HOOFDSTUK 3
„Wie kan dat zijn?" fluisterde Steffie. Hannah keek naar de wekker op haar nachtkastje.
Twee uur 's nachts.
„Wat moeten we doen?" fluisterde Steffie opnieuw.
Het gebonk beneden werd luider. Hannah pakte de telefoon naast haar bed en luisterde. Niets. De lijn was dood.
Steffie strengelde nerveus haar vingers door de vacht van Sam, en de hond jankte nerveus.
„Het moet iemand zijn die we kennen, " zei ze. „Ik bedoel, niemand weet dat we hier wonen behalve onze vrienden, toch?"
„Doe dat licht uit, " siste Hannah terwijl ze langs Steffie de gang in liep. „En probeer Sam te laten blaffen. "
„Hè?"
„Zorg dat hij gaat blaffen!"
Hannah wapperde met haar armen naar Sam, die zich onmiddellijk jankend op de grond liet vallen.
„Hij denkt dat je wil spelen, " zei Steffie.
„Haal dan een van zijn speeltjes!"
Steffie vloog haar slaapkamer in en kwam een seconde later terug met de lievelingsbal van Sam. Ze gooide hem de trap af, en toen Sam er achteraan ging, renden de zussen achter hem aan.
Het gebonk op de deur werd steeds luider.
„Misschien denken ze dat er niemand thuis is, " fluisterde Steffie hoopvol. „Dan gaan ze gewoon weg en laten ons... "
„Ssst!"
Het gebonk hield plotseling op, maar nu drong het eindelijk tot Sam door dat er iets mis was. Hij begon woedend te blaffen en sprong tegen de deur op.
Als aan de grond genageld keken Steffie en Hannah elkaar aan.
Op dat moment hoorden ze een stem boven de herrie uit. „Hallo? Is daar iemand? We hebben hulp nodig!"
Hannah voelde hoe Steffie in haar arm kneep, en ze moest op haar lip bijten om het niet uit te schreeuwen van de pijn.
„Kan iemand me horen?" riep de stem weer.
De reusachtige poten van Sam schraapten langs de deur zodat de splinters eraf vlogen, en zijn geblaf werd steeds woester. Steffie deed haar handen tegen haar oren, en Hannah sloeg haar arm om haar zus heen.
„Alstublieft!" smeekte de stem. „We hebben hulp nodig!"
„Misschien is het echt waar, " fluisterde Steffie angstig. „Misschien... "
„Ssst!" siste Hannah weer, terwijl ze Steffie tegen zich aan drukte. Ze hoopte dat haar zus gelijk had en dat degene buiten zou denken dat er niemand thuis was.
De deurknop ging heen en weer, en Hannah's ogen richtten zich op de grendel erboven.
„Komen ze naar binnen?" vroeg Steffie met verslikte stem. „O, nee hè, ik geloof dat ze... "
Er dreunde iets tegen de deur. Hij kraakte en het slot bewoog.
Jankend deinsde Sam achteruit.
Hannah dacht koortsachtig na. Nog een paar van die dreunen en de deur zou het begeven. Wie daar ook achter stond, hij mocht niet binnenkomen. Vastberaden liep ze naar de deur en zette haar handen ertegen. Met al haar kracht begon ze te duwen.
Steffie zag wat haar zus deed en kwam naast haar staan om haar te helpen. „Misschien proberen ze in te breken omdat ze denken dat er niemand is, " fluisterde ze.
Op hetzelfde ogenblik klonk er een oorverdovend gerinkel. De scherven vlogen in het rond.
Een van de ruitjes van de deur was ingeslagen!
„Is daar iemand? Help ons alstublieft, " klonk de stem vlak bij hen. Hannah hoorde de wanhoop in de woorden. „Wil niemand ons helpen... ?"
„We moeten iets doen, Hannah, " zei Steffie ineens. „We kunnen niet zomaar iemand buiten laten staan!" Ze duwde Hannah opzij en stak haar hand uit naar de grendel. Voor Hannah iets kon doen, voelde ze een ijzige wind en werd de hal gevuld met bijtende, dwarrelende sneeuw.
„Steffie!" riep Hannah.
Maar het was al te laat.
Er doken twee figuren op in de deuropening... ze stapten over de drempel het huis binnen.
Hannah staarde hen verrast aan. Ergens ver weg hoorde ze Sam blaffen en Steffie een angstige kreet slaken.
Een van de twee gedaantes strompelde naar voren en viel op de grond.
„Doe de deur dicht, " commandeerde Hannah haar zus. „En het licht aan!"
Met een dreun viel de voordeur in het slot en werd de wind buitengesloten. Een tel later ging het licht aan.
Hannah knipperde en keek naar de vloer.
Er lag een jongen aan haar voeten. Hij was zo bleek en lag zo stil, dat Hannah geschrokken haar adem inhield.
„Is hij... is hij dood?" fluisterde Steffie.
Hannah schudde haar hoofd en knielde naast hem neer. De jongen lag op zijn rug, met zijn armen uitgespreid. Zijn spijkerbroek en zijn trui en jack waren drijfnat. Zijn lange, zwarte haar was bedekt met sneeuw, en in het schelle licht glinsterden ijskristalletjes op zijn donkere wimpers. Er liep een kartelige snee over zijn voorhoofd, waar opgedroogd bloed aan kleefde. Hij kon niet veel ouder zijn dan achttien, schatte Hannah - op zijn hoogst twintig. Toen ze hem aanraakte bewoog hij even, en Hannah trok snel haar hand terug.
Ineens herinnerde ze zich de tweede persoon die hun huis binnen was gekomen. Hij stond roerloos in de hoek naast de voordeur, terwijl Sam hem grommend in de gaten hield.
„Wie ben jij?" Hannah sprong weer overeind.
Wat moeten jullie hier?" Angstig greep ze Sam beet.
Sam, die Hannah's hand op zijn nek voelde, viel meteen aan. Hannah hoorde een scheurend geluid, gevolgd door een kreet van pijn, en de vreemde stak zijn armen omhoog om zich over te geven.
„Roep hem terug! Ik zal jullie niets doen... "
„Wie ben je?" vroeg Hannah opnieuw. Ze keek naar zijn dijbeen en de flarden natte stof die aan zijn spijkerbroek hingen. Sam trilde en maakte zich gereed voor een nieuwe aanval.
„Jonathon, " zei de vreemde jongen schor. „Ik heet... Jonathon. Alsjeblieft... " Hij knikte naar zijn vriend op de grond. „Help hem alsjeblieft. "
Hannah stak haar vingers tussen de halsband van Sam en pakte hem stevig beet. De hond keek haar afwachtend aan, maar ze schudde haar hoofd.
„Zit, Sam, " beval ze, terwijl ze aan de halsband trok. „Brave hond. "
Sam ging met tegenzin zitten.
Hannah richtte haar blik weer op de tweede jongen. Hij zag er ongeveer net zo oud uit als zijn metgezel en was even groot en slank, maar had iets minder brede schouders, en lichter haar. Er viel een dikke bos blond haar over zijn voorhoofd, en toen hij het wegstreek, zag Hannah dat hij opvallend blauwe ogen had.
„Hij is gewond, ' legde Jonathon uit, „en half bevroren... "
Hannah antwoordde niet. Ze bleef staren.
Achter zich hoorde ze Steffie met trillende stem iets zeggen. „We kunnen geen dokter bellen. De telefoon doet het niet. "
Jonathons ogen bleven op Hannah rusten. „Mogen we hier blijven?" vroeg hij zacht. „Tot de storm voorbij is... "
Hannah dacht razendsnel na. Haar ogen schoten van Steffie naar de vloer, en weer terug naar de jonnen in de hoek. Al vanaf het moment dat ze het gebons had gehoord, had ze nergens anders aan kunnen denken dan aan de ontsnapte moordenaar... .. Wat is er met jullie gebeurd?" vroeg ze.
Jonathons schouders bewogen even onder het gewicht van zijn doorweekte spijkerjack. Hannah keek omlaag naar zijn gescheurde, natte spijkerbroek en besefte ineens dat de donkere vlekken bloedvlekken waren, en dat er bloeddruppels op de grond naast zijn schoen spatten.
„Je bloedt!" Ze keek geschrokken naar Sam, maar Jonathon schudde vlug zijn hoofd.
„Nee... nee... dat heeft jullie hond niet gedaan... "
,, Wat is er dan gebeurd? Wat doen jullie hier midden in... "
„Auto... " mompelde de donkere jongen plotseling. Hannah knielde bij hem neer en kon maar net zijn lippen zien bewegen. „Van de weg... brug... "
Zijn stem stierf weg. Hannah voelde zijn pols en was opgelucht toen ze die zwak voelde kloppen.
.. Wat bedoelt hij?" Ze keek omhoog naar Jonathon.
,, De auto is van de brug het water in geslipt. We hebben gelopen... "
„Brug?" herhaalde Steffie verbaasd. „Er is hier maar één brug in de buurt. Die is drie kilometer hier vandaan!"
„We hebben gelopen, " herhaalde Jonathon. „Op zoek naar hulp... een huis... maar er is niets. Helemaal niets... "
Hij keek van Hannah naar Steffie en daarna naar zijn vriend. Moeizaam deed hij een paar stappen naar voren. „Hoor eens... ik snap best dat jullie bang zijn. Tenslotte zijn wij een stel vreemden die midden in de nacht aan komen zetten. Maar jullie móéten ons helpen. We kunnen nergens anders heen. "
Hannah zag dat Jonathons hand naar zijn been ging. Zijn gezicht vertrok van pijn, en zijn vingertoppen werden nat van het bloed. Ze zag de angstige blik op Steffies gezicht. Ze hoorde het huilen van de wind die de sneeuw tegen het huis joeg.
„Ze kunnen nergens anders heen, " hoorde ze Steffie zeggen.
Het was lange tijd stil. Hannah keek naar de jongen op de grond, naar de sneeuw op zijn donkere haar die smolt en een plasje vormde. Ze besefte maar al te goed hoe gevaarlijk het was. De angst bonkte in haar keel. Ze kende hen niet... de moordenaar... Als ze kwaad wilden, zouden Steffie en zij niets kunnen beginnen.
„Hannah, " fluisterde Steffie opnieuw, „ze kunnen nergens anders heen. Ze zouden doodgaan... "
„Laten we bedden voor ze opmaken, " zei Hannah abrupt. „Zoek jij zoveel mogelijk dekens bij elkaar?"
„Welke bedden?" vroeg Steffie.
Hannah wees naar de bewegingloze figuur op de grond. „We leggen hem in het tweepersoons bed.
Jonathon kan in jouw bed. "
„Mijn bed?"
„Dan slaap jij bij mij. "
Jonathon keek haar strak aan. Er trok een spiertje in zijn wang, maar zijn stem klonk vast en kalm. ,, We willen jullie niet tot last zijn... "
„Laten we proberen om hem naar boven te brengen, " viel Hannah hem in de rede, met een blik op zijn vriend. „Denk je dat dat lukt?"
Jonathon knikte aarzelend.
Hannah staarde even voor zich uit. Ze leek wel gek, maar wat moest ze anders?
„... je ouders. " Jonathons stem klonk zacht in haar oren, en Hannah schrok.
„Wat zei je?"
Ze had niet gemerkt dat hij naast haar was komen zitten. Nu keken zijn blauwe ogen in de hare, en toen hij vooroverboog, kwam zijn mouw tegen haar arm aan.
„Je ouders, " herhaalde Jonathon. „Moet je ze niet wakker maken?"
Hannah aarzelde even. Wat moest ze zeggen? Zou ze hem wijsmaken dat haar ouders inderdaad nog lagen te slapen? Nee, hij zou snel genoeg doorhebben dat ze niet thuis waren.
„Ze zijn er niet. "
,, Wanneer komen ze terug?" vroeg hij.
Dit keer keek Hannah hem aan. Ze keek hem recht in zijn ogen, met haar kin omhoog en haar kaken op elkaar. Haar stem klonk hard en verbazend kalm. „Dat weet ik niet. Ze zitten op het vliegveld vast vanwege de sneeuwstorm. "
Jonathon staarde haar aan. Zijn ogen waren zo diepblauw en zo zacht dat Hannah ineens het gevoel kreeg dat ze er tegen haar wil in werd getrokken. Ze voelde haar hart bonken, maar ze dwong zich om terug te staren.
„Kom mee, " zei ze uiteindelijk.
Samen hesen ze de jongen overeind. Als Jonathon hem ondersteunde, kon hij enigszins lopen.
Hannah ging hen voor naar de eerste verdieping. Halverwege de trap hield ze stil en keek om. Ze zag dat Jonathon moeite had haar bij te houden. Hij ondersteunde zijn vriend met één schouder en hinkte erg. Achter hem liep een bloedspoor door de hal.
Hannah liep een paar treden naar beneden. „Kom maar, " zei ze zacht. „Ik help wel even. "
Jonathon leek verbaasd door haar aanbod, maar hij schudde zijn hoofd. „Nee, dat hoeft niet, het lukt wel. "
„Doe niet zo stom, " zei Hannah boos. „Je bloedt als een rund. "
Voordat Jonathon er iets tegen in kon brengen, kroop ze onder de andere arm van zijn vriend, en samen slaagden ze er in hem naar de slaapkamer van Hannah's ouders te slepen.
Steffie had het licht al aangedaan en de dekens teruggeslagen. Terwijl Jonathon zijn vriend op het bed liet zakken, begon Hannah in haar vaders kast te zoeken.
„Als we hem eerst maar warm kunnen krijgen, " zei Jonathon bezorgd. „Dat is het belangrijkste... "
„Je kunt beter zijn kleren uittrekken, " droeg Hannah hem op. „Hij moet die natte troep uit. " Ze keek over haar schouder en ontmoette even Jonathons blik. „Jij ook, trouwens, " voegde ze eraan toe. „Voordat je longontsteking krijgt. "
„Met mij gaat het goed, " mompelde Jonathon.
„O ja? En je been... "
„Ik zei dat ik in orde ben, " snauwde hij.
Hannah haalde haar schouders op. Ze gooide wat kleren op het bed en liep daarna langzaam naar de gang, waar Steffie en Sam stonden te wachten.
„Hij moet warm worden, " mompelde Jonathon opnieuw, terwijl hij het jack en de trui van zijn vriend uittrok. „Dat is het enige wat we op het moment voor hem kunnen doen... "
Hannah staarde naar de figuur die op het bed van haar ouders lag. Ze voelde Steffie rillen tegen haar rug.
Jonathon keek op. „Jullie hoeven niet te blijven, hoor. Ik blijf wel bij hem. Zorgen jullie maar dat jullie wat slaap krijgen. "
„De badkamer is daar. " Hannah knikte naar de deur. „Jij kunt in de kamer aan de andere kant van de gang slapen. " Ze slikte. „Maar ga niet ergens anders heen in huis. Sam wordt nerveus van vreemden, en ik sta niet voor hem in. "
Jonathon gaf geen antwoord. Hij gooide de natte trui in een hoek en keek naar de kleren die Hannah op het voeteneind van het bed had neergelegd.
„En jullie moeten morgenochtend weg, " vervolgde Hannah.
Ze hoorde dat Steffie achter haar snel inademde. Jonathon verstijfde even, maar keek niet op. „Allebei. " Hannah pakte de deurknop beet en kneep er hard in. „Zodra de sneeuw minder wordt. Ze komen al vroeg ruimen... en kijken of alles hier in orde is. "
Jonathon staarde naar zijn vriend. Ineens keek hij Hannah doordringend aan. „Op deze afgelegen plek? Dat lijkt me sterk. "