Hoofdstuk 26

Het was Ray.

Er knapte iets in haar hersens. Hannah herinnerde zich niet dat ze naar het huis terug was gegaan, ze kon zich niet herinneren dat ze het raam stuk had geslagen en naar binnen was geklommen, ze wist niet meer dat ze geroepen had tot het plotseling tot haar doordrong dat haar stem het enige geluid in huis was, en dat ze alleen in de huiskamer stond en dat niemand antwoord gaf.

„Steffie, " riep ze. „Jonathon!"

De vlammen in de open haard sisten en knetterden. Sam lag op de vloer en bewoog zich niet.

Waar zijn ze...

„Steffie, " schreeuwde Hannah weer. „Jonathon! Waar zijn jullie? We moeten hier weg!"

Het huis was stil en koud en leeg om haar heen.

„Alsjeblieft, help me, " fluisterde Hannah. Ze draaide zich om naar het gebroken raam. Er waaide sneeuw de kamer binnen door puntige stukken glas en gescheurde gordijnen.

Misschien zijn ze al gevlucht, dacht ze.

Een windvlaag deed het huis trillen. Er rammelde een los luik. Boven kraakte zachtjes een plank van de vloer.

„Steffie?"

Hannah schoot naar boven en rende van de ene kamer naar de andere, maar ze waren allemaal leeg. Er was nergens een spoor van iemand.

Toen ze weer beneden was, doorzocht ze snel de benedenverdieping en eindigde in de keuken. Ze deed de achterdeur van het slot, trok hem open en keek tussen de dwarrelende sneeuwvlokken door naar de garage.

Was Lance daar nog?

Hannah sloeg de deur dicht en deed de grendel ervoor. Ze draaide zich om en leunde met haar rug tegen het ruwe oppervlak van het hout. En toen zag ze Steffies zakdoekje op de keukenvloer liggen.

Hannah staarde ernaar.

Dat zakdoekje lag er nog niet toen ik naar de garage ging, dus dat betekent dat Steffie hier sinds die tijd is geweest...

Ze kon zich niet bewegen. De keuken leek om haar heen te vervagen... te verdwijnen... alleen Steffies verfrommelde zakdoekje lag daar.

Steffies zakdoekje...

En de rode druppels die ernaast waren gespat.

In slowmotion liep Hannah naar voren. Haar ogen volgden het spoor van donkerrode druppeltjes over het linoleum, langs het aanrecht, naar de deur van de voorraadkamer...

Ze zag nu dat die deur niet helemaal dicht was.

Hannah's hart klopte in haar keel. Ze slikte haar angst weg en deed nog een voorzichtige stap.

„Steffie?" fluisterde ze. „Jonathon?"

Haar lichaam was als een robot die mechanisch over de vloer bewoog... Haar ogen vestigden zich op de kier tussen de muur en de deur van de voorraadkamer. Een kleine opening maar. Misschien net een centimeter. Maar anders stond die deur nooit open. Niemand gebruikte die kamer...

Langzaam trok Hannah haar handschoenen uit. Ze legde een hand tegen de deur. Het hout was koud en gebarsten.

Hannah bleef staan. Ze hield haar adem in. Er kwam geen geluid van de andere kant van de deur, en ineens wilde ze er niet meer naar binnen, wilde ze hem niet openduwen, wilde ze het niet weten... Ze wilde het niet weten, maar ze moest wel. Hannah wist dat ze geen keus had...

„O, Steffie, " jammerde ze zacht, en nu ging de deur open, heel langzaam... verder en verder...

Hannah dwong zichzelf naar binnen te stappen. Ze stapte over de drempel, maar hield de deur met één hand vast, zodat ze niet kon wegrennen of vallen.

Steffie lag ineengedoken in een hoek. Haar handen waren achter haar rug gebonden; er zat een doek voor haar mond. Haar haar viel over haar voorhoofd, en tussen de samengeklitte slierten waren haar ogen groot van angst.

Er zat bloed op haar gezicht.

Toen Hannah naar voren stapte, gaf Steffie een gedempte kreet. Hannah zag de snelle beweging alleen vanuit haar ooghoek: een arm schoot uit en sloeg de deur achter haar dicht.

Gillend draaide Hannah zich om.

Hij stond achter haar, met zijn rug tegen de deur. Hij droeg een spijkerjack en ze zag de bivakmuts, zwart als de schaduwen om hem heen, en de lange vingers die zich stevig om de steel van de bijl kromden.

Verstijfd van angst staarde Hannah naar de man met de bivakmuts. Eén seconde had ze gedacht dat hij Jonathon was, maar toen ze naar zijn ogen keek, wist ze dat het niet zo was.

„Waar is Jonathon?" fluisterde Hannah. Zonder erbij na te denken, stapte ze op de man af, maar toen hij verstijfde en de bijl in zijn andere hand nam, bleef ze staan waar ze stond.

„Waarom doe je dit?" Hannah stikte bijna in haar tranen, van angst en paniek en machteloosheid.

Hij keek haar strak aan met zijn levenloze ogen, zonder iets te zeggen, zonder te bewegen, zonder te reageren.

Hannah schudde haar hoofd. „Ik laat niet toe dat je Steffie pijn doet. "

Ze zag de bijl niet eens bewegen. Het ene moment rustte hij op de vloer naast zijn voeten en het volgende moment zwaaide hij met een dodelijk gesuis door de lucht en sloeg naast haar been in de vloer.

Met een kreet sprong Hannah achteruit.

Hij pakte de bijl weer op en zwaaide hem door de lucht.

„Hou op, " riep ze doodsbang.

Opnieuw sloeg het blad in de vloer. Hij deed nog een stap naar Hannah toe, en hief de bijl boven zijn hoofd.

Hannah voelde het werktuig vlak langs haar wang zoeven en gilde toen de mouw van haar jack werd afgerukt.

Ze zag door een waas van angst dat hij ophield, dat hij opeens bevroor met de bijl boven zijn hoofd. Ze kon zijn borst op en neer zien gaan, en hoorde zijn raspende ademhaling door de zwarte wol van de bivakmuts heen.

Langzaam deinsde Hannah achteruit tot ze Steffie achter zich voelde. Ze knielde en sloeg haar arm om Steffies schouders.

Er ging een eeuwigheid voorbij. Hannah keek naar de bijl die boven zijn hoofd bleef hangen. Op het laatst liet hij hem langzaam zakken.

„Je wilt niet nog iemand vermoorden, " zei Hannah zacht. „Er zijn al genoeg doden gevallen. We zullen je helpen. "

Hij trilde over zijn hele lichaam. Hannah voelde dat hij haar nauwlettend gadesloeg.

„Doe die muts af, " drong ze aan. „Doe hem af, dan kunnen we praten. "

Ze had geen idee waarover ze moest praten, maar op de een of andere manier wist ze dat ze hem moest afleiden.

„Je zult het wel koud hebben, " ging ze snel verder. Ze probeerde haar stem niet te laten trillen. „Ik kan iets te eten maken voor je. Je hebt het koud en je bent moe. Je hebt slaap nodig. "

Ze stond op en liep naar hem toe... langzaam... langzaam... haar handen voor zich uitgestrekt.

Hij stond tegen de muur te wachten. Hij bewoog zich niet en zei nog steeds niets.

Hannah stond nu vlak voor hem. Ze stak voorzichtig haar hand naar de bijl uit, en tot haar verbazing liet hij hem in haar handen glijden. Ze legde de bijl op de vloer en duwde hem voorzichtig met haar voet in de hoek.

„Ik ben je vriendin, " zei ze zacht. „Hoor je me? Ik ben je vriendin. "

Ze stak haar hand uit naar de bivakmuts.

Hij ademde zwaarder... rauwe geluiden diep in zijn keel.

Hannah pakte de muts voorzichtig beet. Ze trok hem van zijn hoofd.

Het was een man die ze nooit eerder had gezien.

Hannah gaapte hem vol afgrijzen aan.

Het gezicht van de man vertoonde geen enkele uitdrukking.

Zijn ogen stonden versuft en zijn blik was volkomen leeg.

Toen hij langzaam zijn arm ophief, draaide Hannah zich om en dook naar de bijl.

Een goed gerichte trap trof haar in haar zij. Terwijl ze hijgde van pijn, was ze zich half bewust van Steffie die opzij rolde, en van haar eigen handen die langs de vloer graaiden op zoek naar de steel van de bijl. Ze zag de zware schoenen omlaag komen, en toen ze meedogenloos stampten, voelde ze de pijn door haar vingers stromen.

„Nee!" gilde Hannah. Ze was nog steeds bang, maar niet langer verlamd van angst. Ze voelde een tomeloze woede en haat, die haar aanspoorden om in actie te komen. Ze zou hen niet zomaar laten vermoorden.

Opnieuw stortte ze zich op de bijl... en voelde de houten steel uit haar handen glijden toen hij hem met een ruk omhoog trok, buiten haar bereik. Ze hoorde het fluiten toen het blad langs haar hoofd zwiepte. Steffie gaf opnieuw een onderdrukte kreet. Hannah's arm ging omhoog, en er sneed iets gloeiend koud in haar schouder.

Ze dook naar zijn knieën. Er volgde een laag gegrom van verbazing toen haar aanvaller bijna zijn evenwicht verloor.

Hij zwaaide opnieuw. Hannah hield vast en trok met al haar kracht. Ze hoorde zijn lichaam op de grond ploffen, en grabbelde wild om zich heen naar de bijl.

Plotseling leek de kamer uiteen te spatten. Hannah voelde de vloer onder zich trillen, voelde armen die haar vastgrepen en haar ruw boven op Steffie gooiden. Ze probeerde weer overeind te komen, maar alles draaide en kreunde om haar heen, en er waren schuifelende voeten en dingen die vielen of werden gegooid. Instinctief probeerde ze Steffie te beschermen, en terwijl ze dat deed, sloeg het blad van de bijl in de vloer, hen beiden op een haar na missend. In een waas van angst zag Hannah dat hij losgetrokken werd en opnieuw opgeheven.

Een afschuwelijke gil sneed door de kamer en weerkaatste via de muren tot in het diepst van haar ziel. Het was de kreet van iets onmenselijks.

En toen... eindelijk...

Stilte.

Hannah deed haar ogen dicht. Ze drukte Steffie stevig tegen zich aan om het hysterische gesnik van haar zus te kalmeren.

„Gaat het?" vroeg een stem boven haar.

Hannah keek op.

Lance stond een beetje scheef, met zijn armen langs zijn lichaam. Hij zat onder het bloed, en terwijl hij naar adem hapte, streek hij met een natte hand door zijn lange, zwarte haar.

Hannah ging op haar knieën zitten, maar hij legde een hand op haar schouder.

„Doe maar niet, " zei hij gespannen. „Dat kun je beter niet zien. "

Maar Hannah had de bloederige hoop in de hoek al gezien... de steel van de bijl die in de lucht stak... en ze wist dat ze genoeg had gezien.