HOOFDSTUK 17

Langzaam en verlegen kwam ik de zoldertrap af. Ik had een oude katoenen lap van mijn moeder gepakt die ze van een handelaar uit Zambia had gekocht, en had die op traditionele wijze om me heen geslagen, zodat mijn schouders en armen onbedekt waren. Mijn moeder keek op toen ik de woonkamer binnen kwam en fronste haar wenkbrauwen. Ik zag haar denken dat je zo kon zien dat ik net uit bed was. Ze zat op de enige bank die we hadden, een tweezitsbank die in het midden doorzakte. Die had ze bij een van de nieuwe meubelketens in Maun gekocht. De bank was contant betaald. Ze wilde niet op afbetaling kopen, wat iedereen eigenlijk deed, want als je een keer een betaling miste, werd je aankoop opgehaald. Dan was je zowel het meubelstuk als je geld kwijt. In Maun hadden drie mensen zelfmoord gepleegd nadat zoiets was gebeurd. Een van hen was de vader van een schoolvriendin van me.

‘Breng de thee!’ zei mijn moeder tegen het dienstmeisje. ‘En doe dat netjes!’ Ze bedoelde natuurlijk dat het meisje de deftige kopjes moest pakken die in het dressoir met de glazen deurtjes stonden. ‘Ee,’ zei ze tegen me, waarbij ze heftig knikte en haar handen uitstak alsof ze het allemaal niet kon bevatten.

Toen ik de woonkamer binnen kwam, zag ik Craig MacKinnon tegenover mijn moeder zitten. Tot mijn verbazing zat hij op de kgotla- stoel van mijn overleden vader. Daar zat nooit iemand. Was hij in zijn onschuld daar gaan zitten, zonder te beseffen wat hij deed, of—en dat zou nog opzienbarender zijn—had mijn moeder hem die stoel aangeboden?

‘Er is hier een vriend van je,’ zei mijn moeder, en ze krulde haar lippen.

Craig veerde meteen op uit de stoel. ‘Kazi! Je vindt het toch niet erg dat ik langskom? Ik ben een uur geleden gearriveerd, want ik heb de nacht doorgebracht in Maun. Lenny en de anderen waren er niet en toen bedacht ik dat het een goed idee was om hier langs te gaan. Het meisje daar vertelde me namelijk dat jullie buren zijn. Sorry voor wat er op het vliegveld is gebeurd.’

Met opgetrokken wenkbrauwen keek ik hem aan. Ik wilde dat hij zijn mond zou houden, omdat ik mijn moeder niets over het vliegtuig had verteld.

‘Ik kwam een vriend tegen en toen ik je daarna ging zoeken…Maar goed, je bent dus veilig thuisgekomen.’

‘Breng de thee!’ riep mijn moeder. ‘En de koekjes.’

Mijn moeder had kennelijk besloten dat Craig MacKinnon als een belangrijke gast moest worden behandeld. Ze deed het voorkomen alsof hij hier welkom was, wat niet het geval was. Hij was geen graag geziene gast, omdat hij een man was, kennelijk een vrijgezel die blijkbaar geïnteresseerd was in haar dochter. Bovendien was hij blank, en ook nog eens een buitenlander.

‘Zo,’ zei Craig, en hij glimlachte naar mijn moeder. Ze glimlachte gemaakt terug. Het was het lachje dat ze lastige klanten in de winkel schonk. Met veel gedoe legde ze aan het dienstmeisje uit hoe ze Craig zijn thee moest aanbieden. Daarna maakte ze veel drukte omdat de koekjes op haar mooiste schaal gepresenteerd moesten worden.

Craig leek het prima te vinden dat er zo veel drukte om hem werd gemaakt. Een voor een doopte hij drie koekjes in zijn thee en ondertussen keek hij rond. ‘Mooi huis,’ zei hij.

Mijn moeder knikte.

‘Ik had niet verwacht dat het zo…Ik had gedacht dat jullie in een lemen hut of zo zouden wonen!’ Hij glimlachte, maar keek ook wat teleurgesteld. ‘Wie heeft die foto van die buffel gemaakt?’

Mijn moeder keek naar de foto aan de muur, die ze ergens uit had geknipt en zelf had ingelijst.

‘Die stond in een tijdschrift,’ zei ik tegen hem.

‘O. Heb je wel eens een buffel in het echt gezien?’

Mijn moeder lachte. Of we wel eens een buffel hadden gezien? Hij had net zo goed kunnen vragen of de zon hier wel eens scheen.

Craig lachte ook. ‘Was dat een domme vraag?’

‘Wat zei hij?’ vroeg mijn moeder.

Ik trok mijn wenkbrauwen naar haar op. Ze wist heel goed wat hij had gezegd, maar deed net alsof ze geen Engels verstond.

‘Hij vroeg of dat een domme vraag was,’ antwoordde ik met tegenzin.

‘Wil hij weten of hij dom is?’

‘Nee, Mma, dat zei hij niet.’

Craig veerde op toen Lenny Krause in de deuropening van de woonkamer verscheen. We schrokken allemaal een beetje. Niemand had hem horen aankomen. Hij had zijn honden niet bij zich, dus er was geen waarschuwend geblaf te horen geweest.

Mma Muyendi,’ zei Lenny Krause, en hij boog stijfjes naar mijn moeder, die het opeens erg druk had met suiker door haar thee roeren.

Craig beende naar de deuropening en stak zijn hand uit, maar Lenny omhelsde hem stevig. ‘Hoe lang is dat geleden, jongen?’ vroeg hij, en hij keek liefdevol naar Craig, wat raar was, omdat Lenny Krause altijd nogal nors was. Ik zag dat mijn moeder dit fascinerend vond. We hadden tot dan toe nooit gezien dat Lenny genegenheid toonde, behalve tegenover zijn vrouw. ‘Mijn dochter vertelde me dat we bezoek hadden,’ zei Lenny Krause. ‘Ik had geen idee dat ze jou bedoelde!’

Toen kwam Petra als een pauw achter haar vader aan het huis binnen lopen. Ze droeg een bruine broek met modder onder aan de pijpen en liep op blote voeten. Ze zag eruit als een jongen, en dat terwijl ze al zestien was. Op zich had ik met haar te doen, want ik zou Lenny Krause niet als vader willen hebben. Ik snapte alleen niet waarom ze zich als een jongen kleedde, en ik begreep ook niet waarom ze altijd uitgerekend opdook als ze niet welkom was.

Craig liep terug naar de kgotla-stoel en ik ging op de armleuning van de bank zitten. Ik zwaaide met mijn benen heen en weer, zodat ze rakelings langs die van Craig kwamen. Mijn moeder zag het en fronste haar wenkbrauwen. Ik verwachtte min of meer dat ze zou zeggen dat ik mijn benen bij elkaar moest houden. We zwegen en ik keek van opzij naar Craig om te zien of hij de spanning ook voelde. Mijn moeder straalde onderdrukte agressie uit. Lenny Krause bleef vastberaden in de deuropening staan en weigerde de kamer in te komen. Zelf was ik zenuwachtig omdat mijn moeder geheid iets zou gaan zeggen als Craig Mac-Kinnon weg was en ik niet wist hoe ik dan moest reageren. Toen ik een zijdelingse blik op hem wierp, viel het me op dat Craig niet in ons huis leek te passen. Zijn benen waren te lang voor de stoel van mijn vader en zijn handen waren te groot voor het tere theekopje. Terwijl we daar zwijgend bij elkaar zaten, kwam Isaac binnen.

He hè hè,’ zei hij lachend. ‘Huisvergadering?’ vroeg hij in het Engels. ‘Waarom ben ik niet uitgenodigd?’

‘Ga een stoel voor je broer halen,’ zei mijn moeder.

Opeens was ik uitgeput. Ik was het zat om me af te vragen wat mijn moeder zou gaan zeggen en ik vond het vervelend dat er over bepaalde zaken werd gezwegen. Van mijn broer werd ik ook moe, want Isaac deed in het bijzijn van Lenny Krause altijd overdreven enthousiast en ik snapte niet waarom hij bij hem altijd zo liep te slijmen. Toen bedacht ik dat Isaac dat safarioverhemd van Lenny Krause moest hebben gekregen, want die verkeerde in zulke kringen, die had contact met alle safa-ribedrijven en alle kampen.

‘We hadden het over de trouwerij,’ zei mijn moeder in het algemeen, waarbij ze eerst naar Craig, vervolgens naar mij en daarna naar Petra keek. ‘Petra, heb je al gehoord dat Isaac gaat trouwen?’

Petra stond bij de muur, vlak bij de foto van de buffel, en toen mijn moeder dat zei, zag ik haar gezicht betrekken.

‘Ach, natuurlijk niet!’ zei mijn moeder, en ze glimlachte om haar zogenaamde domheid. Net als wij wist ze dat Petra verliefd was op Isaac. Dat was altijd al zo geweest. ‘Het is nog maar net rond. We hadden het over de bruidsmeisjes…’ Mijn moeder nam Petra van top tot teen op, van de bandana in haar haar tot aan haar blote voeten, met een blik die boekdelen sprak.

Petra stak haar handen in haar zakken en begon te fluiten, een niet-melodieus deuntje.

Opeens was er weer dat verlangen om te ontsnappen. Ik wilde weg uit Sehuba, weg van mijn broer en zijn huwelijk, en van mijn moeder en haar winkel.

Die avond kwam Craig weer naar ons huis. Ik ging een eindje met hem wandelen, omdat hij het dorp wilde zien. De mensen keken naar ons toen we langsliepen. Bij het flakkerende licht van een paraffine-lamp op de toonbank van een semausu langs de weg stonden ze te kletsen, maar ze draaiden zich om om Kazi Muyendi en die blanke man beter te kunnen zien. Dat leek Craig helemaal niet te storen. Sterker nog, volgens mij genoot hij van de ophef die we veroorzaakten.

Bij de rivier bleven we staan. Craig vroeg welke wilde dieren hier zaten. Toen ik antwoord gaf, voelde ik dat hij naar mijn gezicht keek, ook al had ik mijn ogen van hem afgewend. Ik praatte maar door, hoewel ik soms mijn tekst kwijt was, als ik doorhad dat hij zijn aandacht alleen op mij richtte. Uiteindelijk stond ik mezelf toe hem aan te kijken. Toen ik dat deed, boog hij zich naar me toe en kuste me. Ik voelde het puntje van zijn tong. Zijn lippen weken een eindje vaneen en voelden koel aan tegen de mijne.

‘Mmm,’ zei Craig, die zich een beetje terugtrok, ‘je windt me enorm op.’

Ik was de enige die niet verbaasd was toen Craig MacKinnon langskwam met een blauw doosje dat openklapte als een koelkastdeur. Hij hield het gesloten doosje voor mijn neus, maakte het open en liet zien wat erin zat.

‘Dit heb ik nog nooit voor iemand gevoeld,’ zei hij.

Ik keek naar de ring, een gouden ring met een glimmende steen waar scherpe randjes aan zaten. Het was menens. Hij speelde geen spelletje met me. De ring zou prachtig staan aan mijn vinger, zou prachtig staan als ik hem aan iedereen liet zien. Later zou ik aan onze kinderen vertellen dat dit de dag was dat hun vader me ten huwelijk had gevraagd.

‘Kazi, wil je met me trouwen?’ vroeg hij.

‘Ja,’ zei ik.

‘Mooi! Ik kan haast niet wachten om je mee naar huis te nemen en met je te pronken!’

We gingen voor het eerst met elkaar naar bed de nacht dat we Botswana verlieten. Craig had gezegd dat we in Engeland zouden trouwen. Dan zou ik een andere ring krijgen. De ring die hij me had gegeven was van Lenny Krause. Mijn moeder was woedend, omdat ik met een buitenlander ging trouwen en met hem naar Engeland zou gaan. Maar ik keek haar alleen maar aan alsof ik niet snapte waar ze zich druk over maakte en zei wat zij mij altijd had voorgehouden: dat reizen goed voor je ontwikkeling was. Isaac was ook kwaad. Hij had als eerste aangekondigd dat hij ging trouwen en nu had iedereen het over mij.

De avond voor onze vlucht naar Engeland zaten we op het terras van het restaurant van het President’s Hotel. We dronken wijn en aten T-bonesteaks. Het kon me niet schelen wat de mensen dachten. Ik zweefde in een bel van geluk. In onze hotelkamer lag groen tapijt en voor het raam zaten groene luiken die helemaal dicht of helemaal open konden, maar niet halverwege bleven staan. De telefoon naast het bed was aan het nachtkastje vastgelijmd.

‘Waar heb je mijn hele leven gezeten?’ vroeg Craig. We lagen op bed. Zijn gezicht was vlak bij het mijne.

Ik was nog steeds in die bel van geluk, want zoiets had nog nooit iemand tegen me gezegd.

Ik was uit de badkamer gekomen en had hem naakt op het hotelbed aangetroffen. ‘Kijk!’ zei hij, terwijl hij het laken van zich af gooide. ‘Ik heb een cadeautje voor je!’

Zonder erbij na te denken keek ik. Ik verwachtte echt dat er een ingepakt cadeautje onder het laken zou liggen.

‘Hij kan een bocht maken,’ zei Craig, en hij gaf zijn lul een tikje. En ik zag dat hij gebogen was, in een rechte hoek als een dikke, kromme vinger. ‘Ik zal het je laten zien,’ zei Craig, en hij trok me naar zich toe, zodat ik de warmte van zijn lichaam voelde en mijn huid tintelde. Ik ging boven op hem liggen, maar hij hield me tegen. ‘Ga jij maar onder,’ zei hij. ‘Dat is beter.’ Zijn handen gleden over mijn lichaam alsof dat uit water bestond en ik dacht: Dit moet ik aan mijn vriendinnen vertellen.

En toen kreunde Craig en ging hij op zijn rug liggen. Ik dacht dat hij ergens tegenaan was gekomen en zich had bezeerd. ‘Sorry,’ zei hij. Ik had geen idee waarvoor hij zich verontschuldigde. ‘Het wordt beter. Dat beloof ik,’ zei hij. Daarna viel hij als een blok in slaap.

Ik liep alleen door de kamer en vroeg me af of dit alles was. Was dit alles wat hij wilde? En vond hij me nog steeds leuk? Ik at een heel pak koekjes op, dat ik uit de kleine koelkast had gepakt, en keek tv. Op een bepaald moment ging ik naar het raam en keek naar beneden. Onze kamer lag aan de achterkant van het hotel. Ik zag het zandpad dat naar de African Mail voerde en naar het huis waar ik bij familie had gelogeerd, bij de lerares, de nacht nadat ik de schoonheidswedstrijd had gewonnen. Nu was ik hier weer en zou ik naar Engeland gaan.