De hemel boven Parijs

Parijs, 1936

 

Iedereen die zich de nacht herinnert dat Armand Sauvelle stierf, zweert dat een purperrode lichtstraal langs de hemel schoot en een spoor van gloeiende vonken trok dat aan de horizon verdween. Een lichtstraal die zijn dochter Irene niet kon zien, maar die nog vele jaren in haar dromen zou rondspoken.

Het was een koude winterochtend en de ramen van zaal nummer 14 van het Saint-Georgeziekenhuis waren met een dunne ijslaag bedekt, waardoor er in de gouden nevel van de ochtend onwerkelijke waterverfbeelden van de stad op het glas ontstonden.

Armand Sauvelles levenslicht doofde in stilte, bijna zonder een zuchtje. Zijn vrouw Simone en zijn dochter Irene keken op toen de eerste stralen de nacht doorbraken en ragfijne lijnen wierpen in de ziekenhuiszaal. Dorian, Irenes jongere broertje, sliep opgekruld in een van de stoelen. Een angstaanjagende stilte viel over de zaal. Er waren geen woorden nodig om te begrijpen wat er was gebeurd. Na zes maanden lijden had het zwarte spook van een ziekte die hij nooit had kunnen uitspreken, Armand Sauvelle uit het leven gerukt. Zomaar.

Het was het begin van het ergste jaar dat de familie Sauvelle zich zou herinneren.

 

Draakje-zafon_ZW-(2).tif

 

Armand Sauvelle nam zijn tover en zijn aanstekelijke lach met zich mee het graf in, maar zijn talrijke schulden vergezelden hem niet op zijn laatste reis. Spoedig viel een leger van schuldeisers en allerlei piekfijn geklede aasgieren met deftige titels aan op de woning van de Sauvelles aan de Boulevard Haussmann. Op onderkoelde condoleancebezoekjes volgden verkapte bedreigingen. En mettertijd beslagleggingen.

De gerenommeerde scholen en een vlekkeloze garderobe van Irene en Dorian werden verruild voor tijdelijke baantjes en bescheiden kleding. Het was het begin van de duizelingwekkende afdaling van de Sauvelles in de echte wereld. Maar Simone trof het het slechtst. Ze had weer een betrekking als lerares aangenomen, maar het salaris was niet voldoende om de schuldenvloed te stoppen die haar karige spaargeld opvrat. In alle hoeken en gaten doken nieuwe documenten op die Armand had getekend, een nieuwe schuldbekentenis, een nieuw zwart gat zonder bodem ...

Het was in die periode dat de kleine Dorian argwanend begon te vermoeden dat de halve bevolking van Parijs uit advocaten en boekhouders bestond, een soort boven de grond levende ratten. Tegelijkertijd nam Irene een baantje aan in een danslokaal zonder dat haar moeder ervan wist. Voor een paar grijpstuivers (die ze in de late uurtjes in het spaardoosje stopte dat Simone onder de gootsteen bewaarde) danste ze met soldaten, die niet veel meer waren dan verschrikte adolescenten.

Ook stelden de Sauvelles vast dat de lijst van hen die zich vrienden en weldoeners noemden, wegsmolt als rijp in de ochtend. Desondanks bood Henri Leconte, een oude vriend van Armand Sauvelle, de familie aan het begin van de zomer aan om de kleine woning te betrekken boven de zaak met tekenbenodigdheden die hij dreef in de Montparnasse. Voor de huur gaf hij uitstel van betaling tot betere tijden aanbraken en in ruil daarvoor moest Dorian hem als duvelstoejager uit de brand helpen, omdat zijn knieën niet meer zo best wilden als in zijn jonge jaren. Simone vond nooit genoeg woorden om de oude heer Leconte voor zijn goedheid te bedanken en de handelaar vroeg er ook nooit om. In een wereld vol ratten hadden ze een engel ontmoet.

Toen de eerste winterdagen hun intrede deden in de straten, werd Irene veertien, ook al voelde ze zich eerder vierentwintig. Deze ene keer kocht ze een taart van het geld dat ze in het danslokaal verdiende, om met Simone en Dorian haar verjaardag te vieren. Armands afwezigheid hing als een drukkende schaduw over hen heen. Gezamenlijk doofden ze de kaarsen op de taart in de krappe huiskamer in de Montparnasse, terwijl ze wensten dat met de vlammetjes ook het spook van het ongeluk dat hen al maanden achtervolgde, de geest mocht geven. Voor deze ene keer werd hun wens niet genegeerd. Ze wisten het nog niet, maar die sombere tijd was bijna ten einde.

 

Draakje-zafon_ZW-(2).tif

 

Weken later gloorde er een onverwacht sprankje hoop aan de horizon voor de familie Sauvelle. Dankzij de bemoeienissen van monsieur Leconte en zijn netwerk van contacten, diende zich de mogelijkheid aan van een goede betrekking voor hun moeder in een dorpje aan de kust, Baie Bleue, ver weg van het sombere grijs van ­Parijs, en ver weg van de droevige herinneringen aan de laatste dagen van Armand Sauvelle. Naar het zich liet aanzien, had een gefortuneerde uitvinder en speelgoedfabrikant, Lazarus Jann genaamd, een huishoudster nodig die zich bekommerde om de paleisachtige residentie in het bos van Cravenmoore.

De uitvinder woonde in de reusachtige villa naast zijn vroegere speelgoedfabriek, met als enige gezelschap zijn vrouw Alexandra, die al twintig jaar ernstig ziek te bed lag in een van de kamers van het enorme huis. De betaling was royaal en bovendien bood Lazarus Jann hun de mogelijkheid aan om het huis op de kaap, kortweg het Kaaphuis, te betrekken; een eenvoudig huis boven op de klippen, aan de andere kant van het bos van Cravenmoore.

Half juni 1937 nam monsieur Leconte afscheid van de familie Sauvelle op perron 6 van het station van Austerlitz. Simone en haar twee kinderen gingen aan boord van een trein die hen naar de Normandische kust zou brengen.

Terwijl de oude Leconte toekeek hoe de trein in de verte verdween, glimlachte hij voor zich uit en een moment lang had hij het gevoel dat de geschiedenis van de Sauvelles, hun ware geschiedenis, nog maar net was begonnen.