8
Zes weken later gaf Angela voor het eerst aan dat ze moest overgeven. Patsy zat dié keer bij haar. Ze had het meisje inmiddels weten over te halen in een stoel bij het raam te gaan zitten. Er waren twee ramen in de slaapkamer, het ene keek uit over het erf, het andere bood uitzicht over de tuin aan de achterzijde van het huis.
Jessie en Patsy brachten haar altijd naar dat laatste raam, heel voorzichtig tussen hen in, alsof het tengere meisje een zwak, oud vrouwtje was.
Dit patroon herhaalde zich dag na dag. Eerst wasten ze haar, dan zetten ze het ontbijt voor haar neer, wat ze inmiddels zelf op kon eten, gedeeltelijk althans. Daarna sloegen ze een warme ochtendjas om haar heen en zetten haar in een stoel voor het raam. Ze werd echter nooit alleen gelaten. Dit alles was heel vermoeiend voor de twee meisjes, hoewel Annie, als haar gezwollen ledematen haar toestonden de trap op te komen, hen weleens afloste.
Patsy had niet langer tijd voor het werk in de melkschuur, dus was er door Carl een ander meisje in dienst genomen. Ze kwam met de sleperswagen uit Fellburn en arriveerde 's morgens om negen uur en vertrok 's avonds om zes uur. Het werd snel duidelijk dat ze verstand had van het werk en dit maakte dat Ward niet protesteerde, want de opbrengsten van de zuivelproducten zorgden voor een groot deel van de winst.
Maar vanmorgen zou het patroon worden veranderd, want Angela moest voor het eerst overgeven.
Tóen Patsy dit zag, riep ze niet uit, zoals Annie dat misschien had gedaan: 'God in de hemel!' Ze riep geen enkele hogere macht aan, want ze was te zeer geschokt door wat dit kon betekenen.
Het effect op Jessie was echter heel anders. Zij riep luid: 'O nee! Alsjeblieft, Angela, dat niet!' Ze keek Patsy aan, smeekte haar alles te ontkennen. 'Is dit echt een teken? Ze zeggen dat... O Patsy! Patsy!'
'Stil nou maar, juffrouw. Als het zo moet zijn, dan zal het zo zijn. Aan de andere kant heeft ze gisteravond meer gegeten dan gewoonlijk, en vis heeft nou eenmaal soms dat effect.'
'O, zeg alsjeblieft dat het de vis is.'
'Ik kan er nog niets van zeggen, juffrouw. We moeten een paar dagen afwachten om te zien of het nog eens gebeurt.'
'Maar pappa...'
'Zegt u nog maar niets tegen meneer, juffrouw, helemaal niets. Hoort u me? Want we weten het nog niet, nog niet zeker.' Maar in haar hart wist ze het wel zeker. Ze kon alleen maar hopen dat het kind dood zou worden geboren...
Twee weken later hoorde Ward dat zijn dochter een kind verwachtte, maar het duurde vele dagen eer hij een dusdanige staat van acceptatie had bereikt dat hij tegenover zijn geliefde dochter kon zitten terwijl ze uit het raam zat te staren, want hij had op slag weer de neiging gevoeld iets drastisch te ondernemen. Hij had trouwens niets kunnen ondernemen tegen de veroorzakers van dit kwaad, want ze hadden allemaal het dorp verlaten. Zelfs Pete Mason, naar hij begreep. Het verlangen naar wraak werd echter vreselijker dan ooit, want het richtte zich nu op zijn eigen kind. Hij had twee nachten achter elkaar door zijn kamer lopen ijsberen zonder dat hij kon slapen, en hij had gedacht dat ze beter af zou zijn als ze dood was dan wanneer ze een nakomeling van een van die beesten ter wereld bracht. Het zou nooit bekend worden wie van hen de verantwoordelijke was. Wat stond dit wezen te wachten wanneer de feiten over zijn verwekking op zekere dag bekend werden, wat ongetwijfeld eens zou gebeuren, óf door pestkoppen óf door iemand die vond dat het tijd werd dat dit schepsel zou weten waarom het hier zo'n geïsoleerd leven moest leiden?
Dus ja, ze was beter af als ze dood was, net als het schepsel dat ze in zich droeg. Maar hoe moest hij dit bewerkstelligen?
Zijn gedachten worstelden met de mogelijkheden. Er waren kruiden en planten die koeien konden doden en die gevaarlijk waren voor mensen. De zaden van de goudenregen, en je had monnikskap. Die konden bij het eten in haar drinken worden gedaan, want haar angst voor hem was nu zo veel verminderd dat ze dingen van hem aannam.
Annie had hem op de hoogte gebracht - want Patsy en Jessie durfden het hem niet te vertellen - en ze had tot slot gezegd: 'Het is de wil van God.' Hierop was hij woedend uitgebarsten: 'Doe toch niet zo verdomde achterlijk, mens!' Maar zij had kalm geantwoord: 'Ik zal het nog eens zeggen: als het zo moet zijn, dan moet 't zo zijn, dan is het de wil van God. En ze zeggen wel dat Zijn wegen ondoorgrondelijk zijn. Ik zal je één ding zeggen, of je dat nou bevalt of niet, maar kennelijk heeft dit eerst moeten gebeuren om jou te doen inzien dat je een eerstgeborene hebt, en pas nu je haar nodig hebt, begin je oog voor haar te krijgen.' Maar haar woorden hadden hem nog woester gemaakt en hij had de deur met een klap achter zich dichtgesmeten. Maar vanaf dat moment was hij wel zo eerlijk geweest zich af te vragen wat hij in de afgelopen weken had moeten beginnen als Jessie er niet was geweest, want ze had niet alleen haar zusje getroost, ze had in zekere zin geprobeerd hem ook te troosten. Maar hoe moest dat in de toekomst? Was hij in staat het met twee kinderen te redden? Want Angela zou net zo veel aandacht nodig hebben als een kind.
Op dat moment kwam de gedachte in hem op dat deze drinkbeker aan haar voorbij moest gaan...
Het was bijna een week later toen hij zichzelf dwong de slaapkamer van zijn dochter binnen te gaan. Het was halverwege de morgen en ze zat bij het raam. Toen hij langzaam naar haar toe liep, draaide ze haar hoofd naar hem en de uitdrukking van haar gezicht leek iets te veranderen. Hij ging tegenover haar zitten, waarop zij zich zelfs een beetje naar hem toe boog en er een vreemd geluid uit haar geopende mond kwam.
Jessie, die bezig was geweest het bed recht te trekken, snelde naar hen toe en zei: 'Pappa, hoor je dat? Ze probeerde jouw naam te zeggen.'
Hij schudde zijn hoofd. 'Het was zomaar een geluid.'
'Maar ze heeft echt nooit eerder dat geluid gemaakt.' Jessie boog zich over haar zusje en zei: 'Zeg dat nog eens, Angela. Zeg eens "pappa".'
Angela keek haar aan, en even werd haar blik star. Toen knipperde ze met haar ogen en maakte het geluid opnieuw, dit keer duidelijker: 'Pap...pa.' Het woord was wat langgerekt, maar het klonk beslist als 'Pappa'.
Ward boog zijn kin naar zijn borst en beet hard op zijn onderlip. Toen stak hij zijn hand als verblind uit, pakte Angela's broze hand waar deze slap op haar ochtendjas lag, en drukte die tussen zijn handpalmen voor hij hem zachtjes op haar knie teruglegde. Daarna stond hij op om weg te gaan, maar Jessie was eerder bij de deur dan hij.
Ze keek naar hem op en zei met een snik in haar stem: 'Het is een begin. Ze zal nu weer terugkomen, en dan zal ze weer jouw Angela zijn. Echt waar... En ze zal je nu meer nodig hebben dan ooit, pappa.'
Toen maakte haar vader een gebaar dat haar de tranen uit de ogen deed stromen, want hij streelde haar zacht over de wang en zei: 'Je bent een lief meisje, Jessie, een heel lief meisje.' Hierop liep hij de kamer uit en Jessie liep naar het andere raam, waar ze haar mond tegen het houten kozijn drukte om het geluid van haar snikken te smoren, in een poging haar emoties te bedwingen. Haar vader had haar over de wang gestreeld. Haar vader had op die manier tegen haar gesproken. Haar vader had haar aangekeken op een manier zoals hij haar nog nooit had aangekeken, met een intense vriendelijkheid in zijn ogen. Ze was overweldigd. Wat er ook in de toekomst mocht gebeuren, ook al zou hij zich helemaal aan Angela wijden, ze zou het niet erg vinden. Ze zou zelfs hopen dat dit zo was, want van nu af aan zou hij zich ervan bewust zijn dat zij er was: hij had haar aangeraakt, hij had haar over de wang gestreeld, en hij had haar aangekeken zoals hij haar nog nooit had aangekeken.
Patsy stond in de kleine woonkeuken-zitkamer van Carls huisje. Ze had net een nieuwe katoenen hoes, die ze zelf had genaaid, over de zitting getrokken van het bankje dat tegen de muur tussen het open vuur en de deur van de bijkeuken stond. De hoes paste bij de bekleding op de zitting van de fauteuil aan de andere kant van de haard. De kleine houten tafel in het midden van de keuken was bedekt met een chenille tafelkleed dat veel te groot was, zodat de uiteinden bijna tot de vloer reikten. Maar Patsy vond dat het cachet aan het huis verleende, want lang niet iedereen had een chenille tafelkleed en ze zou dit kleed altijd blijven koesteren, want het was het gezamenlijke huwelijkscadeau van de mensen uit de Hollow. Zelfs de protestanten hadden bijgedragen, had haar moeder gezegd. Aan de muur tegenover de haard hing een klein rek met serviesgoed, en dit bevatte een volledig theeservies en ook vier grote borden met bijpassende kleine bordjes. Dit alles was een cadeau van Annie: het was langgeleden haar eigen trouwcadeau geweest, maar ze had het theeservies altijd te mooi gevonden om te gebruiken, en daarom was het in de kast blijven staan. Maar op zondag had ze de twee andere borden die bij het servies hoorden gebruikt. Toen die echter op een gegeven moment waren gebroken, had ze ze vervangen door goedkope witte borden van de markt.
Patsy was erg geroerd geweest door dit geschenk en ze had de goede geefster pardoes een kus gegeven, waarop ze tot haar grote verbazing door Annie in de armen werd gesloten en even werd geknuffeld voor ze haar ruw van zich af had geduwd en had gezegd: 'Nou, zo is het wel weer mooi geweest.'
Ze stond nu te wachten tot Carl terugkwam na meneer het nieuws over de gebeurtenis van morgen te hebben verteld.
Een paar minuten later hoorde ze hem op het pad aan komen lopen en ze snelde naar de deur, opende die, en toen hij naar binnen stapte, sloeg hij zijn armen om haar heen en drukte haar stijf tegen zich aan. Eenmaal op het bankje, nog steeds met de armen om elkaar heen, zei ze: 'En, hoe is het gegaan? Wat heeft hij gezegd?'
Carl wendde het hoofd af en keek naar de haard. 'Ik heb erg met hem te doen, Patsy,' zei hij. 'Het snijdt gewoon door m'n hart als ik hem zo zie. Echt...'
'Ja, ja, dat weet ik. Ik ken dat gevoel. Maar wat heeft hij gezegd toen je het hem vertelde?'
'Nou, hij bleef me eerst een poosje aankijken zonder iets te zeggen. Maar toen zei hij rustig: "Ik kan je alleen maar gelukwensen. Dat heb ik altijd voor je gewenst. Ik denk dat je dat zelf ook wel weet." Dat zei hij. En toen ik zei: "We nemen alleen morgenochtend vrij, we zullen rond twaalf uur terug zijn," zei hij: "Jullie hoeven je echt niet te haasten. Annie zal helpen, en ik ben er ook nog."
En weet je wat er toen gebeurde? Hij liep naar een lade en toverde dit tevoorschijn.' Hij stak zijn hand in zijn zak en haalde er een zeemleren zakje uit, maakte het open en liet tien goudstukken in haar hand glijden.
Terwijl ze hem met open mond aankeek, zei hij: 'En dat is nog niet alles. Hij verhoogt mijn loon met vijf shilling per week, en dat van jou met drie.'
'Je méént het!'
'Precies. Alles bij elkaar acht shilling per week. Dat heeft hij gezegd.'
'En dat betekent dat hij ons niet wil laten gaan?'
'Daar ziet het wel naar uit, want hij heeft jou binnen meer nodig dan mij buiten.'
'Nee hoor. Jij leidt de boerderij al jaren. Het zou hier hard achteruitgaan als jij er niet was, en dat weet hij. Maar nee, ik had nooit verwacht dat hij zo aardig kon zijn.'
'Ik ook niet. Maar aan de andere kant, als er iémand recht heeft op loonsverhoging, ben jij het wel. Want wie zou jouw baan daarbinnen willen hebben? Veertien uur per dag, zeven dagen per week, want je hebt in geen weken een hele dag vrij gehad.'
'Ach, dat geeft niet.' Ze sloeg haar armen om zijn hals en zei: 'Waar zou ik anders willen zijn dan daar waar mijn hart is? En morgen zal mijn hart hier in dit huis zijn.' Ze keek om zich heen. 'Dit is mijn paleis... ons paleis, en ik zal het zo gezellig mogelijk houden, ook al zou dat van m'n uren nachtrust af moeten gaan.'
'Daar komt niets van in.' Hij trok haar naar zich toe en keek haar lachend aan. 'Dat doe je maar overdag, niet 's nachts.'
Ze lachte met hem mee, maar toen zei ze: 'Ik had echt niet kunnen denken, Carl, dat dit zou gebeuren. Ik heb er lang van gedroomd, terwijl ik tegen mezelf zei dat dat er vast niet in zat: ik uit de Hollow en jij hiervandaan.'
'O Patsy. Je mag jezelf niet zo omlaaghalen.'
'Dat doe ik ook niet... Maar anderen doen dat wel. Dat weet jij ook. En d'r zijn daar families die nu al zeggen dat ik me te veel verbeeld. En er zijn andere, uit het dorp, die zullen vinden dat jij je toch wel erg hebt verlaagd door het met de melkmeid van Gibson aan te leggen, en dan nog wel eentje uit de Hollow. Ik weet wat de mensen zeggen. Ik heb het jarenlang moeten horen.'
'Nou moet jij eens goed luisteren!' Hij pakte haar bij de schouders en schudde haar door elkaar. 'Er zit niet echt verschil tussen jou en mij. Ik weet zelfs niet wie mijn ouders waren, ik ben opgegroeid in een armenhuis en ik ben daarna uit werken gestuurd bij een schoft van een man. Jij weet wie je ouders zijn, en je vader is een fatsoenlijke kerel.' Hij zei niets over haar moeder, maar hij ging verder: 'Morgen ben je mijn vrouw, en dat is voor mij het enige wat ertoe doet...' Toen ging hij ernstiger verder: 'Als de arme dominee Noble ertoe in staat is. Weet je, ik maak me zorgen over die man. Hij ziet eruit alsof hij niet veel langer zal meegaan. Sinds die avond is hij nooit meer de oude geweest, want hij geeft zichzelf en de toverlantaarn de schuld. Maar' - hij glimlachte weer - 'hij zal er zijn, wees maar niet bang, om jou de moeder van mijn kinderen te maken, en ik wil er minstens zes, jazeker, en ik wil vooral jongens, want die kunnen veel meer loon vragen dan meisjes. En we zullen ze vroeg naar het land sturen...'
Haar lichaam schudde van het lachen en ze timmerde met haar gebalde vuisten op zijn borst. Daarna omhelsden ze elkaar weer stevig, tot hij haar bijna van zich af duwde met de woorden: 'Nog één nachtje maar. Kom, je kunt maar beter teruggaan naar het huis.' En zwijgend liet ze zich door hem naar buiten leiden.