35

 

 

 

 

 

 

Er gingen twee dagen voorbij. Elk moment was een evenwichtsoefening tussen de waarheid en leugens. Rhys zorgde ervoor dat ik niet werd uitgenodigd voor de besprekingen die Amren en hij hielden om mijn vriendelijke gastheer af te leiden en mij de tijd te geven om de stad af te speuren naar een aanwijzing over het Boek.

Niet te gretig, natuurlijk niet te nadrukkelijk. Ik mocht niet al te nieuwsgierig lijken tijdens mijn wandelingen door de straten en over de kades, mocht aan de mensen die ik tegenkwam niet te veel gerichte vragen stellen over de schatten en legenden van Adriata. Zelfs als ik voor zonsopgang al wakker was, moest ik mezelf dwingen te wachten tot een fatsoenlijk tijdstip voordat ik op weg ging naar de stad en legde ik mezelf op uitgebreid in bad te gaan om in het geheim mijn watermagie te oefenen. En hoewel het oproepen van waterdieren na een uur wel saai werd, ging het me gemakkelijk af. Misschien vanwege de nabijheid van Tarquin of misschien omdat er al een soort affiniteit met water in mijn bloed zat, in mijn ziel – ook al kon ik dat moeilijk vragen.

Zodra het ontbijt was opgediend en gegeten, zorgde ik ervoor dat ik een beetje verveeld en doelloos rondslenterde voordat ik ten slotte door de glanzende zalen van het paleis naar buiten liep en naar de ontwakende stad ging.

Er was vrijwel niemand die me herkende tijdens mijn nonchalante speurtocht langs winkels, huizen en bruggen, op zoek naar een glimp van een toverspreuk die als Tarquin aanvoelde, ook al betwijfelde ik of ook maar iemand daar een reden toe had. De Hoge Fae – de adel – waren degenen die Onder de Berg waren vastgehouden. Deze inwoners waren hier in de stad vastgehouden… om te worden gekweld en gemarteld.

De gebouwen en straten zaten vol beschadigingen van de vergeldingsmaatregelen voor hun opstand: brandvlekken, diepe groeven in de steen, complete gebouwen die tot puin waren gereduceerd. Zoals Tarquin ons al had verteld, waren de herstelwerkzaamheden aan de achterkant van het kasteel nog in volle gang. Drie torentjes waren half verbrijzeld, de lichtbruine steen verkoold en verbrokkeld. Nergens een spoor van het Boek. Daar – en overal in de stad – waren bouwvakkers druk bezig de schade te herstellen.

Net zoals de inwoners die ik zag allemaal langzaam leken te genezen: Hoge Fae en lagere elfiden met schubben, kieuwen en vliezen tussen hun lange, spitse vingers. Ik zag meer littekens en ontbrekende ledematen dan ik kon tellen. Maar in hun ogen… in hun ogen glom een lichtje.

Ik had hen ook gered.

Ik had hen ook bevrijd van de gruwelijkheden die in die vijf decennia hadden plaatsgevonden.

Ik had iets verschrikkelijks gedaan om hen te redden… maar ik had hen wel gered.

Het zou nooit genoeg zijn om het goed te maken, maar… Hoewel ik nog geen glimp had opgevangen die op de aanwezigheid van het Boek duidde, voelde ik me toch minder bezwaard toen ik op de derde avond terugkeerde naar het paleis boven op de heuvel om daar Rhys’ verslag van de bijeenkomsten van die dag aan te horen, en te weten te komen of hij iets had ontdekt.

Toen ik de trap naar het paleis op klom, mezelf inwendig vervloekend voor mijn slechte conditie, zelfs ondanks Cassians lessen, zag ik dat Amren op de rand van een torenbalkon haar nagels zat schoon te maken.

Varian leunde binnen sprongafstand tegen de reling van een ander torenbalkon. Ik vroeg me af of hij probeerde in te schatten of hij de afstand snel genoeg kon overbruggen om haar eraf te duwen.

Een kat die met een hond speelde, zo zag het eruit. Amren zat zichzelf bijna schoon te likken en daagde hem uit om zo dichtbij te komen dat hij aan haar kon snuffelen. Ik dacht niet dat Varian haar klauwen zou waarderen.

Tenzij dat natuurlijk de reden was dat hij haar dag en nacht volgde.

Ik schudde mijn hoofd en liep verder naar boven, turend naar het water dat zich terugtrok.

De door de zonsondergang gekleurde lucht viel op het water en op de modder die door het getij was achtergelaten. Een zachte avondbries waaide fluisterend langs en ik leunde ertegenin om het zweet op mijn lijf te laten afkoelen. Er was een tijd dat ik tegen het eind van de zomer had opgezien, had gehoopt dat het zo lang mogelijk op zich zou laten wachten. Nu voelde ik me bij de gedachte aan een oneindige zomer en zon… verveeld. Rusteloos.

Ik wilde me alweer omdraaien naar de trap, maar ontdekte opeens een stukje land vlak naast het kustpad dat alleen bij laagtij te zien was. Er stond een gebouwtje op.

Geen wonder dat ik het niet eerder had gezien, want ik was overdag nog nooit zo hoog geweest bij eb… En de rest van de dag werd het natuurlijk volledig bedekt door de modder en het zeewier die er glanzend bovenop lagen.

Zelfs nu lag het half onder water. Toch kon ik mijn ogen er niet van losrukken.

Het was net een stukje van thuis, hoe nat en triest het er ook uitzag, en ik hoefde alleen maar snel over het modderige kustpad te hollen tussen het rustige gedeelte van de stad en het vasteland – snel, snel, snel, om het te bereiken voordat het weer onder de golven verdween.

Maar de plek was te zichtbaar en vanaf deze afstand kon ik niet met zekerheid zeggen of het Boek er inderdaad lag.

We moesten het eerst zeker weten voordat we er naar binnen gingen, om het risico van de zoektocht te rechtvaardigen. Helemaal zeker.

Ik had liever gehad dat het niet zo was, maar ik had er zelfs al een plan voor bedacht.

 

We aten die avond met Tarquin, Cresseida en Varian in hun privé-eetkamer. Een duidelijk signaal dat de Edelheer ondanks zijn ambities inderdaad een bondgenootschap wenste.

Varian staarde onophoudelijk naar Amren alsof hij probeerde een raadsel op te lossen dat zij hem had opgegeven, maar zij schonk totaal geen aandacht aan hem en discussieerde met Cresseida over de verschillende vertalingen van een of andere oude tekst. Ik had naar mijn vraag toegewerkt door Tarquin te vertellen over de dingen die ik die dag in zijn stad had gezien, en de verse vis die ik op de kade voor mezelf had gekocht.

‘En je hebt hem daar opgegeten,’ zei Tarquin met opgetrokken wenkbrauwen.

Rhys leunde met zijn hoofd op zijn vuist toen ik zei: ‘Ze hebben hem daar samen met de lunch van de andere vissers gebakken. Dat heeft me geen cent extra gekost.’

Tarquin lachte geïmponeerd. ‘Ik kan niet zeggen dat ik dat zelf ooit heb gedaan, en ik ben nog wel zeeman geweest.’

‘Je zou het echt eens moeten doen,’ zei ik, en ik meende het. ‘Het was heerlijk.’

Ik droeg de ketting die hij me had gegeven, en Nuala en ik hadden mijn hele outfit erop afgestemd. We hadden gekozen voor grijs – een lichte, duifgrijze tint – waartegen het glinsterende zwart scherp afstak. Ik droeg verder geen sieraden – geen oorbellen, geen armbanden, geen ringen. Zo te zien vond Tarquin dit prettig, ook al had Varian zich verslikt toen hij mij met het familie-erfstuk zag. Verrassend genoeg had Cresseida tegen me gezegd dat hij me goed stond en dat hij hier toch niet thuishoorde. Een dubieus compliment, maar evengoed lof.

‘Nou, misschien doe ik dat morgen wel. Als jij tenminste meegaat.’

Ik glimlachte naar Tarquin, me bewust van elk lachje dat ik hem schonk nu Rhys er iets over had gezegd. Afgezien van zijn korte, dagelijkse updates aan het eind van de dag over hun gebrek aan vorderingen wat betreft het vinden van informatie over het Boek hadden we elkaar niet echt meer gesproken sinds de avond dat ik zijn glas had volgeschonken – ook al kwam dat doordat onze dagen erg vol waren en niet uit gêne.

‘Dat zou ik leuk vinden,’ zei ik. ‘Misschien kunnen we ’s ochtends tijdens eb het kustpad nemen. Onderweg staat een gebouwtje – het ziet er interessant uit.’

Cresseida stopte met praten, maar ik nam een slokje wijn en vervolgde: ‘Aangezien ik nu het meeste van de stad wel heb gezien, zou ik dat kunnen bekijken tijdens een bezoekje aan het vasteland.’

Tarquins blik op Cresseida vormde de bevestiging die ik zocht.

Dat stenen gebouwtje bewaakte inderdaad datgene wat we zochten.

‘Het is een tempelruïne,’ zei Tarquin vaag, de leugen zo soepel als zijde. ‘Tegenwoordig is het alleen maar modder en zeewier. We zijn al jaren van plan het te laten restaureren.’

‘Misschien kunnen we dan beter de brug nemen. Ik heb voorlopig wel genoeg modder gezien.’

Onthoud dat ik je heb gered, dat ik heb gevochten met de Middengardworm – vergeet het gevaar…

Tarquins ogen staarden recht in die van mij, net iets te lang.

In een oogwenk stuurde ik mijn stille, verborgen kracht op hem af als een speer die was gericht op zijn geest, zijn achterdochtige ogen.

Er was een schild actief, een schild van zeegroen glas, koraal en een golvende zee.

Ik veranderde in die zee, in de fluistering van de golven tegen de rotsen, de glinstering van de zon op de witte vleugels van een zeemeeuw. Ik veranderde in hém – in dat mentale schild.

Toen was ik erdoorheen en een duidelijk zichtbaar, donker lint toonde me de weg terug voor het geval ik dat nodig had. Ik liet me leiden door mijn instinct, ongetwijfeld een geschenk van Rhys. Liet me leiden naar wat ik moest zien.

Tarquins gedachten troffen me als kiezels. Waarom vraagt ze naar de tempel? Van alle dingen die ze had kunnen noemen… Om me heen ging iedereen verder met eten. Ik ging zelf ook verder met eten. Ik dwong mijn gezicht, in een ander lichaam, een andere wereld, vriendelijk te glimlachen.

Waarom wilden ze per se hiernaartoe komen? Waarom vroeg ze naar mijn schatkamers?

Ik zond mijn gedachten als kabbelende golven over die van hem heen.

Ze is ongevaarlijk. Ze is lief, en verdrietig, en beschadigd. Je hebt haar met jouw mensen samen gezien – je weet hoe ze hen heeft behandeld. Hoe ze jou behandelt. Amarantha heeft die vriendelijkheid niet verwoest.

Ik goot mijn gedachten in hem uit, kleurde ze met zilt en de kreten van de sterns – wikkelde ze in het wezen van Tarquin zelf, het wezen waar hij mij een deel van had gegeven.

Neem haar morgen mee naar het vasteland. Dan houdt ze wel op met haar vragen over de tempel. Ze heeft Prythian gered. Ze is een vriendin van je.

Mijn gedachten nestelden zich in hem als een steen die in een vijver wordt gegooid. Toen de achterdocht uit zijn ogen verdween, wist ik dat mijn werk erop zat.

Ik trok mezelf terug, steeds verder terug, glipte door de muur van oceaan en parelmoer, en keerde stukje bij beetje terug in mijn lichaam tot het een kooi om me heen vormde.

Tarquin glimlachte. ‘Laten we na het ontbijt afspreken. Tenzij Rhysand me nodig heeft voor nog meer vergaderingen.’ Cresseida en Varian keken niet eens op. Had Rhys met hun argwaan afgerekend?

Een bliksemflits schoot door mijn bloed, dat koud werd toen ik me realiseerde wat ik had gedaan.

Rhys wuifde loom met zijn hand. ‘Ga vooral je gang, Tarquin, en breng de dag door met mijn Vrouwe.’

Mijn Vrouwe. Ik ging niet op die twee woorden in. Wel sloot ik me af voor mijn eigen verwondering over wat ik had bereikt, de langzaam groeiende afschuw over de onzichtbare schending van privacy waarover Tarquin nooit te horen zou krijgen.

Ik leunde voorover en legde mijn blote onderarmen op de koele houten tafel. ‘Vertel me eens wat er op het vasteland te zien valt,’ zei ik tegen Tarquin om zijn aandacht af te leiden van de tempel op de kustweg die alleen bij eb toegankelijk was.

 

Rhys en Amren wachtten tot de lampen in het huis waren gedoofd en kwamen toen naar mijn kamer. Geen van de logeerkamers keek uit op het kustpad, alsof ze niet wilden dat iemand het zou zien.

Rhys arriveerde als eerste en bleef leunend tegen de dichte deur staan. ‘Wat leer jij snel, zeg. De meeste daemati hebben jaren nodig om dat soort infiltratietechnieken te leren beheersen.’

Mijn nagels sneden in mijn handpalmen. ‘Wist jij… dat ik dat deed?’ Nu ik de woorden hardop uitsprak, voelde het veel te reëel aan.

Een kort knikje. ‘Je hebt echt uitstekend werk verricht door zijn wezen te gebruiken om zijn schild te misleiden en erlangs te komen… Slimme meid.’

‘Hij zal het me nooit vergeven,’ zei ik zacht.

‘Hij hoeft het nooit te weten te komen.’ Rhys keek me met een schuin hoofd aan en zijn zijdeachtige zwarte haar viel over zijn voorhoofd. ‘Je went eraan. Het gevoel dat je een grens overschrijdt, dat je een ander geweld aandoet. En voor wat het waard is: ik vond het ook niet echt leuk om Varian en Cresseida over te halen hun aandacht op iets anders te richten.’

Ik keek omlaag naar de lichte marmeren vloer.

‘Als jij Tarquin niet voor jouw rekening had genomen,’ vervolgde hij, ‘dan was de kans groot dat we nu tot aan onze nek in de problemen hadden gezeten.’

‘Het was sowieso mijn fout, ik heb hem naar die tempel gevraagd. Ik moest mijn eigen rotzooi wel opruimen.’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Het voelt gewoon niet goed aan.’

‘Dat doet het nooit. Dat hoort ook niet. Veel te veel daemati raken dat gevoel kwijt. Maar hier, vanavond… wegen de voordelen ruimschoots op tegen de nadelen.’

‘Is dat ook wat jij jezelf hebt wijsgemaakt toen je in mijn geest binnen drong? Wat waren de voordelen daarvan?’

Rhys zette zich af tegen de deur en liep naar het bed waarop ik zat. ‘Ik heb bepaalde delen van jouw geest ongemoeid gelaten; dingen die alleen aan jou toebehoren en dat altijd zullen doen. Wat de rest betreft…’ Hij klemde zijn kaken op elkaar. ‘Je hebt me een tijdlang de stuipen op het lijf gejaagd, Feyre. Dat ik je op die manier in de gaten heb gehouden… Tja, ik kon natuurlijk moeilijk het Lentehof binnen wandelen en je vragen hoe het ging.’ In de gang klonken lichte voetstappen – Amren. Rhys keek me recht aan en zei: ‘De rest vertel ik je later nog wel.’

De deur ging open. ‘Het lijkt een domme plek om een boek te verbergen,’ zei Amren bij wijze van begroeting nadat ze was binnengekomen en zich op het bed had laten vallen.

‘De laatste plek waar iemand zou zoeken,’ zei Rhys, die nu bij me wegliep en op het krukje van de kaptafel voor het raam ging zitten. ‘Ze kunnen het gemakkelijk met toverspreuken beschermen tegen vocht en schimmel. Een plek die overdag slechts korte tijd te zien is – wanneer het land eromheen voor iedereen zichtbaar is. Je kunt geen betere plek bedenken. Duizenden ogen die ons zouden zien.’

‘Hoe komen we daar naar binnen?’ vroeg ik.

‘Waarschijnlijk wordt de plek met spreuken beschermd tegen wieken,’ zei Rhys, die nu met zijn onderarmen op zijn bovenbenen leunde. ‘Ik wil niet het risico lopen een alarm te laten afgaan door het te proberen. We gaan er dus ’s nachts op de ouderwetse manier naartoe. Ik draag jullie er allebei heen en houd vervolgens de wacht,’ voegde hij eraan toe toen ik mijn wenkbrauwen vragend optrok.

‘Wat ben je weer galant,’ zei Amren. ‘Jij neemt het gemakkelijke deel voor je rekening en laat twee hulpeloze vrouwen in modder en zeewier wroeten.’

‘Iemand moet er hoog genoeg boven vliegen om te kijken of er iemand aankomt – of alarm slaat. En er daarnaast voor zorgen dat jullie niet te zien zijn.’

Ik fronste mijn wenkbrauwen. ‘De sloten reageren op zijn aanraking; laten we hopen dat ze ook op die van mij reageren.’

Amren zei: ‘Wanneer slaan we toe?’

‘Morgenavond,’ zei ik. ‘We checken vanavond de rondes van de bewaking bij eb, om erachter te komen waar de wachters zijn. Wie we onschadelijk moeten maken voordat we toeslaan.’

‘Je denkt als een Illyriaan,’ mompelde Rhys.

‘Volgens mij is dat als een compliment bedoeld,’ zei Amren op vertrouwelijke toon.

Rhys snoof en de schaduwen verzamelden zich om hem heen toen hij zijn greep op zijn krachten liet verslappen. ‘Nuala en Cerridwen zijn al in het kasteel aan het werk. Ik ga zo de lucht in. Jullie twee zouden eigenlijk een nachtelijke wandeling moeten maken, in aanmerking genomen hoe warm het is.’ Geritsel van onzichtbare vleugels, een warme, donkere bries en weg was hij.

Amrens lippen zagen bloedrood in het maanlicht. Ik wist wel wie de taak zou krijgen om spionerende ogen uit te schakelen – en daar een maaltijd aan over zou houden. Mijn mond voelde een beetje droog aan. ‘Zin in een wandeling?’

Hof van mist en woede
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml