17
Met een paar passen staat Marcel voor de deuropening. ‘Waar denk jij heen te gaan?’
‘Dat is toch duidelijk. Wij willen niet meer. Petra en ik stappen uit de groep en we nemen Titus mee. Hij moet naar een dokter.’
‘Jullie denken zeker dat wij achterlijk zijn’, hoont Ice. ‘Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt. Jullie blijven gewoon hier!’
‘En wat ben je clan met ons van plan’, sniert Petra. ‘Ga je ons martelen of misschien wel vermoorden. We hebben allemaal kunnen zien dat jij niet vies bent van geweld. Je kunt ons natuurlijk ook voor eeuwig opsluiten…’ Ze kijkt verhit naar de anderen.
‘Dringt het dan niet tot jullie hersens door? Wij mogen er niet mee sloppen, maar jullie dus ook niet. En wat hij Titus aandoet, doet hij zijn vrienden net zo gemakkelijk aan. Want als wij niet doen wat hij wil… Kijk naar Gert. Hij is een van ons. Wij weten allemaal wie zijn been heeft gebroken. En hebben wij hem geholpen? Nee… We doen net of we gek zijn.’
‘Laat haar maar zwammen’, roept Ice. ‘Zij maakt jullie van alles wijs om naar builen te raken. En als wij hen nu laten gaan, stappen ze direct naar de politie.’
Bas ziet aan de gezichten van Harm en Frits dat zij twijfelen. De woorden van Petra hebben hen aan het denken gezet.
‘Petra heeft gelijk’, doet Bas er een schepje bovenop. ‘Eerst Gert nu Petra en ik. Morgen ben jij het… En kunnen wij naar de politie stappen? Wij zijn net zo schuldig. Wij hebben ook cd’s verkocht… wij hebben ook misbruik gemaakt van Titus…’ Ze kijken naar Ice, maar die schudt onvermurwbaar zijn hoofd.
‘Ik dacht dat we vrienden waren… Lekkere vrienden…’ hoont Bas.
‘Houd je kop.’ ‘Of wat Ice?’
Bas’ hart klopt in zijn keel.
‘Bewerk je mij ook met een stofzuigerstang of stuur je een van onze vrienden om het klusje op te knappen. Jij, Harm? Of wordt het, Sjoerd? Of Ivette?’
‘Als ze beloven niet naar de politie te gaan’, probeert Ivette,
‘lk begrijp niet waarom…’
‘Ik vraag jou niets’, buldert Ice.
Hij stampt met zijn laarzen op de vloer.
‘We sluiten ze voorlopig in de slaapkamer op zodat we rustig
een plan kunnen bedenken. Marcel…’
Ice seint met zijn hoofd.
Marcel opent de deur en maakt een diepe buiging. ‘Gaat u voor’, zegt hij spottend.
Bas bijt op zijn lip. Hij kan beter doen wat ze van hem verlangen. Hij voelt een duw in zijn rug. Stevig drukt hij het lichaam van Titus tegen zich aan. ‘Laat me los’, hoort hij Petra roepen.
Bas schuifelt door de gang met Petra vlak op zijn hielen. Voorzichtig legt hij Titus op het bed. Ze horen de deur achter hen dichtslaan. De sleutel knarst in het slot.
Bas zit met zijn mg tegen de muur. Hij staart naar de grauwe gympen aan zijn voeten. Zo zit hij al geruime tijd zonder een woord te zeggen. Bas is bang. Allerlei gedachten tollen door zijn hoofd. Zijn moeder denkt dat hij braaf bij vader logeert. En vader… Voor vader bestaat hij niet meer. Die is hem natuurlijk allang vergeten. Niemand zou hem missen, niemand zou hem gaan zoeken. Er ontsnapt een diepe zucht. Misschien ziet hij vader en moeder nooit meer terug. Hij klemt de tanden op elkaar. Zo mag hij niet denken. Hij staat op en drinkt een glas water. Ik moet rustig blijven, ik moet rustig nadenken.
Petra bestudeert zijn gezicht. ‘We moeten ontsnappen’, zegt Bas.
Petra knikt. Dal idee speelt al uren door haar hoofd. Ze had de kamer al grondig onderzocht op een eventuele vluchtroute, maar de openslaande deuren zitten dichtgeverfd en het glas is vervangen door een plaat van hout. De enige weg naar buiten is door de deur.
‘We wachten tot Marcel de deur openmaakt’, zegt ze. ‘Dan lok ik hem naar binnen en dan spring jij boven op zijn nek.’ ‘Ja ja. Jij kan mooi praten. Marcel is niet iemand die je even in elkaar slaat. Nog niet met Tien man. Het is één grote spier zonder hersens. Levensgevaarlijk. Hij vermorzelt ons met één hand.’
‘Heb jij een beter plan?’
Bas bijt op zijn nagels. Nee, hij weet niets anders te verzinnen.
‘Luister… als Marcel mij eenmaal vast heeft, laat hij niet meer los. Dan ga jij er als een speer vandoor. Ik geef je de sleutel van mijn moeders huis. Daar ben je veilig. Niemand van de groep weet het adres. Bel Sabien op. Dat is een vriendin van mij. Zij helpt ons wel verder.’
Hij schrijft het adres van moeders huis en het telefoonnummer van Sabien op hel blad van een tijdschrift. Hij scheurt het eruit en stopt het kladje in haar hand. ‘Bij jouw ouders ben je niet veilig. Dat is de eerste plek waar Ice en Marcel gaan zoeken. Zorg dat er snel hulp komt.’ ‘Maar… jij dan?’
‘Maak je om mij maar geen zorgen. Ik kan wel tegen een stootje. Samen maken wij geen kans. Als jij weet te ontsnappen, ben jij onze redding, onze enige redding.’ Bas pakt haar hand.
‘Kijk goed uit. Ze zullen gaan posten bij het politiebureau. Ze zullen je overal zoeken. Verlaat het huis niet. Laat alles aan Sabien over.’
Een geknars doet de kinderen plotseling zwijgen. De sleutel wordt voorzichtig in het slot omgedraaid. ‘Hier…’ Bas duwt snel de huissleutel in haar hand. Hij springt op terwijl Petra nerveus de sleutel in haar broekzak frommelt. Langzaam gaat de deur open en het hoofd van Gert steekt om de hoek. Hij legt zijn vinger op zijn lippen en wenkt. Vlug’, fluistert hij. ‘Gert?’ roept Bas blij.
Het zag ernaar uit dat Bas zonder kleerscheuren naar buiten kon.
‘Heb je je bedacht?’
‘Sttt’, sist Gert. ‘Ga nou. Straks komen ze terug.’ ‘Ga met ons mee…’ oppert Bas.
Maar Gert schudt zijn hoofd.
‘Ik kom niet ver met dat gipsbeen. Zorg dat ze jullie niet te pakken krijgen en haal mij hieruit. Hij slaat op Bas’ schouder en glimlacht.
‘Bedankt, vriend’, zegt Bas.
‘Titus…’ smiespelt Petra en trekt Bas aan zijn shirt. ‘We laten hem toch niet achter?’
Bas wikkelt Titus in een deken en tilt hem van het bed. ‘Vlug nou, er is weinig tijd’, piept Gert.
Maar ze zijn te laat. Er klinken stemmen in de gang. Gert strompelt de keuken in en verstopt zich achter de deur. Snel legt Bas Titus weer op het bed en duwt Petra de slaapkamer uit.
‘Vergeet niet wat we hebben afgesproken.’ Petra knijpt van spanning in Bas’ hand. In het schemerdonker staan ze oog in oog met Marcel. Zijn silhouet steekt dreigend en groot af in de smalle gang. Bas bedenkt zich geen moment en schiet naar voren. Met zijn hoofd vooruit rent hij als een stormram in de buik van zijn tegenstander. Marcel slaat dubbel en hapt naar adem. De plotselinge aanval heeft hem doen wankelen. Zijn handen zwaaien door de lucht. Ze raken het schilderij dat met veel glasgerinkel op de grond klettert. De handen graaien naar Bas en grijpen hem beet. Wanhopig probeert Marcel zich staande te houden. Bas beukt met zijn schouders tegen het kolossale lichaam. Een… twee… tot drie keer toe. En met een smak dreunt Marcel op de grond. Bas glijdt mee en komt boven op de mg van Marcel terecht. Hij klampt zich stevig vast en gilt: ‘Ren, Peet, Ren.’
Petra neemt een aanloop en springt over het tweetal heen. Ze raakt de muur maar herstelt zich snel. Ze krabbelt omhoog
en rent verder. Al vloekend probeert Marcel de jongen van zich af te trekken. De gang is echter te smal en er is weinig ruimte om te bewegen. Als een rodeorijder houdt Bas zich vast. Marcel komt omhoog, glijdt weer uit en kruipt op handen en voeten door de gang. Nogmaals komt hij omhoog, zijn handen tasten naar zijn rug! Uiteindelijk heeft hij het shirt van Bas te pakken en met een krachtige zwaai trekt hij de jongen van zijn rug. Bas smakt tegen de muur, en zakt jammerend in elkaar. Het wordt donker om hem heen: hij verliest het bewustzijn.
Petra stuift naar de deur. ‘Opzij’, sist ze naar Ivette.
Snel kijkt Ivette langs Petra naar de twee worstelende jongens. Ze doet een stap opzij en weg is Petra. Ze steekt de weg over en holt de winkelstraat in. Daar blijft ze even hijgend staan en voelt met haar hand naar de sleutel in haar broekzak. Haar hart klopt in haar keel. Het liefst wil ze naar haar eigen huis vluchten. Naar vader en moeder en alles vertellen. Ze moet de politie waarschuwen, de gevolgen deden er niet meer toe. Er moet direct hulp komen. Nerveus blikt ze om zich heen of ze bekenden ziet. Het is druk in de winkelstraat, maar niemand bekommert zich om het doodsbange meisje dat zich in een hoek drukt. Waar heeft ze al die ellende aan te danken? Gedachten dwarrelen door haar hoofd. Ze wilde indruk maken op lce. Ze was heimelijk verliefd op hem en daarom deed ze alles wat hij vroeg. Hij begon met wat eenvoudige kopietjes en daarna inlegvellen pikken. Het verkopen van cd’s op school… De klap in haar gezicht had haar wakker geschud. Hij gaf niets om haar en zou dat ook nooit doen. Hij gebruikte haar en de groep om zich te verrijken. Ze schudt haar hoofd. Daar moet ze nu niet over piekeren. Ze
moet verder. Ze rent door de straten, struikelend over haar eigen voeten. Haar benen voelen zo slap aan. En ze moet nog een heel eind.