De les

‘Je moet leren lopen,’ zei Chris tegen me.

Maar we waren in een safarikamp en om te kunnen lopen zoals Chris het bedoelde, moest ik onder andere een diepgaande kennis hebben van de bomen, sporen, insecten en alle kleine dingen die gewoonlijk over het hoofd worden gezien tijdens een gemotoriseerde safaritocht. Ik had net een baan aangeboden gekregen als gids en deed mijn best de benodigde kennis en vaardigheden op te doen.

Het zou kunnen dat ik, en de toeristen die ik zou moeten gaan gidsen, tijdens zo’n wandeling onverhoopt een van de grotere, gevaarlijker dieren zouden aantreffen die je eigenlijk alleen veilig vanuit een auto wilt zien. Dan was het belangrijk dat ik in staat zou zijn om rustig te blijven…en niet weg te rennen.

Vandaar dat het belangrijk was erachter te komen of ik ‘uit het juiste hout was gesneden’, voor het geval we zouden worden aangevallen. Dat was safaritaai voor durven blijven staan als je werd aangevallen door iets wat prima in staat is, en wellicht de bedoeling heeft, je op te vreten. Het heeft sowieso geen zin te proberen een gevaarlijk Afrikaans dier eruit te lopen. Mensen zijn bijna lachwekkend langzaam en kunnen niet eens een zwaarlijvig nijlpaard, topzware giraffe of verrassend dartel wrattenzwijn voorblijven.

Iain, een van de gidsen door wie ik werd opgeleid, vertelde me tijdens het eten vaak een grap over ons gebrek aan snelheid. Twee mannen maken een wandeling en zien een leeuw, die hen begint te besluipen. Een van de mannen trapt zijn wandelschoenen uit, reikt in zijn rugzak, haalt een paar hardloopschoenen tevoorschijn en begint ze aan te trekken. ‘Wat doe jij nou?’ vraagt die ander. ‘Je kunt nooit harder lopen dan een leeuw.’

‘Dat hoeft ook niet,’ is zijn antwoord. ‘Ik hoef alleen maar sneller te zijn dan jij.’

Er werd altijd hartelijk gelachen om die grap, dus hij werd vrijwel aan elke groep verteld. Ik had hem al heel wat keer gehoord voordat ik te voet ooit een leeuw was tegengekomen, dus ik dacht er meteen aan toen Chris met een geweer over zijn schouder het kampkantoortje kwam binnenlopen.

‘Er lopen vlak buiten het karrip leeuwen,’ zei hij. ‘De Ra-venscourt-troep. Die kan heel vervelend zijn.’ Dat was nogal zwak uitgedrukt. Die leeuwen waren hoofdverdachte in een incident dat een jaar daarvoor een mannenleven had gekost. ‘Het is al een tijdje geleden dat ik een aanval heb meegemaakt. Ik ben benieuwd of ik het nog in me heb.’

Ik wist niet of mijn ene ervaring met die leeuwen meetelde, aangezien ik het gevoel had dat ik door angst, en niet door zelfvertrouwen, als aan de grond genageld was blijven staan. ‘Ik wil wel mee, om eens te kijken of ik het hoe dan ook in me heb,’ zei ik stoer.

Toen prikte ik Chris in zijn niet-helemaal-platte-buik. ‘Aangezien ik zeker weet dat ik sneller ren dan jij, als we toch besluiten weg te rennen.’

Chris reageerde in eerste instantie niet. Hij stak alleen wat patronen in het geweer en deed er ook een in de patroonkamer. Hij glimlachte welwillend naar me. ‘Niet met een kogel in je been.’

Ik keek naar zijn glimlach om te zien of hij zou wegkijken, was op zoek naar enige indicatie dat hij een grapje maakte. Maar hij hield bewonderenswaardig stand en ik was best opgelucht toen we na een uur spoorzoeken tot de conclusie kwamen dat de leeuwen ervandoor waren. Ik zou nog een dag moeten wachten voordat ik erachter kwam of ik het in me had om gids te zijn.