Hoofdstuk 17

De anderen kwamen ook binnen en trokken de beide sleeën mee. Zonder iets te zeggen deed Kettil de deur dicht. Ole zat ineengedoken naar de rommel te kijken. 'Wie zou hier nou verantwoordelijk voor zijn?' vroeg hij ironisch, terwijl hij naar de overhoop liggende kamer en hun halfverhongerde dieren wees.

De stank van de opgesloten beesten deed hen kokhalzen. Ingrid gooide de luiken open om licht en frisse, zilte lucht binnen te laten. Daarna deed ze de deur weer open en probeerde zwaaiend de verschaalde lucht naar buiten te wapperen. Han gaf de dorstige dieren water, maar er was lang niet genoeg. 'Ik loop wel even naar de bron,' zei hij.

Ingrid was zo geschrokken dat ze niet helder kon denken. Uit de opgedroogde bloedsporen op de muren bleek dat er een hevig gevecht had plaatsgevonden tussen vader en Leif en de personen die het huis waren binnengevallen. Sigrid ruimde de troep rond de olielamp op. 'Kettil, terwijl ik een vuur maak, kun jij de dieren te eten geven,' stelde ze voor. 'Laat Ingrid maar even gaan zitten om bij te komen.' Helga begon uit eigen beweging het huis op te ruimen.

De geitjes en de lammetjes drukten zich tegen hun moeders aan. 'Hoe kan iemand zomaar dieren achterlaten zonder eten en drinken?' vroeg Ingrid zonder antwoord te verwachten. Ze probeerde te beredeneren wat er tijdens hun afwezigheid was gebeurd. 'Sira Mars heeft ons gewaarschuwd. Pall Knudson moet een stuk of zes van zijn mannen hier naartoe gestuurd hebben.' Ze haalde snel adem. Ze had het liefst een keel opgezet om uiting te geven aan haar boosheid over die brutaliteit, maar ze onderdrukte haar woede en sloeg haar armen over elkaar om het beven tegen te gaan. Ole kon niets doen. Ze moest nadenken en keek toe hoe hun vrienden het huis opruimden en zorgden dat ze iets te eten kregen. Ze was intens dankbaar voor hun hulp. Maar wat moesten ze nu doen? 'Waren ze niet gewaarschuwd?' vroeg ze hardop denkend terwijl ze haar overgebleven broer aankeek.

Ole zat naar een gebroken ivoren lepel te staren alsof die hem kon vertellen wat er was gebeurd. 'Vast wel,' zei hij bitter. 'Kwispel moet geblaft hebben.' Toen drong ineens tot hem door wat hij had gezegd. 'Kwispel! Waar zit hij?'

Het was niet bij hen opgekomen om de hond te gaan zoeken. 'Als vader en Leif vermoord zijn door die monniken, moeten ze hun lijken hier ergens neergegooid hebben,' zei Ole. Hij slaagde erin om alleen naar de deur te lopen en die open te trekken. Hij stond even te roepen en te fluiten, maar er was niets te horen, geen geblaf en geen gejank. Met gebogen hoofd sjokte hij terug naar het bed. Onderweg zag hij iets op de vloer liggen, tussen de bemodderde huiden. Hij bukte zich en pakte een stukje donkere stof op. 'Kijk eens. Wat is dit?'

Hij gaf het aan Kettil die het bij het licht hield en eraan snuffelde. 'Dat is een stuk van een monnikspij. Er zit geronnen bloed op.' Kettil betastte de grove stof en stak zijn vingers door een gat. 'In ieder geval hebben ze zich verzet. De tanden van Kwispel zijn hier dwars doorheen gegaan en hij heeft de vent tot bloedens toe gebeten. Daar durf ik een eed op te doen. Misschien vinden we buiten ook wel het lijk van een monnik.'

'Han had allang terug moeten zijn met het water,' merkte Ingrid op. Ze begon zich zorgen over hem te maken.

'Buiten waren de sporen van ski's te zien. Misschien is Han die gevolgd om te zien of hij iets meer te weten kan komen.' Helga scheen niet ongerust te zijn. Ze pakte de tweede emmer op en vroeg: 'Waar is de bron?'

Ze kwam terug met twee volle emmers water. Kennelijk had Han de andere bij de bron laten liggen, dacht Ingrid. 'Heb je Han gezien?' vroeg ze aan Helga.

'Alleen zijn sporen en de emmer. Hij moet iets hebben gezien anders had hij die nooit zo laten liggen. Hij zal zo wel terugkomen.' Ze keken allemaal naar de open vensters en zagen dat het al donker begon te worden.

Han stond gebukt over het spoor en lette goed op dat hij het niet uitwiste. Hij zag de afdrukken van hondenpoten op het punt waar ze afweken van het brede skispoor, plus een paar bloeddruppels. De hond was geveld door een trap of door een klap met een stomp voorwerp. De plek waar hij in de sneeuw had gelegen was nog steeds zichtbaar. Maar de hondensporen waren verser dan die van de ski's, wat betekende dat de hond weer was opgestaan nadat de mannen verdwenen waren. Kwispel moest achter hen aan zijn gelopen, met zijn neus op de sneeuw om hun geur op te pikken. Zijn spoor verdween achter een hoop opgewaaide sneeuw.

En daarachter vond hij Kwispel. Hij lag opgerold, met zijn staart over zijn neus. Zijn tong hing uit zijn bek en zijn ogen waren spleetjes. Han dacht eerst dat het beest morsdood was, maar toen hij zijn hand over de ruige vacht liet glijden om te voelen of het hart nog klopte, piepte het half bewusteloze dier even. Han haalde opgelucht adem. 'Ik ben het, Kwispel, oude maat van me,' zei hij. 'We hebben de afgelopen zomer samen achter de kudde aan door de heuvels gerend, weet je nog wel?' Hij maakte zichzelf wijs dat de opwaaiende sneeuw zijn ogen deed tranen. Zouden Inuit-jagers weleens huilen als een van hun honden gewond was? Hij betwijfelde het. Zijn volk had ze nodig om te kunnen jagen en reizen, maar hij wist zeker dat ze geen sentimentele gevoelens voor ze koesterden. De hond probeerde op te staan, maar hij viel weer om. Hij was verstijfd van de kou. 'Ik draag je wel,' zei Han terwijl hij hem oppakte. 'Binnen zal het nu lekker warm zijn.'

Er hing een warme geur in de kamer. De dieren stonden te drinken en te eten. Ze waren mager en uitgehongerd, maar er was er niet een meegenomen door de personen die het huis overhoop hadden gehaald. Ingrid had Ole een kom soep overhandigd en zag tot haar blijdschap dat hij die helemaal leeg at. Hij begon alweer de oude te worden.

Plotseling werd de deur open geschopt en Han kwam binnen met Kwispel in zijn armen. 'Hij is gewond. Ik denk dat hij een trap heeft gehad. Toen ik hem vond, was hij bijna doodgevroren. Geef hem maar een kop soep, want hij heeft vooral behoefte aan iets warms.' Sigrid haastte zich om de deur dicht te doen terwijl Han de hond op een paar schaapsvellen bij de kachel legde.

Ingrid maakte de bloedende wond schoon met een uitgewrongen lap. 'Je bent een brave kerel, Kwispel,' zei ze. 'Je hebt met ze gevochten.' Hij likte haar hand en haar gezicht terwijl ze met hem bezig was. 'Wat hebben ze met vader en Leif gedaan? Waar zijn ze nu?' Haar stem leek hem gerust te stellen, hoewel de hond bleef hijgen. 'Wat als hij gebroken ribben heeft?' Ze keek Sigrid en Helga aan.

'Als hij gebroken ribben had, zou hij nu dood zijn,' zei Helga bot. 'Hij blijft wel leven.'

Ole liet Han het kapotte en bebloede stuk donkere stof zien en vertelde wat Kettil had gezegd.

'Hij heeft gelijk. Dat is van een priesterkleed of van een monnikspij,' zei Han. 'Wat ben je nu van plan?'

'Het spoor volgen en kijken of het naar een of andere boerderij of naar de kathedraal leidt,' antwoordde Ole. 'Sira Pall wilde ons straffen, dus hebben ze vader en Leif als gijzelaars meegenomen. Ik wil niet dat zij in mijn plaats moeten lijden.' Hij schoot zijn jas weer aan, waarbij hij zijn schouder ontzag. Toen hij zich bukte om zijn sneeuwschoenen onder zijn laarzen te binden werd hij bleek en viel bijna op de grond. Ingrid bracht hem haastig naar zijn bed en ging een kopje water voor hem halen.

Ole was niet flauwgevallen, maar de lange tocht naar huis had hem zo verzwakt, dat hij niet eens zelf het kopje vast kon houden. Hij ging staan, maar toen hij opnieuw op zijn benen stond te zwaaien, zakte hij weer terug. 'Ik vervloek die zwakheid,' zei hij. 'Ik had ervoor moeten zorgen dat Sira Pall dood was voordat we uit de cel van Sira Mars wegliepen.'

'Jij moet hier blijven en rusten om aan te sterken,' zei Ingrid. 'Ik ga wel achter vader en Leif aan.'

'Jij?' protesteerde Ole. 'Je bent een meisje.'

Ingrid negeerde hem en keek neer op haar afgedragen en smerige reiskleren: de broek van geitenhuid en het grove boerenhemd. 'Maar dan moet ik wel iets anders aantrekken, anders denken ze dat ik een wilde Skraeling ben die de kathedraal is binnen gedrongen om hun het hoofd af te bijten. Dat is trouwens helemaal niet zo'n gek idee,' zei ze heftig, maar ze trok toch een nette rok aan die tot op haar enkels hing en een lijfje met lange mouwen. 'Dit is wel goed. Ik moet alleen nog iets om mijn hoofd slaan waarmee ik mijn gezicht kan verbergen,' zei ze. Zodra ze aangekleed was, vroeg ze ernstig aan Kettil en Han: 'Zouden jullie in ieder geval tot de deur van de kathedraal met me mee willen gaan?'

'We gaan allebei mee,' antwoordde Kettil.

Ole zat zich te verbijten, maar de vlam in zijn ogen was even vurig als zijn haar. 'Wij wachten hier wel tot je weer terugkomt,' zei Sigrid. 'We zullen zorgen dat het huis warm is wanneer je vader en je broer thuiskomen.'

Maar zo gemakkelijk liet Ole zich niet afschepen. 'Ingrid kan toch niets doen? Ze hebben het op ons allebei gemunt.'

'Ik kan in ieder geval proberen het met hen op een akkoordje te gooien,' zei Ingrid het eerste wat in haar hoofd opkwam. 'Misschien is Sira Pall wel bereid te onderhandelen, als hij het idee heeft dat hij jou later in handen kan krijgen. Dan hebben we in ieder geval wat tijd gewonnen en kunnen we proberen vader over te halen om samen met onze vrienden naar het noorden te trekken.' Ze weigerde te geloven dat vader en Leif dood waren en nu Sira Pall hun gezworen vijand was, leek dat het enige wat ze nog konden doen, omdat hij altijd belust zou blijven op wraak.

Ingrid wilde Ole geruststellen door te zeggen dat alles vast goed zou gaan, maar hij was geen kind meer dat zich liet troosten met zoete woordjes. Zeker niet door haar. Daarom boog ze zich over hem heen en legde haar hand op zijn voorhoofd. 'Het is nou drie dagen geleden dat je door die wolf bent gebeten en je voelt nog steeds koel aan. Als je braaf bent en naar Sigrid en Helga luistert, overleef je het misschien wel.'

Hij duwde haar hand weg. 'Dit keer heb je me te pakken. Ik moet wel naar je luisteren. Zorg in ieder geval dat je hen bevrijdt. En je moet verstandig zijn. Als de sporen rechtstreeks naar de kathedraal lijken te lopen, ga dan eerst naar Osmund en vertel hem wat er is gebeurd. Misschien gaat hij dan wel met je mee om met de priesters te praten. Hij heeft in ieder geval meer invloed op Sira Pall dan jij of ik.'

De zwakke en gewonde Ole was veel aardiger dan de gezonde Ole. Om niet te laten zien dat ze in de lach schoot, draaide Ingrid zich snel om. En ze keek niet meer om, ook niet toen Han en Kettil afscheid namen van hun vrouw. Het was voor hen net zo goed een gevaarlijke tocht. Helga waarschuwde hen dat ze zich niet moesten laten zien als Ingrid met de priesters praatte.

Het begon al donker te worden toen ze bij Osmunds boerderij aankwamen. 'Ben jij het, Ingrid?' riep Ludmilla toen ze haar aan zag komen. 'Wat is er aan de hand? Wie heb je daar bij je?' Ze sloeg haar hand voor haar mond toen ze Kettil in het oog kreeg. 'Vader, Einar!' gilde ze. 'Kom gauw!'

Osmund kwam zo snel als hij kon op zijn brede ski's naar hen toe. Ludmilla's man sloot zich bij hem aan en ze zwaaiden allebei met hun sneeuwschuivers om het gevaar het hoofd te bieden. Osmunds kleinzoons renden heen en weer, nieuwsgierig maar toch angstig.

Ingrid ging snel tussen hen in staan en legde in een paar zinnen uit wat er aan de hand was. 'Dus Han en Kettil hebben ons thuisgebracht en nu zijn ze bereid om tot de kathedraal met me mee te lopen. Ik moet de priesters vragen om mijn vader en Leif vrij te laten.'

'Kom maar even binnen om je te warmen, want hier moet ik eerst over nadenken,' zei Osmund. Ze liepen achter hem aan het huis in.

Einar viel Ingrid in de rede toen ze het hele verhaal nog een keer vertelde. 'Toen Ole Sira Pall neersloeg, had de brave priester hem zijn andere wang moeten toekeren. Die raad geeft hij ons tenminste altijd.'

'Hou je mond, Einar,' zei Ludmilla. 'Je mag een dienaar van God niet slaan. Zij kunnen ervoor zorgen dat onze zonden worden vergeven. Ze staan boven gewone mensen. Ingrid had geen afgodsbeeld mee mogen nemen naar de kerk.'

'Bij het oog van Odin!' riep Ingrid ongeduldig uit. 'Een stukje ivoor in de vorm van een zeehond is toch geen afgodsbeeld?' Maar ze had geen tijd om in discussie te gaan met Ludmilla, die haar kil en boos stond aan te kijken. 'Ik maak me zorgen over mijn familie,' zei ze bij wijze van verklaring tegen haar buurvrouw. Toen Ludmilla niet reageerde, vroeg ze onomwonden: 'Wat moet ik nu doen, Osmund? Sira Pall wil mij en Ole straffen. Maar als mijn vader en Leif nu niet willen dat ik mezelf overgeef aan de priesters in ruil voor hen? Ik weet niet wat ik ze anders moet aanbieden.'

Osmund streek over zijn grijze baard. 'Laat me daar eens goed over nadenken,' zei hij fronsend. Even later vroeg hij: 'Denk je dat de mensen die jouw familieleden hebben meegenomen misschien het idee hadden dat jij en Ole ergens in de buurt verstopt zaten? En dat ze zich daarom niet om jullie dieren bekommerd hebben?'

Ingrid knikte, maar ze vroeg zich wel af waarom hij over de dieren begon in plaats van over veel dringender zaken. 'Je begrijpt niet waarom ik dat vraag, Ingrid.' Het was geen vraag, maar ze schudde toch haar hoofd. 'Als ze dachten dat jij en Ole in de buurt waren, hoeven we ze niet te beschuldigen van dierenmishandeling. Daarom bestaat de kans dat de priesters bereid zijn naar ons te luisteren. Natuurlijk wil je zelf graag het woord doen, maar het lijkt me toch verstandiger dat ik met Sira Pall in discussie ga. Hij zal waarschijnlijk eerder bereid zijn om naar mij te luisteren dan naar jou.'

Ingrid vouwde onwillekeurig haar handen. 'O, zou u dat willen doen? Ze kunnen toch niet weigeren om met u te praten!'

Haar vertrouwen ontlokte Osmund een treurig glimlachje. Ludmilla keek haar vader verbaasd aan en haar ongerustheid nam toe. 'Lach niet, vader. Dit is veel te ernstig. Ole heeft Sira Pall geslagen!'

'Daar heeft Sira Pall zelf om gevraagd, Ludmilla,' wees hij haar terecht. 'Een robbertje vechten doet elke Noorman goed. Ingrid heeft het volste vertrouwen in me. Waarom heb jij dat niet?' Toen ze geen antwoord gaf, dacht hij hardop verder. 'Sira Mars heeft niet zoveel gezag als Sira Pall, maar hij kan ons toch van nut zijn. We zullen moeten afwachten wat er besloten wordt, maar hoe eerder we dat weten des te beter. Einar, je ziet er nogal indrukwekkend uit. Ga je ook mee?'

'Ik zou het voor geen goud willen missen,' antwoordde zijn schoonzoon.

'Dan ga ik ook mee,' verkondigde Ludmilla. 'Iemand moet een oogje op mijn mannen houden.'

Ludmilla zei tegen haar zoontjes dat ze thuis moesten blijven om op hun zusje en op de dieren te passen. 'Maar Halvards slaven gaan wel,' pruilde de oudste, een jochie van zeven. 'Waarom laat je hen niet hier blijven, dan kunnen wij wel mee.'

'Ze zijn geen slaven,' snauwde Ingrid. 'En luister naar je moeder.' Het jongetje schrok zo van de toon die ze aansloeg, dat hij achteruitweek. Maar zijn reactie ontging haar, want ze was al op weg naar de deur.

Bij de kathedraal viel Ingrid op dat er nergens dieren te zien waren en ze vroeg zich hardop af of de priesters de beesten naar binnen hadden gehaald om te voorkomen dat ze dood zouden vriezen. Maar Einar vertelde haar dat er de laatste paar weken een stroom vluchtelingen uit de kerken in de omgeving naar de kathedraal was gekomen, met inbegrip van alle nonnen uit twee verschillende kloosters, compleet met hun moeder-overste. Alle dieren waren inmiddels opgegeten, ook de grote stier en de pony's, en alle leerlingen en de oude slaven waren op straat gezet.

Toen ze bij de grote houten, met koper beslagen deuren aankwamen, zei Osmund: 'Jij moet je niet laten zien, Ingrid. Kettil en Han, blijf met haar in de schaduw staan en probeer ervoor te zorgen dat niemand jullie in de gaten krijgt. Ik ga met Ludmilla en Einar naar binnen om uit te vissen wat er met je vader en Leif is gebeurd.'

Ingrids boosheid, die haar op de been had gehouden, was inmiddels verdwenen. Ze was dankbaar dat Osmund bereid was om in haar plaats met de priesters te praten. Samen met Kettil en Han ging ze in de schaduw van de hoge, vensterloze westmuur staan. Osmund, geflankeerd door Ludmilla en Einar, bonsde met zijn wandelstok op de deur.

Ingrid hoorde het geluid van voetstappen op de stenen vloer van de hal. Het weerkaatste tegen de stenen muren, tot een man de deur op een kier opendeed. Er viel een streep licht op de sneeuw. Achter de deur stond een monnik die zijn mantel omgeslagen had. 'Wie is daar?' vroeg hij.

Osmund richtte zich in zijn volle lengte op en zei met diepe stem: 'Rechter Osmund Erlandson. Ik heb mijn dochter en schoonzoon bij me. Ik moet Sira Pall over een belangrijke kwestie spreken. Hij kent me.'

De monnik knikte even. 'Ik ken u, rechter Osmund, en uw familie ook. Heeft iemand van uw gezin een schrijver nodig of moet er voor u gebeden worden?'

'Nee, maar bedankt dat u dat vraagt. Wilt u nu alstublieft tegen Sira Pall gaan zeggen dat ik hem graag wil spreken?'

'Ik zal uw boodschap overbrengen.'

De monnik wilde de deur weer dichtdoen, maar Osmund pakte hem bij zijn mantel en trok hem terug. 'Het is koud en het begint al donker te worden. Zou het niet wat christelijker zijn als u ons aanbiedt om binnen op Sira Pall te wachten?'

'Natuurlijk, edelachtbare. Neem me niet kwalijk dat ik dat niet gevraagd heb. We hebben geen voedsel over, vanwege al die nonnen en monniken die bij ons in zijn getrokken,' zei hij verontschuldigend. Osmund woof het excuus weg en stapte naar binnen, met Ludmilla en Einar op zijn hielen. 'Ik zal tegen Sira Pall zeggen dat u er bent. U moet hier maar even wachten, als u wilt.'

Ingrid kon het gesprek duidelijk volgen, ook al was de deur weer dicht. Het geluid van de stemmen kwam uit een van de luchtgaten in de muur boven hun hoofd. En aangezien monniken en priesters altijd met stemverheffing praatten, zou ze de bemiddelingspoging van Osmund woord voor woord kunnen volgen.

Hoewel ze even bang was dat Sira Pall misschien niet met Osmund zou willen praten, duurde het niet lang voordat ze zijn boze stem hoorde. 'Ja. Ik heb ze hier. Halvard en zijn jongste zoon zullen alleen vrijgelaten worden als die barbaar Ole zichzelf overgeeft om gestraft te worden. En dat geldt ook voor die halfbloedzuster van hem.'

Ze konden Osmunds antwoord niet verstaan, maar wel het snelle antwoord van Sira Pall. 'Het meisje zal aan de moeder-overste worden gegeven, die haar mee zal nemen als ze terugkeert naar haar klooster. Ingrid Halvardsdottir zal de nonnen de rest van haar leven moeten dienen. Misschien dat ze op die manier haar ziel kan redden, iets wat haar in dat heidense gezin nooit zal lukken.'

Osmund had daar kennelijk op gereageerd, want even later kwam de stem van Sira Pall weer door het luchtgat. 'Iedereen weet toch dat de moeder van dat kind een heks was! Als het niet om de ziel van dat meisje ging, zou ik dit nooit doen. Maar iedere heiden moet de kans krijgen om tot de zaligheid van Onze Lieve Heer toe te treden. Wat ben jij eigenlijk voor soort christen, Osmund Erlandson, dat je altijd opkomt voor die ongelovigen?'

De stem van Sira Mars onderbrak en overstemde die van zijn meerdere. 'Sira Pall!' riep hij uit. 'Deze man is een rechter. Let op uw woorden!'

En dit keer konden ze Osmund wel verstaan, want hij sprak zo luid dat iedereen in de grote kerk hem kon verstaan. 'Ik ben het soort christen dat in de praktijk brengt wat u preekt.' Ingrid kon zelfs horen dat Ludmilla haar adem inhield en ontzet 'O!' riep bij het onbeschaamde antwoord van haar vader.

Osmund die nu pas goed op gang kwam, vervolgde: 'Ik ben het soort dat altijd op zoek is naar de goede kant van mensen, Sira Pall. Zou Onze Lieve Heer Halvard en zijn gezin vervolgen of zou Hij hen vriendelijk tegemoet treden en voor hen bidden?'

'Ik heb voor hen gebeden,' bulderde Sira Pall. 'Ik bid iedere dag dat ze het licht zullen zien en zich zullen bekeren. Dit gezin moet tot de orde worden geroepen, voordat ze hun ketterse ideeën op anderen overbrengen. Ik weiger om Halvard en Leif te laten gaan voordat ik Ole en Ingrid heb. Halvard Gunnarson en Leif Halvardson zitten opgesloten op een plek waar jij ze nooit zult vinden. Wat heb je met die broer en zus gedaan? Zijn ze weggelopen toen wij hen kwamen arresteren? Zijn ze bij jou thuis?'

Osmund had met geen woord gesproken over het feit dat hij Ingrid bij zich had en dat Ole gewond was, maar hoe lang zou hij blijven praten terwijl de kans op succes zo klein was? Ingrid wendde zich af omdat ze niet wilde dat Han en Kettil zouden zien hoe wanhopig ze was en toen viel haar oog ineens op de kleine achterdeur bij de keuken, waarvan ze altijd gebruik had gemaakt als ze naar Sira Mars ging.

Sira Pall had gezegd dat vader en Leif opgesloten zaten op een plek waar niemand hen zou vinden. En op de eerste verdieping was een kamer waar altijd monniken en priesters die iets op hun geweten hadden, werden opgesloten om te bidden en te vasten. Als die deur nou maar niet op slot zat. Ze hoopte dat iedereen naar de kerk was gelopen, om bij wijze van verzetje naar Osmund te luisteren. Ondertussen zou zij stiekem naar vader en Leif kunnen sluipen.

'Blijven jullie hier maar wachten,' zei ze tegen Kettil en Han. 'Ik ga naar binnen.'

Han keek haar met grote ogen aan. 'Dat meen je toch niet? Dan geven ze je aan Sira Pall en die zal je nooit meer laten gaan.' Hij pakte haar arm vast om haar tegen te houden.

Ze keek alleen maar naar zijn hand op haar arm en Han trok hem haastig terug. 'Probeer me niet tegen te houden. Niemand weet dat wij hier zijn. Terwijl de priesters en alle anderen in de kerk naar het gekibbel van Osmund en Sira Pall staan te luisteren, kan ik mijn vader en Leif bevrijden en mee naar huis nemen.'

'Maar je loopt gevaar als je naar binnen gaat. Laat ons nu maar meegaan, dan kunnen we je beschermen,' stelde Kettil voor.

'Nee. Eén persoon zal waarschijnlijk niet opvallen. Drie mensen die hier niet thuishoren zullen te veel aandacht trekken. Ik moet dit in mijn eentje doen.' Ze liet haar korte ski's bij de deur staan en glipte naar binnen.

Een non met een jeugdig gezicht en lang, lichtblond haar dat onder haar kap uit kwam, stond met een lange lepel in een grote pot te roeren. In een nis boven haar hoofd brandde een lampje. Het zorgde voor een kleine plek licht in de donkere keuken. De non keek op en zag Ingrid over de tegelvloer lopen. 'Ik ken jou niet,' riep ze haar toe. 'Wat kom je hier doen?'

Ingrid was blij dat ze zich had omgekleed. Haar losse omslagdoek bedekte het grootste deel van haar lichaam en haar hoofd en haar lange, ongeverfde rok leek veel op die van de non. 'Ik ben van de andere orde,' zei ze, in de hoop dat de non daar niet dieper op in zou gaan. 'Jouw moeder-overste wil dat je naar de kerk gaat om te luisteren naar het debat tussen Sira Pall en rechter Osmund. Ik let wel op de soep.'

'Dat is lief van je,' zei de jonge vrouw glimlachend. Ze overhandigde haar dankbaar de lepel en maakte zich uit de voeten.

Ingrid slaakte een zucht van opluchting en onderdrukte het zenuwachtige lachje dat in haar keel kriebelde. Terwijl ze zo geruisloos mogelijk over de tegelvloer liep en op zoek ging naar de trap, klonken haar voetstappen haar luider in de oren dan eigenlijk de bedoeling was. Vandaar dat ze niet hoorde dat de deur achter haar open en weer dicht werd gedaan.