67

 

 

 

 

 

 

Ik viel flauw.

Toen ik mijn ogen weer opendeed, waren er slechts een paar seconden verstreken. Mor probeerde Rhys mee te trekken, die hijgend met verwilderde ogen op de vloer lag en zijn handen aan één stuk door tot vuisten balde en weer ontspande.

Tamlin trok met een ruk de handschoen van mijn linkerhand.

Hij werd begroet door smetteloze, blote huid. Geen tatoeage.

Ik snikte wild en zijn armen gleden om me heen. Elke centimeter van zijn lichaam voelde verkeerd aan. Ik moest bijna kokhalzen van zijn geur.

Mor liet de kraag van Rhys’ jas los en hij kroop – hij króóp terug naar Azriel en Cassian; hun bloed bleef aan zijn handen en in zijn hals kleven toen hij zich er plassend doorheen sleepte. Zijn raspende ademhaling sneed dwars door mij, door mijn ziel heen.

De koning gebaarde met een hand naar hem. ‘Je bent vrij om te gaan, Rhysand. Het gif in jouw ene vriend is verdwenen. De vleugels van de andere zijn helaas een beetje aan gort, vrees ik.’

Ga er niet op in. Zeg helemaal niets, smeekte ik hem toen Rhys bij zijn broers aankwam. Neem mijn zussen mee. De afwerende spreuken zijn uitgeschakeld.

Stilte.

Ik keek naar hen – ik keek nog één keer naar Rhysand – en naar Cassian, Mor en Azriel.

Zij keken allemaal naar mij. Met bebloede, kille, woedende gezichten… maar ik wist dat onder dat alles… dat onder dat alles liefde schuilging. Ze begrepen de tranen die over mijn gezicht rolden toen ik zwijgend afscheid nam.

Toen wiekte Mor snel als een adder naar Lucien. Naar mijn zussen. Om Rhys te laten zien wat ik had gedaan, besefte ik, om hem het gat te tonen dat ik voor hen had gemaakt om door te ontsnappen.

Ze duwde Lucien met een hand tegen zijn borst weg en terwijl zijn gebrul de zaal deed beven, greep Mor mijn zussen bij een arm – en ze verdween.

Luciens gebrul weergalmde nog steeds door de zaal toen Rhys naar voren dook en Azriel en Cassian beetpakte; toen wiekten ze zonder nog naar mij te kijken weg.

De koning vloog overeind en leefde zijn toorn uit op zijn bewakers, op Jurian, omdat ze mijn zussen niet hadden vastgehouden. Hij wilde weten wat er was gebeurd met de afwerende spreuken in zijn kasteel.

Ik hoorde hem amper. In mijn hoofd heerste stilte. Een enorme stilte waar kortgeleden nog bulderend gelach en speelse vrolijkheid hadden geheerst. Een door de wind geteisterd, braakliggend terrein.

Lucien draaide zich hoofdschuddend en hijgend naar ons om. ‘Haal haar terug,’ snauwde hij luidkeels tegen Tamlin om boven het geraas en getier van de koning uit te komen. Metgezel… Een metgezel die nu al door het lint ging om te verdedigen wat van hem was.

Tamlin negeerde hem. Ik ook. Ik kon amper op mijn benen staan, maar draaide me toch om naar de koning, die onderuitgezakt op zijn troon zat en de armleuningen zo hard vastpakte dat zijn knokkels wit zagen. ‘Dank u wel,’ fluisterde ik met een hand op mijn borst, en een huid die wit was, spierwit. ‘Dank u wel.’

Hij zei nu tegen de koninginnen, die nu op veilige afstand op een kluitje bij elkaar stonden: ‘Begin maar.’

De koninginnen keken eerst naar elkaar en vervolgens naar hun verbijsterde lijfwachten, maar liepen toen met een steeds breder wordende glimlach achter elkaar naar de Ketel. Wolven die om hun prooi heen cirkelen. Een van hen bitste tegen een andere die haar had geduwd, de koning mompelde iets tegen hen wat ik niet eens probeerde te verstaan.

Te midden van het toenemende gekibbel liep Jurian op Lucien af, en hij zei zacht: ‘Weet je wat die Illyrische hufters mooie vrouwen aandoen? Er blijft niets over van die metgezel van je. In elk geval niet genoeg om er nog iets aan te hebben.’

Luciens grommende antwoord klonk als het geluid van een roofdier.

Ik spuugde voor Jurians voeten op de grond. ‘Loop naar de hel, walgelijke eikel die je bent.’

Tamlins handen op mijn schouders verstrakten. Lucien draaide zich wild naar me om, en zijn metalen oog kneep zich gonzend tot een spleetje. Zijn eeuwenlang getrainde gezonde verstand nam het over.

Ik was niet in paniek omdat mijn zussen waren meegenomen.

Ik zei zachtjes: ‘We krijgen haar wel terug.’

Lucien staarde me achterdochtig aan. Te achterdochtig.

Ik zei tegen Tamlin: ‘Breng me naar huis.’

De koning onderbrak het gekibbel van de koninginnen om te zeggen: ‘Waar dat dan ook mag zijn.’

Ik gaf de voorkeur aan de geamuseerde, arrogante stem boven de botte, wrede die nu door de zaal sneed.

‘Jij… jij was degene de het Boek der Ademtochten zou gebruiken,’ zei de koning. ‘Ik kon het hier helemaal voelen met…’

Het hele kasteel huiverde toen het tot hem doordrong dat ik het niet in mijn jas had zitten.

Ik zei tegen hem: ‘Daar bent u toch mooi de fout in gegaan.’

Hij sperde zijn neusvleugels open. Zelfs de zee diep onder ons leek zich ontzet terug te trekken voor de gruwelijke woede die zijn rode gezicht nu wit kleurde. Toen knipperde hij met zijn ogen en was de boosheid weer weg. Hij zei dreigend tegen Tamlin: ‘Zodra het Boek is teruggevonden, verwacht ik jou hier weer te zien.’

Er zwierde een kracht om me heen die naar sering, cederhout en het eerste lentegroen geurde. Klaar om ons weg te wieken, dwars door de afwerende spreuken heen die ik zonder dat ze het doorhadden uit elkaar had geslagen.

Ik zei tegen de koning, Jurian en de aanwezige koninginnen die klaarstonden bij de Ketel en ruzieden over de vraag wie er als eerste in mocht: ‘Ik zal jullie brandstapels hoogstpersoonlijk komen aansteken voor wat jullie mijn zussen hebben aangedaan.’

Toen verdwenen we.

Hof van mist en woede
CoverPage.xhtml
section-0001.xhtml
section-0002.xhtml
section-0003.xhtml
section-0004.xhtml
section-0005.xhtml
section-0006.xhtml
section-0007.xhtml
section-0008.xhtml
section-0009.xhtml
section-0010.xhtml
section-0011.xhtml
section-0012.xhtml
section-0013.xhtml
section-0014.xhtml
section-0015.xhtml
section-0016.xhtml
section-0017.xhtml
section-0018.xhtml
section-0019.xhtml
section-0020.xhtml
section-0021.xhtml
section-0022.xhtml
section-0023.xhtml
section-0024.xhtml
section-0025.xhtml
section-0026.xhtml
section-0027.xhtml
section-0028.xhtml
section-0029.xhtml
section-0030.xhtml
section-0031.xhtml
section-0032.xhtml
section-0033.xhtml
section-0034.xhtml
section-0035.xhtml
section-0036.xhtml
section-0037.xhtml
section-0038.xhtml
section-0039.xhtml
section-0040.xhtml
section-0041.xhtml
section-0042.xhtml
section-0043.xhtml
section-0044.xhtml
section-0045.xhtml
section-0046.xhtml
section-0047.xhtml
section-0048.xhtml
section-0049.xhtml
section-0050.xhtml
section-0051.xhtml
section-0052.xhtml
section-0053.xhtml
section-0054.xhtml
section-0055.xhtml
section-0056.xhtml
section-0057.xhtml
section-0058.xhtml
section-0059.xhtml
section-0060.xhtml
section-0061.xhtml
section-0062.xhtml
section-0063.xhtml
section-0064.xhtml
section-0065.xhtml
section-0066.xhtml
section-0067.xhtml
section-0068.xhtml
section-0069.xhtml
section-0070.xhtml
section-0071.xhtml
section-0072.xhtml
section-0073.xhtml
section-0074.xhtml
section-0075.xhtml
section-0076.xhtml
section-0077.xhtml
section-0078.xhtml
section-0079.xhtml