18

Bas komt bij van de bijtende pijn in zijn nek. Laag op zijn achterhoofd voelt hij een knots van een bult. Gert zit gebogen over hem heen en dept zijn gezicht met een natte doek. Bas knippert met zijn ogen. Alles is troebel, de vloer danst op en neer. Hij sluit zijn ogen en denkt na over wat er is gebeurd. De vechtpartij met Marcel flitst door zijn hoofd. Verschrikt kijkt hij de kamer rond.

‘Petra…’ roept hij.

‘Ze is er niet…’ antwoordt Gert.

‘Gelukkig… clan is ze ontsnapt.’

‘Ja. En nu hopen dat lce haar niet kan vinden.’

‘Gert?’

Bas komt omhoog uit hel kussen. ‘Wat doe jij nou hier?’

‘Ik ben gesnapt natuurlijk. Hei was niet zo moeilijk om uit te vissen wie die sleutel aan de andere kant van de deur heeft omgedraaid.’ ‘En nou?’

Gert trekt stoer zijn schouders op, maar zijn lip trilt. Bas zucht.

‘Het enige wat we kunnen doen is wachten op hulp. Hel lukt haar wel.’

Plotseling vliegt de slaapkamerdeur open. lce staat op de drempel met Sjoerd en Frits in zijn kielzog. ‘Waar is ze naartoe’, sist hij dreigend tegen Bas. ‘Ik weet niet wat je bedoelt.’ ‘Moet ik jouw geheugen wat opfrissen…’ Bas kijkt Ice onnozel aan. Hardhandig trekt Ice Gert omhoog en gooit hem in de armen van Sjoerd. ‘Als jij niet snel vertelt waar Petra is, breek ik je vriend zijn andere been’, brult Ice.

Sjoerd klemt zijn arm rond de nek van Gert. Bas slikt. ‘Vertel ze niks’, schreeuwt Gert dapper. Maar zijn ogen staan vol angst.

‘Smoel houden…’ snauwt Sjoerd en de arm schroeft vaster om de nek.

‘Bas heeft gelijk’, huilt Gert. ‘Mooie vrienden zijn jullie.’ Frits bijt op de binnenkant van zijn wang. Zijn handen heeft hij diep in zijn zakken verstopt. Zijn ogen schieten van Ice naar Sjoerd en clan de lange gang in. Bij elke snik van Gert krimpt hij in elkaar.

‘Ze is naar het huis van haar ouders’, mompelt Bas. Ice grijnst.

‘Dat dacht ik wel. Ik heb mijn maatregelen al genomen. Ze loopt regelrecht in de val. Marcel wacht haar daar op.’ Ice klopt Gert zachtjes op de wang.

‘Wat ben jij toch een verschrikkelijke huilebalk.’ Sjoerd laat het geluid van een huilende baby horen en knijpt Gert in zijn neus.

‘Wat ben je met ons van plan?’ wil Bas weten.

Ice trekt een pruillip.

‘Bang?’

Gert krijgt een duw en belandt met een smak op de grond.

Het is niet druk in café ‘Het Biljart’. Achter de grote tafel voor het raam zitten twee mannen te klaverjassen. Arie Kerkveld staat achter de bar en is in een verhit gesprek verwikkeld mei Cor Meijers. Voor de vijfde keer wrijft Arie het limonadeglas op.

‘Ligt het clan aan mij?’ lispelt hij.

‘Hij heeft voortdurend een grote bek. Tuigt mijn vriendin af… Komt binnen wanneer hij wil. Loopt van huis weg en spijbelt bovendien. Hoe kan ik in hemelsnaam iets met die knul opbouwen?’

Het schone glas plonst weer in hel water. ‘Zeg nou zelf…’

‘Je mag nu niet opgeven. Bas heeft wat extra aandacht nodig. De jongen zit met zichzelf in de knoei. Zie het als vliegeren’, vergoelijkt Cor.

‘Je moet er hard voor werken om de vlieger in de lucht te

krijgen. Maar het is het waard… toch?’

Arie draait het glas in de theedoek rond.

‘Ja ja. Daar heb je gelijk in. Ik heb de knul verwaarloosd. Ik

had me voorgenomen meer tijd voor hem vrij te maken en

tot nu toe heb ik alleen maar gewerkt. Maar wat moet ik nu?

Ik kan hem nergens vinden. Ik weet niet waar hij uithangt.’

Cor stapt van zijn kruk en duwt de pet op zijn hoofd. ‘Ik doe wat navraag op het bureau. Misschien dat een van mijn collega’s hem heeft gezien. Anders vraag ik of ze naar hem willen uitkijken. Je hebt toch wel een recente foto van Bas?’ Arie laat het glas zakken en knikt. ‘De politie is je beste vriend Cor tikt op zijn pet: ‘Als je dat maar weet.’ Sabien stapt het café binnen en houdt de deur voor de agent open. Cor kijkt haar onderzoekend aan.

‘Ben jij niet wat te jong voor een plek als deze?’

‘Ik ben dertien’, antwoordt Sabien. ‘En ik kom niet voor de

gezelligheid…’

Cor schatert het uit.

‘Gelukkig dan maar. Want echt gezellig is het binnen niet…’ Sabien klimt op de kruk en bestelt een cola. Terwijl ze aan haar glas nipt, gluurt ze naar Arie. ‘Bent u Arie Kerkveld, de vader van Bas?’ Verbaasd stopt vader met glazen spoelen. ‘Ik ben een vriendin van uw zoon.’ ‘En waar is mijn lekkere zoon nu?’ bromt vader. Woest haalt hij een glas tussen de twee borstels in het spoelwater op en neer.

‘Stuurt hij een meisje om de kooltjes voor hem uit het vuur te halen. Kom jij nou zijn excuses maken?’ Sabien schudt haar hoofd.

‘Bas heeft mij niet gestuurd, helaas niet… Bas zit in de problemen en heeft hulp nodig.’ Vader buigt zich naar voren.

‘Hij zit inderdaad in de problemen. Want ik heb nog een appeltje met hem te schillen. Waar zit die schooier?’ ‘De problemen zijn groter dan u denkt. Veel groter.’ v Vader leest de bezorgdheid in haar ogen. ‘Hoe groot?’

‘Heel erg groot( denk ik.’

Met een klap zet vader het glas op de bar.

‘Denk ik?’ snuift hij.

Sabien laat zich niet van de wijs brengen. ‘Hij zit bij een straatbende en…’ ‘Straatbende?’

‘Ja… straatbende. Ze verkopen illegale cd’s en…’ ‘Illegale cd’s?’

Sabien zucht.

‘Luistert u nou even. Bas heeft zich in de nesten gewerkt. Ik probeer hem te vinden. Hij heeft hulp nodig. U moet mij helpen.’

‘En hoe kom jij aan die nonsens?’

‘Het zijn geen nonsens. Uw buurvrouw Stien heeft mij alles verteld.’

‘Stien?’ buldert vader. ‘Meisje, clan zit je er volstrekt naast. Stien zuigt alles uit haar duim. Dat is een grote fantast.’ ‘Niet!’ roept Sabien boos. ‘Misschien wordt het tijd dat u uw ogen eens goed opendoet.’ Vader staart haar verbluft aan.

‘Ik ben bij u thuis geweest en heb daar genoeg gezien. Maar dat gelooft u natuurlijk ook niet. Waarom zou u. U gelooft uw eigen zoon niet eens…’ Ze glijdt van de kruk. ‘Ik verdoe mij tijd hier.’ Boos loopt ze naar de deur.

‘Wacht… Wacht nou even.’

Onzeker trekt vader zijn vingers door zijn haren. Hij wijst naar een tafeltje in de hoek.

‘Laten we gaan zitten en alles rustig bepraten.’ Vader schenkt twee cola in en neemt tegenover haar plaats. Onthutst hoort hij het verhaal aan.

‘Dat Marcel handelt in illegale cd’s wil ik graag geloven’, zegt hij uiteindelijk.

‘Die is nooit echt zuiver geweest. Maar Bas? En wat heeft Anja hiermee te maken? Ik kan me niet voorstellen dat…’ ‘Dan kunt u zich waarschijnlijk ook niet voorstellen wat ik bij uw thuis heb gezien…’

Ze vertelt vader over de vrijpartij en de bedreiging. Vader springt op en kijkt haar vol afgrijzen aan. Hij hapt naar lucht

en laat zich weer op de stoel vallen. ‘Ik lieg het niet’, zegt Sabien zacht.

Vader slaat de handen voor zijn ogen en kreunt. Het is even stil.

‘Ik weet echt niet waar Bas is’, zegt vader hees. ‘Maar ik wel! Hij slaapt thuis.’ Vader schudt zijn hoofd. ‘Nee, daar ben ik pas nog geweest.’

‘Toch wel’, beweert Sabien. ‘Iedere dag valt er wel bij elk huis een of andere reclamefolder door de brievenbus. Mevrouw Kerkveld is al ruim een maand weg. En de buren zorgen niet voor de post, toch ligt er niets in de hal. Geen folder of rekening of krant. Helemaal niets. Het is een automatisme. Bas heeft de post opgeruimd, zonder daar bij na te denken.’ Het is weer even stil.

‘Luister’, zegt vader.

Hij wrijft met zijn hand door zijn gezicht, hij slikt en sluit zijn ogen.

‘Ik denk datje gelijk hebt. We doen het volgende… Morgen pik ik je op. We parkeren de auto onopvallend in de straat en houden het huis goed in de gaten. Als Bas naar buiten komt, spreek jij hem aan. Want zodra hij mij ziel gaat hij ervandoor. Ik ga straks bij Stien langs. Ik wil haar verhaal horen.’ Sabien knikt.

‘Ik vind het echt rot voor u…’

Vader wuift met zijn hand.

‘Wil je nu gaan. Ik moet even alleen zijn.’

Met medelijden kijkt ze op vader neer. Haar ogen staan vol tranen. Vader sloft naar de tafel voor het raam en vraagt de twee mannen te vertrekken. Even later hangt er een bordje voor het raam: GESLOTEN.

Vader schenkt zichzelf een glas jenever in en gooit het in een keer achter in zijn keel. Minutenlang staart hij in het lege glas. Hij pijnigt zijn hersens met de vraag wanneer het fout is gegaan tussen hem en Bas. De herinneringen spoelen als een film door zijn hoofd. Dan springt hij plotseling op en graait zijn jas van de kapstok. Hij moet Bas helpen, het koste wat het kost. De deur klettert met veel kabaal achter hem in hel slot. Binnen tien minuten staat hij voor het huis van Stien. Hij speelt even met de sleutels in zijn hand en bedenkt wat. hij wil vragen. Hij heeft zoveel vragen; met welke vraag moet hij beginnen? Hij kan ook naar huis gaan en net doen of er niets aan de hand is. Misschien is alles een boze droom. Resoluut schudt hij zijn hoofd. Die fout wil hij niet nog eens maken. Vastberaden drukt hij zijn duim op de bel. ‘De deur is open’, brult Stien boven aan de trap. ‘Stien’, roept vader. ‘Ik kom even met je praten.’ ‘Dat weet ik, jongen,’ antwoordt Stien, ‘de koffie staat al klaar.’

Het is midden in de nacht als Anja thuiskomt. Met haar naaldhakken in de hand sluipt ze de kamer binnen. ‘Waar kom jij vandaan?’ klinkt vaders stem. Verschrikt knipt Anja het licht aan. ‘Wat doe jij nou in het pikkedonker?’ ‘Ik wacht… Ik geloof dat wij eens goed met elkaar moeten praten.’

Het gezicht van Anja trekt lijkwit weg. ‘Om kwart over drie?’ Zenuwachtig friemelt ze aan haar blouse. ‘Kan het niet wachten tot morgen?’ ‘Nee. Ik heb al te lang gewacht…’