Hoofdstuk 23
Het is een belangrijk en algemeen bekend feit dat de dingen niet altijd zijn wat ze lijken. Een voorbeeld: op de planeet Aarde had de mens altijd aangenomen dat hij intelligenter was dan de dolfijnen, omdat hij zoveel tot stand had gebracht – het wiel, New York, oorlogen, et cetera – terwijl dolfijnen alleen maar fijn dolden en nooit een spat uitvoerden. Maar omgekeerd waren de dolfijnen ervan overtuigd dat ze intelligenter waren dan de mens – om precies dezelfde redenen.
Vreemd genoeg wisten de dolfijnen allang van de op handen zijnde sloop van de Aarde, en ze hadden al vaak geprobeerd de mensheid op het gevaar te wijzen, maar het merendeel van hun boodschappen werd aangezien voor gebedel om lekkers en vermakelijke pogingen om een voetbal te raken, dus uiteindelijk gaven ze het op en verlieten kort voor de komst van de Vogoniërs op eigen gelegenheid de Aarde.
De allerlaatste boodschap van een dolfijn werd aangezien voor een verrassend gave poging om het Wilhelmus te fluiten tijdens een achterwaartse dubbele salto door een hoepel, maar eigenlijk luidde de boodschap: ‘Tot ziens, en bedankt voor de vis.’
Er was op de planeet feitelijk maar één soort nog intelligenter dan de dolfijnen, en de leden daarvan sleten hun dagen grotendeels in laboratoria voor onderzoek op het gebied van de gedragsleer, waar ze rondrenden in molentjes en onvoorstelbaar elegante en subtiele experimenten op de mens uitvoerden. Het feit dat de mens deze relatie eens temeer volkomen verkeerd interpreteerde, was geheel in overeenstemming met de plannen van deze wezens.