15

Kockstraat, leest Sabien. Hier is het. Bas is nu al vier dagen niet op school geweest. En Sabien is van plan hem op te zoeken. Het probleem is alleen dat ze geen huisnummer weet. Ze staat even stil om na te denken. Hoe pakt ze het aan? De straat is vrij lang. Ze kan moeilijk bij elk huis aanbellen. Halverwege de straat, op de stoep in de zon, zit Stien van haar koffie te genieten. Stien roert in haar kopje en kijkt het meisje onderzoekend aan. Sabien besluit om het haar te vragen. Ze stapt op Stien af en knikt haar vriendelijk toe.

‘Mevrouw, ik ben op zoek naar een jongen wiens huisnummer ik niet weet, hij moet hier in de straat wonen. Zijn naam is Bas. Kent u hem misschien?’

‘Natuurlijk kind. Ik ken iedereen in deze straat. En wie mag jij dan wel wezen?’

‘Ik ben Sabien, een vriendin van hem. Hij is al een paar dagen ziek thuis en ik wilde hem bezoeken.’ Stien schudt haar hoofd.

‘Ik ben bang dat ik je moet teleurstellen. Hij is niet ziek. Maar hij gaat met de verkeerde vrienden om. En nu is hij minstens een week niet meer thuis geweest.’ Sabien verstijft. ‘Wat bedoelt u?’

‘Ik ben misschien wel oud maar niet gek. Die vrienden vanhem… Allemaal dieven, geen knip voor de neus waard. Dat broertje van die feeks heeft hem bij de straatbende ingelijfd.’ ‘Illegale cd’s’, fluistert Sabien onthutst. ‘Dat… en misschien nog wel erger.’

Stien wijst naar de lege stoel en laat haar stem dalen tot een vertrouwelijk gefluister.

‘Die feeks van een stiefmoeder heeft van de jongen zijn leven een ware hel gemaakt. Ik heb het wel gezien.’ Ze wijst naar haar raam.

‘Midden in de nacht is Bas vertrokken. De arme stumper…’ ‘Waar is hij heengegaan?’ Stien haalt haar schouders op.

‘Dat moetje daar vragen.’ En ze knikt naar de overkant. ‘Nummer 372. Ze zal je niet met open armen ontvangen want ze heeft ook boter op haar hoofd. Maar je moet gewoon brutaal zijn…’

En dat is Sabien ook van plan te doen. Bas heeft hulp nodig, dat voelt ze. Sabien stapt naar de overkant en drukt resoluut op de bel. Ze staat in de gang en staart hoopvol naar de deur boven aan de trap. ‘Ja… wat moetje?’ klinkt het buiten.

Sabien doet een stapje achteruit. Een blonde vrouw met een

chagrijnig gezicht hangt uit het raam.

‘Ik zoek Bas… Ik ben een vriendin en…’

‘Die woont hier niet meer.’ Met een dreun valt het raam dicht.

Sabien draait zich om en Stien knikt haar bemoedigend toe.

Ze haalt diep adem, klimt de trap omhoog en klopt. Ze hoort

stemmen maar de deur blijft dicht. ‘Hallo, mevrouw?’

Sabien gooit de deur open en stapt de kamer binnen. Midden in de kamer staat de blondine. Haar armen zijn rond

 

de nek van een jongeman geslagen. Hun lippen komen verschrikt los en snel duwt ze hem uit haar armen. Verstoord en met een rood hoofd kijkt ze het meisje aan. Sabien grinnikt inwendig. Betrapt, denkt ze. Dat was niet voor mijn ogen bestemd. De knul is beslist jonger dan de vrouw. Hij kan nooit de vader van Bas zijn. Sabien kijkt Anja strak aan terwijl ze haar woorden uitspreekt.

‘Ik zoek Bas. Weet u misschien waar ik hem kan vinden?’

De jongeman met hel gele stoppeltjeshaar neemt haar van

top tot teen op.

‘Wat moetje van hem?’

‘Weet jij waar hij is?’

‘Niet hier…’ snerpt Anja die bekomen is van de schrik. Ze grijpt Sabien bij de arm.

‘En als ik jou was zou ik maar snel vergeten wat je gezien hebt.’

Ze duwt Sabien richting trap.

‘Ik wil graag antwoord op mijn vraag.’ Sabien rukt zich los. Ze is niet van plan zonder slag of stoot te vertrekken. ‘En zo niet dan denk ik dat meneer Kerkveld wel geïnteresseerd is in wat ik hier heb gezien…’

Anja laat een zacht gegrom horen en kijkt Ice nijdig aan. ‘Zorg dat het wicht haar kop houdt’, sist ze. ‘Da’s niet zo moeilijk’, gniffelt hij.

Zijn hand schiet vliegensvlug uit. Hij pakt de lange haren van Sabien stevig vast. ‘Luister, lieverd…’

Dreigend komt zijn gezicht dichterbij. ‘Jij gaat zelfde trap af, of ik help jou een handje. En jij hoeft Bas niet te zoeken want hij heeft geen interesse meer voor trutjes zoals jij.’

Hij drukt een kus op Sabiens wang en geeft haar een zet naar de deur. Strijdlustig kijkt Sabien de jongen aan. Haar kin vooruit, de handen tot vuisten gebald. ‘Als ik merk dat jij meneer Kerkveld iets over Anja en mij vertelt dan zoek ik je op.’

Hij maakt met zijn vinger een snijdende beweging langs zijn hals. Sabiens ogen worden groot en een koude rilling loopt over haar rug. Een stemmetje van binnen zegt haar dat hij er gek genoeg voor is, gevaarlijk gestoord. Zodra hij een stap in haar richting doet, deinst ze achteruit. ‘En nou wegwezen.’

In paniek rent Sabien de trap af, achtervolgd door de satanische lach van de vrouw. Ze zwikt haar voet en glijdt de laatste drie treden op haar kont de trap af. Met een pijnlijk gezicht wrijft ze over haar onderrug. ‘Iets wijzer geworden?’ roept Stien.

Sabien hinkt naar de vrouw en schudt haar hoofd. Ze trilt over haar hele lichaam. Stien zet haar handen op haar knieën en helt iets voorover.

‘Bas heeft hulp nodig. Zoek zijn vader, hij werkt op zaterdag in café Het biljart op de hoek van de Herman Costerstraat.’ ‘Ben jij nog niet weg’, brult Ice in de deuropening. Geschrokken strompelt Sabien de straat uit. Ice steekt de straat over en spuwt op de grond. ‘Kun je het weer niet laten, ouwe?’ vraagt hij. ‘Dat geroddel kost nog eens je kop.’

De oude vrouw gooit haar hoofd naar achteren en schatert het uit.

‘Dat zou jou goed uitkomen natuurlijk. Maar geloof mij jongen…’ Ze komt overeind en strekt haar rug. ‘Jij maakt op mij beslist geen indruk. Ik ben niet bang voor jouw dreigementen, snotjong.’

‘Misschien is dat juist heel onverstandig.’ ‘Misschien ja of misschien nee.’

Stien pakt haar kopje en sloft naar binnen. ‘Misschien…‘roept ze lce toe.

Sabien stapt in de bus. Haar hart bonkt in haar keel. Wat een gedoe, denkt ze. Ze wilde alleen maar weten waar Bas is. Nu iedereen echter zo geheimzinnig doet, weet ze zeker dat hij in problemen zit. En dat enge blonde mens. Bas had over haar verteld en hij had geen sikkepit overdreven. Begrijpelijk dat hij steeds oorlog met haar heeft. Maar waar was hij nu… Niet bij zijn vader… en is hij ziek? Waarom had hij haar niets verteld? Meteen slaat de ongerustheid weer toe. Ze zou zaterdag naar het café gaan om zijn vader te zoeken. Sabien rekent. Dat is pas over drie dagen. Dan maar hopen dat Bas ondertussen geen gekke dingen doet. Bas’ vader is waarschijnlijk de enige die haar kan helpen. Ze staart naar buiten en ziet in gedachten Bas’ grijnzende gezicht. Ze mist hem enorm. De woorden van Stien schieten door haar hoofd. Bas zou toch nooit zo dom zijn om lid te worden van een straatbende?

Ze veert plotseling op. De bus rijdt langs het huis van Bas’ moeder. Misschien is hij daar, denkt ze. Het zou een ideale schuilplaats zijn. Ze drukt op de stopknop en bij de volgende halte stapt ze uit. Ze moet een stuk lopen voordat ze voor het huis staat. De gordijnen zijn open. Sabien zoekt de ramen af maar er is geen beweging te zien. Ze drukt op de bel maar alles blijft stil. Ze kleppert met de brievenbus en bonkt op de deur.

‘Wie zoek je, meisje?’ vraagt de buurman van twee deuren

verder. ‘Bas…’

‘Er is hier al weken niemand geweest. Mevrouw Kerkveld is in Spanje om de begrafenis van haar moeder te regelen. En Bas logeert bij vrienden.’ Sabien gluurt door de brievenbus. ‘Wie verzorgt de plantjes en de post?’ ‘Niemand. Ik heb het nog aangeboden maar mevrouw Kerkveld vond het niet nodig.’

‘Heeft u voor mij een papiertje en een pen?’ vraagt Sabien. ‘Dan kan ik een briefje voor Bas achterlaten.’ De man schudt zijn hoofd: Wat is het nut. De jongen komt voorlopig niet thuis.’

Sabien kijkt hem smekend aan en de man gaat zuchtend zijn huis naar binnen.

Snel komt hij terug met het gevraagde. Met grote letters schrijft ze haar tekst: Ik wil je helpen. Ik weet dat je in problemen zit. Kom bij mij thuis langs.

Achter haar naam tekent zij een hartje. Ze vouwt het briefje dubbel en gooit het door de brievenbus. ‘Volgens mij logeert de jongen bij zijn vader’, herinnert de buurman zich plotseling.

‘Daar ben ik geweest… Maar ook daar is hij niet.’ ‘Dan weet ik het ook niet.’

De man draait zich om en verdwijnt. Peinzend loopt Sabien weer naar de bushalte. Bas is thuis geweest, weet ze. Er lag geen post op de mat en Bas is de enige met een sleutel. Hij moet het zijn geweest.