1
China expandeert verticaal, India horizontaal
Al Bahr al Hindi, zo noemden de Arabieren de oceaan in hun oude maritieme verdragen. De Indische Oceaan en de rivieren die erin uitkomen dragen het stempel van de grote bekeringsgolf waarmee de islam vanaf zijn basis bij de Rode Zee helemaal tot aan India spoelde en ook Indonesië en Maleisië bereikte. Wie de geschiedenis van deze godsdienst wil leren kennen, moet dus de kaart van de Indische Oceaan bekijken. Die omvat, van west naar oost, de Rode Zee, de Arabische Zee, de Golf van Bengalen, de Javazee en de Zuid-Chinese Zee. Heden ten dage liggen hier de door geweld en honger geteisterde landen van de Hoorn van Afrika, de geopolitieke uitdagingen van Irak en Iran, het door fundamentalisme verscheurde Pakistan, het economisch opbloeiende India en zijn wankele buren Sri Lanka en Bangladesh, het despotische Birma (waarover een machtsstrijd tussen China en India dreigt) en Thailand, waardoorheen ergens in deze eeuw wellicht een kanaal zal komen dat mede door China en Japan wordt gefinancierd en het machtsevenwicht in Azië in hun voordeel verandert. En dat is nog maar een van de vele projecten, waaronder bruggen en pijpleidingen, die worden gepland om de Indische Oceaan te verbinden met het westelijke deel van de Stille Oceaan.
Op de westkust van de Indische Oceaan liggen de kwetsbare nieuwe democratieën van Oost-Afrika en het chaotische Somalië; aan de oostkust ruim 6000 km verderop ligt het zich ontwikkelende, postfundamentalistische Indonesië, dat de grootste moslimbevolking ter wereld heeft. Niets belichaamt het karakter van onze wereld zonder grenzen, met de rivaliteit tussen beschavingen enerzijds en het intense, onuitgesproken verlangen naar eenheid anderzijds, beter dan de kaart van de Indische Oceaan.
De geschiedenis laat op het water geen sporen na, geen echte boodschap, zoals je die wel ziet op het land. Toch maakt al het verkeer over deze zeeën de Indische Oceaan tot ‘een symbool van de eenheid van de menselijke soort’, om met Sugata Bose, hoogleraar geschiedenis aan Harvard, te spreken.1 De overzeese handel tussen Indiërs en Chinezen, Arabieren en Perzen schiep banden tussen de volkeren over de oceaan heen, banden die eeuwenlang werden versterkt door de moesson en, waar het de Arabieren, Perzen en andere moslims betreft, door de hadj, de bedevaart naar Mekka.2 Dit is werkelijk een internationale zee: anders dan bij de Atlantische en Stille Oceaan zien we op deze kusten een hele hoop landen die behoren tot de zich snel ontwikkelende voormalige ‘derde wereld’, maar geen supermacht.3 Dit is dan ook het kwart van de wereld waar je je – na de Koude Oorlog en het vertrek van de Amerikanen uit Irak en Afghanistan – de door Fareed Zakaria voorziene ‘post-Amerikaanse’ wereld het beste kunt voorstellen.4 Al wordt het nog maar door weinigen beseft, de fascinatie voor het gebied ‘ten oosten van Suez’ die spreekt uit Rudyard Kiplings gedicht ‘Mandalay’, dat begint in het Birmese Moulmein aan de Golf van Bengalen, is meer dan ooit van toepassing.
Op militaire kaarten uit de Koude Oorlog wordt de Noordelijke IJszee benadrukt, vanwege de ligging van de Sovjet-Unie en haar belangrijkste havens. En sinds ex-president George W. Bush de ‘oorlog tegen het terrorisme’ uitriep, gaat alle aandacht uit naar het Midden-Oosten in de brede zin van het woord. De geopolitieke wereldkaart is echter voortdurend in beweging. Crises kunnen overal optreden: ook de opwarmende Noordelijke IJszee kan een twistappel worden. Maar omdat je je nu eenmaal niet met de hele globe tegelijk kunt bezighouden, kun je maar beter de kaart voor ogen houden waarop zowel de meeste internationale conflictgebieden te vinden zijn, alsook het hele complex van terrorisme, olie- en gasstromen, en milieurampen zoals de tsunami van 2004. Net zoals uitdrukkingen – de ‘Koude Oorlog’ of ‘de botsing der beschavingen’ – positieve of negatieve gedachten oproepen, zo doen kaarten dat ook. De juiste kaart verschaft een ruimtelijk inzicht in de wereldpolitiek waaruit je toekomstige trends kunt afleiden. De financiële en technologische ontwikkelingen mogen nog zo bevorderlijk zijn voor het idee van mondialisering, we zijn nog steeds afhankelijk van de geografie, zoals de kunstmatigheid van landen als Irak en Pakistan laat zien.
Vooral de Amerikanen hebben door de ligging van hun land amper weet van de Indische Oceaan. Zij zijn gericht op de Atlantische en de Stille Oceaan, een oriëntatie die nog werd versterkt door de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog. Ook de ogen van nazi-Duitsland, het Japanse keizerrijk, de Sovjet-Unie, Korea en communistisch China waren op die oceanen gericht. Het eenzijdige blikveld is terug te zien in de cartografie. Doordat bij de mercatorprojectie het westelijk halfrond vaak in het midden wordt geplaatst, komt de Indische Oceaan op wereldkaarten even zo vaak in twee delen aan de uiteinden terecht. Toch gaat vrijwel het hele boek waarin Marco Polo aan het eind van de 13e eeuw vertelde over zijn reizen, die hem van Java en Sumatra naar Aden en Dhofar brachten, over deze oceaan. Hier ook ligt de hele boog van de islam, die begint ten oosten van de Sahara en eindigt op de Indonesische archipel, zodat de strijd tegen terrorisme en anarchie (waar ook de piraterij onder valt) vooral wordt gestreden in en rond de tropische wateren tussen het Suezkanaal en Zuidoost-Azië. Een kaart van de kustgebieden aan de Indische Oceaan, met daarop Somalië, Jemen, Saoedi-Arabië, Irak, Iran en Pakistan, is ook een kaart van het netwerk Al-Qaida en van allerlei groepen die hasjiesj en andere contrabande smokkelen. En Iran bevoorraadde Hamas overzee via de Perzische Golf naar Soedan, en daarna over land via Egypte.
Hier ook liggen de voornaamste routes van de olietankers en de zeeëngtes die essentieel zijn voor het internationale goederenvervoer: de Bab el Mandeb, de Straat van Hormuz en de Straat van Malakka. Veertig procent van alle tankers met ruwe olie passeert de Straat van Hormuz aan de ene kant van de oceaan en vijftig procent van de wereldwijde handelsvloot vaart door de Straat van Malakka aan de andere kant. Daarmee is de Indische Oceaan de drukste en belangrijkste internationale verkeersader ter wereld.
Omdat schepen meer goederen tegen een lagere prijs kunnen vervoeren zijn zeeroutes altijd belangrijker geweest dan landroutes, zoals Felipe Fernández-Armesto van de Tufts University opmerkt.5 Zo was in de Middeleeuwen en de vroegmoderne tijd de overzeese zijderoute van Venetië naar Japan even belangrijk als de eigenlijke zijderoute door Centraal-Azië. ‘Wie over Malakka heerst, heeft Venetië bij de keel,’ luidde het gezegde.6 Een ander gezegde was, dat als de wereld een ei zou zijn, Hormuz de dooier was.7
Ook in deze tijd van vliegtuigen en supersnelle informatiestromen gaat nog steeds negentig procent van het internationale goederenvervoer en twee derde van het olietransport over zee. De mondialisering staat of valt uiteindelijk bij de scheepscontainers en de helft daarvan passeert de Indische Oceaan. Bovendien zijn de landen aan deze wereldzee, tussen het Midden-Oosten en de Stille Oceaan, goed voor zeventig procent van het wereldwijde vervoer van aardolieproducten.8 De tankerroutes van de Perzische Golf naar Zuid- en Oost-Azië raken verstopt nu honderden miljoenen Indiërs en Chinezen tot de middenklasse toetreden en de olieconsumptie navenant stijgt. De wereldwijde vraag naar brandstoffen neemt tot 2030 toe met vijftig procent en nagenoeg de helft van die vraag zal uit India en China komen.9 India, dat binnenkort de vierde energieverbruiker wordt – na de VS, China en Japan – haalt ruim negentig procent van zijn energie uit olie, en weldra zal negentig procent daarvan via de Arabische Zee aangevoerd worden uit de Perzische Golf.*
* 57 procent van de oliereserves bevindt zich in de landen aan de Perzische Golf.
In de komende vijftien jaar zal India zelfs de derde plaats van Japan overnemen en met de VS en China tot de drie grootste netto-olie-importeurs gaan behoren.10 En om te voorzien in de behoeften van de dan grootste bevolking ter wereld, zal de Indiase vraag naar steenkool uit Mozambique, in het zuidwesten van de Indische Oceaan, ook drastisch stijgen en zich voegen bij de huidige import van steenkool uit andere landen aan die oceaan, zoals Zuid-Afrika, Indonesië en Australië. Daarnaast zullen schepen enorme hoeveelheden vloeibaar aardgas uit zuidelijk Afrika naar India brengen, boven op het gas dat het nu al importeert uit Qatar, Maleisië en Indonesië. Misschien dat ook Afrika dan iets minder arm zal worden: niet zozeer door de ontwikkelingshulp uit het Westen als wel door de handel met de rijkere delen van de voormalige derde wereld.
En dan is er China. De vraag naar ruwe olie in dat land is tussen 1995 en 2005 verdubbeld en zal de komende twintig jaar nog eens over de kop gaan. Geschat wordt dat het land in 2020 7,3 miljoen barrels ruwe olie per dag zal importeren: de helft van de geplande productie van Saoedi-Arabië.* Dat ruim 85 procent van die olie via de Indische Oceaan en de Straat van Malakka moet, verklaart waarom China niet alleen uitkijkt naar andere vaarroutes naar de Stille Oceaan, maar ook naar aanvoer over land vanuit Centraal-Azië, Pakistan en Birma.11 Door de gezamenlijke consumptie van olie uit de Perzische Golf van China, Japan en Zuid-Korea passeren nu al de helft van alle olietankers en bijna een kwart van de wereldwijde handel de Straat van Malakka.12
* In januari 2004 sloot de China Petrochemical Corporation een contract met Saoedi-Arabië voor onderzoek naar en winning van aardgas in een gebied van 40 vierkante km in het zogeheten Empty Quarter, in het zuiden van het land. Omdat China door het gebruik van fossiele brandstoffen met toenemende luchtvervuiling te kampen heeft, zoekt het zijn heil bij het schonere aardgas. Geoffrey Kemp, ‘The East Move West’, National Interest, zomer 2006. Niettemin groeit de olieconsumptie in China zeven keer zo snel als in de VS. Mohan Malik, Energy Flows and Maritime Rivalries in the Indian Ocean Region, Honolulu, Asia-Pacific Center for Security Studies, 2008.
‘Van alle oceanen heeft de Indische Oceaan het meeste belang bij strategische stabiliteit,’ aldus defensiedeskundige Thomas P.M. Barnett. ‘Tot de kernmachten die oorlogsschepen in de Indische Oceaan hebben, behoren de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Rusland, China, India, Pakistan en Israël.’13
In het gebied van de Indische Oceaan grijpen allerlei rivaliteiten in elkaar. Die tussen de VS en China in de Stille Oceaan verbinden zich met zowel de regionale rivaliteit tussen China en India als met de Amerikaanse strijd tegen het moslimterrorisme in het Midden-Oosten, die ook de poging tot het indammen van Iran inhoudt. Amerikaanse marineschepen die Irak of Afghanistan bombardeerden, deden dat in veel gevallen vanaf de Indische Oceaan. De Amerikaanse luchtmacht observeert Irak en Afghanistan vanaf bases in de Perzische Golf en het eiland Diego Garcia, dat precies midden in de oceaan ligt. Een eventuele Amerikaanse aanval op Iran zal worden gelanceerd vanaf de Indische Oceaan, en daar ook zullen de naschokken voor de olietransporten worden gevoeld. Hetzelfde geldt voor de reactie op een eventuele opstand in Saoedi-Arabië of in het overbevolkte en naar water snakkende kruitvat Jemen, waar 22 miljoen mensen wonen en 80 miljoen vuurwapens zijn.
De nieuwe strategie die de Amerikaanse marine in oktober 2007 bekendmaakte in het Naval War College in Newport, Rhode Island, behelst expliciet en impliciet het streven naar een langdurige vooruitgeschoven positie in de Indische en daarmee verbonden westelijke Stille Oceaan, maar minder in de Atlantische Oceaan. Ook in de ‘Vision and Strategy’-verklaring van juni 2008 van het Amerikaanse korps mariniers, die de periode tot 2025 beslaat, wordt met zoveel woorden gesteld dat de meeste conflicten en spanningen zich zullen voordoen in de Indische Oceaan en de randzeeën ervan. Behalve naar behoud van hun dominante positie in de Stille Oceaan streven de VS evident ook naar een positie van overmacht in zuidelijk Azië. Dat duidt op een historisch keerpunt: weg van de Noord-Atlantische Oceaan en Europa. Als de Amerikanen de ‘grote zandbak’ van het Midden-Oosten niet onder controle krijgen, dan willen zij ten minste, zoals militair analist Ralph Peters schrijft, de poorten van en naar de zandbak – de straten van Hormuz en Bab el Mandeb – proberen te beheersen: de zeeëngtes waar ook India en China hun aanwezigheid zullen versterken.
Om de status van grootmacht te krijgen en de aanvoer van brandstoffen veilig te stellen moeten India en China ‘hun aandacht van het land verleggen naar de zee,’ aldus James R. Holmes en Toshi Yoshihara, beiden hoofddocent aan het Amerikaanse Naval War College. Ondertussen, zo schrijven ze ook, ‘is het twijfelachtig of het Amerikaanse primaat op de wereldzeeën houdbaar is’. En dat terwijl de globalisering mede daaraan te danken was omdat deze zo lang borg stond voor de veiligheid van het overzeese handelsverkeer dat die een vanzelfsprekendheid werd.14 Als we nu een tijdperk betreden waarin niet langer één, maar meerdere landen de wereldzeeën overheersen, dan zal die grotere dynamiek en instabiliteit vooral zichtbaar worden in het gebied van de Indische Oceaan.
Waar China zijn invloed verticaal wil uitbreiden, dus naar het zuiden, naar de warme wateren van de Indische Oceaan, vergroot India zijn invloed horizontaal: het richt zich oost- en westwaarts, naar de grenzen van Brits India uit de victoriaanse tijd, dus parallel aan de Indische Oceaan. De Chinese president Hu Jintao heeft naar verluidt geklaagd over de kwetsbare bereikbaarheid van China via zee. Hij had het over het ‘Malakka-dilemma’, dat wil zeggen over de noodzaak om voor de olie-import minder afhankelijk te worden van de smalle en dus kwetsbare Straat van Malakka.15 Dit is een oude angst: in 1511 werd het China van de Mingdynastie ontwricht door de verovering van Malakka door de Portugezen. In de 21e eeuw zou China’s antwoord op dit dilemma kunnen zijn dat het de brandstoffen via havens aan de Indische Oceaan en daarna met pijpleidingen naar het midden van het land vervoert: niet alle tankers hoeven dan nog door deze straat om hun bestemming te bereiken. Het is een van de redenen waarom China zo hecht aan herstel van de eenheid met Taiwan: op maritiem gebied kan het zich dan meer op de Indische Oceaan concentreren.16
De zogeheten parelkettingstrategie voor de Indische Oceaan van de Chinese strijdkrachten omvat de aanleg van een grote haven en luisterpost bij de Pakistaanse havenstad Gwadar aan de Arabische Zee, vanwaar China het scheepsverkeer door de Straat van Hormuz in de gaten kan houden. Een andere Pakistaanse havenstad die het zou kunnen gaan gebruiken is Pasni, 120 km ten oosten van Gwadar en daarmee verbonden met een nieuwe snelweg. Bij Hambantota aan de Sri-Lankese zuidkust lijken de Chinezen voor hun schepen het moderne equivalent van een steenkoolstation te bouwen. Voorts leggen Chinese bedrijven een containerhaven aan bij de havenstad Chittagong aan de Golf van Bengalen in Bangladesh, waarvan wellicht ook de Chinese marine gebruik zal kunnen maken. Ook in Birma, waar de heersende junta miljarden dollars steun van China krijgt, is het land bijzonder actief: het bouwt en vernieuwt commerciële en marinehavens; het legt wegen, waterwegen en pijpleidingen aan van de Golf van Bengalen naar de Chinese provincie Yunnan; en het beschikt over bewakingsfaciliteiten op de Coco-eilanden diep in de Golf van Bengalen.17 Sommige van deze havens liggen dichter bij steden in Midden- en West-China dan die steden bij Beijing en Shanghai. Met zulke havens aan de Indische Oceaan en weg- en spoorverbindingen van noord naar zuid zou het Chinese binnenland zich economisch veel sterker kunnen ontplooien. Dat China naar het zuiden en westen reikt bewijst ook de welhaast onvoorstelbare spoorweg die het hoopt te bouwen om het uiterste westen van het land – via een aantal van de hoogste bergen ter wereld – te verbinden met de koperproducerende Afghaanse regio ten zuiden van Kaboel.
De Chinese activiteiten in deze regio moeten natuurlijk uiterst voorzichtig beoordeeld worden. In feite zijn de plannen van Beijing ten aanzien van de Indische Oceaan nog zo onduidelijk dat je ze verschillend kunt interpreteren. Niet iedereen in Washington gelooft in de parelkettingstrategie. Openlijke bases vallen niet te rijmen met het niet-hegemoniale, welwillende beeld dat China van zichzelf heeft. De Chinezen zijn zelden uit op echte controle; zo maakt bijvoorbeeld het havenbedrijf van Singapore zich op om de havenfaciliteiten in Gwadar de komende decennia te gaan leiden zonder dat China zich ermee bemoeit. (Waarbij moet worden aangetekend dat, zoals een Singaporese ambtenaar tegen me zei, het kleine Singapore geen bedreiging vormt voor China.) En omdat veel pijpleidingen die beginnen bij havens aan de Indische Oceaan door momenteel politiek instabiel gebied lopen, maakt China niet altijd evenveel haast met zijn plannen. Zo heeft het een miljardenplan voor een olieraffinaderij aan de kust bij Gwadar deels om veiligheidsredenen in de ijskast gezet. Toch kun je gezien de geografie en China’s historische banden met de Indische Oceaan, waarover later meer, niet ontkennen dat er iets aan de hand is. Het gaat niet zozeer om de havenprojecten op zich, want die zijn allemaal ingegeven door plaatselijke moderniseringsplannen en houden slechts in tweede instantie verband met China. Wel interessant is dat de Chinezen kennelijk toegang willen hebben tot diepzeehavens in bevriende landen aan de zuidkust van Eurazië. Beijing heeft met veel financiële hulp en diplomatieke tegemoetkomingen zijn aanwezigheid langs de vaarroutes in de Indische Oceaan vergroot. En het bewaken van die routes vormt in kringen van Chinese machthebbers een belangrijk argument voor een marinevloot voor de open zee.18 De echte les die we hiervan kunnen leren is dat de wereld van nu wordt gekenmerkt door subtiliteit. En de Indische Oceaan vormt daarvan een saillant voorbeeld. Werden er in de Koude Oorlog en de eeuwen daarvoor versterkte militaire bases gebouwd, nu zullen civiele faciliteiten ook een militair doel dienen, en dat veeleer impliciet dan expliciet. En of zo’n voorziening als basis kan worden gebruikt, zal geheel afhangen van de gezondheid van de bilaterale relaties in kwestie.
Ook de huidige aandacht voor de historische figuur Zheng He, een aandacht die rijkelijk van bovenaf wordt gefinancierd, bewijst dat China op de lange termijn ambities heeft ten aanzien van de Indische Oceaan – uit machtsoverwegingen en om zijn tankers en koopvaardijvloot te beschermen. Onder de 15e-eeuwse Mingdynastie bevoer deze ontdekkingsreiziger en admiraal de zeeën tussen China en Zuidoost-Azië, Ceylon, de Perzische Golf en de Hoorn van Afrika. Zheng He, een moslim van Mongoolse afkomst die als kind gevangen was genomen en gecastreerd om in de Verboden Stad te dienen, werkte zich op en kreeg uiteindelijk een vloot onder zich van honderden schepen met een bemanning van wel dertigduizend man – onder wie artsen, tolken en astrologen. Daarmee zeilde hij naar het Midden-Oosten om handel te drijven, geld en goederen te vorderen en uit machtsvertoon.19 Door de ontdekkingsreiziger zo in de schijnwerpers te zetten, zegt China in feite dat deze zeeën altijd al tot zijn invloedssfeer behoorden.
Op hetzelfde moment dat China zich laat gelden, probeert India in de hele regio, van het Midden-Oosten tot Zuidoost-Azië, meer invloed te krijgen. Het eerste buitenlandse bezoek dat admiraal Sureesh Mehta als chefstaf van de marine aflegde, ging naar de Golflanden, waar de handel met India een sterke toename te zien geeft. En met een economische boom in India groeit automatisch ook de handel met Iran en het zich herstellende Irak. Neem India en Iran, twee landen aan de kust waarvan het ene zuidelijk Azië domineert en het andere het Midden-Oosten. De Amerikanen plegen deze landen niet in dezelfde categorie te plaatsen, maar in strategische zin zijn ze wel degelijk even belangrijk. Net als Afghanistan vormt Iran voor India een strategische basis in de rug van Pakistan en het beschouwt Iran ook als toekomstig brandstoffenleverancier. In 2005 sloten beide landen een verdrag volgens hetwelk Iran India gedurende25 jaar 7,5 miljoen ton vloeibaar gas per jaar zal leveren.20 Het miljardenverdrag is weliswaar nog niet geheel geratificeerd, maar de deal zal vermoedelijk over niet al te lange tijd vordering maken. Ook is er gesproken over een pijpleiding van Iran via Pakistan naar India, een project dat een grote stap voorwaarts zou kunnen zijn voor de betrekkingen tussen India en Pakistan en bovendien het Midden-Oosten via land zou verbinden met Zuid-Azië. India heeft Iran tevens geholpen bij de modernisering van de haven van Chah Bahar aan de Arabische Zee. Dat is weer een extra reden waarom het de VS niet zal lukken om Iran te isoleren. De Amerikanen hebben lange tijd macht gehad dankzij de verdeeldheid binnen Eurazië, waardoor landen hun steun nodig hadden om hun belangen te realiseren. Maar nu in dit werelddeel de trend naar meer integratie heeft ingezet, worden zij tot op zekere hoogte uitgeschakeld.
Vaak wordt vergeten dat India al eeuwenlang nauwe economische en culturele banden heeft met Perzië en de Arabische landen aan de Perzische Golf. In de lidstaten van de Samenwerkingsraad van de Golf werken zo’n 3,5 miljoen Indiërs, die jaarlijks 4 miljard dollar naar hun familie thuis sturen. De huidige versterking van de Indiase marine in de Indische Oceaan heeft veel te maken met de vernedering in 1990-1991, toen het land tijdens de Golfcrisis niet in staat was om zijn burgers uit Irak en Koeweit te evacueren.21
Tegelijkertijd versterkt India de militaire en economische banden met oosterbuur Birma. Het democratische India kan zich niet de luxe veroorloven om het autoritaire regime aldaar de les te lezen omdat Birma rijk is aan grondstoffen en bovendien geheel door China zou kunnen worden overgenomen als India zijn handen van het land aftrekt. New Delhi hoopt met een web van wegen en pijpleidingen van west naar oost ooit een zachte suprematie te verwerven over het voormalige India van de Raj, dat ook Pakistan, Bangladesh en Birma omvatte.
De Indiaas-Chinese concurrentie zal zich als gevolg van hun steeds verder overlappende commerciële en politieke belangen echter meer op maritiem gebied afspelen dan op het land. ‘We kunnen niet langer accepteren dat de Indische Oceaan alleen een oceaan van de Indiërs is,’ zo verklaarde Zhao Nanqi als hoofd van de logistieke afdeling van de generale staf van de Chinese marine.22 Deze waarschuwing heeft vooral betrekking op de Golf van Bengalen, die voor beide landen heel belangrijk is omdat Birma eraan ligt en vanwege de Andamanen- en Nicobarenarchipel bij de ingang van de Straat van Malakka, die in Indiase handen zijn. Omgekeerd echter kan de afhankelijkheid van dezelfde zeeroutes ook tot een alliantie tussen de twee landen leiden, die zich onder bepaalde omstandigheden weer impliciet tegen de VS kan keren. Met andere woorden, de verschuivingen in de internationale machtsverhoudingen zullen zich manifesteren in het gebied van de Indische Oceaan. Samen met het aangrenzende Nabije Oosten en Centraal-Azië vormt dit het gebied voor het nieuwe Grote Spel in de geopolitiek.
In de Koude Oorlog werd in studies over Azië een kunstmatige tweedeling aangebracht waarbij het Midden-Oosten, het Indiase subcontinent en de landen aan de Stille Oceaan aparte entiteiten waren. Maar nu de landen in het werelddeel door handels-, energie- en veiligheidsverdragen onderling meer verweven raken, herrijst het beeld van Azië als het organische geheel dat het in een verder verleden was – en dat is te zien op kaarten van de Indische Oceaan.
Op zulke kaarten, waarop de kunstmatige opdeling verdwijnt, staat zelfs het diep landinwaarts gelegen Centraal-Azië. Terwijl de Chinezen een diepzeehaven aanleggen bij Gwadar, in het Pakistaanse Beloetsjistan, moderniseert India, zoals eerder gezegd, samen met de Russen en Iraniërs de haven van de stad Chah Bahar in het Iraanse Beloetsjistan. De stad ligt 160 km ten westen van Gwadar aan de Golf van Oman en vormt nu al een belangrijke basis van de Iraanse marine. (Ook de nieuwe weg tussen Chah Bahar en de provincie Nimruz in Zuidwest-Afghanistan is mede dankzij India tot stand gekomen.) Wellicht dat de havens van Gwadar en Chah Bahar – die aan vaarroutes niet ver van de Golf liggen en waartussen vermoedelijk een felle concurrentie zal ontstaan – op een dag via toevoerwegen en pijpleidingen verbonden zullen zijn met het olie- en aardgasrijke Azerbeidzjan, Turkmenistan en andere voormalige Sovjet-republieken in het hart van het Euraziatische gebied. En Afghanistan is in potentie nu al niet meer van Pakistan afhankelijk voor toegang tot de zee dankzij de met Indiase hulp gebouwde weg tussen de ringweg van Afghanistan en Iraanse havensteden. Volgens S. Frederick Starr, Centraal-Aziëdeskundige aan de John Hopkins School of Advanced International Studies in Washington, hangt de politieke toekomst van Centraal-Azië mede af van de toegang van deze landen tot de Indische Oceaan. Zeker is dat India Iran deels zo interessant vindt omdat het als doorvoerland voor aardgas uit Centraal-Azië kan dienen. En dan is er ook nog het voorstel om Indiase en Pakistaanse havens aan te wijzen als ‘evacuatiehavens’ voor olie uit het gebied rond de Kaspische Zee.23 In dat geval zou zelfs het lot van landen die zo ver van de Indische Oceaan liggen als Kazachstan en Georgië (landen die brandstoffen winnen dan wel als doorvoerland ervan fungeren) met deze oceaan verbonden zijn.
Afghanistan is in dit opzicht buitengewoon belangrijk. Het is niet ondenkbaar dat het aardgas van het Turkmeense Dauletabad-veld ooit door dat land naar steden en havens in Pakistan en India stroomt, naast andere pijpleidingen van Centraal-Azië naar het subcontinent, een route waar Afghanistan precies middenop ligt. Dat land moet dan ook niet alleen gestabiliseerd worden om de Taliban en Al-Qaida eronder te krijgen. Het gaat ook om zowel de toekomstige welvaart van heel zuidelijk Eurazië als om het verbeteren van de betrekkingen tussen India en Pakistan doordat zij brandstoffenroutes delen.
Het punt is dat in Azië en Afrika de bevolking blijft groeien en welvarender wordt. En met de groeiende middenklasse neemt ook het goederen- en brandstoffenverkeer in alle richtingen en zowel via land als overzee toe, wat weer tot allerlei nieuwe organisaties en allianties zal leiden. Daarom ook is de Indische Oceaan van de 21e eeuw niet te vergelijken met de noordelijke Atlantische Oceaan van de 20e eeuw. De kaart daarvan toonde slechs één gevaar en één concept: de Sovjet-Unie. Het doel van de VS was simpel: verdedig West-Europa tegen het Rode Leger en sluit de Russische marine op in de wateren van de poolstreek. Omdat de dreiging helder was en de Amerikanen de baas waren, was de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) ontegenzeglijk het succesvolste bondgenootschap ooit. Je kunt natuurlijk denken aan eenzelfde soort verdragsorganisatie van de Indische Oceaan, bestaande uit Zuid-Afrika, Oman, India, Pakistan, Singapore en Australië, waarbij Pakistan en India ruziën zoals Turkije en Griekenland dat in de NAVO doen. Dan ga je echter voorbij aan datgene waar het cartografische beeld van de Indische Oceaan nu juist voor staat.
Ook al vormt het een historische en culturele eenheid, het gebied van de Indische Oceaan heeft strategisch, net als de wereld die wij erven, niet één centrum: het heeft er vele. De Hoorn van Afrika, de Perzische Golf, de Golf van Bengalen enzovoorts kennen allemaal hun eigen spanningen, met verschillende spelers. En daarbovenop komen de algemene gevaren van terrorisme, natuurrampen, nucleaire proliferatie en anarchie. Alle allianties in dit gebied zullen net als de huidige NAVO losser en minder op één doelwit gericht zijn dan die tijdens de Koude Oorlog. En zelfs als er een multinationale marine komt, zal die niet zoveel kunnen uitrichten: gegeven de omvang van de oceaan – die zeven tijdzones en bijna de helft van de wereld beslaat – en de relatieve traagheid van schepen, is het nauwelijks mogelijk om op tijd bij een crisisgebied te zijn. Zoals de lezer zich misschien nog zal herinneren konden de VS vooral zo snel hulp bieden in het door de tsunami geteisterde kustgebied van Indonesië omdat zij toevallig een groep vliegdekschepen in de buurt hadden. Was die groep van de USS Abraham Lincoln bij Korea geweest, waar ze naartoe op weg was, dan hadden de Amerikanen minder adequaat op de ramp kunnen reageren. Het idee van één grote alliantie getuigt derhalve van een achterhaalde kijk op de wereld.
Veel productiever is het om te denken aan een waaier van regionale en ideologische bondgenootschappen tussen landen die aan verschillende delen van de oceaan liggen. Daar zijn al eerste aanzetten van te zien. In samenwerking met de VS hebben Thailand, Singapore en Indonesië hun marine ingezet tegen de piraterij in de Straat van Malakka. En ondanks de gezamenlijke oefening van het Indiase en Chinese leger bij de Zuid-Chinese stad Kunming, deed India ook mee met de marine-oefening van de VS, Japan, Australië en Singapore – allemaal democratische landen – bij Malabar in Zuidwest-India ter afschrikking van Chinese plannen met de oceaan. Ook bij de Hoorn van Afrika is sprake van samenwerking: daar patrouilleren Amerikaanse, Canadese, Franse, Nederlandse, Britse, Pakistaanse en Australische marineschepen permanent tegen de piraterij aldaar.
John Morgan, vice-admiraal en ex-plaatsvervangend chef operaties van de Amerikaanse marine, vergeleek het strategische systeem in de Indische Oceaan met het taxisysteem in New York. Er is geen coördinator – geen Verenigde Naties of NAVO – en de veiligheid wordt door marktmechanismen bepaald. Coalities zullen worden gevormd daar waar vaarroutes moeten worden beveiligd, zoals er in de theaterwijk voor en na de voorstellingen meer taxi’s verschijnen.
Geen land domineert, al bezit de Amerikaanse marine in stilte nog steeds de hegemonie op de wereldzeeën. Stel je een wereld voor, zo zei een Australische commodore tegen me, met verschillende allianties voor verschillende scenario’s die gebruik kunnen maken van gedecentraliseerde, door de Amerikanen geleverde zeebases als spinnen in een web. Op die bases in zee, die in veel gevallen op booreilanden lijken en overal tussen de Hoorn van Afrika en de Indonesische archipel verspreid liggen, kunnen dan fregatten en torpedojagers van deze landen ‘inpluggen’ en aan de slag gaan.
Met de grootste en snelst inzetbare krijgsmacht ter wereld zullen de Amerikanen nog onmisbaar blijven, ook wanneer Washington zelf een meer bescheiden politieke rol speelt en voorheen arme landen opbloeien en elkaar versterken. We leven tenslotte in een wereld waarin Vietnamezen onderdelen maken van grondstoffen uit Indonesië, die dan worden voorzien van software uit Singapore en dit alles gefinancierd door de Verenigde Arabische Emiraten. Dat proces vereist veiligheid op zee, een veiligheid waarvoor de Amerikanen in samenwerking met diverse maritieme coalities borg staan. Het gebied van de Indische Oceaan kent weliswaar niet één allesoverheersende dreiging – zoals de Sovjet-Unie die vormde voor het Atlantisch gebied – of één grote uitdaging, zoals die van het opkomende China in de Stille Oceaan – maar het vormt beslist wel een geglobaliseerd geheel op kleine schaal.
Toch zal in die geglobaliseerde microkosmos, waarin landen met duizenden draden met elkaar verbonden zijn, het nationalisme niet verdwijnen. ‘Niemand in Azië wil soevereiniteit afstaan,’ schrijft de buitenlandredacteur van The Australian, Greg Sheridan. ‘De Aziatische politici hebben harde leerscholen te midden van harde buren achter de rug. Ze hebben waardering voor onbuigzame macht; de positie van de Amerikanen is hier veel sterker dan waar ook ter wereld.’24
Met andere woorden, we moeten niet denken dat men hier geheel vertrouwt op de Verenigde Naties, die alleen al vanwege het feit dat Frankrijk wel en India niet in de Veiligheidsraad zit hoe dan ook niet meer geheel van deze tijd zijn. Na de tsunami in december 2004 stuurden India, Japan, de VS en Australië schepen naar de getroffen delen van Indonesië en Sri Lanka zonder overleg vooraf met de VN.25 De hele overlappende constellatie van pijpleidingen, landroutes en scheepsroutes zal eerder tot een politiek van machtsevenwicht à la Metternich leiden dan tot kantiaans postnationalisme. In het gebied van de Indische Oceaan komt een niet-westerse wereld op waarin een verbluffende onderlinge afhankelijkheid samengaat met vurig verdedigde soevereiniteit en waar de groei van de strijdkrachten gelijk op gaat met die van de economie. Om Martin Walker, voorzitter van A.T. Kearneys Gobal Business Policy Council, te citeren:
==
De energie en het geld uit het Midden-Oosten, de grondstoffen en nog niet aangeboorde voedselpotenties in Afrika en de goederen, diensten, investeringen en markten van India en China leveren vermoedelijk meer op dan een voor alle partijen voordelige samenwerking. Handel brengt welvaart en wie welvarend is kan ook invloed en macht kopen. Zoals de eerste Europese grootmachten opkwamen rond de Middellandse Zee, totdat andere landen rijker en machtiger werden doordat er meer handel werd gedreven via de Atlantische en daarna ook de Stille Oceaan, zo lijkt het er nu sterk op dat de landen aan de Indische Oceaan op hun beurt invloed en ambities zullen ontwikkelen.26
En zo heeft deze oceaan weer de centrale positie in de wereld gekregen die hij in de Oudheid en Middeleeuwen bezat. Laten we om deze geschiedenis te bestuderen en de oceaan stukje bij beetje te leren kennen, beginnen bij Oman.