HOOFDSTUK 2
„Hannah!" riep Heather. „Hallo?"
Hannah bracht de hoorn weer naar haar oor en gebaarde naar Steffie dat ze de tv zachter moest zetten. Dit keer knikte haar zus en liep terug naar de kamer.
„Heather, heb jij iets gehoord over een ontsnapte moordenaar?" vroeg Hannah zorgelijk.
„Nee, hoezo?"
„Er was net iets over op tv. Hij is ontsnapt uit het Fairway Instituut. Je weet wel, die psychiatrische kliniek voor misdadigers. "
„Uit Fairway? Nou en? Dat is kilometers hier vandaan. "
„Ja, maar hij schijnt onze kant op te komen. Ik ga kijken of er nog meer over op tv is... ik bel je nog wel. "
Hannah legde de hoorn neer. Ze hoorde Steffie de tv uitzetten, en toen haar zusje haar vanuit de kamer aanstaarde, was de stilte om te snijden.
„Jemig, stel je niet zo aan, " zei Hannah geïrriteerd. „Een stom nieuwsbericht en jij wordt alweer helemaal hysterisch. "
„Ik ben niet hysterisch, " reageerde Steffie. „Ik luisterde alleen maar, dat is alles. " Ze graaide haar boeken bij elkaar en stormde de kamer uit. Even later hoorde Hannah haar naar boven gaan en de deur van haar slaapkamer dichtsmijten.
Hannah bleef een hele tijd zitten. Steeds weer spookten de woorden van de nieuwslezer door haar hoofd. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht. „Dit kan ik er niet ook nog bij hebben, " kreunde ze.
Ze stond op, liep naar de huiskamer en zette de tv weer aan. Ze begon snel te zappen. Een praatprogramma. Reclame voor kattenvoer. Een sciencefictionfilm. Een soapserie. Een groep mensen die naar elkaar schreeuwden over politiek. Hannah werkte alle zenders af en kwam ten slotte bij de tekenfilms.
Toen de telefoon weer ging, stak Hannah haar hand automatisch uit naar het toestel op het bijzettafeltje.
„Oké, Heather, " zei ze lachend, „wat was je vergeten te zeggen?"
„Ik ga je vermoorden, " siste een stem.
Het bloed stolde in Hannah's aderen. Ze drukte de hoorn tegen haar oor en probeerde haar stem kalm te laten klinken.
„Ray?" vroeg ze. „Ben jij dat?"
„Je gaat met iemand anders, hè?" zei de stem venijnig. „Achter mijn rug om met anderen uitgaan, jij vuile... "
„Hou op! Je weet zelf ook wel dat dat helemaal niet waar is. " Hannah ging met een ruk rechtop zitten, en haar stem trilde van woede en angst. „Je hebt zeker gedronken? Als je dacht dat je me bang kunt maken, heb je het mis... ik ben niet bang voor jou!"
„Ik weet dat jij en Steffie alleen thuis zijn. Je ouders komen vanavond aan, hè? Denk er maar eens over na hoe lang en donker de rit naar het vliegveld is als je ze gaat ophalen... "
„Doe niet zo achterlijk, Ray! En wil je me voortaan niet meer bellen?"
„Denk maar niet dat je zo makkelijk van me af komt, " vervolgde Ray, en hij lachte op een manier waar Hannah koude rillingen van kreeg. „Heb je me gehoord? Ik vermoord je nog liever dan dat ik je met een ander laat gaan. "
Hij hing op.
Met bonzend hart hield Hannah de telefoon in haar hand geklemd, terwijl ze met nietsziende ogen naar de tv staarde. Daarna legde ze de hoorn langzaam neer, sloeg haar armen om zich heen en begon zacht te huilen. Ray zou natuurlijk niet echt iets doen, hield ze zichzelf voor. Hij was gewoon van streek, en hij werd altijd agressief als hij kwaad was.
Hannah ging op de bank liggen, veegde haar tranen weg en staarde naar de grote ramen aan de voorkant. Ze zag de met ijs bedekte takken van de oude eik die naast de veranda stond, en de zware grijze lucht, gevuld met dreigende sneeuwwolken. Haar ogen gleden door de gezellige kamer, van de volle stoelen en de rommelige boekenkast tot de open haard. Plotseling leek de kamer niet meer zo gezellig en veilig als voorheen...
Ze nam zich voor nog wat brandhout te gaan halen voordat het ging sneeuwen, maar het gebrom van de tv op de achtergrond werkte hypnotiserend. Hannah voelde haar oogleden zwaar worden. Ze ging makkelijker liggen op de diepe, zachte kussens en probeerde niet te denken aan wat er net gebeurd was. Het was alleen maar Ray met een van zijn driftaanvallen. Eten... ja, eten. Wie was er vanavond aan de beurt om te koken?
Het begon te sneeuwen. Vanaf de bank zag Hannah de dikke, witte vlokken langs het raam dwarrelen. Evenals het achtergrondgeluid van de tv waren ze vreemd rustgevend, zodat ze begon weg te zakken.
Ik kan Steffie beter niet over Ray's telefoontje vertellen, dacht ze. En ik moet me niet druk maken over zo'n stomme, idiote bedreiging.
Ze staarde naar de sneeuwvlokken en voelde dat ze in slaap zakte.
Hannah schrok wakker. Was de telefoon gegaan? Ze hoorde nu niets, maar ze meende ergens ver weg in haar hoofd een stem te horen, luid en nadrukkelijk, en iets in haar zei dat ze ernaar moest luisteren. Slaapdronken ging ze overeind zitten en zag nog net een beeld van het tv-scherm verdwijnen. Ze hoorde de verslaggever zeggen: „En probeer deze man niet aan te houden als u hem ziet, maar waarschuw onmiddellijk de politie in uw woonplaats. "
„Shit!" Hannah pakte de afstandsbediening en zapte langs alle kanalen, maar ze kreeg alleen maar reclame. Ze besefte dat het verdwijnende beeld een foto van de ontsnapte moordenaar moest zijn geweest, en dat ze het hele onderwerp weer had gemist, inclusief de meest recente gegevens. Ze probeerde opnieuw alle kanalen toen de tv ineens begon te knetteren en het scherm wit werd.
„Steffie!" riep ze. „Doet de tv in de kamer van pap en mam het?"
Hannah gooide de afstandsbediening op tafel en stond op. Toen haar blik op het raam viel, verstarde ze. Het raam zag er haast griezelig hetzelfde uit als het televisiescherm, een vaag vierkant van lichte dons - alsof de hele wereld erachter atmosferisch gestoord was. Hannah rende met een onbehaaglijk gevoel de trap op en deed de deur van Steffies kamer open.
„Steffie, heb je me gehoord? Ik... "
Ze zweeg toen ze zag dat Steffie aan de telefoon was. Hannah ging naast haar staan, en Steffie gaf haar de telefoon.
„Het is mam, " zei ze. „Ze komen niet naar huis. "
„Wat?" Hannah schrok van het gekraak door de telefoon. „Hallo? Mam? Hoor je me?"
„Ben jij het, Hannah?" De stem van mevrouw Stuart kwam zwak door en Hannah moest zich inspannen om haar te kunnen verstaan. „We zijn... vliegveld... ingesneeuwd... "
„Wat?" Hannah sprak luider en dwong zichzelf kalm te blijven. „Mam? Ik kan je amper horen... "
„Weet niet wanneer... thuis... "
„Wat?"
„Sneeuw... vreselijk... sorry... "
„Mam, ik hóór je niet... "
„Sterkte... bel nog wel... "
„Maar wanneer... "
„... dag, lieverd... "
„Mam?" Hannah hield de telefoon van zich af 22 (oen de lijn begon te knetteren alsof er vuurwerk werd afgestoken. Ze luisterde nog een paar minuten, maar er kwam niets meer.
Met een zucht gaf ze de telefoon terug aan Steffie. „De lijnen zijn zeker uitgevallen. Daar zijn we mooi klaar mee. En pap en mam hebben natuurlijk de mobiele telefoon meegenomen. "
„Had mam al eerder gebeld?" vroeg Steffie.
Hannah vermeed haar blik. „Wanneer?"
„Weet ik niet. Een tijdje geleden. Heb je niet opgenomen?"
„O, dat. Verkeerd verbonden. "
Steffie liep naar het raam en tuurde naar buiten. „Moet je kijken, er komt niet alleen sneeuw naar beneden, maar ook ijs. "
Nu kon Hannah het ook horen, de ijsregen die tegen de ruit sloeg. Ze staarde naar Steffies geschiedenisboek, dat open op haar sprei lag.
„Waarom heb je me niet wakker gemaakt?" vroeg ze.
„Ik dacht dat je even wilde slapen, " zei Steffie zacht. „Je hebt nogal een rotdag achter de rug. "
Hannah voelde een brok in haar keel komen. Ze slikte hem weg. „Misschien kunnen we Sam beter binnenlaten, " zei ze ten slotte.
Steffie draaide zich om en keek haar aan. Ze wees schaapachtig naar haar kast waar een grote berg wasgoed zichtbaar was achter de half geopende deur. „Dat heb ik al gedaan. "
Hannah zag ineens de stapel wasgoed langzaam omhoog komen - sokken, sweaters en ondergoed gleden alle kanten op.
Sam hield zijn kop schuin en keek Hannah smekend aan. Er hing een witte sok over zijn oor en voor zijn kop als het ooglapje van een zeerover.
Hannah schoot in de lach. Steffie begon mee te lachen, en Sam klom met enthousiast zwiepende staart op het bed.
„Voor straf moet jij het eten klaarmaken, " commandeerde Hannah, nadat ze uitgelachen waren. Ze liep naar de trap met Steffie en Sam op haar hielen.
„Ik dacht wel dat je zoiets zou zeggen. " Steffie klonk zelfvoldaan. „Dus dat heb ik ook maar alvast gedaan. "
Hannah moest toegeven dat de maaltijd die haar zus had klaargemaakt, heerlijk smaakte. Terwijl ze haar tweede bord chili con carne at en Sam probeerde te negeren die met zijn kop op haar schoot lag, begonnen de lampen aan het plafond ineens te flikkeren.
„Zou de stroom het ook begeven?" vroeg Steffie angstig. „Nee hè, straks vriezen we nog dood!"
„Dat kan niet, stommerd, want de verwarming gaat op olie. " Hannah was echter niet zo zeker als ze klonk. Had ze niet nog maar een week geleden haar ouders tegen elkaar horen zeggen dat de stokoude verwarmingsketel vervangen moest worden voordat hij de geest zou geven? Ze stond op en rommelde in een keukenlaatje tot ze twee zaklantaarns vond. „Laten we die maar bij de hand houden, voor de zekerheid. En ik haal nog wat stormlampen uit de garage. "
Steffie knikte. „Pap heeft ze gevuld voor hij wegging."
„En laten we de open haard aansteken. We kunnen altijd nog hier beneden slapen als dat nodig is. We hebben hout zat. "
„En dekens, " zei Steffie. „En Sam. Met z'n drieën moeten we toch lekker warm kunnen blijven. "
De meiden trokken hun jacks aan en deden de achterdeur open. Een ijskoude wind blies hen tegemoet.
Sam schoot naar buiten en was gelijk verdwenen in de sneeuw. Nadat Hannah de deur had vastgezet, zodat Steffie een deel van het brandhout naar binnen kon brengen, rende ze naar de garage. Die stond schuin achter het huis en het viel niet mee om er door de sneeuw naartoe te ploegen. De achtertuin was één witte vlakte. Direct achter de tuin stonden de eerste bomen van het bos. De takken van de bomen begonnen al dikker te worden, door de sneeuw en het ijs. Hannah dook dieper in haar jack en keek opzij, naar de stapel brandhout waar ze langsliep. De blokken lagen klaar om naar binnen gehaald te worden, en de bijl stak in een dikke boomstronk ernaast. Het was genoeg hout om een paar dagen de open haard aan te hebben.
Tegen de voorkant van de garage had zich een flinke berg sneeuw opgehoopt, dus Hannah probeerde de gewone deur aan de achterkant. Toen die niet meteen openging, leunde ze er met haar volle gewicht tegenaan. Opeens gaf de deur mee en met een verbaasde kreet viel Hannah naar binnen. Ze landde onzacht op de betonnen vloer.
De garage leek wel een ijskelder. Bovendien was het er donker. Het enige hoge raam was zo klein en vuil dat er haast geen licht doorheen kwam. Hannah krabbelde overeind en scheen met haar zaklantaarn om zich heen. Haar adem vormde wolkjes voor haar gezicht. Rillend liep ze naar haar vaders werkbank. Al gauw zag ze de stormlampen staan op een van de planken erboven en ze ging op haar tenen staan om ze te pakken.
Op dat moment zag ze iets. Achter haar bewoog iets in het donker.
Hannah draaide zich razendsnel om, zodat het licht van haar zaklantaarn een grillige boog over de muren beschreef. De stationcar van haar ouders nam het grootste deel van de ruimte in, en toen ze de smalle lichtstraal er overheen liet schijnen, leek het wel een of ander roofdier met uitpuilende glazen ogen en wreed lachende bumperlippen.
Hannah werd zich er langzaam van bewust dat ze tegen de werkbank stond aangedrukt. De rand van de tafel duwde pijnlijk in haar rug. Ze deed een stap naar voren en richtte haar zaklantaarn op de schaduwen die over de muren gleden. Wat had ze gezien?
Er stonden zoveel spullen in de garage dat iemand zich er makkelijk achter kon verbergen.
Opeens kwam een van de schaduwen in beweging en rees langzaam op.
Hannah voelde dat de haartjes in haar nek overeind gingen staan. „O, help, " fluisterde ze. Ze kon zich niet bewegen. Elke zenuw was verlamd. Ineens kwam de griezelige schaduw uit het donker vandaan en vloog als een reuzenvleermuis op haar af.
Hannah gilde en scheen met haar zaklantaarn. Het ding fladderde naar de motorkap van de auto, en ze staarde er verrast naar.
Een overhemd... het was alleen maar een oud overhemd...
Hannah slikte en liet zich voor de werkbank op de grond zakken. Ze voelde zich slap en misselijk en sloeg haar handen voor haar gezicht.
Waarschijnlijk was het een werkhemd van haar vader, dacht ze. Door de wind die tussen de kieren van de garagedeuren door blies, was het omhoog gewaaid.
Met bibberige knieën stond Hannah op. Ze was blij dat Steffie niet had gezien hoe ze reageerde. Die zou haar er nog dagen mee pesten.
Vastberaden pakte ze de stormlampen en liep terug naar het huis. Sam was op de oprijlaan aan het graven, en Hannah kon zich nog net staande houden toen hij zich omdraaide om haar te begroeten.
De volgende twintig minuten droegen de meiden brandhout uit de achtertuin naar de veranda. Daarna zochten ze een voorraad kaarsen, zaklampen en stormlampen bij elkaar. Ze waren allebei uitgeput toen ze klaar waren, en nadat ze hadden gecontroleerd of alle ramen en deuren goed op slot waren, gingen ze naar bed.
„Ik denk niet dat ik de wekker hoef te zetten, " zei Hannah toen Steffie in de deuropening van haar kamer bleef staan. „Er zal wel niemand naar school gaan. "
Steffie knikte afwezig en stapte haar slaapkamer binnen. Maar ineens draaide zich weer om.
„Hannah?"
„Ja?"
„Vind je het niet een beetje vreemd dat Ray niet heeft geprobeerd je te bereiken?"
Er ging een steek door Hannah's hart. Ze hoopte dat haar stem normaal klonk. „De telefoon doet het niet. "
„Dat bedoelde ik niet. "
Hannah voelde een rilling door haar lichaam gaan. „Ik heb het toch uitgemaakt? Hij heeft hier niks meer te zoeken. "
„Dat geloof je toch zeker zelf niet? Ray legt zich er heus niet zomaar bij neer. Hij zal je waarschijnlijk net zo lang lastigvallen tot je hem weer terugneemt. "
„Misschien doet hij deze keer geen moeite omdat hij weet dat ik niét toegeef. Ik heb hem vandaag goed duidelijk gemaakt wat ik van hem vind. "
Steffie bleef zorgelijk kijken. „Ja... oké... " mompelde ze, „dat zal dan wel. Ik hoop het. "
„Welterusten. " Hannah bleef staan tot Steffies deur dichtging. Toen staarde ze naar beide kanten van de gang en langs de donkere trap naar beneden. Ze huiverde opnieuw en liep haar eigen kamer binnen.
Daar leunde ze tegen de deur en sloot haar ogen. Ze beet op haar lip. Steffie had natuurlijk gelijk. Het was niets voor Ray om zijn bezittingen zomaar op te geven en Hannah was altijd een van zijn waardevolste bezittingen geweest. Het had lang geduurd voor ze erachter was wat ze precies voor Ray betekende, maar dat was het. Een eigendom. Iets om te bezitten, de baas over te spelen en over op te scheppen.
Hannah zag opnieuw zijn gezicht voor zich, de blik waarmee hij haar had aangekeken toen ze het hem had gezegd. De woede, de pure haat in zijn ogen.
Met moeite slaagde ze erin het beeld uit haar hoofd te zetten. Ze trapte haar schoenen uit en ging in bed liggen, zonder dat ze haar pyjama had aangetrokken. Hannah lag lang wakker in het donker. Om haar heen kraakte en schudde het huis in de wind, en de ijzige sneeuw sloeg genadeloos tegen de ruilen. Hannah kroop in elkaar onder haar dekbed, waar ze twee dekens overheen had gegooid. Ze probeerde aan leuke dingen te denken, maar de beelden wilden niet komen. Ineens schrok ze wakker doordat Steffie haar naam riep. Ze moest toch in slaap zijn gevallen.
„Hannah?" Steffies stem klonk paniekerig. „Hannah, kom eens!"
Met een ruk kwam Hannah overeind. Terwijl ze haar dekbed wegsloeg en haar voeten op de grond zette, hoorde ze nog iets... Geklop dat van beneden, uit de hal kwam.
„Hannah. " Steffie stond op de drempel van haar kamer, met een gezicht zo wit als een doek. „Hoor je dat? Er staat iemand voor de deur!"