Hoofdstuk 10
Er waren drie dagen verlopen sinds Halvard met de priester had gesproken. Het geluid van de bronzen klokken riep een groot aantal gezinnen naar Gardar, die zich per boot of te voet naar de kathedraal begaven om de zondagse mis bij te wonen. Ingrid weigerde dit keer thuis te blijven, ook al had ze nare herinneringen aan dat grote gebouw.
Ludmilla pakte Ingrid bij de hand toen ze het pad op liepen. 'Nu zul je merken hoe fijn het is om je godsdienst te belijden in een echte kerk met een echte dienst.'
'Ik heb al genoeg over jullie diensten gehoord. Het lijkt me beter om daar niet over te praten. Wij hebben hier vandaag iets anders te doen.' Ludmilla keek vanuit haar ooghoeken naar Ingrid. Het meisje was te lang onder invloed van heidenen geweest.
Osmund liep naast Einar, zijn schoonzoon. Toen de andere Groenlanders zagen dat Halvard ook bij hen was, lieten ze hen met rust. Het nieuws dat Halvard zijn land weer had opgeëist was als een lopend vuurtje rondgegaan en misschien was dat wel de reden dat de opkomst voor de mis van vandaag zo groot was. Er werd gefluisterd dat de heilige communie vandaag weleens amusanter zou kunnen worden dan gewoonlijk het geval was bij een dienst die door Sira Pall Knudson werd geleid.
Nadat ze bij zoveel boerderijen in de buurt langs was geweest, wilde Ingrid absoluut getuige zijn van wat zich vandaag allemaal zou afspelen. Ze was zo nieuwsgierig dat ze bijna haar angst voor het ontzagwekkende gebouw vergat. Onderweg begroette ze de mensen bij wie ze op bezoek was geweest omdat ze haar vader hadden gekend. De meesten hadden hun mening bijgesteld, toen ze het bijna volwassen meisje zagen. 'Sira Pall zal de juiste beslissing nemen,' zei Ludmilla.
'Dan moet hij wel besluiten mijn vader zijn land terug te geven en hem toestaan de zorg voor het graf van mijn grootvader op zich re nemen,' zei Ingrid. 'Einar, je doet toch wel wat Osmund je heeft gevraagd?'
Einar hield zich op de vlakte. 'Sira Pall zou nooit onwaarheden vertellen, maar we zullen zien wat er gebeurt.' Daar moest ze het mee doen.
Ze liepen door de hoge openstaande deuren naar binnen en zochten een plaatsje achter in de kerk, terwijl Einar en Ludmilla samen met hun kinderen en hun slaven de gewijde ruimte in liepen en in de buurt van het altaar en de kansel gingen staan. Olielampen in nissen verlichtten de donkere muren, maar produceerden ook een smerige walm die omhoog rees terwijl de grote ruimte zich vulde met een groot aantal ongewassen lijven.
De leden van de gemeente drongen zo ver mogelijk naar voren om alles te kunnen horen en zien. Halvard hield Ingrids arm vast. Leif keek om zich heen en leunde tegen de achtermuur om zijn /wakke been te ontzien. Ole sloeg zijn armen uitdagend over elkaar en nam een afwachtende houding aan. 'We blijven hier staan tot de dienst voorbij is. Dan zullen de priesters ons wel te woord willen staan. De laatste keer dat we ons op deze plek bevonden, waren er wel drie keer zoveel mensen. Daaruit kun je opmaken wat de winters ons land hebben gekost.'
'Het begint,' zei Ingrid zacht. Sira Pall liep zwaaiend met een gouden bal aan een ketting, gevuld met smeulende, geurende kruiden, aan het hoofd van de processie van priesters, monniken en jongens met kruisbeelden en andere standbeelden. Ingrid vond het hest opwindend. Toen dat voorbij was, vertelde de priester een verhaal over een man die twijfelde aan het offer dat de Heer had gebracht en zich er zelf van wilde overtuigen. Jezus had de man uitgenodigd om bij hem te komen en de wonden in Zijn handen te voelen als bewijs dat Hij echt uit de doden was opgestaan.
Ingrid bleef doodstil staan tijdens het verhaal. Haar heldere, nieuwsgierige ogen dwaalden voortdurend van Sira Pall naar het gekwelde houten beeld op de muur achter hem terwijl ze luisterde naar de galmende stem die de hoge ruimte vulde en van de muren weerkaatste.
Ze had Sira Pall maar één keer eerder gezien, op de dag dat de bisschop haar moeder had verbannen. Hij was het die de verklaringen van de bisschop tot uitvoer probeerde te brengen door de aanwezige kerkgangers op te hitsen 'de heks' te doden. Veel meer kon ze zich niet herinneren, want een vriend van haar ouders had haar meteen mee naar buiten genomen om haar in veiligheid te brengen.
Het verhaal van Sira Pall was interessanter dan de kleurige maar griezelige wandtapijten aan de muren. Hij was inmiddels bij het slot en de moraal van zijn gelijkenis aangekomen. 'Dus daarom moeten jullie altijd blijven geloven, ook al lijkt de toestand nog zo wanhopig. God waakt over ons en zal ingrijpen als de tijd rijp is. Als we klagen en Hem de schuld geven van ons lijden, zal Hij denken dat we aan hem twijfelen. Alleen als we rotsvast in Hem blijven geloven, zal Hij ons helpen. Dankzij de genade van Onze Lieve Heer zullen er weer handelsschepen onder Noorse vlag onze haven binnenzeilen en dan wordt alles weer net als vroeger. We zullen weer welvarend worden. Heb vertrouwen in de hemel,' besloot hij. 'En laat ons nu samen zingen.'
De andere priesters, in donkere pijen met hoge vilten hoofddeksels op hun geschoren hoofden, zongen de tweede stem. Sira Pall had een prettige stem. De kerkgangers schreeuwden de juiste antwoorden. Ingrid hield haar vaders arm stevig vast, omdat ze zich niet op haar gemak voelde.
'Het zal wel niet zo lang meer duren,' zei hij en hoopte dat hij gelijk zou hebben. Na de gebeden en de preek stelde Sira Pall zich achter het altaar op. De menigte werd stil. Ingrid keek vol spanning toe. Sira Pall maakte gebaren en sprak de volle kerk toe over een stapel gedroogde stukjes zeehondenvlees op een gouden schaal en een gouden beker met schapenmelk. 'Laat iedereen die heeft gebiecht en vrij van zonden is nu naar voren komen om het lichaam en het bloed tot zich te nemen,' zei hij.
Ingrid herinnerde zich dat ze wel eens over deze tovenarij had horen praten. Het werd 'communie' genoemd en mensen moesten dan eigenlijk een stukje brood eten en een slok wijn nemen, maar al voor haar geboorte waren die dingen niet meer in Groenland te krijgen geweest. Ludmilla had haar dat al eens uitgelegd. De priesters moesten zich behelpen met wat er wel voorradig was en erop vertrouwen dat Onze Lieve Heer de mensen ook genade zou schenken zonder de echte producten.
Ingrid wist niet wat brood en wijn waren, maar ze wist wel dat deze ceremonie de aanleiding was geweest voor hun ballingschap. Ze was blij dat ze gewoon kon blijven staan, maar vanaf haar plek leek de melk nog gewoon melk toen het in de beker werd geschonken en de stukjes gedroogd zeehondenvlees zagen er ook nog precies hetzelfde uit.
Toen de dienst ten einde was, liepen de meeste kerkgangers langzaam door de hoge, geopende deuren naar buiten. Een paar keken even naar het gezin alsof ze teleurgesteld waren dat er niets onbetamelijks was gebeurd. Halvard en zijn gezin liepen door de bijna lege kerk naar Sira Pall toe. Hun vrienden gingen achter hun staan. Op hetzelfde moment kwamen ook de monniken en Sira Nicholas, die de gelovigen naar de deuren hadden begeleid, terug, zodat er nu een groep mensen aan het eind van het schip stond.
Sira Nicholas fluisterde Sira Pall iets in het oor, waardoor zijn meerdere opkeek. 'Is er een reden voor al deze belangstelling? Ik moet met Halvard over een privé-kwestie praten. Jullie kunnen wel gaan.'
Halvards vrienden keken een beetje onbehaaglijk om zich heen. 'Ik heb liever dat deze brave mensen getuige zijn van het gesprek,' zei Halvard. Niemand liep weg. De monniken hadden geen instructies gekregen om hen met geweld naar buiten te brengen. Een van hen haalde zijn schouders op tegen zijn meester, die hem een boze blik toewierp en zijn armen over elkaar sloeg, waardoor zijn lange mouwen bijna tot op zijn knieën vielen.
Halvard strengelde zijn vingers in elkaar en probeerde een eerbiedige toon aan te slaan zonder als een slappeling over te komen. Tall Knudson, wilt u zo vriendelijk zijn om me mee te delen of u bereid bent om mijn land en het graf van mijn vader weer aan mij al te staan?'
'Eerlijk gezegd,' zei Sira Pall, 'hebben we die akte niet kunnen vinden. Er zijn veel huizen en landerijen aan de kerk geschonken in nul voor onze gebeden en de hulp die we de afgelopen winter hebben verstrekt.'
Ze hadden niet anders verwacht. 'En hoe zit het dan met het document van Sira Mars?' Hoewel Halvard niet met stemverheffing bad gesproken bleef de vraag als het ware in de lucht hangen en leek door de bijna lege ruimte te weergalmen. De toehoorders kwamen nog iets dichterbij staan.
'Dat schijnt ook kwijtgeraakt te zijn. Sira Nicholas kwam met het verhaal dat de wind het uit zijn hand heeft gerukt. Het perkament zal nu wel in de oceaan drijven. Maar natuurlijk zouden we je tegemoet willen komen, als je bereid bent om godsdienstonderwijs te gaan volgen. Als je ophoudt met je, zoals vroeger, als een horzel te midden van je buren te gedragen, wil ik wel overwegen om je in het huis te laten wonen dat vroeger van jou is geweest. Je moet echter goed begrijpen dat het land en het huis momenteel eigendom is van de kerk. Vandaar dat je er ook huur voor zult moeten betalen, in de vorm van dieren en kaas. Hoeveel kan later precies worden vastgesteld.' Sira Pall stak zijn handen omhoog alsof het hem speet dat zijn beslissing niet gunstiger was uitgevallen. 'Meer kan ik niet voor je doen.'
'Dat dacht ik wel,' zei Halvard, nog steeds zonder stemverheffing. 'Ik had niet anders verwacht.'
Einar stapte naar voren. 'Ik vertrouwde u. Ik heb tegen hen gezegd dat u in het aangezicht van God in Zijn eigen huis nooit zou liegen.'
Sira Pall begon te transpireren. 'Hou je mond.'
'Ik pieker er niet over,' zei Einar. Hij trok een vel perkament uit zijn binnenzak. 'Ik heb een kopie van dat document.' Hij wilde het aan Sira Pall geven.
'Ik ook,' zei Osmund.
'En ik ook,' zei Freydis, een buurvrouw die aan de overkant van de fjord woonde. Zij was de dochter van Skaddi, de laatste priesteres van Freya en een goede vriendin van Gunnar. Leif had Ingrid naar Freya's huis geroeid, waar zij en haar volwassen zoons hen maar al te graag hadden willen helpen.
'Ik ook,' zei Gottfried, haar broer, inmiddels een lange, bejaarde man met grijze haren. Hij was degene die Ingrid vier jaar geleden in veiligheid had gebracht.
De boer die bij het heiligdom had geprobeerd zijn jonge ram te offeren was de volgende die het woord nam, gevolgd door het gezin van wie Halvard voor het eerst had gehoord dat Gunnar een heilige was geworden. Ze hadden allemaal een kopie van het document van Sira Mars in de hand. 'Geef Halvard Gunnarson zijn land terug,' zei de vrouw van de boer. Ze herhaalde het nog eens nadrukkelijk en de anderen vielen haar bij.
Sira Pall stak met een rood aangelopen hoofd zijn armen op en gebood dat ze hun mond moesten houden. De stemmen stierven weg. 'Aan kopieën hebben we niets,' zei hij. 'Dat moeten jullie ook begrijpen. Niemand weet wat de brave Sira in werkelijkheid heeft geschreven. Sira Nicholas zegt dat de juiste formulering hem is ontschoten. Ik ben al zover gegaan als mijn geweten mij toestaat, door Halvard Gunnarson toestemming te geven weer in zijn oude huis te gaan wonen. Hij is een heiden, die koppig als een jood weigert zich aan de kerk te onderwerpen en Onze Lieve Heer te eren. Hij moet erkennen dat het land niet van hem is en hier komen om godsdienstonderwijs te krijgen, zodat hij uiteindelijk het ware geloof zal omarmen. De kerk zal het heiligdom van onze brave Sint-Gunnar blijven bewaken om ervoor te zorgen dat de mensen daar op een behoorlijke manier kunnen blijven bidden.'
'Geef hem zijn land terug en laat zijn vaders graf met rust.' De stem klonk vanuit een zijdeur, waar een slanke priester, met zijn kaalgeschoren kruin onbedekt, de man die net het woord had gevoerd stond aan te kijken. Sira Pall knipperde met zijn ogen alsof hij een visioen zag.
'Wie zegt dat?' vroeg hij terwijl hij zijn priestergewaad strakker om zich heen trok en de indringer fronsend aankeek. 'Wie ben jij?'
'We hebben elkaar twee jaar lang niet gezien,' zei de ander. 'Maar kijk me eens goed aan, Pall Knudson. We zijn op dezelfde dag gewijd en we zijn hier allebei op verzoek van onze koning naartoe gekomen. We zijn op hetzelfde schip naar Groenland gezeild. Heeft mijn baard mijn gezicht zo veranderd dat je me niet herkent, of zijn je ogen alweer slechter geworden? Ik ben Sira Mars.'
Sira Pall wist niet wat hij moest antwoorden en zweeg verstomd. Ten slotte bracht hij uit: 'Wanneer ben je hier aangekomen?'
‘Ik ben in de ziekenzaal geweest, om voor broeder Marcos te zorgen. Het zou je niet misstaan als je af en toe eens bij de zieken op bezoek zou komen. Ik herhaal wat ik net heb gezegd. Geef Halvard Gunnarson zijn land terug en vraag de Here vergiffenis dat je hebt overwogen het te houden. Ik weet wat ik heb geschreven, of het nu in mijn eigen handschrift is of niet.'
'Sira Mars.' Sira Pall leunde op het altaar om zijn evenwicht te bewaren. 'Wist je toen je dat document schreef dat dit een heidens gezin is? Wist je dat zij nog steeds offers brengen aan Thor en Odin, de zwarte goden?'
Sira Mars wierp een blik op het hoge plafond, keek vervolgens Halvard aan en richtte zijn ogen weer op Sira Pall. 'Nee, dat wist ik niet.'
'Denk dan nog eens goed na. Hij heeft je voor de gek gehouden.' Uit de houding van Sira Pall was op te maken dat hij dacht dat hij het pleit gewonnen had. 'Ga maar weer naar huis, mensen,' zei hij. 'Dit is een kwestie tussen mij en een eiser die geen enkel recht heeft omdat hij geen christen is.'
'Wacht nog even, beste mensen,' zei Sira Mars. 'Niemand heeft mij voor de gek gehouden. Halvard Gunnarson heeft mij niets op de mouw gespeld. Ik heb vreemdelingen om een gunst gevraagd en zij hebben me geholpen een eerlijk oordeel te vellen, zoals dat bij elk oordeel het geval hoort te zijn. Ik houd me aan mijn woord. Zijn huis moet worden teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, en hetzelfde geldt voor zijn land en het graf van zijn vader. Gardar heeft al meer dan voldoende land.'
'Sira Mars,' zei Halvard, die helemaal ondersteboven was van het feit dat de priester zo voor hem opkwam. Hij wist niet hoe hij hem moest bedanken.
Sira Mars stak zijn hand op. 'Je hebt me niet voor de gek gehouden. Ik heb mezelf voor de gek gehouden. Je hebt nooit tegen me gezegd dat jij en je gezin christen waren. Ik ben er ten onrechte van uitgegaan dat het wel zo was en dus had ik geen reden om je dat te vragen. Ik heb mijn woord gegeven en ik heb dat op perkament vastgelegd. Ga nu maar, Halvard Gunnarson, en neem je land terug voor je gezin en je dieren. En bedenk dat je vandaag in alle eerlijkheid bent behandeld.'
'Je hebt het laatste over deze kwestie nog niet gehoord,' zei Sira Pall toen Halvard zich omdraaide en hij wierp een boze blik op de familie en vrienden die door de langgerekte ruimte naar de uitgang liepen. 'De Althing is er ook nog. We zullen dit geval, net als andere, voorleggen aan de rechters. De rechtsdienaar zal hen op de wet wijzen. Je kunt ervan verzekerd zijn dat de kerk zich niet zomaar door bedrog haar eigendommen laat aftroggelen.' Sira Pall was nog steeds aan het woord toen Halvard met zijn gezelschap de kathedraal uit liep. Zijn enige gehoor bestond uit de achtergebleven priesters en monniken.
Een stralende zon bescheen de groene helling voor de openstaande deuren. Ingrid keek om naar het indrukwekkende bouwwerk en vervolgens over de sprankelende fjord naar het huis van haar vader. Toen ze zich weer tot haar vader en broers wendde, landde een kleurig insect met grote vleugels op haar hand. Het had wel iets weg van de hemelse engelen die op de wandtapijten stonden afgebeeld. Het was een vlinder.