dat ik het heerlijk zou vinden om daarbinnen in de bibliotheek te zitten' - hij wees naar het huis - 'en te lezen, te lezen, te lezen. En iemand te hebben die me te eten geeft. En ik zou me één keer per week goed wassen, maar het zou wel in een zinken bad moeten zijn.'

'O Gerald!' Ze gaf hem een por. 'Wees eens serieus. Trouwens, wist die... mevrouw Cramp, dat je een schrijver was?'

'Hemel nee!'

'Maar hoe moest dat dan met James Fordish en eventuele correspondentie?'

'O, ik had een afspraak met mijn uitgever.' Hij stak zijn kin in de lucht en bewoog zijn hoofd heen en weer. 'Mooi klinkt dat, hè? Mijn uitgever. Ik heb hem eigenlijk maar één keer gezien. Ik had meestal met zijn redacteur te maken. Maar wat de Cramps betreft, als ik hun had verteld dat ik iets had geschreven en daarvoor betaald had gekregen, hadden ze dat in de hele buurt rondgetoeterd.' Hij nam een andere houding aan, met de armen over elkaar geslagen en hij knikte.' "Mijn kostganger is een schrijver. Ik had toch gezegd dattie anders was." Ik heb haar een keer tegen haar goede vriendin, iemand van twee keer haar omvang - en dat wil iets zeggen - maar zonder enig gevoel voor humor, horen zeggen: "Win, hij is niet zomaar een kostganger, hij is een echte heer, net als die lui, je weet wel, in het West End." Daarna beschreef ze nog mijn verdere connecties, niet alleen in het West End, maar nog verderop, in het grote stenen gebouw.'

'Lieve help.' Haar gehandschoende hand greep zijn hand vast. 'Je bent heel grappig, weet je dat? Je zou grappige dingen kunnen schrijven, net zoals je ze vertelt.'

'Mama, ik ga je iets vertellen. Praten en schrijven zijn twee heel verschillende dingen. Als een schrijver net zo zou kunnen schrijven als hij spreekt, dan was hij binnen de kortste keren miljonair. Weet je, het gaat erom dat je het spul van hiér' - hij wees naar zijn voorhoofd - 'door die arm naar die hand krijgt, en dan op het papier. Dat is het moeilijkst. Er verdwijnt altijd wat tijdens die reis.'

Haar gezicht stond weer ernstig. 'Ik houd heel veel van je, Gerald. Je bent mijn enige zoon, mijn enige kind, mijn enige nakomeling. Ik heb nog nooit zo veel van iemand gehouden als van jou. Maar ik heb nooit kunnen begrijpen wat er in dat hoofd van jou omgaat, en ook niet waar je dat vandaan hebt.'

'Ach, je weet dat er ooit een zonderling in de familie heeft gezeten. Dat heb je zelf gezegd.'

'Ja, dat weet ik, maar dat zonderlinge van jou is anders. Maar eigenlijk zijn we op deze bitterkoude morgen naar buiten gegaan om te kijken wat we met het terrein kunnen doen, nietwaar?'

'Ja mama, dat is waar, en ik heb er veel over nagedacht. We hebben alles bij elkaar zo'n vijfentwintig hectare over, en die bestaan voor een deel uit twee bossen en dat wat jij altijd het stenenveld noemt, vanwege alle keien in het land dat aan dat van Gibson grenst. Dan houden we zo'n twaalf hectare over. Niet genoeg om een kleine boerderij te beginnen. De gebouwen in Brook End verkeren trouwens in een deplorabele staat, er zou heel wat geld voor nodig zijn om die weer tot iets bruikbaars op te knappen. Dus wat dacht je van een groentekwekerij?'

Ze keek hem verbaasd aan. 'Een groentekwekerij? Je bedoelt om groenten en fruit...?'

'Ja mama, dat bedoel ik, om groenten en fruit te verbouwen voor de verkoop. En als iemand iets over het kweken van groenten weet, dan is het wel McNamara. En ook over fruit. Hij heeft ons jarenlang van alles geleverd, nietwaar, in de tijd dat er weinig te krijgen was. Je hebt zelf toegegeven dat er altijd voldoende groenten zijn geweest. En dan hebben we de druivenkas en de andere kassen nog. Toen je vorig jaar naar Londen kwam, bood je aan een mand druiven voor me mee te brengen, en als je je het goed herinnert, heb ik dat afgeslagen want anders had ik het aan mevrouw Cramp moeten uitleggen: de familie van haar kostganger kweekt druiven. Allemachtig!'

'Maar zou het lonend zijn? Ik bedoel, je zou er dan iemand bij in dienst moeten nemen.'

'Mama, we worden omringd door boerderijen en het is algemeen bekend dat boeren geen moeite doen voor een bloementuin en dat ze niet veel land willen verspillen aan gewone groenten. Ja, aardappelvelden, bietenvelden, maar voor de rest leveren ze zuivelproducten en melk en rundvlees. Nou, wij zouden alle soorten groenten, fruit en bloemen kunnen leveren. We zijn net door twee grote tuinen vol dode bloemen gekomen. Het is het proberen waard.'

'Ja, ja, ik zie het voor me, maar het is wel veel werk.'

'Nou, daar heb ik ook over nagedacht. Met McNamara, één knecht erbij en met mezelf. Volgend jaar om deze tijd kunnen we zakendoen. En dit is een goede tijd om het land schoon te maken.'

Ze glimlachte. 'Heb jij ooit een hak of een spade gehanteerd, Gerald?'

'Nee mama, nog nooit. Maar bij wijze van ervaring heb ik een aantal ochtenden in Covent Garden doorgebracht om samen met Erb en Doug kisten fruit en bloemen te sjouwen. Na een paar ochtenden raakte ik gewend aan mijn spierpijn, en na afloop van die twee weken - het was mijn jaarlijkse vakantie - kreeg ik niet alleen royaal voor mijn assistentie betaald, maar ontving ik later ook nog eens tien pond voor een artikel dat ik erover had geschreven. Dus ja, mama, ik denk dat ik in staat ben een spade, en met enige oefening ook een hak, te hanteren.' Hij glimlachte en legde even zijn hand tegen haar wang. 'En, wat vind je ervan?'

'O, ik sta helemaal achter je. Ik sta achter je bij alles wat je wilt doen, Gerald, zolang ik jou maar bij me heb. Ik ben heel eenzaam geweest.'

'O lieve help. Toe mama, ga nou niet huilen. Nee, niet huilen. Ik weet me geen raad als jij gaat huilen.'

Ze wendde zich af en ze liepen zwijgend verder. Toen zei ze zacht: 'Ik heb helemaal niet om je vader gehuild. Liefde sterft, en dan vraag je je af of die liefde ooit was geboren. Het enige bewijs ligt in... tja, in wat eruit voortkomt.' Ze keerde zich naar hem toe en keek hem aan, en toen ze verder niets zei, pakte hij haar arm en drukte die stijf tegen zich aan.

Ze waren het bos aan de oostzijde van het terrein in gelopen en daar strekte zich een lang weiland voor hen uit, met hier en daar een bergje stenen. Ze bleven in een eerste reactie stilstaan. Na een tijdje zei ze: 'Je zult hier nooit veel kunnen doen.'

'Dat weet je nooit zeker. Als de zaken beginnen te draaien zouden we misschien wat grondwerkers in dienst kunnen nemen om alles om te spitten. Maar kijk!' Hij wees. 'Het lijkt vrij schoon in de buurt van de grens met Gibson. Je hebt daar een lang stuk waar geen steen te bekennen valt.' Hij liep met haar verder, om de hopen stenen heen, tot ze bij de anderhalve meter hoge stenen muur stonden die Ward had opgericht, waarbij de dekstenen er puntig op waren gezet.

Ze stonden dicht bij de muur naar de bevroren richels van het omgeploegde land erachter te kijken, toen er opeens een klein meisje naar de zijkant van het veld, links van hen, kwam gehold. Ze had hen kennelijk gezien voor zij haar hadden gezien, maar ze kwam nu de hoek om en de bocht van de hoge muur onttrok haar even aan het zicht. Toen ze daar stond, onder hen, keek ze naar hen op. 'Hallo,' zei ze.

Gerald antwoordde: 'Hallo.' Hij keek opzij naar zijn moeder, die hem vragend aankeek. Toen richtten ze hun aandacht weer op het kind, dat zei: 'Het is een koude dag, hè?' Ze had het nu tegen lady Lydia, en die knikte naar het kind. 'Ja, het is een koude dag, liefje.'

'Hoe heet u?' Haar aandacht richtte zich weer op Gerald.

'Ik heet Gerald Ramsmore,' zei hij. 'En deze dame is mijn moeder.'

'O.' Het kind deed een stap achteruit en keek naar het gezicht van lady Lydia, dat net over de muur leek te komen. Ze hield haar ogen even op haar gericht voordat ze zei: 'Mijn moeder is ziek.'

'O ja?'

'Ja, ze kan niet lopen.'

'O, wat verdrietig is dat.'

Het kind keek naar Gerald. 'Mijn grootvader kan wel lopen, maar hij is ook niet goed.' Ze boog haar hoofd en keek naar de voren in de aarde. Toen klonk er een luide kreet vanaf de andere kant van het veld: 'Janie! Janie!'

Maar het kind holde niet weg in de richting van het geluid. Ze deed een stap naar de muur toe en zei: 'Dat is mijn tante Jessie.'

'Moet je niet naar haar toe, liefje?'

Het kind gaf geen antwoord maar bleef met geheven hoofd staan en keek van de een naar de ander.

'Ik denk dat wij maar eens moesten gaan,' fluisterde lady Lydia.

'Nee.' Gerald verroerde zich niet. 'Stil, mama. Dit zou interessant kunnen zijn.'

'Janie! Janie! Kom onmiddellijk hier!'

Er holde een vrouw dwars het veld over met haar lange rok in beide handen. Toen ze bij het kind was, hijgde ze zo hevig dat ze even niets kon uitbrengen. Maar toen ze het kind bij de hand had gegrepen, staarde ze naar de twee gezichten die haar aankeken.

Gerald kon zich niet voorstellen dat deze vrouw, die hier op het ruwe terrein stond, dezelfde was als het jonge meisje dat zich die avond zo wanhopig aan hem had vastgeklampt, de avond die zo'n onuitwisbaar merkteken in zijn gedachten had achtergelaten en waarvan hij wist dat zijn natuurlijke emoties erdoor waren beïnvloed. Was dit nog maar tien jaar geleden geweest? Dat kon toch zeker niet, want dit meisje... nee, deze vrouw, leek eind dertig, niet zes- of zevenentwintig, wat ze nu moest zijn. Hij hoorde zichzelf zeggen: 'Goedemorgen, juffrouw Jessie. Misschien... misschien herinnert u zich mij nog? Gerald Ramsmore. En dit is mijn moeder, lady Lydia.'

Haar ogen gingen van de een naar de ander. Ze slikte en zei: 'Ja. Ja, goedemorgen.' Daarna keek ze naar het kind dat ze stevig bij de hand hield en ze zei: 'Het spijt me... het spijt me als ze u heeft lastiggevallen.'

'Ik ben helemaal niet lastig geweest, tante Jessie. Ik wilde alleen maar even praten.' Het meisje keek naar hen op en ging vrolijk verder: 'Ik vind het leuk om te praten.'

'Kom mee.'

Voordat het kind werd meegetrokken, riep het tegen hen: 'Komen jullie nog eens terug?'

Ze gaven geen antwoord, maar lady Lydia zei zacht: 'Lieve help. Lieve help.'

Gerald wist dat zijn moeder wegkeek, maar hij hield zijn blik gericht op de vrouw en het kind die glibberend over het omgeploegde land wegsnelden. Pas toen ze uit het zicht waren verdwenen draaide hij zich om en liep naar waar zijn moeder nu op enige afstand van de muur stond. Ze keken elkaar aan, en zij zei zacht: 'Dat is het kind van dat meisje, het kind waarvan ze zeggen dat het zo ongeveer als een gevangene achter slot en grendel wordt gehouden.'

Gerald zei niets terwijl ze naar het bos liepen. Hij klemde zijn kaken opeen. In gedachten zag hij weer dat mooie meisje, met haar naakte, met bloed besmeurde benen wijd uit elkaar. Hij kon zelfs het gekreun weer in zijn eigen lichaam voelen opstijgen. Het was bijna tien jaar geleden, hij hoorde daar inmiddels toch zeker overheen te zijn...

 

Het kind stond bij een krukje naast de open haard in de cottage waar Annie ooit had gewoond. Annie was nu al acht jaar dood. Deze cottage en die ernaast waren samengevoegd door een opening tussen de twee keukens, en hier had Jessie met het kind gewoond sinds Carl en Patsy hun intrek hadden genomen in het huis.

Jessie boog zich over het kind heen en zei op scherpe toon: 'Ik had je toch gewaarschuwd? Als je grootvader erachter komt dat je hebt rondgezworven, zwaait er wat.'

'Waarom?'

'Dat heb ik je toch al verteld? Hij is ziek.'

'Maar hij loopt wel gewoon rond. Hij wil niet tegen me praten. Hij kijkt nooit naar me.'

'Kind!'

'Ik ben geen klein kind meer, tante Jessie. Ik ben negen jaar. Op mijn volgende verjaardag word ik tien en ik denk al dingen en ik voel al dingen. En ik wil graag weten waarom ik niet naar mijn zieke mamma mag, en waarom ze niet buiten kan lopen.'

Jessie ging rechtop zitten en zuchtte. 'Ik heb je al eerder verteld dat ze nooit haar kamer uit komt, en kinderen, of een kind als jij, zouden haar ergeren.'

Het meisje keek Jessie aan en zei rustig: 'In het nieuwe boek dat ik voor mijn lessen heb, staat een plaatje van een dame die met een meisje op haar knieën zit, en... en die haar voorleest.'

Jessies hele houding werd zachter, zoals dat altijd gebeurde wanneer haar kind bedroefd deed. Want ze beschouwde dit als haar eigen kind. Ze streelde het meisje over de roomkleurige wang en zei: 'Maar jij zit toch ook bij mij op schoot als ik je voorlees?'

'Jawel, tante Jessie. Maar u bent mijn mamma niet, hè? U bent alleen maar mijn tante.'

Jessie slikte moeizaam. 'Ja, ik ben alleen maar je tante, maar ik heb wel voor je gezorgd vanaf het moment dat je was geboren,' -ze slikte opnieuw - 'omdat er niemand anders was om voor je te zorgen.'

'Patsy heeft weleens gezegd dat zij me ter wereld heeft geholpen.'

O ja? dacht Jessie. Wat stom om zoiets te zeggen. Maar hardop zei ze: 'Ja, dat heeft ze gedaan. Maar ze heeft jou meteen aan mij gegeven en sindsdien heb ik altijd voor jou gezorgd als mijn kleine meisje.'

Janie bleef Jessie nog even aankijken. Toen ging ze abrupt op de kruk zitten, keek naar de haard en zei: 'Ik... ik ben 's nachts af en toe zo bang, tante Jessie. Ik heb van die vreemde dromen.'

Jessie knielde onmiddellijk naast het kind neer en zei ernstig: 'Maar dat heb je me nooit verteld. Ik dacht dat jij zo goed sliep.'

Het meisje keek Jessie aan. 'Nou, het is pas de laatste paar weken zo, sinds ik steeds naar buiten wil om te hollen. Ik heb niemand om mee te spelen. In al onze boeken' - ze keek naar de tafel - 'zie ik kinderen die spelletjes doen: "Witte zwanen, zwarte zwanen", "Zakdoekje leggen", touwtjespringen en zo.'

'Nou, jij gaat toch ook touwtjespringen? Dat kun je heel goed. En Carl en Rob en jij en ik hebben samen met de bal in het weiland gespeeld.'

'Ja, dat weet ik wel.' Het kind knikte. 'Maar zij zijn niet klein. Ik bedoel, ze zijn niet van mijn lengte. Ja, Mike zei dat ik te snel de lucht in schoot, en dat ik uit mijn krachten zou groeien. Wat bedoelde hij daarmee?'

'O, Mike zegt altijd van die rare dingen. Het betekent alleen maar dat je lang zult worden als je een jongedame bent.'

'Zal ik ooit een jongedame worden?'

Die gedachte deed Jessie vele jaren overslaan en ze zag een jongedame voor zich, en niet het stralende gezicht van dit kind, met de lange wimpers, de volle mond en het weelderige bruine haar dat niet door vlechten te temmen was.

'Zal ik ooit een jongedame worden, tante Jessie?'

'Natuurlijk word jij een jongedame.'

'Zal ik met een prins trouwen en nog lang en gelukkig leven?'

Jessie ging staan en zei kortaf: 'Wat een malle vraag. Waar heb je dat gelezen?'

'In een van de sprookjes van Grimm.'

Jawel, de sprookjes van Grimm, die naar Jessies mening óf angstaanjagend óf onnozel waren... trouw met een prins en leef nog lang en gelukkig. Ze stond op het punt zich om te draaien maar ze bleef staan en wees met een vermanende vinger naar Janie. 'Beloof me dat je er nooit meer zomaar in je eentje vandoor zult gaan, zoals je dat vanmorgen hebt gedaan.'

Tot haar verbazing stond haar kind op en durfde te zeggen: 'Nee, tante Jessie, dat kan ik u niet beloven, want ik wil de hele tijd hollen en rennen, ver weg, buiten de muren en de poort en het hek, buiten alles wat me binnenhoudt. En als u me niet een keertje mee uit neemt, loop ik nog eens weg om de markt te zien waar Carl naartoe gaat, en het dorp waar de mannen naartoe gaan om dronken te worden. En dan is er nog iets wat ik tegen u moet zeggen, tante Jessie. Ik moet mamma een keer zien. Ik moet haar zien, want zij heeft mij nooit willen zien. Ik zal nooit zo veel van haar houden als van u, maar toch moet ik haar zien.'

Grote Heer in de hemel! De negen jaren eenzaamheid leken nu volmaakt zinloos, want van wie ze haar karaktertrekken ook had geërfd, dit kind bezat een wilskracht en een verstand die haar jaren ver te boven gingen. Eén ding was zeker: ze leek in geen enkel opzicht op haar moeder of op haar grootmoeder, want ze had nooit enige neiging tot dansen vertoond, zoals Angela en zij dat al op zeer jonge leeftijd hadden gehad. Ze had gevraagd of ze ooit een jongedame zou zijn. Nou, één ding stond vast: ze zou de leeftijd waarop die term van toepassing was vanzelf bereiken, en tegen die tijd zou alles wel duidelijk zijn geworden. En wat zou dan haar reactie zijn? Dat mocht de hemel weten.

Ze keek Janie aan en zei kortaf: 'Nu geen gepraat meer. Je les ligt daar op de tafel. Ik moet even naar het huis. Ik ben met vijf minuten terug.'

Ze pakte een omslagdoek van het houten rek dat aan de binnenkant van de deur was vastgemaakt, maar ze schrok toen Janie zei: 'Sluit me alstublieft niet op.'

'Ik... ik moet...'

'Als u dat doet, tante Jessie, klim ik op een dag nog eens uit het raam.'

Jessie gaf geen commentaar, terwijl ze in haar zak naar de sleutel zocht, en met de andere hand naar de grendel tastte. Ze besefte dat Janie meende wat ze had gezegd. Zonder antwoord te geven liet ze de sleutel weer in haar zak glijden en deed ze de deur open. Toen ze hem achter zich dichtdeed, mompelde ze: 'O lieve Heer.'

Terwijl ze naar het huis liep bedacht ze dat alleen de keuken nog net als vroeger was; er waren na de dood van Annie veel veranderingen in het huis aangebracht.

Tot dat moment had ze Janie in haar slaapkamer gehouden en haar tijd verdeeld tussen de zorg voor Janie en die voor haar zuster. Deze laatste taak deelde ze met Patsy. Maar toen Patsy later de keuken en het huishouden op zich had moeten nemen en zelf in verwachting raakte, had ze steeds minder tijd boven kunnen doorbrengen. Dus had Jessie bijna de volledige last van Angela's zwijgende maar effectieve eisen op zich moeten nemen. Tot ze op een dag had ingezien dat als Angela in staat was zelf te eten en door de kamer naar haar stoel te lopen, ze ook in staat moest zijn zich wassen en aan te kleden.

Angela's reactie was een enorme woede-uitbarsting geweest, ze had met haar vuisten op het beddengoed gebeukt en vervolgens het hoofdeind van het bed vastgegrepen en zich schrap gezet om Jessie een harde klap te geven, met een kracht die in tegenspraak leek met haar zwakke, schijnbaar broze conditie.

Dat was het moment geweest dat haar eigen opgekropte frustraties hadden gemaakt dat ze haar zuster op beide wangen een klap had gegeven. Met het gewenste resultaat, want toen hun vader de kamer kwam binnenrennen, had ze tegen hem geroepen: neemt u het maar over! Ik heb er genoeg van. Ze is heel goed in staat zichzelf te verzorgen. Ze heeft me bijna tegen de vlakte geslagen, alleen maar omdat ik voorstelde dat ze zich best zelf kon wassen en aankleden. Dus bekijk het maar.' Hierop was ze de kamer uit gehold, zodat Ward hulpeloos van de gillende gestalte op het bed naar de open deur heen en weer stond te kijken. Maar omdat hij had begrepen dat ze meende wat ze zei, was hij haar achternagehold en had haar bij de schouders gegrepen op het moment dat ze haar slaapkamer wilde binnengaan. 'Dat kun je niet doen! Je kunt haar niet in de steek laten! Ze is ziek.'

'Nou, dan zult u mee moeten helpen om haar te verzorgen, of u moet er hulp bij nemen. Daar sta ik op. En dan wil ik nóg iets zeggen: als ik deze spanning nog langer moet verdragen, loop ik hier weg, en dan zult u daar ook nog eens voor moeten zorgen.'

Ze had naar de kamerdeur gewezen. 'En het is nu te laat om haar nog te kunnen vermoorden, hè?'

Hij had gejaagd achteromgekeken en gezegd: 'Hou je mond! Je weet niet waar je het over hebt.'

'Ik weet heel goed waar ik het over heb, pappa, en dat weet jij ook,' was ze tegen hem uitgevaren. 'En ik meen wat ik zeg. Ga jij nu maar naar beneden en vraag Patsy voor haar te zorgen zolang ze dat nog kan, en neem een kokkin in dienst om haar plaats in te nemen. Je kunt kiezen of delen.' En ze was kwaad haar slaapkamer binnengegaan en had de deur voor zijn neus dichtgesmeten...

Deze scène had tot gevolg gehad dat Ward had nagedacht. Patsy moest binnenkort haar kind krijgen, en hoe moest het dan? Moest hij zijn geliefde dochter echt naar een inrichting brengen?

'Nee! Nee! Dat nooit! Dat kon hij niet doen. Ze zouden zeggen dat dat zijn straf was omdat hij die andere in een inrichting had laten zetten.

Dit had tot verder gepieker en zwaar nadenken geleid, tot hij dacht dat hij een oplossing had gevonden. En in zekere zin was dat ook zo. De volgende morgen had hij Carl in zijn kantoortje laten komen.

'Je weet wat er gisteravond is gebeurd,' had hij gezegd, 'en het kan zo niet verder.' Waarop Carl had geantwoord: 'Dat begrijp ik, meneer. En ik weet niet hoe het moet als Patsy gaat bevallen.'

'Daar heb ik over nagedacht, en ik heb een voorstel. Als je ermee instemt, zal ik een verklaring opstellen... een aanvulling op mijn testament... dat jij na mijn dood gedeeltelijk eigenaar zult worden, voor de volledige helft, van dit huis en deze boerderij. Mocht ik eerder komen te overlijden dan mijn dochter Angela, dan wil ik dat jij belooft voor haar te zullen zorgen tot haar overlijden. En mijn voorwaarden zijn aldus: Patsy en jij nemen jullie intrek in dit huis. Van deze kamer kan een slaapkamer worden gemaakt, en hiernaast, de eetkamer, kan dan jullie zitkamer worden. Ik kan in mijn zitkamer eten. We hebben toch al te veel meubilair in dit huis, maar dat komt nu van pas, want ik wil mijn oudste dochter in de twee cottages installeren. Met een verbindingsdeur kan daar één geheel van worden gemaakt. Dat zou haar onderkomen zijn.' Hij zei er niet bij wie er nog meer in dat onderkomen kwam wonen, maar het was Carl duidelijk, want zijn gezicht toonde geen verbazing. En toen Ward vroeg: 'Wat vind je hiervan?' zweeg hij lange tijd voor hij antwoordde: 'Het zou een mogelijkheid zijn, meneer.' Maar hij voegde er niet aan toe dat hij hem bedankte voor het aanbod van de helft van het huis en de boerderij, want hij wist wat hij waard was en dat er niets van de boerderij zou zijn overgebleven als Patsy en hij waren vertrokken, zoals ze eerst van plan waren geweest. Maar hij zei wel: 'Als die regeling van kracht wordt, meneer, zult u wel iemand in de keuken in dienst moeten nemen voor het koken en voor werk in huis. En iemand om voor juffrouw Angela te zorgen wanneer Patsy in het kraambed ligt.'

Ward was gaan staan en nam snel een besluit. 'Ik zal iemand in dienst nemen voor de keuken en voor het huis. Maar wat betreft de verzorging van mijn dochter, zal ik Jessie voorstellen dat als zij niet voor haar zuster kan zorgen in de tijd dat Patsy van haar taak moet worden ontheven, ik haar niet zal toestaan in de cottage te blijven wonen, en dat ik desnoods zelf het noodzakelijke zal doen.'

Carl knikte maar zei niets, want hij dacht: ja, dat zou hij nog liever zelf doen dan een vreemde erbij halen, zodat die zou zien hoe zijn dochter eraantoe was. Patsy had gedurende het eerste jaar na de geboorte van het kind ook voortdurend gezegd dat ze steeds lastiger werd en dat ze de indruk had dat ze geestelijk niet in orde was.

Nou Carl, vertel eens.' Wards stem klonk nu anders. Hij was niet langer de baas die voorstellen en eisen naar voren bracht, hij was als een man die steun zocht. 'Wat vind je ervan? Zal dit te doen zijn? 'En... en zouden jullie dit willen?'

Carl had meteen geantwoord: 'Ja meneer. Ik zal alles doen wat deze situatie kan verlichten, en ik weet zeker dat Patsy er net zo over denkt. En ik dank u voor uw vriendelijke aanbod. Ik waardeer het bijzonder. En heb ik uw instemming om een vrouw voor de keuken in dienst te nemen?' Hij had even gezwegen voor hij vervolgde: 'Het zal natuurlijk iemand uit de Hollow moeten zijn. Misschien de vrouw of de dochter van McNabb. Dat zijn schone mensen.'

Ward had zuchtend ingestemd. 'Ja, ja, ga je gang.'

En zo was het gegaan. Het huis was verbouwd en net op tijd klaar. Patsy's baby was geboren in de kamer die vroeger de studeerkamer van de heer des huizes was geweest. Maar het kind had helaas slechts enkele uren geleefd en dit was een voorbode geweest van een langere periode van zwangerschapsnarigheid, want in de afgelopen jaren had Patsy nog eens drie miskramen gehad. Haar opgewekte en vriendelijke karakter had het veel moeite gekost dit lot te aanvaarden, en ze werd gaandeweg bitterder en kreeg dezelfde gedachten als haar vader: als ze nog in het huisje hadden gewoond, was dit vast niet gebeurd. Er rustte beslist een vloek op het huis en op iedereen die erin woonde...

Patsy draaide zich om bij de tafel toen Jessie de keuken binnenkwam en zei: 'Heb je haar gevonden?'

'Ja. Vlak bij de verste muur. En met wie denk je dat ze stond te praten?'

'Geen idee. Waarschijnlijk iemand uit het dorp, en dat was voor haar natuurlijk zo ongeveer een buitenlander.'

'Nee, het was niet iemand uit het dorp. Het was meneer Gerald en zijn moeder, van Forest Hall.'

Patsy hield even op met het neerleggen van allerlei keukengerei op de tafel en zei: 'O ja? Nou, m'n pa zei dattie terug was voor de begrafenis. Dus hij is niet meteen weer vertrokken, net als de rest. Het moet daar nog erger zijn dan hier, want ze hebben nu nog maar twee mensen voor binnen, heb ik begrepen: de oude kokkin en het dienstmeisje. Alle mensen! Ik kan me nog goed herinneren dat het daar wemelde van het personeel. Maar ja, zo gaat het soms in het leven.'

'Wat moet ik toch met haar beginnen, Patsy? Ik bedoel... om te zorgen dat ze niet gaat rondzwerven?'

'Nou, als ze echt wilde zwerven, kan ze toch de poort uit lopen? Dat is de enige plek die niet gebarricadeerd is. Het verbaast me dat ze het niet eerder heeft gedaan.'

'Ze is gewaarschuwd dat het niet mag.'

'Poeh! Ze is ook gewaarschuwd dat ze niet mag rondzwerven.'

Patsy klopte haar handen tegen elkaar af en keek naar Jessie op dezelfde manier als Annie vroeger deed. Ze zei: 'Ga maar even zitten. Er zit nog een kop thee in de pot.'

'Ik hoef geen thee, Patsy,' zei Jessie terwijl ze ging zitten. 'Maar wat moet ik toch met haar beginnen? Ze heeft me openlijk getart. Toen ik haar vroeg te beloven niet weer te gaan zwerven, zei ze dat ze dat niet kón beloven en daarna zei ze dat ik de deur niet meer op slot mocht doen als ik wegging. Ze is pas negen, maar als je haar hoort praten...' Ze schudde haar hoofd. 'Ze is heel intelligent voor haar leeftijd, zo levendig, ze wil alles weten.'

'Nou, dat wordt alleen maar erger, niet minder, dat weet je. Ze zal binnenkort echte vragen gaan stellen. Lieve help!' Ze draaide zich om naar de tafel, pakte de deegroller op en legde die toen weer neer. 'Je zou haar hier helemaal weg moeten halen. Hij heeft genoeg geld...' Het viel op dat ze het niet over 'meneer' had maar over 'hij'. 'Hij heeft genoeg geld om jullie comfortabel ergens anders te laten wonen. Je zou alvast om jouw deel van de boerderij kunnen vragen.'

Jessie keek naar haar ineengeslagen handen in haar schoot, en ze wist dat Patsy de beste oplossing had. Maar hoezeer het kind hier ook weg wilde, zijzelf wilde alleen maar hier blijven. Dit was haar thuis, ze had zich hier altijd geborgen gevoeld, en ze wilde dat dat zo zou blijven. En dan was Carl er nog. De gedachte hem niet meer iedere dag te zullen zien, was onvoorstelbaar. Het feit dat Patsy hem geen kinderen had geschonken leek hem op een vreemde manier vrij te hebben gelaten. Ze stond abrupt op uit de stoel. 'Daar zou pappa nooit mee instemmen. Ik betwijfel of hij me ook maar één penny zou geven, zelfs al zou ik van de honger omkomen. Ik heb het gevoel dat hij me mijn eten nog misgunt omdat ik het met haar deel.'

Patsy sprak dit alles niet tegen. Ze zei alleen maar: 'In dat geval zul je haar nog beter in de gaten moeten houden. Maar het heeft geen zin om haar op te sluiten, want ze is een dametje dat altijd haar zin weet te krijgen.' Ze voegde er niet aan toe: 'Ik vraag me af van wie ze dat heeft.' Ze dacht alleen maar: 'De hemel sta haar bij.'