Geografie en anatomie

Normandië, zomer 1937

 

Op hun eerste dag in het Kaaphuis probeerden Irene en haar moeder orde te scheppen in hun nieuwe onderkomen. Dorian ontdekte ondertussen zijn nieuwe passie: geografie, of beter gezegd, het tekenen van kaarten. Gewapend met het schrift en de potloden die monsieur Leconte hem bij het afscheid cadeau had gedaan, trok de zoon van Simone Sauvelle zich terug op een klein plateau tussen de klippen, een uitstekend uitkijkje dat hem een spectaculair uitzicht bood.

Het dorp en de bescheiden visserspier beheersten het centrum van de brede baai. Naar het oosten strekte zich een eindeloos wit zandstrand uit, een parelwitte woestijn aan de zee, ook wel bekend als de Plage des Anglais. Daarachter lag de langgerekte, smalle punt van de kaap die zich als een spitse klauw in het water boorde. Het nieuwe huis van de Sauvelles bevond zich op de uiterste punt ervan, die de Baie Bleue scheidde van de grote brede baai die de plaatselijke bewoners de Baie Noir noemden, de Zwarte Baai, wegens zijn donkere, diepe wateren.

Verder de zee op, een halve mijl uit de kust, kon ­Dorian in de langzaam zich oplossende nevel het vuurtoreneilandje herkennen. De vuurtoren stak donker en mysterieus boven de nevelslierten uit. Als hij zijn blik weer op de kust richtte, kon Dorian zijn zus Irene en zijn moeder zien op de veranda van het Kaaphuis.

Hun nieuwe onderkomen was een wit houten huis van twee verdiepingen, hoog op de kliffen geplakt, met een terras boven de afgrond. Meteen achter het huis begon het dichtbegroeide bos en over de boomkruinen heen was het majestueuze landgoed van Lazarus Jann te zien, Cravenmoore. Al deed Cravenmoore niet zozeer denken aan een landgoed als wel aan een kasteel, een kathedraalachtig hersenspinsel, het product van een uitzinnige, gekwelde geest. De hoekige daken waren overdekt met een labyrint van arcades, luchtbogen, torens en koepels. Het gebouw was in een kruisvorm gebouwd, waaruit diverse vleugels ontsproten. Dorian bekeek aandachtig het wat sinistere silhouet van Lazarus Janns onderkomen. Een leger van waterspuwers en engelen waakte over de fries van de façade als een schare versteende spoken in afwachting van de nacht. Terwijl hij zijn schrift dichtsloeg en op weg ging, terug naar het Kaaphuis, vroeg Dorian zich af wat voor mens een dergelijk oord uitzocht om er te wonen. Hij zou er spoedig achter komen, want diezelfde avond waren ze voor het avondeten op Cravenmoore uitgenodigd. Een vriendelijk gebaar van hun nieuwe weldoener, Lazarus Jann.

 

Draakje-zafon_ZW-(2).tif

 

Irenes nieuwe kamer lag op het noordwesten. Vanuit haar venster kon ze het vuurtoreneiland zien, evenals de lichtvlekken die de zon op de oceaan tekende, lagunes van gloeiend zilver. Na de beklemmende maanden in het woninkje in Parijs kwam een eigen kamer haar bijna als een aanstootgevende luxe voor. Het was een bedwelmend gevoel de deur dicht te kunnen doen en een plek helemaal voor haarzelf te hebben.

Terwijl ze toekeek hoe de ondergaande zon de zee koperrood kleurde, hield ze zich bezig met het dilemma wat ze voor hun eerste maaltijd met Lazarus Jann zou aantrekken. Ze had nog maar een klein deel van haar ooit goedgevulde kledingkast over. Bij de voorstelling in het vorstelijke huis van Cravenmoore te worden ontvangen, schenen al haar kleren haar armzalige, beschamende lompen toe. Na de enige twee kledingstukken te hebben aangepast die mogelijk in aanmerking kwamen voor deze gelegenheid, werd ze zich bewust van nog een ander probleem waarmee ze geen rekening had gehouden.

Sinds haar dertiende levensjaar leek haar lichaam op bepaalde plekken in omvang toe en op andere af te nemen. Toen de bijna vijftienjarige zich in de spiegel bekeek, vielen Irene de grillen van de natuur sterker op dan ooit. De nieuwe rondingen van haar figuur pasten niet meer bij de simpele snit van haar stoffige garderobe.

Een gloeiend rode baan licht aan de horizon spreidde zich uit over Baie Bleue toen Simone Sauvelle kort voor zonsondergang zachtjes op de deur klopte.

‘Binnen!’

Haar moeder sloot de deur achter zich en doorzag de situatie met één snelle röntgenblik. Alle kleren van haar dochter lagen op bed uitgespreid. Irene zat slechts in een simpel wit hemdje bij het raam te kijken naar de verre lichten van de boten op het Kanaal. Simone zag het slanke lichaam van haar dochter en glimlachte.

‘De tijd verstrijkt en we beseffen het niet eens, hè?’

‘Niks past me meer. Het spijt me,’ antwoordde Irene. ‘Ik heb het geprobeerd.’

Simone liep naar het venster en knielde bij haar neer. De lichten van het dorp midden in de baai schilderden glinsterende aquarellen op het water van Baie Bleue. Samen keken ze een tijdje naar het indrukwekkende schouw­spel van de zonsondergang. Simone streelde haar dochter over haar wang en lachte zachtjes.

‘Ik denk dat wij het hier best naar onze zin zullen hebben, denk je niet?’ vroeg ze.

‘En hij? Zal hij ons leuk vinden?’

‘Lazarus Jann?’

Irene knikte.

‘We zijn een betoverende familie. Hij zal ons adoreren,’ antwoordde Simone op schertsende toon.

‘Weet je het zeker?’

‘Reken maar, jongedame.’

Irene wees op haar garderobe.

‘Trek maar een van mijn jurken aan,’ glimlachte ­Simone. ‘Ik denk dat ze jou beter staan dan mij.’

Irene bloosde licht. ‘Je overdrijft altijd zo,’ zei ze bestraffend.

‘Wacht maar af!’

 

Draakje-zafon_ZW-(2).tif

 

De blik die Dorian op zijn zus wierp toen ze in een jurk van Simone onder aan de trap verscheen, was onbetaalbaar. Irene richtte haar groene ogen op Dorian en gaf hem met een dreigend opgeheven wijsvinger een wel­gemeende raad: ‘Geen woord!’

Dorian knikte stom, niet in staat zijn blik van deze onbekende af te wenden, die met dezelfde stem sprak als zijn zus Irene en ontzettend op haar leek. Simone zag zijn gezicht en verbeet een lachje. Toen legde ze met plechtige ernst een hand op zijn schouder en knielde voor hem neer om zijn paarse vlinderdasje recht te trekken, een erfenis van zijn vader.

‘Je wordt omringd door vrouwen, jongen. Wen er maar aan.’

Opnieuw knikte Dorian, half gelaten, half verbijsterd. Toen de muurklok acht sloeg, waren ze alle drie in hun beste kleren uitgedost en klaar voor de grote ontmoeting. En halfdood van angst.

 

Draakje-zafon_ZW-(2).tif

 

Een zachte bries woei vanaf zee en streek door het dichte bos rondom Cravenmoore. Het verborgen gefluister van het gebladerte begeleidde de stappen van Simone en haar kinderen op het pad dat door het bos voerde, een ware tunnel die was uitgespaard in het donkere, onpeilbare groen. Het bleke licht van de maan deed zijn uiterste best om door die deken heen te breken van donkere schaduw die het bos overdekte. Het geschetter van de vogels die in de kruinen van de enorme, eeuwenoude bomen nestelden, vormde een verontrustende klaagzang.

‘Ik krijg kippenvel van dit oord,’ zei Irene.

‘Onzin,’ vond haar moeder, ‘het is maar een bos. Kom op.’

Dorian, die de achterhoede vormde, tuurde zwijgend naar de vele schaduwen om hem heen. De duisternis vormde griezelige silhouetten die zijn fantasie aanvuurden om er tientallen duivelse wezens in te zien die op de loer lagen.

‘Bij daglicht is hier niets anders te zien dan bomen en struikgewas,’ relativeerde Simone Sauvelle en ze verpulverde daarmee de vluchtige betovering waar Dorian stiekem van genoot.

Een paar minuten later, na de nachtelijke wandeling die voor Irenes gevoel eindeloos duurde, stonden ze voor het indrukwekkende, hoekige Cravenmoore, dat voor hun neus oprees uit de mist als een sprookjeskasteel. De grote ramen van het enorme huis van Lazarus Jann waren goudkleurig verlicht. Het leger van waterspuwers tekende zich af tegen de hemel. Iets verderop was de speelgoedfabriek te zien, een bijgebouw van de villa.

Simone en haar kinderen bleven aan de rand van het bos staan om de overweldigende grootte van het huis van de speelgoedfabrikant op zich in te laten werken. Precies op dat moment fladderde er een vogel – een raaf, zo te zien – op uit het kreupelhout en hij vloog een nieuwsgierig rondje over de tuin van Cravenmoore. De vogel cirkelde over een van de stenen bronnen en landde uiteindelijk bij Dorians voeten. Nadat hij met klapwieken was opgehouden, wiegde hij langzaam heen en weer, tot hij ten slotte roerloos bleef zitten. De jongen knielde neer en strekte langzaam zijn rechterhand uit naar het dier.

‘Voorzichtig,’ waarschuwde Irene.

Dorian luisterde niet en streek de raaf over zijn verenpak. De vogel verroerde zich niet. Dorian pakte hem op en spreidde de vleugels van het beestje uit. Er gleed een verblufte uitdrukking over zijn gezicht. Na een paar seconden wendde hij zich tot Irene en zijn moeder.

‘Hij is van hout,’ mompelde hij. ‘Het is een mechanisch apparaatje.’

De drie keken elkaar zwijgend aan. Simone zuchtte en zei toen tegen haar kinderen: ‘We willen een goede indruk achterlaten, toch?’

Ze knikten.

Dorian zette de houten vogel weer op de grond. ­Simo­ne Sauvelle glimlachte en op haar teken liepen ze de brede, witmarmeren trap op die naar de bronzen voordeur leidde, waarachter zich de geheime wereld van Lazarus Jann verborg.

De deuren van Cravenmoore openden zich zonder dat ze de vreemde klopper in de vorm van een engelengezicht hoefden te gebruiken. Een intens goudkleurig licht stroomde uit het huis. In het licht tekende zich een onbeweeglijk silhouet af. Plotseling kwam de gestalte tot leven en hield het hoofd scheef, terwijl er gelijktijdig een mechanisch geratel was te horen. Levenloze ogen staarden hen aan, simpele glasbolletjes in een masker zonder andere uitdrukking dan een huiveringwekkende grijns.

Dorian slikte. Irene en haar moeder, die gemakkelijker te imponeren waren, deden een stap achteruit. De figuur stak zijn hand naar hen uit en verstarde toen weer.

‘Ik hoop dat Christian u niet aan het schrikken heeft gemaakt. Het is een oud, niet bijzonder geraffineerd schepsel.’

De Sauvelles draaiden zich om naar de stem die aan de voet van de trap tot hen sprak. Een vriendelijk gezicht, dat een gezegende leeftijd bereikt leek te hebben, glimlachte een beetje ondeugend naar hen. De ogen van de man waren blauw en glinsterden onder een dichte, zilverkleurige haardos, zorgvuldig gekamd. Hij was keurig in pak gestoken en had een wandelstok van beschilderd ebbenhout bij zich. Hij liep naar hen toe en boog respect­vol.

‘Mijn naam is Lazarus Jann en ik geloof dat ik me moet verontschuldigen,’ zei hij.

Zijn stem klonk warm en troostrijk, een stem waar geruststelling en een merkwaardige gelatenheid in doorklonk. Zijn grote blauwe ogen namen de familieleden een voor een nauwkeurig op en bleven uiteindelijk rusten op het gezicht van Simone.

‘Ik was mijn gebruikelijke avondwandeling door het bos aan het maken en heb te veel getreuzeld. Madame Sauvelle, als ik het wel heb ...’

‘Aangenaam, meneer.’

‘Noemt u me alstublieft Lazarus.’

Simone knikte.

‘Dit is mijn dochter Irene. En dat is Dorian, de benjamin van de familie.’

Lazarus Jann gaf ieder van hen vriendelijk een hand. Zijn handdruk was stevig en aangenaam, zijn glimlach aanstekelijk.

‘Goed. Wat Christian betreft, daar hoeft u werkelijk geen angst voor te hebben. Ik hou hem als herinnering aan mijn begintijd. Hij is onhandig en ziet er alles­behalve vriendelijk uit, ik weet het.’

‘Is het een machine?’ vroeg Dorian gefascineerd.

Simones bestraffende blik kwam te laat. Lazarus glimlachte naar de jongen.

‘Zo zou je het kunnen noemen. Technisch gezien is Christian dat wat wij een robot noemen.’

‘Hebt u hem gebouwd, meneer?’

‘Dorian!’ zei zijn moeder geërgerd.

Lazarus glimlachte weer. Blijkbaar stoorde de nieuwsgierigheid van de jongen hem niet in het minst.

‘Ja. Deze en vele andere. Dat is, of beter gezegd, was mijn beroep. Maar het avondeten wacht. Wat denkt u ervan als we dat allemaal bij een hapje bespreken en elkaar zo beter leren kennen?’

De heerlijke geur van gebraden vlees kwam hun tegemoet als een toverelixer. Zelfs een steen had hun gedachten kunnen lezen.

 

Draakje-zafon_ZW-(2).tif

 

Maar de verrassende ontvangst door de robot en het overweldigende buitenaanzicht van Cravenmoore waren nog maar een voorproefje van wat de Sauvelles binnen in Lazarus Janns villa te wachten stond. Ze waren maar amper over de drempel gestapt, toen de drie in een fantastische wereld werden ondergedompeld die hun stoutmoedigste verwachtingen overtrof.

Een prachtige wenteltrap leek tot in het oneindige omhoog te draaien. Toen ze omhoogkeken zagen de Sauvelles een hoge ruimte tot in de centrale koepel van Craven­moore. Een laterna magica dompelde het interieur van het huis in een diffuus licht. Een bijna onafzienbare galerij van mechanische creaties was te zien, overgoten met dit spookachtige schijnsel. Een grote staande klok met ogen en een karikaturale grimas grijnsde de bezoekers tegemoet. Een ballerina in ijle sluiers draaide rond in het midden van een ovale ruimte waarin elk object, elk detail, onderdeel was van een door Lazarus Jann geschapen wereld. De deurknoppen waren lachende gezichten die knipoogden als je eraan draaide. Een grote uil met prachtige veren zette enorme ogen op en klapwiekte in de schemering langzaam met zijn vleugels. Tientallen, misschien wel honderden stuks speelgoed en miniaturen vulden lange wanden en vitrines en een mensenleven was niet genoeg om ze allemaal te bekijken. Een speels, klein hondje kwispelde met zijn staart en blafte toen er een metalen muisje voorbijroetsjte. Aan het onzichtbare plafond hing een mobiel van feeën, draken en sterren die om een kasteel dansten dat tussen wattenwolken zweefde op de tonen van het verre geklingel van een speeldoos ...

Naar welke kant ze ook keken, telkens ontdekten de Sauvelles nieuwe wonderen, telkens nieuwe, ongelooflijke creaties die de voorgaande overtroffen. Onder de geamuseerde blik van Lazarus bleven de drie minutenlang staan, gevangen in een toestand van volledige betovering.

‘Het is ... het is fantastisch!’ zei Irene, die haar ogen niet geloofde.

‘Dit is nog maar de hal. Maar het doet mij veel deugd dat het jullie zo bevalt,’ zei Lazarus, terwijl hij ze naar de grote eetzaal van Cravenmoore leidde.

Dorian, die met stomheid geslagen was, bekeek alles met ogen op steeltjes. Simone en Irene, niet minder geïmponeerd, deden hard hun best om niet volledig in de hypnotische droomstaat te vervallen die het huis opwekte.

De zaal waar het eten werd geserveerd, deed in niets onder voor de vestibule. Van de glazen tot en met het bestek, van de borden tot en met de kostbare tapijten die op de vloer lagen, alles droeg het stempel van Lazarus Jann. Niet één object in het huis leek te behoren tot de grauwe, zo ontzettend normale wereld die ze met het betreden van dit huis achter zich hadden gelaten. Evengoed ontging Irene het reusachtige portret dat boven een schoorsteen hing, waarvan de vlammen uit de muilen van een paar draken flakkerden, niet. Het was van een onwaarschijnlijk mooie dame in een wit gewaad. Haar blik was zo indringend dat de grens tussen de werkelijkheid en de penseelstreken van de artiest vervaagde. Irene bleef lang staan, verzonken in die magische, betoverende blik.

‘Mijn vrouw Alexandra ... toen ze nog in goede gezondheid was. Dat waren prachtige tijden,’ zei Lazarus achter haar, met een stem vol melancholie en gelatenheid.

 

Draakje-zafon_ZW-(2).tif

 

Het avondmaal verliep aangenaam. Lazarus Jann ontpopte zich als een uitstekend gastheer, die spoedig met allerlei grappen en verhalen de sympathie won van ­Dorian en Irene. In de loop van de avond vertelde hij hun dat de kostelijke gerechten die ze aten, waren klaargemaakt door Hannah, een meisje van Irenes leeftijd dat voor hem werkte als kokkin en kamermeisje. Al na een paar minuten was de aanvankelijke spanning verdwenen en iedereen deed mee aan de plezierige conversatie die de speelgoedfabrikant met onmerkbare handigheid op touw zette.

Bij de tweede gang – kalkoengebraad, de specialiteit van Hannah – hadden de Sauvelles het gevoel met een oude bekende van doen te hebben. Tot haar geruststelling kon Simone vaststellen dat de sympathie tussen haar kinderen en Lazarus wederzijds was en ook zijzelf kon zich niet aan zijn charme onttrekken.

Tussen de talloze anekdotes door gaf Lazarus hun uitvoerig uitleg over het huis en de taken die bij de nieuwe betrekking hoorden. Op vrijdag had Hannah haar vrije avond, die ze bij haar familie doorbracht, eenvoudige mensen in Baie Bleue. Maar Lazarus vertelde hun dat ze zeker de gelegenheid zouden krijgen om haar te leren kennen zodra ze weer terug was op haar post. Hannah was naast Lazarus en zijn vrouw de enige persoon die op het landgoed woonde. Zij zou hen helpen zich te installeren en zou hen bij alle mogelijke kwesties aangaande het huis terzijde staan.

Bij het dessert, een onweerstaanbaar lekkere frambozentaart, legde Lazarus hun uit wat hij van hen verwachtte. Hoewel hij met pensioen was, werkte hij nog steeds af en toe in de speelgoedwerkplaats. De fabriek, en de kamers boven mochten ze onder geen beding betreden. Dat gold in het bijzonder voor de westelijke vleugel van het huis, waar zich de vertrekken van zijn vrouw bevonden.

Alexandra Jann leed al meer dan twintig jaar aan een zeldzame, ongeneeslijke ziekte die haar dwong het bed te houden. Ze leefde teruggetrokken in haar kamer op de tweede verdieping van de westelijke vleugel, die alleen haar man betrad om zich om haar te bekommeren en haar alle verzorging te geven die haar fragiele toestand vereiste. De speelgoedfabrikant vertelde hoe zijn vrouw, ooit een levenslustige, jeugdige schoonheid, de myste­rieuze ziekte opliep tijdens een reis door Centraal-Europa. Het virus, waarvoor blijkbaar geen remedie was, had stukje bij beetje bezit van haar genomen. Al snel kon ze bijna niet meer lopen of iets vastpakken en binnen zes maanden was haar toestand dusdanig verslechterd dat ze invalide werd, een treurige afspiegeling van de persoon met wie hij nog maar enkele jaren daarvoor was getrouwd. Een jaar na het uitbreken van de ziekte begon haar geheugen haar in de steek te laten en na een paar weken was ze nauwelijks meer in staat om haar eigen echtgenoot te herkennen. Toen hield ze helemaal op met spreken en staarde ze nog slechts in een lege verte. Alexandra Jann was op dat moment zesentwintig jaar oud. Sinds die dag had ze Cravenmoore niet meer verlaten.

De Sauvelles hoorden het trieste relaas van Lazarus respectvol zwijgend aan. De fabrikant, die zichtbaar aangedaan was bij de herinnering en de twee decennia eenzaamheid en lijden, probeerde het geheel weer wat luchtiger te maken door het gesprek af te leiden naar Hannahs overheerlijke taart. Maar de treurige bitterheid in zijn blik bleef voor Irene niet verborgen.

Het was voor haar niet moeilijk zich de vlucht naar nergens van Lazarus Jann voor te stellen. Nadat hem was afgenomen wat hem het dierbaarst was, had Lazarus zich in zijn fantasiewereld teruggetrokken en honderden wezens en objecten gemaakt om met hen de diepe eenzaamheid op te vullen die hem omringde. Nadat ze de geschiedenis van de speelgoedfabrikant had gehoord, was het haar duidelijk geworden dat ze deze van verbeeldingskracht overlopende kosmos van Cravenmoore niet langer als de spectaculaire, indrukwekkende gril van zijn schepper kon zien. Voor haar, die de leegte van het verlies aan den lijve had ondervonden, was Cravenmoore niets anders dan de donkere echo van het labyrint van eenzaamheid waarin Lazarus Jann de laatste twintig jaar had geleefd. Elke bewoner van deze wonderbaarlijke wereld, elke creatie, was niets anders dan een stil vergoten traan.

Na het eten wist Simone Sauvelle precies wat haar plichten en verantwoordelijkheden waren in het huis. Haar taken waren gelijk aan die van een hoofd in de huishouding; arbeid die weinig te maken had met haar oorspronkelijke beroep van lerares, maar voor een goede toekomst van haar kinderen was ze bereid om het zo goed mogelijk te doen. Simone had de supervisie over Hannahs werk en dat van ander personeel dat bij gelegenheid bijsprong, ze zou zich om de administratie en het onderhoud van het landgoed van Lazarus Jann bekommeren, de contacten met de leveranciers en winkeliers in het dorp onderhouden, voorraden bijhouden, de correspondentie voeren, en ervoor zorgen dat niets en niemand de fabrikant stoorde in zijn zelfgekozen afzondering van de buitenwereld. Haar werk bestond ook voor een deel uit het verwerven van boeken voor de ­bibliotheek van Lazarus. Haar toekomstige broodheer liet duidelijk doorschemeren dat haar verleden in het onderwijs beslissend was geweest bij zijn keuze tussen haar en de meer ervaren huishoudelijke kandidaten. Lazarus stond erop dat deze taak een van de belangrijkste was van haar baan.

In ruil daarvoor kon Simone met haar kinderen in het Kaaphuis wonen en ontving ze een meer dan redelijk salaris. Lazarus zou bovendien het schoolgeld voor Irene en Dorian voor het komende jaar betalen. En hij nam de verplichting op zich om de universitaire studie van beiden te betalen als de kinderen er de aanleg en de wil voor zouden tonen. Irene en Dorian konden op hun beurt altijd hun moeder helpen bij de taken die zij hun toewees in het huis, mits ze zich maar aan de gouden regel hielden en nooit over de grenzen zouden stappen die de eige­naar had gespecificeerd.

In het licht van de afgelopen maanden, de schulden en de armoede, kwam Lazarus’ aanbod Simone Sauvelle voor als een geschenk uit de hemel. Baie Bleue was een paradijselijke omgeving om met haar kinderen een nieuw leven te beginnen. De baan was aantrekkelijk en het zag er alleszins naar uit dat Lazarus een genereuze, goede werkgever was. Vroeg of laat moest het geluk hun toch weer toelachen. Het lot had hen naar deze afgelegen plek gevoerd en voor het eerst sinds lange tijd was ­Simone graag bereid de wegen van het lot te accepteren. Sterker nog, ze bespeurde, als haar gevoel haar niet bedroog – en dat deed het zelden – dat een stroom van oprechte sympathie naar haar en haar gezin uitging. En ze kon zich zonder meer voorstellen dat haar aanwezigheid en gezelschap op Cravenmoore een balsem konden zijn voor de oneindige eenzaamheid die de bezitter leek te omgeven.

Het avondeten eindigde met een kop koffie en Lazarus’ belofte de intens gefascineerde Dorian in te wijden in de geheimen van het maken van robots. Bij dit aanbod begon de jongen te stralen en heel kort ontmoetten Lazarus’ en Simones blikken elkaar in het kaarslicht. Simone ontdekte in de zijne de sporen van het jarenlang alleen zijn, een schaduw die ze maar al te goed kende. Schepen op drift die elkaar kruisten in de nacht. De speelgoed­fabrikant wendde zijn ogen af en stond zwijgend op om de samenkomst te beëindigen. Hij begeleidde ze naar de voordeur, waarbij hij af en toe stilstond om een van de wondertjes uit te leggen waarmee de weg naar de uitgang bezaaid was. Dorian en Irene luisterden met open mond naar de details van zijn uitleg. Cravenmoore herbergde voldoende mirakels voor honderd jaar verbazing. Net voor ze de hal betraden, bleef Lazarus staan bij iets wat eruitzag als een ingewikkeld mechanisme van lenzen en spiegels en hij wierp een geheimzinnige blik op Dorian. Zonder een woord te zeggen stak hij zijn arm in een spiegelschacht. Langzaam verdween de afbeelding van zijn hand tot ze helemaal onzichtbaar was. ­Lazarus glimlachte.

‘Je moet niet alles geloven wat je ziet. Het beeld van de werkelijkheid dat onze ogen weergeven is niet meer dan een illusie, een optisch effect,’ zei hij. ‘Het licht is een grote leugenaar. Geef me je hand eens.’

Dorian gehoorzaamde de fabrikant en liet hem zijn hand ook in de spiegelschacht steken, waar die voor zijn eigen ogen verdween. Dorian wendde zich met een vragende blik in zijn ogen tot Lazarus.

‘Weet je iets van de wetten van optiek en licht?’ vroeg hij.

Dorian schudde zijn hoofd. Op dat moment wist hij niet eens waar zijn rechterhand was.

‘Magie is een extensie van de natuurkunde. Hoe zit het met je wiskunde?’

‘Met uitzondering van trigonometrie niet denderend ...’

Lazarus lachte.

‘Daar zullen we mee beginnen. Fantasie bestaat uit getallen, Dorian, dat is de hele truc.’

De jongen knikte zonder te begrijpen waar Lazarus het nu eigenlijk precies over had. Die gebaarde tot slot naar de voordeur en begeleidde de drie tot aan de drempel. Op dat ogenblik meende Dorian iets te zien wat onmogelijk was. Toen ze langs een van de flakkerende lantaarns liepen, waren hun schaduwen op de wand te zien. Behalve die van Lazarus. Alsof zijn aanwezigheid maar een illusie was.

Toen hij zich omdraaide, bekeek Lazarus hem aandachtig. Dorian slikte. De speelgoedfabrikant kneep hem zachtjes in de wang, licht spottend.

‘Geloof niet alles wat je ogen zien ...’

En toen volgde Dorian zijn moeder en zus naar buiten.

‘Dank voor alles, en goedenacht,’ zei Simone ten afscheid.

‘Het was mij een genoegen. En dat zeg ik niet uit beleefdheid,’ verklaarde Lazarus hartelijk. Hij glimlachte vriendelijk en stak zijn hand op als groet.

 

Draakje-zafon_ZW-(2).tif

 

Het was kort voor middernacht toen de Sauvelles door het bos naar het Kaaphuis terugkeerden. Dorian was heel stil. Hij was nog volledig onder de indruk van Lazarus Janns wonderbaarlijke woning. Irene was ver weg met haar gedachten. Simone, op haar beurt, haalde gerustgesteld adem en dankte God voor het geluk dat hij op hun pad had gestuurd.

Vlak voordat het silhouet van Cravenmoore achter hen uit het zicht verdween, draaide Simone zich nog één keer om om er een laatste keer naar te kijken. Eén enkel venster op de tweede verdieping van de westelijke vleugel was nog verlicht. Een gestalte stond roerloos achter de gordijnen. Toen ging het licht uit en het hoge venster verzonk in de duisternis.

 

Draakje-zafon_ZW-(2).tif

 

Terug op haar kamer trok Irene de jurk uit die haar moeder haar had geleend en drapeerde hem zorgvuldig over de stoelleuning. In de kamer naast de hare waren de stemmen van Simone en Dorian te horen. Het meisje deed het licht uit en ging op bed liggen. Blauwe schaduwen veegden langs de heldere hemel als dansende spoken in het noorderlicht. Het gemurmel van de golven die op de klippen braken, liefkoosde de stilte. Irene deed haar ogen dicht en probeerde vergeefs in slaap te komen.

Het was amper te geloven dat ze vanaf deze nacht nooit meer haar oude kamer in Parijs zou terugzien of terug zou moeten naar het danslokaal om er de paar munten te verdienen die de soldaten bij zich hadden. Ze wist dat de schaduw van de grote stad haar hier niet kon bereiken, maar de herinneringen lieten zich niet tegenhouden. Ze stond weer op en liep naar het raam.

De vuurtoren verhief zich in het donker. Ze tuurde naar het eilandje in de witte nevel. Er was de vluchtige reflectie van licht te zien, als de flits van een spiegel in de verte. Kort daarna verscheen de lichtstraal opnieuw en verdween toen definitief. Irene fronste haar wenkbrauwen en zag dat haar moeder beneden op de veranda stond. Gehuld in een dikke trui keek ze stilletjes naar de zee. Irene hoefde haar gezicht in het donker niet te zien om te weten dat Simone huilde. Ze wist dat beiden er lang over zouden doen om in te slapen. In deze eerste nacht in het Kaaphuis, na de eerste stap die de horizon van het geluk dichterbij leek te brengen, was het gemis van Armand Sauvelle pijnlijker dan ooit tevoren.