HOOFDSTUK 28
Ik ontmoette Phil bij de BBC, in een vertrek dat de green room wordt genoemd, een artiestenfoyer die helemaal niet groen is. Deze was beige en het was er warm. Ik had het gevoel dat ik in een handtas was opgesloten. Bij aankomst kreeg ik een begeleider toegewezen. Het was de tweede keer dat ik op de radio zou komen en ik had nog steeds geen idee wat er van me werd verwacht. Dat iedereen kon horen wat ik zei, maakte me zenuwachtig. Ik was sowieso gespannen sinds ik terug was uit Zuid-Afrika. In Sun City waren foto’s van me gemaakt in bikini, met een speer in mijn hand, naast een olifant die blijkbaar verdovende middelen toegediend had gekregen, maar die lang niet zo ver heen was als Bibi, het andere model. Het was de ergste fotosessie die ik ooit had meegemaakt.
Bovendien wist mijn moeder dat ik in Afrika was geweest, want Abu had aan haar moeder verteld dat ik zou gaan. Ze zou niet snappen waarom ik niet langs was geweest. Weer iets wat ze tegen me zou gebruiken.
Toen ik terug was, belde Diane. Ze sprak een boodschap in. Het ging over een opdracht voor een kalender, een luxekalender met als thema de seizoenen. Ik zou de zomer zijn, maar ik had er geen zin in.
Toen belde er opeens een journalist om te vragen wat ik van Nelson Mandela vond. Misschien was ik de enige Afrikaan die hij kon verzinnen. Ik antwoordde dat Mandela mijn held was, wat viel er nog meer over te zeggen? De pers drukte een oude foto van me af, van mij in een halterbadpak, met daarboven de kop WAAROMIK MANDELA SEXY VIND. Dat was de aanleiding om mij uit te nodigen voor een radioprogramma.
De eerste keer werd ik alleen in een kamer gezet, met een glimlachende vrouw die aanwees wat ik moest doen. Op de tafel voor me stond een enorme microfoon, die er zo zacht uitzag dat ik dacht dat het een speelgoedmicrofoon was.
‘Nog vier minuten,’ zei de vrouw. Ik volgde haar blik naar een grote wandklok. Toen zette ik de koptelefoon op en hoorde ik een mannenstem zeggen: ‘Kazi, je komt zelf uit Afrika. Wat voor effect zal Mandela’s vrijlating hebben op de mensen daar?’
Ik was er inmiddels aan gewend dat mensen vanwege mijn modellenwerk automatisch dachten dat ik dom was. Nu kreeg ik voor het eerst een vraag voorgeschoteld die niet over huidverzorging ging. Maar ik kon de vragensteller niet zien en ik moest mijn gesprekspartner kunnen aankijken. Telkens als ik een zin begon, maakte ik die niet af. En ik dacht: shit, ik had aan Abu moeten vragen wat ik moet zeggen.
Maar zo slecht was het blijkbaar niet geweest, want Diane belde meteen om te zeggen dat ik voor nog een interview was uitgenodigd. Zo kwam ik dus bij de BBC terecht.
Voordat het programma begon, bracht ik een half uur in de green room door met nog drie andere mensen. Ik kende ze niet. Het waren geen Afrikanen en ze leken allemaal zenuwachtig toen we een studio binnen werden gebracht en rondom een grote, glanzende tafel moesten plaatsnemen. Ik besefte opeens dat dit experts waren. Zij moesten de impact van de naderende vrijlating van Mandela analyseren. Ik was aan dit gezelschap toegevoegd om er een persoonlijk tintje aan te geven. Dat ik niet uit Zuid-Afrika kwam, leek de anderen niet te deren. Volgens Diane was het enige nadeel van radio dat de mensen niet konden zien hoe mooi ik was.
Ik keek achter me en zag drie mannen achter een glazen wand, maar ik betwijfelde of ze ons konden zien, want ze leken dwars door ons heen te kijken. Het lukte me niet om me te ontspannen. Ik probeerde telkens om rechtop te gaan zitten op de zachte stoel en leunde te dicht naar de microfoon toe. Op een bepaald moment keek ik naar de man tegenover me. Zijn handen trilden hevig toen hij zijn glas water pakte. Voor hem op tafel lagen drie dikke boeken op een stapel, waar allerlei bladwijzers uit staken. Hij frunnikte aan die bladwijzers toen de presentatrice het woord nam.
‘Vandaag hebben we vier boeiende, zeer uiteenlopende gasten.
Auteur Greg Youngster heeft een prachtig boek over het ANC geschreven…’
De namen van de andere mensen hoorde ik niet eens. Ik lette alleen op toen de presentatrice mij voorstelde.
‘…als laatste, maar daarom niet minder belangrijk topmodel Kazi, die net terug is uit Zuid-Afrika.’
Ik zag de man tegenover me grijnzen.
‘Kazi, laten we met jou beginnen!’ zei de presentatrice. Ze keek gretig, alsof ze te veel koffie ophad. ‘Je bent net terug uit Zuid-Afrika. Hoe was het om weer thuis te zijn? Zijn de mensen erg opgewonden over de vrijlating van Mandela?’
‘Ik kom zelf niet uit Zuid-Afrika.
‘Dat is bekend,’ zei de presentatrice opgewekt, die ondertussen haar aantekeningen raadpleegde. ‘Je komt uit Botswana.’
‘De mensen zijn inderdaad uitgelaten,’ zei ik, in een poging meegaand te zijn. ‘Zijn vrijlating heeft veel te lang op zich laten wachten, want hij had nooit gevangengenomen mogen worden…’
‘Is het daar momenteel warm?’
‘Warm?’ Ik keek haar verward aan. Ik had verwacht dat ze wilde weten hoe het was om in een frontlijnstaat te wonen. De avond ervoor had ik Abu urenlang uitgehoord om te weten wat ik moest zeggen.
Twintig minuten later was het programma afgelopen.
‘Ik heb niet eens een anekdote kunnen vertellen,’ zei de man die het boek over het ANC had geschreven.
Na afloop was ik uitgeput. In de veel te warme green room plofte ik op een stoel neer en viel aan op de schaal met croissantjes, die geen van de andere gasten had aangeroerd. Ik wachtte op mijn begeleider, die me naar buiten zou brengen.
‘Leuk om een model te zien eten,’ zei een man in de hoek van het vertrek. Ik had hem een kabel zien oprollen en concludeerde dat hij technicus was.
‘Heb je daar problemen mee?’ vroeg ik. Kon hij me niet rustig laten eten? Was het al niet erg genoeg dat ik me net een circusdier voelde? Opeens smaakte het croissantje niet meer. Toch nam ik er nog een.
‘Sorry,’ zei de man, en hij haalde het snoer van zijn walkman achter zijn oren vandaan. Toen glimlachte hij, een brede lach, zodat je zijn tanden zag, spierwit in een krachtig, hoekig gezicht. Ik zag dat hij een camera in zijn hand had en gedachteloos ging ik rechter op mijn stoel zitten.
‘Ik heb je net gehoord. Het was een prima uitzending, meestal gaat het helemaal nergens over. Maar ze had je niet telkens de mond moeten snoeren.’
De man glimlachte. Hij had een brutaal gezicht. Zijn haar was dik en springerig en hij had een baard die opgeplakt leek. Zijn bril, een zwart montuur met dunne rechthoekige glazen, leek op een speelgoedbril en als hij lachte, gingen zijn oren omhoog.
‘Ik zou graag eens naar Botswana willen,’ zei hij. Hij sloeg zijn armen over elkaar, en ik vond het eruitzien alsof hij van mij wilde horen dat ik dat goedvond. Hij had zijn walkman niet uitgezet. Op de achtergrond hoorde ik een gedempte beat.
‘Waarom?’ vroeg ik, nog steeds onbeleefd.
Zodra hij de green room had verlaten, voelde ik me slecht op mijn gemak. Er leek een gat te zijn ontstaan op de plek waar hij had gestaan, alsof hij een speels element aan het vertrek had toegevoegd.
De volgende dag belde Diane opnieuw in verband met die kalender. Ditmaal nam ik de opdracht aan, want ik had geld nodig. De fotosessie was in een oud kantoor vlak bij King’s Cross. Onderweg kreeg ik twee keer een oneerbaar voorstel. Tegen de tijd dat ik arriveerde, was ik behoorlijk gespannen.
‘Kazi, je bent te laat,’ zei de contactpersoon. ‘Nou, nou, wat een verrassing.’
Ik keek haar boos aan, want ik kwam nooit te laat. Daar lette ik speciaal op, want ik wist wat er over donkere meisjes werd gezegd.
‘Patrick staat op je te wachten,’ zei ze, en ze wees naar een wenteltrap in het midden van het kantoor.
Ik liep voorzichtig naar boven, want het was een metalen trap met open treden en ik was bang dat mijn hak vast zou komen te zitten. Toen ik naar beneden keek, zag ik tot mijn ergernis twee mannen omhoog-kijken, die mijn voortgang op de gevaarlijke trap nauwlettend in de gaten hielden.
‘Hoi, sorry dat ik te laat ben,’ zei ik, toen ik de studio binnen kwam. Zelf vond ik dat ik op tijd was, maar het leek me beter me toch te verontschuldigen.
Een man in een hoek van de studio leunde tegen een keukenblad aan, maakte een fles water open en begon te drinken. Toen zuchtte hij en liep weg, passeerde me en verliet het vertrek via een andere deur. Ik bleef staan, want ik kon nergens zitten. Uiteindelijk kwam hij terug, liep weer langs me en knikte toen. ‘Op de vloer, schatje.’
Niet te geloven dat hij het tegen mij had.
‘Het zou een stuk schelen als je een beetje voortmaakte. Trek die kleren aan en ga op de vloer liggen. Of wil je eerst een lijntje?’ Hij liep naar een marmeren keukenblad en haalde een goudkleurige creditcard tevoorschijn.
‘Nee,’ zei ik.
‘Hier,’ bood hij aan.
Had hij me niet gehoord?
Toen poseerde ik in die prachtige kleren, in mijn lichtoranje jurk, de kleur van de zomer, en ik dacht: wat doe ik hier? Wat maakt het uit of iemand deze kalender of deze kleren koopt? Ik besefte dat ik mezelf verkocht, dat ik toestond dat ik werd verkocht. Ik had niets bereikt in het leven, had helemaal niets zelf geproduceerd.
‘Arrogantie siert je niet, Kazi,’ zei Diane de volgende dag. We zaten in haar kantoor. Ze zat kaarsrecht achter haar bureau, omdat ze een bol-hoed met aan de voorkant een grote zilveren klok ophad en ze wilde niet dat die zou afvallen.
‘Die Patrick was een lul,’ zei ik.
‘Dat kan best zijn, maar hij staat goed aangeschreven en hij wil je nog een keer boeken.’
‘Nee.’
‘Kazi, schat, je kunt het je niet veroorloven om kieskeurig te zijn. Vorig jaar is het prima gegaan, maar we zijn nu een jaar verder.’
Ik zei niets, keek haar alleen aan. Ik had het haar nog steeds niet vergeven dat ze me naar Zuid-Afrika had gestuurd.
‘Ik heb een klusje voor je dat goed betaalt.’ Ze stak een catalogus omhoog, een dun ding met een omkrullende voorkant, en zwaaide ermee door de lucht. Ik dacht: ik heb op de cover van iD gestaan en in Elle, en ik heb in Parijs en Milaan gewerkt. Heb je nou echt niets beters voor me?
Diane was er dan misschien niet blij mee, maar ik voelde me inderdaad arrogant. Ik had geen zin om naar iemands pijpen te dansen. Mijn drijfveer om model te worden was geweest dat ik iets wilde bewijzen. Op dat moment besefte ik dat dat ook de reden was geweest dat mijn moeder me aan schoonheidswedstrijden had laten meedoen: om iets te bewijzen. Wij modellen leken allemaal te willen bewijzen dat we waardevol waren, dat onze waarde in onze schoonheid lag. We wedijverden om liefde.
‘Je denkt er dus nog even over?’ vroeg Diane, op een toon alsof het besluit al was genomen.
Opeens ging de deur open. Een man stak zijn hoofd om de deur. ‘O, sorry.’
‘Schat,’ zei Diane zangerig. ‘Kom binnen! Dit is Kazi.’ Ze wees naar me.
‘We hebben elkaar al eens ontmoet,’ zei de man.
Toen zag ik pas wie het was, de man uit de green room van de BBC. Phil. Hij was geen technicus, maar fotograaf.
‘O ja?’vroeg Diane.
Phil straalde, zette de koptelefoon van zijn walkman af en hing die om zijn nek. Toen gaf hij me een hand. Zijn vingers waren warm en droog en zijn nagels mooi gevormd, als kleine, hoekige schelpen. Het leek alsof hij wilde zeggen: het gaat om jou en mij. Als je mijn hand pakt, zijn we nog maar met z’n tweeën. Hij had een mooi overhemd aan, een strak model met een rood-met-witte print. Ik vond het leuk dat de bovenste knoopjes openstonden en dat hij zijn mouwen had opgerold. Ik kon zijn spieren zien; ik zag hun bestaan onder het katoen om zijn armen.