Een

Ze noemden haar de Koningin van de Doden.

Hoewel niemand het ooit openlijk tegen haar zei, hoorde dokter Maura Isles die bijnaam soms fluisteren in de sombere driehoek van rechtszaal, plaats delict en lijkenkamer die haar werkterrein vormde. Soms bespeurde ze een toon van zwartgallig sarcasme: Ha, daar gaat ze, onze gotische godin, om verse lijken te halen. Soms bevatte het gefluister een siddering van onrust, als het gemompel van godvrezenden wanneer een heidense vreemdeling zich in hun midden bevond. Het was de onrust van mensen die niet konden bevatten waarom ze ervoor had gekozen in het voetspoor van de dood te lopen. Beleeft ze daar plezier aan? vroegen ze zich af. Heeft de aanraking van koud vlees en de stank van verrotting zoveel aantrekkingskracht voor haar dat ze de levenden de rug toekeert? Volgens hen is dat niet normaal, en wanneer ze schichtige blikken in haar richting werpen, zien ze details die hun mening dat ze een eigenaardige figuur is, alleen maar versterken. De ivoren huid, het zwarte haar met het botte Cleopatra-kapsel. De rode lippenstift als een jaap in haar gezicht. Wie doet er nu lippenstift op om naar een lijk te gaan kijken? Wat hen nog het meeste stoort, is haar kalmte, de koel-majestueuze blik waarmee ze de afgrijselijke dingen bekijkt die ze zelf nauwelijks kunnen aanzien. In tegenstelling tot hen wendt ze haar blik niet af, maar bukt ze zich om die dingen van dichtbij te bekijken, te betasten. Eraan te ruiken.

En later, onder de felle lampen in haar autopsiezaal, gaat ze aan het snijden.

Ze stond nu ook te snijden. Haar scalpel gleed door verkilde huid, door onderhuids vet dat glom als gele smeer. Een man die van hamburgers en patat had gehouden, dacht ze toen ze een zware schaar ter hand nam, de ribben doorknipte en het driehoekige borstbeenschild oplichtte, zoals een ander een kastdeur opent om geliefde bezittingen te tonen.

Het hart lag genesteld in het sponzige bed van de longen. Negenenvijftig jaar had dat hart bloed door het lichaam van meneer Samuel Knight gepompt. Het was samen met hem gegroeid, ouder geworden, veranderd: van de strakke spier van de jeugd in deze vettige vleesmassa. Iedere pomp weigert op een gegeven moment dienst en zo was het ook met die van meneer Knight vergaan, in zijn hotelkamer in Boston, waar hij televisie had gekeken met een glas whisky uit de minibar op het nachtkastje naast hem.

Maura vroeg zich niet af wat zijn laatste gedachten waren geweest. Of hij pijn of angst had gevoeld. Ook al onderzocht ze zijn meest intieme lichaamsholtes, ook al had ze de flappen huid opengeslagen en hield ze zijn hart in haar handen, meneer Samuel Knight bleef voor haar een vreemdeling, een zwijgende man die geen enkele eis stelde en zijn geheimen gewillig openbaarde. De doden zijn geduldig. Ze klagen niet, dreigen niet, vleien niet.

De doden kwetsen je niet; dat doen alleen de levenden.

Ze werkte met kalme bekwaamheid, sneed de organen uit de borstholte, plaatste het bevrijde hart op de snijplank. Buiten dwarrelde de eerste sneeuw van december, witte vlokken die achter de ramen fluisterden en door de straten gleden. Maar hier in de autopsiezaal waren alleen het geluid van stromend water en het zachte geruis van de ventilator te horen. Haar assistent Yoshima werkte in een griezelig stilzwijgen. Hij anticipeerde op haar verzoeken, stond steeds precies waar ze hem nodig had. Ze werkten pas anderhalf jaar samen, maar functioneerden nu al als één organisme, verbonden door de telepathie van twee analytisch denkende breinen. Ze hoefde hem niet te verzoeken de lamp te draaien; het was al gebeurd, het licht scheen op het druipende hart, een schaar werd al opgehouden zodat ze hem alleen maar hoefde aan te pakken.

De donkergevlekte wand van de rechterhartkamer en het witte apicale litteken vertelden haar het trieste verhaal van dit hart. Een oud hartinfarct van maanden of misschien zelfs jaren geleden, had een deel van de linker hartkamerwand vernietigd. En nu, minder dan vierentwintig uur geleden, was een nieuw infarct opgetreden. Een bloedprop had de rechter kransslagader verstopt en de bloed- toevoer naar de spier van de rechter hartkamer geblokkeerd.

Ze sneed weefsel weg voor de histologie, al wist ze reeds wat ze onder de microscoop zou zien. Stolling en afsterving. De invasie van de witte bloedlichaampjes die waren opgerukt als een verdedigend leger. Misschien had meneer Samuel Knight gedacht dat het onaangename gevoel in zijn borst alleen maar te wijten was aan zijn spijsvertering. Een te zware lunch, hij had die uien beter kunnen laten liggen. Misschien zou een glas spuitwater verlichting brengen. Of misschien waren er onheilspellender aanwijzingen geweest die hij doodgewoon had genegeerd: het drukkende gevoel in zijn borst, de ademnood. Het was geen moment in hem opgekomen dat het een hartaanval was.

Dat hij een dag later zou overlijden aan aritmie.

Het hart lag nu in stukken gesneden op de plank. Ze keek naar de torso waarin alle organen ontbraken. Zo is uw zakenreisje naar Boston geëindigd, dacht ze. Geen verrassingen. Geen misdrijf, behalve de manier waarop u uw eigen lichaam hebt mishandeld, meneer Knight.

De intercom zoemde. 'Dokter Isles?' Het was Louise, haar secretaresse.

'Ja?'

'Rechercheur Rizzoli op lijn twee voor u. Kunt u opnemen?'

'Ja.'

Maura stroopte haar handschoenen af en liep naar de muurtelefoon. Yoshima, die bezig was geweest instrumenten schoon te spoelen in de gootsteen, deed de kraan dicht. Hij draaide zich om en keek naar haar met zijn stille tijgerogen, want hij wist wat een telefoontje van Rizzoli inhield.

Toen Maura opkeek, zag ze de vraag in zijn blik.

'Het begint al vroeg vandaag,' zei ze. Toen trok ze haar schort uit en verliet de autopsiezaal om een nieuw slachtoffer haar rijk binnen te halen.

De witte sneeuw van de vroege ochtend was op een verraderlijke manier overgegaan in een mix van regen en natte sneeuw, en de sneeuwschuivers van de gemeente waren nergens te bekennen. Ze volgde behoedzaam de Jamaica Riverway, banden sissend door de diepe prut, terwijl de ruitenwissers de ijzel van de ruiten probeerden te schrapen. Het was de eerste sneeuw van deze winter en de automobilisten moesten er nog aan wennen. Er waren al een paar auto's van de weg gegleden en ze passeerde een geparkeerde surveillancewagen met draaiend zwaailicht. De agent stond samen met de chauffeur van een sleepwagen naar een auto te kijken die in een greppel terecht was gekomen.

Opeens begonnen de banden van haar Lexus zijwaarts te glijden en richtte de voorbumper zich op de tegenliggers. Paniekerig trapte ze op de rem en voelde de ABS van de auto in werking treden. Godsamme, dacht ze met bonkend hart. Ik ga terug naar Californië. Ze nam gas terug tot een angstvallige kruipsnelheid zonder zich er iets van aan te trekken wie claxonneerde en hoeveel verkeer ze ophield. Haal me maar in, hufters. Ik heb genoeg weggebruikers als jullie op mijn tafel gehad.

De weg bracht haar naar Jamaica Plain, een wijk in het westelijke deel van Boston met statige oude huizen, brede gazons, stille parken en wandelpaden langs de rivier. In de zomer was het een lommerrijke wijkplaats, weg van het lawaai en de hitte van het centrum van de stad, maar nu, onder de grauwe hemel, terwijl de wind over de verlaten grasvelden floot, had het een troosteloos aanzien.

Het adres waar ze moest zijn zag er nog triester uit dan de rest. Het gebouw stond ver achter een hoge stenen muur waaraan zich een verstikkende laag klimop had vastgehecht. Een barricade die de wereld buiten moest houden, dacht ze. Vanaf de straat kon ze alleen de gotische torentjes van een met leien dakpannen bedekt dak zien en een hoog gevelraam dat naar haar leek te kijken als een zwart oog. Een surveillancewagen die bij het hek geparkeerd stond, bevestigde dat ze het juiste adres had gevonden. Er waren nog maar een paar andere dienstauto's aangekomen - de stoottroepen die aan het grotere leger van het rechercheteam voorafgingen.

Ze parkeerde aan de overkant van de straat en zette zich schrap tegen de kracht van de wind. Toen ze uit de auto stapte, gleed haar voet meteen onder haar vandaan. Ze wist zich nog net staande te houden, hangend aan het portier van de auto. Ze hees zich overeind en voelde ijswater langs haar kuiten lopen uit de doorweekte zoom van haar jas, die in de sneeuwbrij was terechtgekomen. Een paar seconden bleef ze staan, terwijl de ijzige regen in haar gezicht prikte, geschrokken van de snelheid waarmee het allemaal was gebeurd.

Ze keek naar de agent die aan de overkant van de straat in zijn auto zat en zag dat hij naar haar keek en haar vast en zeker had zien uitglijden. Met gekwetste trots pakte ze haar tas van de passagiersstoel, sloeg het portier dicht en stak met zoveel waardigheid als ze kon opbrengen, de met blubberige sneeuw bedekte straat over.

'Gaat het een beetje, dokter Isles?' vroeg de politieman door het geopende raam van zijn auto, een bezorgde vraag die ze liever niet had gehoord.

'Ja, prima.'

'Doe voorzichtig aan op die schoenen. Op de binnenplaats is het nog gladder dan hier.'

'Waar kan ik rechercheur Rizzoli vinden?'

'Ze zijn in de kapel.'

'En waar is die?'

'U ziet het vanzelf. Er staat een groot kruis op de deur.'

Ze liep naar het hek, maar dat zat op slot. Aan de muur hing een ijzeren bel; ze trok aan het touw en hoorde een middeleeuwse galm die langzaam wegstierf in het zachtere tikken van de ijzige regen. Onder de bel was een bronzen plaat bevestigd waarvan de inscriptie gedeeltelijk verscholen ging onder een sliert bruine klimop.

Graystones Abbey

De Zusters van Onze Lieve Vrouwe van het Goddelijke Licht ' Waarlijk, de oogst is groot, maar de arbeiders zijn gering in aantal.

Bid derhalve om arbeiders voor de oogst.'

Aan de andere kant van het hek verscheen plotseling een in het zwart gehulde vrouw, haar tred zo zacht dat Maura schrok toen ze haar gezicht door de tralies naar haar zag kijken. Het was een oud gezicht, zo gerimpeld dat het in zichzelf leek weg te zinken, maar de ogen waren helder en scherp als die van een vogel. De non sprak niet, maar stelde haar vraag met haar blik.

'Ik ben dr. Isles van het kantoor van de lijkschouwer,' zei Maura. 'De politie heeft me laten komen.'

Het hek ging piepend open.

Maura betrad de binnenplaats. 'Ik moet rechercheur Rizzoli hebben. Ik geloof dat ze in de kapel is.'

De non wees naar de overzijde van de binnenplaats. Toen draaide ze zich om en schuifelde naar de dichtstbijzijnde deuropening, het aan Maura overlatend in haar eentje haar weg naar de kapel te vinden.

Sneeuwvlokken dwarrelden en dansten te midden van naalden ijzige regen, als witte vlinders die rond hun minder lichtvoetige soortgenoten cirkelden. De kortste weg was over de binnenplaats, maar de stenen waren bedekt met een laagje ijs en Mau- ra's schoenen, met de ongeribbelde zolen, hadden al bewezen geen partij te zijn voor een dergelijke oppervlakte. Ze koos daarom voor de smalle overdekte galerij die rond de binnenplaats liep. Daar werd ze weliswaar beschermd tegen de ijzige regen maar vond weinig beschutting tegen de wind, die dwars door haar jas sneed. Ze was een beetje overdonderd door de plotselinge kou, die haar eraan herinnerde hoe hardvochtig december in Boston kon zijn. Ze had bijna haar hele leven in San Francisco gewoond, waar sneeuw een zeldzame verrukking was, niet een kwelling zoals de prikkende vlokken die onder de overkapping wervelden en in haar gezicht beten. Ze ging nog dichter bij de muur lopen en trok haar jas strakker om zich heen terwijl ze donkere ramen passeerde. Het gedreun van het verkeer op de Jamaica Riverway drong zwakjes tot haar door, maar hier, tussen de muren, heerste stilte. Op de oude non na die haar had binnengelaten, leek het klooster uitgestorven.

Het was dan ook een schok toen ze drie gezichten zag die vanachter een van de ramen naar haar keken. De nonnen stonden erbij als een stil tableau, als in donkere mantels gehulde spoken achter glas, starend naar de indringer die zich steeds verder in hun heiligdom waagde. Hun ogen bewogen zich eendrachtig, volgden haar toen ze langsliep.

Voor de ingang van de kapel hing een strook geel politielint, dat in het midden was doorgezakt onder het gewicht van aangekoekte sneeuwvlokken. Ze tilde het op, dook eronderdoor en duwde de deur open.

De flits van een fototoestel explodeerde in haar ogen. Ze bleef stokstijf staan terwijl de deur zich ruisend achter haar sloot, en knipperde het nabeeld weg dat haar netvlies had geschroeid. Toen alles weer scherp werd, zag ze rijen houten banken, witgekalkte muren en in het voorste gedeelte van de kapel een altaar met daarboven een gigantisch kruisbeeld. Het was een kille, onopgesmukte kapel, waarin de grauwe sfeer werd benadrukt door het feit dat de glas-in-loodramen slechts weinig licht doorlieten.

'Stop. Pas op waar u loopt,' zei de fotograaf.

Maura keek neer op de stenen vloer en zag bloed. En schoen- afdrukken - een verwarrende massa afdrukken te midden van medisch afval. Dopjes van injectienaalden en opengescheurde zakjes. Achtergelaten door ambulancepersoneel. Maar geen lijk.

Ze liet haar blik in een wijdere cirkel rondgaan en zag een vertrapte lap witte stof in het gangpad, rode plassen op de banken. Ze kon in de ijskoude ruimte haar eigen adem zien en had het gevoel dat de temperatuur nog meer daalde. Ze huiverde opnieuw toen ze de bloedvlekken in ogenschouw nam, de spatten volgde over de rijen banken, en begreep wat hier was gebeurd.

De fotograaf maakte een nieuwe reeks foto's waarvan elke een visuele aanval was op Maura's ogen.

'Maura!' Voor in de kapel rees een bos donker haar op toen rechercheur Jane Rizzoli overeind kwam en haar wenkte. 'Het slachtoffer ligt hier.'

'En dit bloed hier dan, bij de deur?'

'Dat is van het andere slachtoffer, zuster Ursula. Die is naar het St. Francis gebracht. Midden in de kapel ligt nog meer bloed en daar zijn ook schoenafdrukken die we proberen heel te houden, dus je kunt beter linksom lopen. Blijf zo dicht mogelijk bij de muur.'

Maura trok papieren overschoenen aan en liep behoedzaam langs de muur naar voren, waarbij ze zo ver mogelijk uit het midden bleef. Pas toen ze de voorste van de rijen banken was gepasseerd, zag ze het lijk van de non. Het slachtoffer lag op haar rug en de stof van haar habijt was als een zwarte poel in een groter meer van rood. De jeugdige leeftijd van het slachtoffer kwam voor Maura als een verrassing. De non die het hek voor haar had geopend en de nonnen die ze achter het raam had gezien, waren allemaal oud. Deze vrouw was veel jonger. Ze had een engelachtig gezicht met lichtblauwe ogen die verstild waren in een uitdrukking van griezelige kalmte. Haar hoofd was onbedekt, het blonde haar geknipt tot een lengte van amper twee centimeter. Elk van de afgrijselijke slagen had zijn sporen achtergelaten op de gehavende schedel, de misvormde kruin.

'Haar naam is Camille Maginnes. Zuster Camille. Ze komt uit Hyannisport,' zei Rizzoli, professioneel kort en zakelijk. 'Ze was een novice, de enige novice die ze hier de afgelopen vijftien jaar hebben gehad. Ze had volgend jaar mei haar kloostergelofte moeten afleggen.' Ze zweeg even en liet er toen op volgen: 'Ze was twintig.' Haar woede maakte een barst in de professionele fa^ade.

'Zo jong nog.'

'Ja. En hij heeft haar tot moes geslagen.'

Maura trok handschoenen aan en zakte op haar hurken om de schade op te nemen. Het moordwapen had kartelige lineaire wonden op de schedel achtergelaten. Stukjes bot staken door de opengereten huid en een klont grijs weefsel was naar buiten gesijpeld. De huid van het gezicht was grotendeels nog intact maar verkleurd tot donkerpaars.

'Ze lag op haar buik toen ze is gestorven. Wie heeft haar omgedraaid?'

'De nonnen die haar hebben gevonden,' zei Rizzoli. 'Ze wilden weten of haar hart nog klopte.'

'Hoe laat zijn de slachtoffers gevonden?'

'Om ongeveer acht uur vanochtend.' Rizzoli keek op haar horloge. 'Bijna twee uur geleden.'

'Weet je al wat er is gebeurd? Wat hebben de nonnen je verteld?' 'Het valt niet mee om iets bruikbaars van hen los te krijgen. Er wonen hier maar veertien nonnen en ze verkeren allemaal in een shocktoestand. Ze dachten dat ze hier veilig zaten. Beschermd door God. En nu heeft een of andere waanzinnige figuur ingebroken.'

'Zijn er bewijzen van inbraak?'

'Nee, maar het is niet erg moeilijk om op het kloosterterrein te komen. Tegen alle muren groeit klimop - je kunt er moeiteloos overheen komen. En aan de achterkant is een hek dat toegang geeft tot een terrein waar ze tuinen hebben. Een onverlaat kan makkelijk via dat hek binnenkomen.'

'Schoenafdrukken?'

'Hierbinnen een paar. Maar buiten zijn ze bedolven onder de sneeuw.'

'Het is dus niet zeker dat hij heeft ingebroken. Hij kan ook zijn binnengelaten.'

'Het is een besloten orde. Niemand mag op het kloosterterrein komen, afgezien van de pastoor, om de mis op te dragen en de biecht af te nemen. En een vrouw die in de pastorie werkt. Zij mag haar dochtertje meebrengen wanneer ze geen oppas kan krijgen, maar meer ook niet. Niemand komt hier binnen zonder toestemming van de moeder-overste. En de nonnen zijn altijd binnen. Ze gaan alleen naar buiten als ze naar de dokter moeten of voor spoedgevallen binnen hun familie.'

'Met wie heb je tot nu toe gesproken?'

'Met de moeder-overste, Moeder Mary Clement, en met de twee nonnen die de slachtoffers hebben gevonden.'

'Wat zeiden die?'

Rizzoli schudde haar hoofd. 'Niets gezien, niets gehoord. Ik vermoed dat de anderen ons evenmin veel kunnen vertellen.'

'Waarom niet?'

'Heb je gezien hoe oud ze zijn?'

'Dat wil nog niet zeggen dat ze niet scherpzinnig meer zijn.'

'Een van hen is verlamd door een hersenbloeding en twee hebben Alzheimer. De meesten slapen in kamers die niet aan de binnenplaats liggen, en hebben daarom niets gezien.'

Even bleef Maura gehurkt bij het lichaam van Camille zitten zonder het aan te raken. Om het slachtoffer nog een laatste moment van waardigheid te gunnen. Niemand kan je nu nog iets doen, dacht ze. Ze begon de schedel te betasten en voelde het kraken van verschuivende botfragmenten onder de huid. 'Meerdere slagen. Allemaal neergekomen op de bovenkant en de achterkant van de schedel...'

'En de paarse kleur van het gezicht? Komt dat door de opeenhoping van bloed?'

'Ja. En het is al gestold.'

'De slagen zijn dus van achteren gekomen. En van boven.'

'De aanvaller was waarschijnlijk groter dan zij.'

'Of ze zat op haar knieën en hij boog zich over haar heen.'

Maura gaf geen antwoord. Haar handen rustten op het koele vlees, verstild door het hartverscheurende beeld van hoe de jonge non had geknield voor haar aanvaller en hoe het slagen op haar gebogen hoofd hadden geregend.

'Wie is er zo schofterig dat hij nonnen de schedel inslaat?' zei Rizzoli. 'Wat is er godverdomme mis met deze wereld?'

Maura kromp ineen bij Rizzoli's woordkeuze. Hoewel ze zich niet kon herinneren wanneer ze voor het laatst in de kerk was geweest en al jaren niet meer in God geloofde, stoorde het haar dergelijke taal te horen in zo'n geheiligde ruimte. Zo groot was de macht van de indoctrinatie uit je jeugd. Zelfs zij, voor wie heiligen en wonderen nu alleen maar sprookjes waren, zou nooit pal onder het kruis een vloek uiten.

Rizzoli was echter zo kwaad dat het haar niets kon schelen welke woorden uit haar mond stroomden, zelfs niet op deze heilige plek. Haar haar zag er nog onordelijker uit dan anders, een wilde, zwarte bos, waarin gesmolten sneeuw glinsterde. De beenderen van haar gezicht staken scherp af onder haar bleke huid. In het schemerige licht van de kapel waren haar ogen vurige kooltjes, gloeiend van kwaadheid. Gerechtvaardigde woede was altijd Jane Rizzoli's brandstof geweest, de reden waarom ze op monsters joeg. Vandaag leek ze echter een koortsachtig vuur uit te stralen en haar gezicht was erg mager, alsof het vuur haar nu van binnenuit verteerde.

Maura wilde die vlammen niet voeden. Ze sloeg een neutrale toon aan en hield haar vragen zakelijk. Een wetenschapper die zich om feiten bekommerde, niet om emoties.

Ze pakte de arm van zuster Camille en testte het ellebooggewricht. 'Buigzaam. Geen lijkstijfheid.'

'Minder dan vijf, zes uur dus?'

'Het is hier natuurlijk wel erg koud.'

Rizzoli haalde haar neus op en blies een wolkje adem uit in de ijskoude lucht. 'Zeg dat wel.'

'Vlak boven het vriespunt, schat ik. Dat veroorzaakt vertraging van de lijkstijfheid.'

'Voor hoelang?'

'Bijna onbegrensd.'

'En haar gezicht? De paarse kleur?'

'De verkleuring kan binnen een halfuur tot stand zijn gekomen. Daar hebben we niet veel aan voor het vaststellen van het tijdstip waarop de dood is ingetreden.'

Maura deed haar koffertje open en stelde de chemische thermometer op om de omgevingstemperatuur te meten. Ze bekeek de vele lagen kleding die het slachtoffer droeg en besloot te wachten met het rectaal opnemen van de lichaamstemperatuur tot het lijk naar de lijkenkamer was gebracht. Het licht in de kapel was erg slecht - het was geen plek waar ze seksueel misbruik met redelijke zekerheid kon uitsluiten alvorens de thermometer in te brengen. En door het moeizame verwijderen van kleding konden bovendien sporen van bewijzen van hun plek raken. Dus pakte ze een aantal injectienaalden om vitreus vloeistof op te zuigen om het kaliumgehalte van het bloed te kunnen bepalen. Dat zou haar een indicatie geven over het tijdstip waarop de dood was ingetreden.

'Vertel me over het andere slachtoffer,' zei Maura terwijl ze het linkeroog doorboorde en langzaam wat van het oogvocht in de spuit opzoog.

Rizzoli kreunde van afgrijzen om de procedure en wendde zich af. 'Het slachtoffer dat bij de deur is aangetroffen, is zuster Ursula Rowland. Ze is achtenzestig en moet een taaie rakker zijn. Ze zeiden dat ze haar armen bewoog toen ze haar in de ziekenauto schoven. Toen Frost en ik aankwamen, reed de ambulance net weg.''Hoe zwaar zijn haar verwondingen?'

'Ik heb haar niet gezien. Volgens het laatste bericht dat we van het St. Francis Hospital hebben gekregen, zijn ze nog bezig haar te opereren. Meervoudige schedelblessures en bloeding in de hersenen.'

'Net als dit slachtoffer.'

'Ja. Net als Camille.' De woede keerde terug in Rizzoli's stem.

Maura kwam overeind en bleef huiverend staan. Haar broek had ijskoud water opgezogen uit de doorweekte zoom van haar jas en haar kuiten voelden aan alsof ze in ijs waren gevat. Ze had telefonisch te horen gekregen dat de slachtoffers binnen lagen, dus had ze haar sjaal en wollen handschoenen niet meegenomen uit de auto. In de onverwarmde kapel was het echter nauwelijks warmer dan op de door de ijskoude regen gegeselde binnenplaats. Ze stak haar handen in haar jaszakken en vroeg zich af hoe Rizzoli, die net zomin als zij een warme sjaal en handschoenen droeg, het in de kille kapel zo lang volhield. Rizzoli leek haar eigen hittebron in zich mee te dragen, de koorts van haar verontwaardiging, en alhoewel haar lippen een blauwige tint kregen, leek ze geen haast te hebben een warmer vertrek op te zoeken.

'Waarom is het hier zo koud?' vroeg Maura. 'Ik kan me niet voorstellen hoe ze hier de mis opdragen.'

'Dat doen ze ook niet. Dit deel van het klooster wordt in de winter nooit gebruikt - het kost te veel om het te verwarmen. En er zijn nog maar zo weinig nonnen over. Voor de mis gebruiken ze een kleine kapel naast de pastorie.'

Maura dacht aan de drie nonnen die ze achter het raam had gezien, drie oude vrouwtjes. De zusters waren als flakkerende vlammetjes die een voor een werden gedoofd.

'Als deze kapel niet wordt gebruikt,' zei ze, 'wat deden de slachtoffers hier dan?'

Rizzoli slaakte een zucht, damp uitstotend als een draak. 'Dat weet niemand. De moeder-overste zegt dat ze Ursula en Camille gisteravond bij het avondgebed voor het laatst heeft gezien, rond negen uur. Toen ze niet kwamen opdagen voor het ochtendgebed, zijn de zusters hen gaan zoeken. Ze hadden niet verwacht hen hier te vinden.'

'Zoveel slagen op het hoofd. Het lijkt te duiden op onbeteugel- bare woede.'

'Maar kijk eens naar haar gezicht,' zei Rizzoli. Ze wees naar Camille. 'Hij heeft haar niet in het gezicht geslagen. Hij heeft haar gezicht gespaard. Daardoor lijkt het een stuk minder persoonlijk. Alsof hij niet haarzelf wilde raken, maar wat ze was. Wat ze vertegenwoordigde.'

'Gezag?' zei Maura. 'Macht?'

'Eigenaardig. Ik zou eerder zeggen: geloof, hoop en liefdadigheid.'

'Maar ik heb op een katholieke school gezeten.'

'Jij?' Rizzoli snoof. 'Dat had ik nooit gedacht.'

Maura ademde de koude lucht diep in, keek op naar het kruis en dacht terug aan haar jaren op de Holy Innocents Academy. Aan de kwellingen die waren opgelegd door zuster Magdalene, die geschiedenis gaf. De kwellingen waren niet lichamelijk geweest, maar emotioneel, bedacht door een vrouw die de meisjes die naar haar mening een onbetamelijke dosis zelfvertrouwen bezaten, er precies wist uit te pikken. Op haar veertiende had Maura niet mensen maar boeken als haar beste vrienden beschouwd. Ze kon goed leren en was met recht trots op haar goede cijfers. Maar juist daarom had zuster Magdalene haar toorn over haar uitgestort. Voor Maura's eigen bestwil moest die onchristelijke trots op haar intellect teruggedrongen worden tot nederigheid. Zuster Magdalene had die taak met kwaadaardige geestdrift op zich genomen. Ze had Maura in de klas belachelijk gemaakt, snijdende opmerkingen in de kantlijn van haar vlekkeloze opstellen gezet, en iedere keer dat Maura haar hand ophief om een vraag te stellen, een diepe zucht geslaakt. Uiteindelijk was Maura in een verslagen stilzwijgen verzonken.

'Ik voelde me altijd geïntimideerd door de nonnen,' zei Maura.

'Ik dacht dat je nergens bang voor was.'

'Ik ben bang voor een heleboel dingen.'

Rizzoli lachte. 'Alleen niet voor lijken.'

'Er zijn op deze wereld veel beangstigender dingen dan dode mensen.'

Ze lieten het lijk van Camille achter op haar bed van koude steen en liepen langs de muur van de kapel naar de met bloed besmeurde plek waar zuster Ursula, nog levend, was aangetroffen. De fotograaf had zijn werk gedaan en was vertrokken; alleen Maura en Rizzoli waren nu nog in de kapel, twee eenzame vrouwen wier stemmen tegen de kale muren echoden. Maura had de kerk altijd beschouwd als universeel toevluchtsoord, waar zelfs de ziel van de ongelovige troost kon vinden, maar ze voelde geen troost in deze kille ruimte waar de dood vol minachting voor de heilige symbolen had rondgewaard.

'Hier hebben ze zuster Ursula gevonden,' zei Rizzoli. 'Ze lag met haar hoofd in de richting van het altaar en haar voeten in de richting van de deur.'

Alsof ze zich aan de voeten van het kruisbeeld had geworpen.

'De dader is een monster,' zei Rizzoli, en de boze woorden knapten als ijspegels. 'We hebben een waanzinnige tegenover ons. Of zo'n klotejunk die iets wilde stelen.'

'We weten nog niet of het een man is.'

Rizzoli maakte een gebaar naar het lichaam van zuster Camille. 'Zie jij een vrouw dit doen?'

'Een vrouw kan best met een hamer op iemands hoofd timmeren. Een schedel inslaan.'

'We hebben een schoenafdruk gevonden. Daar, halverwege het middenpad. Het lijkt mij ongeveer maat 46.'

'Een van de mannen van de ziekenauto?'

'Nee, de schoenafdrukken van de mensen van het medische team zijn hier te zien, bij de deur. De afdruk op het middenpad ziet er anders uit. Die is van hem.'

De wind deed de ramen rammelen, en de deur kraakte alsof onzichtbare handen eraan trokken in een poging binnen te komen. Rizzoli's lippen waren nu helemaal blauw en haar gezicht was zo wit als dat van een lijk, maar ze maakte geen aanstalten een warme kamer op te zoeken. Zo was Rizzoli, te koppig om als eerste te capituleren. Toe te geven dat ze haar limiet had bereikt.

Maura keek neer op de stenen vloer waar zuster Ursula had gelegen en kon Rizzoli's intuïtie dat de aanval het werk was van een krankzinnige, onmogelijk tegenspreken. Het was krankzinnigheid die ze hier zag, in deze bloedvlekken. In de slagen die op de schedel van zuster Camille waren neergekomen. Krankzinnigheid of kwaadaardigheid.

Een ijzige tochtvlaag leek regelrecht naar haar ruggengraat te kruipen. Ze hief huiverend haar hoofd op en keek weer naar het kruisbeeld. 'Ik sta hier te vernikkelen,' zei ze. 'Kunnen we ergens een beetje warm worden? En een kop koffie krijgen?'

'Ben je hier klaar?'

'Ik heb genoeg gezien. De autopsie zal ons de rest vertellen.'