Zeven

Ze zag zijn koplampen achter het gordijn van sneeuwvlokken. Hij reed langzaam, zoekend naar haar huis, en kwam voor haar oprit tot stilstand. Twijfel jij ook, Victor? dacht ze. Vraag je je af of dit een vergissing is, of je niet beter kunt keren en teruggaan naar de stad?

De auto reed door naar de stoeprand en stopte.

Ze liep achteruit bij het raam vandaan en bleef midden in de woonkamer staan, zich ervan bewust dat haar hart bonkte en het zweet in haar handen stond. Toen de bel ging, stokte haar adem. Ze was er niet klaar voor hem weer te zien, maar hij was er nu eenmaal en ze kon hem moeilijk in de kou laten staan.

Weer ging de bel.

Ze deed de deur open. Sneeuwvlokken waaiden naar binnen. Ze glinsterden ook op zijn jas, flonkerden in zijn haar en zijn baard. Het leek wel een soap: de voormalige minnaar stond op de stoep en zocht met een hongerige blik haar gezicht af, en zij wist niets anders te zeggen dan: 'Kom binnen.' Geen kus, geen omhelzing, niet eens een korte handdruk.

Hij kwam binnen en liet zijn jas van zijn schouders glijden. Toen ze de jas ophing, bezorgde een bekende geur haar een brok in de keel, de geur van leer, van Victor. Ze deed de kast dicht en draaide zich naar hem om. 'Wil je iets drinken?'

'Ik zou wel een kop koffie lusten.'

'Echte koffie?'

'We zijn pas drie jaar uit elkaar, Maura. Moet je dat echt vragen?'

Nee, dat hoefde ze niet te vragen. Hij dronk altijd zwarte koffie met een hoog octaangehalte. Een verontrustend gevoel dat alles weer net zo was als vroeger overviel haar toen ze hem voorging naar de keuken en het zakje Mt. Sutro Roasters uit de diepvries pakte. Het was in San Francisco hun favoriete merk geweest en ze kreeg nog steeds tweemaal per maand een zakje toegestuurd door de winkel. Aan een huwelijk kon een einde komen, maar sommige dingen gaf je doodgewoon niet op. Ze maalde de koffiebonen en zette het koffiezetapparaat aan, zich ervan bewust dat hij om zich heen keek naar haar keuken, naar de roestvrijstalen Sub-Zero koelkast, de Viking-oven en het zwartgranieten aanrecht. Toen ze het huis had gekocht, had ze allereerst de keuken laten verbouwen en ze voelde zich een beetje trots dat hij nu op baar terrein stond, dat ze alles wat hij zag zelf had verdiend, door er hard voor te werken. In materieel opzicht was hun scheiding relatief eenvoudig geweest: ze hadden niets van elkaar geëist. Na een huwelijk van slechts twee jaar hadden ze elk hun eigen spullen meegenomen en waren ze ieder hun eigen weg gegaan. Dit huis was helemaal van haar alleen en wanneer ze 's avonds thuiskwam, wist ze dat alles er nog precies zo bij stond als ze het 's ochtends had achtergelaten, en dat ze de hele inboedel zelf had gekocht, naar haar eigen smaak.

'Ik zie dat je eindelijk de keuken van je dromen hebt,' zei hij.

'Ik ben er heel tevreden over.'

'En smaakt het eten beter wanneer het klaargemaakt wordt op een dure kookplaat met zes pitten?'

De sarcastische ondertoon beviel haar niet en ze antwoordde scherp: 'Eerlijk gezegd wel. En het smaakt ook beter op borden van Richard Ginori-porselein.'

'Wat is er mis met gewone borden?'

'Ik heb besloten mezelf wat te verwennen, Victor. Ik ben opgehouden me schuldig te voelen omdat ik geld heb en het graag uitgeef. Het leven is te kort om eeuwig een hippie te blijven.'

'Doe me een lol, zeg. Vond je dat je bij mij als een hippie leefde?'

'Je gaf me altijd het gevoel dat ik het goede doel ondermijnde als ik me te buiten ging aan wat luxe.'

'Welk goede doel?'

'Voor jou was alles een goed doel. In Angola komen mensen om van de honger, dus is het een zonde om mooie lakens te kopen. Of een biefstuk te eten. Of een Mercedes te bezitten.'

'Ik dacht dat jij dat ook vond.'

'Zal ik je eens iets vertellen, Victor? Idealisme wordt op den duur reuze vermoeiend. Ik schaam me er niet voor dat ik geld heb en ik weiger me schuldig te voelen wanneer ik het uitgeef.'

Ze schonk een kop koffie voor hem in en vroeg zich af of hij zich bewust was van het ironische detail dat hij, een Mt. Sutro- verslaafde, koffie dronk die van bonen was gebrouwen die haar helemaal van de andere kant van het continent waren toegestuurd (zonde van de vliegtuigbenzine!) en dat het kopje waarin ze de koffie had geschonken, het logo droeg van een farmaceutische maatschappij (bedrijfschantage!). Hij zei echter niets toen hij het kopje aannam, eigenaardig ingetogen voor een man die constant door zijn idealisme werd gedreven.

Juist door die hartstocht had ze zich tot hem aangetrokken gevoeld. Ze hadden elkaar in San Francisco ontmoet tijdens een congres over de medische situatie in derdewereldlanden. Zij had een verhandeling gehouden over autopsiegegevens uit verschillende landen; hij had het hoofdthema behandeld: de vele menselijke tragedies waarmee de medische teams van One Earth in het buitenland te maken kregen. Victor had er meer uitgezien als een ongeschoren globetrotter dan als een arts toen hij op het podium had gestaan tegenover het piekfijn geklede publiek. Hij was regelrecht uit Guatemala City gekomen en had niet eens tijd gehad zijn overhemd te strijken. Hij was de zaal binnengekomen met alleen maar een doos dia's. Geen geschreven toespraak, geen aantekeningen, alleen maar die kostbare verzameling beelden die in tragische opeenvolging op het scherm verschenen. De jonge Ethiopische moeder die aan tetanus stierf. De Peruviaanse baby met de hazenlip die in de berm was achtergelaten. Het meisje uit Kazachstan dat aan een longontsteking was gestorven en in een lijkenkleed gewikkeld. Elk van deze sterfgevallen had voorkomen kunnen worden, had hij met nadruk gezegd. Dit waren onschuldige slachtoffers van oorlogen, armoede en onkunde, die door zijn organisatie, One Earth, gered hadden kunnen worden.

Maar er zou nooit genoeg geld zijn, en nooit genoeg vrijwilligers om aan de eisen van iedere humanitaire crisis te voldoen.

Maura had ongeveer in het midden van de donkere zaal gezeten en was diep geraakt door zijn woorden, door de hartstochtelijke manier waarop hij over veldhospitalen en voedseltenten sprak, over de hulpbehoevenden van wie er dagelijks zoveel onopgemerkt stierven.

Toen het licht weer aanging, zag ze niet langer alleen maar een verfomfaaide arts op het podium staan. Ze zag een man met een allesoverheersende doelbewustheid. Hoewel ze zelf orde en regelmaat in haar leven verlangde, had ze zich met een bijna beangstigende intensiteit tot deze man aangetrokken gevoeld; een man die voor zijn werk naar de meest chaotische plekken ter wereld reisde.

En wat had hij in haar gezien? Geen medekruisvaarder. In plaats daarvan had ze rust en stabiliteit in zijn leven gebracht. Zij was degene die de rekeningen betaalde en het huishouden op orde hield, die thuis wachtte terwijl hij van de ene crisis naar de andere trok, van het ene continent naar het andere. Hij leefde uit zijn koffer en zijn leven barstte van de adrenaline. Is dat leven zoveel prettiger geweest zonder mij? vroeg ze zich af. Hij zag er niet erg gelukkig uit hier aan haar keukentafel, teugjes nemend van de koffie. In veel opzichten was hij nog steeds dezelfde Victor. Zijn haar zat een tikje slordig, zijn overhemd zou wel wat beter gestreken kunnen worden en de punten van de kraag begonnen te rafelen - allemaal bewijzen dat hij niets om oppervlakkige dingen gaf. Maar in andere opzichten was hij veranderd. Victor was ouder, vermoeider, en hij maakte een stille, zelfs trieste indruk, zijn hartstocht getemperd door de jaren.

Ze ging met haar eigen kop koffie tegenover hem zitten. Ze keken elkaar aan.

'We hadden dit gesprek drie jaar geleden moeten voeren,' zei hij.

'Drie jaar geleden zou je niet naar me hebben geluisterd.'

'Heb je het geprobeerd? Heb je me ooit ronduit verteld dat je het zat was om de vrouw van een activist te zijn?'

Ze keek neer op haar kop koffie. Nee, dat had ze hem niet verteld. Ze had het onderdrukt, precies zoals ze alle emoties onderdrukte die haar stoorden. Boosheid, afkeer, wanhoop - emoties die haar deden vrezen dat ze haar zelfbeheersing zou verliezen. Dat mocht ze niet laten gebeuren. Op het moment dat ze haar handtekening op de echtscheidingspapieren had gezet, had ze het gevoel gehad dat ze er helemaal niet bij was.

'Ik heb nooit geweten hoe moeilijk je het ermee had,' zei hij.

'Zou het geholpen hebben als ik je dat had verteld?'

'Je had het kunnen proberen.'

'En wat zou je dan gedaan hebben? Zou je bij One Earth zijn weggegaan? Een compromis was geen optie. Je vindt het veel te leuk om voor de heilige Victor te spelen. Al die onderscheidingen, al die lof. Niemand komt op het omslag van People door alleen maar een goede echtgenoot te zijn.'

'Denk je dat ik het daarvoor doe? Om de aandacht, de publiciteit? Jezus, Maura. Je weet hoe belangrijk dit is! Geef me dat in ieder geval te na.'

Ze zuchtte. 'Je hebt gelijk, dat was gemeen van me. Maar we weten allebei hoezeer je het zou missen.'

'Ik zou het inderdaad missen,' gaf hij toe en toen voegde hij er snel aan toe: 'Maar ik wist niet hoeveel ik jou zou missen.'

Ze liet die laatste woorden langs zich heen glijden zonder erop te reageren. Liet de stilte tussen hen in hangen. Omdat ze doodgewoon niet wist wat ze moest zeggen. Zijn woorden hadden haar overrompeld.

'Je ziet er fantastisch uit,' zei hij. 'En je lijkt gelukkig. Ben je dat?'

'Ja.' Ze zei het te snel, te automatisch. Ze voelde dat ze een kleur kreeg.

'Bevalt je nieuwe baan?' vroeg hij.

'Het is steeds weer een uitdaging.'

'Leuker dan de medische studenten van U.C. terroriseren?'

Ze schoot in de lach. 'Ik heb nooit medische studenten geterroriseerd.'

'Daar denken ze zelf waarschijnlijk anders over.'

'Ik heb gewoon hogere eisen aan hen gesteld, en meestal wisten ze eraan te voldoen.' 'Je was een goede docente, Maura. Ik weet zeker dat de universiteit je graag terug zou hebben.'

'Maar soms moet je gewoon iets anders gaan doen.' Ze zag hem aandachtig naar haar kijken en hield met opzet een ondoorgrondelijke uitdrukking op haar gezicht.

'Ik heb je gisteren op de televisie gezien,' zei hij. 'Op het journaal. In verband met de moord op die non.'

'Ik had gehoopt de camera's te ontlopen.'

'Je viel me meteen op. Je kwam het hek uit lopen.'

'Een van de risico's van het vak. Je staat voortdurend in de publieke belangstelling.'

'In het bijzonder bij deze zaak, neem ik aan. Het was op alle zenders.'

'Wat wordt erover gezegd?'

'Dat de politie nog geen verdachten heeft en dat niet bekend is wat er achter zit.' Hij schudde zijn hoofd. 'Het klinkt ook erg irrationeel, een moord op nonnen. Tenzij er sprake is van een vorm van seksueel misbruik.'

'Zou het dan wel rationeel zijn?'

'Je weet wel wat ik bedoel.'

Dat wist ze inderdaad en ze kende Victor zo goed dat ze zijn commentaar niet als een belediging opvatte. Er was inderdaad een verschil tussen een kil berekenende verkrachter en een psychotische persoon die geen grip had op de werkelijkheid.

'Ik heb vanochtend de sectie gedaan,' zei ze. 'Meerdere schedelbreuken. Gescheurd hersenvlies. Hij heeft haar herhaalde malen geslagen, waarschijnlijk met een hamer. Ik denk niet dat je deze aanval als rationeel kunt classificeren.'

Hij schudde zijn hoofd. 'Hoe hou je dit vol, Maura? Vroeger deed je autopsies op mensen die rustig in het ziekenhuis waren overleden, en nu dit.'

'Ook in het ziekenhuis overlijdt men niet rustig.'

'Maar een sectie op het slachtoffer van een moord? Ze was nog jong, niet?'

'Ja, twintig.' Ze aarzelde, stond op het punt hem te vertellen wat ze bij de lijkschouwing nog meer had ontdekt. Toen ze nog getrouwd waren, hadden ze altijd medische roddels uitgewisseld, erop vertrouwend dat de ander de informatie voor zich zou hou den. Maar dit onderwerp was te luguber en ze wilde de dood nu l langer bij het gesprek betrekken.

Ze stond op om hun kopjes bij te vullen. Toen ze met de koffiepot terugkeerde naar de tafel, zei ze: 'Vertel eens hoe het met jou is. Waar is de heilige Victor mee bezig?'

'Noem me alsjeblieft niet zo.'

'Vroeger vond je het grappig.'

'Nu vind ik het onheilspellend. Zodra de pers je een heilige noemt, weet je dat ze op een kans wachten je van je voetstuk te stoten.'

'Het is me opgevallen dat jij en One Earth de laatste tijd nogal vaak in het nieuws zijn.'

Hij slaakte een zucht. 'Jammer genoeg wel.'

'Waarom is dat jammer?'

'Het is een slecht jaar geweest voor internationale liefdadigheidsorganisaties. Zoveel nieuwe conflicten, zoveel vluchtelingen. Dat is de enige reden waarom we in het nieuws zijn. Omdat wij degenen zijn die er iets aan moeten doen. We boffen in ieder geval dat we dit jaar een enorme donatie hebben gekregen.'

'Als resultaat van al die positieve nieuwsitems?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Zo nu en dan krijgt een mega- maatschappij last van haar geweten en besluit de directie een cheque uit te schrijven.'

'En dat het aftrekbaar is van de belasting vinden ze natuurlijk ook wel prettig.'

'Maar het geld is altijd zo snel op. Er hoeft maar één waanzinnige een oorlog te beginnen en we zitten met een miljoen nieuwe vluchtelingen. Honderdduizend kinderen die aan tyfus of cholera sterven. Dat is waar ik 's nachts wakker van lig, Maura. Gedachten aan die kinderen.' Hij nam een slokje van zijn koffie, maar zette het kopje toen neer, alsof hij de smaak ervan niet langer kon verdragen.

Ze bekeek hem toen hij stil bleef zitten, zag sporen van grijs in zijn blonde haar. Hij mocht dan wat ouder zijn geworden, dacht ze, maar hij had nog niets van zijn idealisme verloren. Het idealisme waardoor ze zich tot hem aangetrokken had gevoeld en dat uiteindelijk een breuk tussen hen had veroorzaakt. Ze was geen l>.ntij geweest voor de hele wereld die om Victors aandacht si breeuwde en dat had ze ook nooit moeten proberen. Goed beschouwd was het niet onbegrijpelijk dat hij een verhouding was aangegaan met die Franse verpleegster. Het was rebellie van zijn kant geweest, zijn manier om te bewijzen dat hij niet van haar afhankelijk was.

Ze bleven zwijgend zitten zonder elkaar aan te kijken, twee mensen die van elkaar hadden gehouden en nu niet wisten wat ze tegen elkaar moesten zeggen. Ze hoorde hem opstaan, keek naar hem toen hij naar de gootsteen liep om zijn kopje om te spoelen.

'Hoe maakt Dominique het?' vroeg ze.

'Ik zou het niet weten.'

'Werkt ze nog steeds voor One EarthV

'Nee. Ze is er weggegaan. We voelden ons geen van beiden prettig, na...' Hij haalde zijn schouders op.

'Houden jullie geen contact?'

'Ze was niet belangrijk voor me, Maura. Dat weet je best.'

'Gek is dat. Ze was voor mij juist heel belangrijk.'

Hij draaide zich naar haar om. 'Denk je dat je ooit over je woede heen zult komen?'

'Na drie jaar zou dat eigenlijk wel moeten.'

'Dat is geen antwoord op mijn vraag.'

Ze boog haar hoofd. 'Je had een verhouding met een andere vrouw. Ik had er behoefte aan kwaad te zijn. Het was de enige manier.'

'De enige manier?'

'Waarop ik je kon verlaten. Waarop ik je kon vergeten.'

Hij liep naar haar toe, legde zijn handen op haar schouders. Het was een intiem gebaar. 'Ik wil niet dat je me vergeet,' zei hij. 'Zelfs als dat inhoudt dat je me haat. Want dan voel je tenminste iets. Dat heeft me nog het meeste pijn gedaan. Dat je zomaar kon opstappen. Dat je het allemaal zo koel leek op te vatten.'

Het is de enige manier waarop ik het hoofd boven water kan houden, dacht ze toen hij zijn armen om haar heen sloeg. Ze voelde zijn warme adem in haar haar. Ze had lang geleden geleerd hoe ze al die verwarrende emoties kon wegstoppen. Ze pasten helemaal niet bij elkaar, zij tweeën. De uitbundige Victor en de Koningin van de Doden. Hoe hadden ze ooit kunnen denken dat het zou lukken?

Omdat ik zijn vuur, zijn hartstocht wilde. Ik wilde wat ik zelf nooit kon zijn.

Toen de telefoon ging, bleven Victors handen nog heel even op haar schouders liggen. Daarna deed hij een stap achteruit en bleef ze zitten met haar verlangen naar zijn warmte. Ze stond op en liep naar de telefoon. Een blik op de nummerweergave vertelde haar dat dit telefoontje haar weer de nacht in zou sturen, de sneeuw in. Terwijl ze met de rechercheur sprak en het adres noteerde, zag ze Victor gelaten zijn hoofd schudden. Vanavond was zij degene die haar werk moest doen en hij degene die achterbleef.

Ze hing op. 'Het spijt me, maar ik moet gaan.'

'Is het de man met de zeis die je roept?'

'Een moord in Roxbury. Er wordt op me gewacht.'

Hij liep met haar mee naar de voordeur. 'Zal ik met je meegaan?'

'Waarom?'

'Om je gezelschap te houden.'

'Geloof me, op een plaats delict heb ik genoeg gezelschap.'

Hij keek uit het raam van de woonkamer naar de zware sneeuwbui. 'Geen beste nacht om eropuit te moeten.'

'Niet voor mij en niet voor jou.' Ze bukte zich om haar laarzen aan te trekken en was blij dat hij haar gezicht niet kon zien toen ze zei: 'Ga maar niet helemaal terug naar het hotel. Je kunt net zo goed hier blijven.'

'De hele nacht, bedoel je?'

'Het lijkt me prettiger voor je. Je kunt het bed in de logeerkamer opmaken. Het duurt wel een paar uur voor ik terug ben.'

Zijn zwijgen deed haar blozen. Nog steeds zonder naar hem te kijken knoopte ze haar jas dicht. Opeens wilde ze erg graag weg zijn. Ze deed de voordeur open.

En hoorde hem zeggen: 'Ik zal op je wachten.'

Blauw licht flitste door het waas van vallende sneeuw. Ze stopte achter een van de surveillancewagens. Een politieman kwam naar haar toe, zijn gezicht half verborgen achter zijn opgezette kraag, als een schildpad die zich in zijn huisje terugtrok. Ze draaide haar raampje naar beneden en kneep haar ogen half toe tegen het felle schijnsel van zijn zaklantaarn. Sneeuw woei naar binnen en daalde neer op het dashboard.

'Dokter Isles van het kantoor van de lijkschouwer,' zei ze.

'Goedenavond. U kunt uw auto hier wel laten staan.'

'Waar is het lijk?'

'In dat huis.' Hij wees met zijn zaklantaarn naar een huis aan de overkant van de straat. 'Op de voordeur zit een hangslot, dus moet u de zij-ingang nemen. De elektriciteit is afgesloten, kijk dus goed uit waar u loopt. U kunt beter een zaklantaarn meenemen. Er staan allerlei dozen en troep in de steeg.'

Ze stapte uit, een wereld van wit kant in. Vanavond was ze op het weer gekleed; ze was blij dat haar voeten lekker droog en warm zouden blijven in haar waterdichte laarzen. Er lag zeker vijftien centimeter sneeuw, maar die was zo zacht als dons en bood geen greintje weerstand toen haar laarzen er een spoor doorheen trokken.

Bij de ingang van de steeg deed ze de zaklantaarn aan en zag slap hangend politielint, waarvan het geel bijna helemaal schuilging onder een laag wit. Ze stapte eroverheen, wat een lading sneeuwvlokken losmaakte die naar de grond dwarrelden. De steeg stond vol onduidelijke, opgestapelde voorwerpen, bedekt met sneeuw. Haar voet stootte tegen iets hards en ze hoorde het gerammel van flessen. De steeg werd blijkbaar als dump gebruikt en ze vroeg zich af wat voor onaangename dingen er onder de witte deken zaten.

Ze klopte op de deur en riep: 'Hallo! De lijkschouwer is er.'

De deur zwaaide open en een zaklantaarn scheen recht in haar ogen. Ze kon de man die hem vasthield, niet zien, maar herkende de stem van rechercheur Darren Crowe.

'Hallo, dokter Isles. Welkom in kakkerlakstad.'

'Zou u dat licht ergens anders op willen richten?'

De lichtbundel zwaaide weg van haar gezicht. Ze zag zijn silhouet met de brede schouders, ergens een beetje dreigend. Hij was een van de jongste rechercheurs van de afdeling Moordzaken en iedere keer dat ze samen met hem aan een zaak werkte, had ze het gevoel dat ze zich op de set van een televisiefilm bevond en dat Crowe de ster van de serie was, een acteur die voor politieman speelde, met geföhnd haar en een brutale, zelfverzekerde houding. Het enige wat mannen als Crowe in een vrouw respecteerden, was ijzige beroepsmatigheid, en die zou ze hem dan ook tonen. Een mannelijke patholoog-anatoom kon grapjes maken met Crowe, maar zij niet; ze moest barrières opwerpen, grenzen trekken, anders zou hij een manier vinden om haar gezag te ondermijnen.

Ze trok handschoenen en schoenbeschermers aan en ging naar binnen. Toen ze met haar zaklantaarn in de rondte scheen, zag ze allerlei metalen oppervlakten. Een levensgrote koelkast, metalen aanrechten, industriële gasstellen en ovens.

'Dit is ooit Mama Cortina's Italiaanse restaurant geweest,' zei Crowe. 'Tot Mama het niet meer kon redden en failliet ging. Het gebouw is twee jaar geleden geconfisqueerd en aan beide deuren zijn hangsloten bevestigd. De deur in de steeg lijkt een tijd geleden al opengebroken te zijn. De keukeninrichting zal worden geveild, al weet ik niet wie die zou willen hebben. Het is allemaal stinkend smerig.' Hij liet het licht van de zaklantaarn over de gasstellen glijden, waarop opeengehoopt vet door de jaren heen een dikke zwarte korst had gevormd. Allerlei ongedierte vluchtte weg voor het licht. 'Het sterft hier van de kakkerlakken. Al dat heerlijke vet ook om je aan te verzadigen.'

'Wie heeft het lijk gevonden?'

'Iemand van Narcotica. Ze hadden een straat verderop een inval gedaan. Een van de verdachten ging ervandoor en ze dachten dat hij deze steeg in was geschoten. Toen ze zagen dat de deur was opengebroken, zijn ze naar binnen gegaan om hun verdachte te zoeken, maar hier wachtte hen een verrassing.' Hij richtte de lichtbundel op de vloer. 'Hier zijn wat strepen in het stof. Alsof de dader zijn slachtoffer heeft meegesleept.' Hij richtte het licht op de andere zijde van de keuken. 'Het lijk is daarginds. We moeten door het restaurant heen.'

'Hebben jullie hier al video-opnamen van gemaakt?'

'Ja. We hebben twee sets lampen moeten laten aanrukken om genoeg licht te krijgen, maar die hebben ze alweer meegenomen. Daarom zitten we in het donker.'

Ze liep achter hem aan naar de keukendeur, haar armen tegen haar lichaam gedrukt om niets aan te raken - alsof ze dat zou willen. Ze hoorde overal geritsel in het donker en dacht aan duizenden insectenpoten die over de muren liepen en zich aan het plafond boven haar hoofd hechtten. Ze kon stoïcijns blijven bij afzichtelijke en groteske dingen, maar walgde van scharrelende insecten.

Toen ze het restaurant binnenging, rook ze het verlepte bouquet van geuren dat altijd in stegen achter oude restaurants hing: de geur van afval en verschaald bier. Maar hier was er nog meer, onheilspellend bekende geuren die haar hart sneller deden kloppen. Geuren die de reden waren waarom ze hiernaartoe was gekomen, en die zowel nieuwsgierigheid als angst in haar losmaakten.

'Zo te zien hebben hier zwervers gebivakkeerd,' zei Crowe. Hij liet het licht van zijn zaklantaarn over de vloer gaan. Ze zag een oude deken en stapels kranten. 'Daar staan kaarsen. Het valt me mee dat de boel niet allang in de fik is gevlogen, met al die rotzooi.' De lichtbundel gleed over een berg snoepwikkels, hamburgerdoosjes en lege blikjes. Boven op de stapel staarden twee gele ogen hen aan - een rat, onbevreesd, zelfs brutaal, hen uitdagend naar voren te komen.

Ratten en kakkerlakken. Wat zou er, met zoveel knaagdieren, nog over zijn van het lijk? vroeg ze zich af.

'Het is daar om de hoek.' Crowe zocht zich met atletische zelfverzekerdheid een weg tussen de tafels en opgestapelde stoelen. 'Blijft u aan deze kant. Er zijn een paar voetafdrukken die we willen bewaren. Iemand had bloed aan zijn schoenen en heeft daarmee vanaf het lijk tot hier ongeveer een spoor getrokken.'

Hij ging haar voor door een korte gang. Flauw licht stroomde uit een deuropening aan het einde ervan. Het bleek het herentoilet te zijn.

'De lijkschouwer is er,' riep Crowe.

De lichtbundel van een andere zaklantaarn verscheen in de deuropening. Crowes partner, Ed Sleeper, kwam het toilet uit en stak vermoeid zijn hand op naar Maura. Hij droeg handschoenen. Sleeper was de oudste rechercheur van de afdeling Moordzaken en iedere keer dat ze hem zag, leken zijn schouders nog iets meer te zijn gezakt. Ze vroeg zich af hoeveel van zijn mismoedigheid te maken had met het feit dat Crowe zijn partner was. Wijsheid noch ervaring kon jeugdige voortvarendheid overtreffen en Sleeper had het roer allang overgegeven aan zijn dominante partner.

'Het ziet er niet best uit,' zei Sleeper. 'Wees maar blij dat het geen zomer is. Ik mag er niet aan denken hoe het zou ruiken als het hier niet zo verrekte koud was.'

Crowe lachte. 'Volgens mij ben jij gereed voor Florida.'

'Wat je zegt! Ik heb al een leuk flatje uitgezocht. Vlak bij het strand. Ik ga de hele dag in mijn zwembroek rondlopen en van het leven genieten.'

Warme stranden, dacht Maura. Zand als poedersuiker. Zouden ze niet allemaal liever daar zitten dan in deze smerige gang die door niets anders werd verlicht dan hun drie zaklantaarns?

'Ga uw gang, dokter,' zei Sleeper.

Ze liep naar de deuropening. Haar zaklantaarn bescheen smerige vloertegels in een zwart-wit dambordpatroon. Ze waren besmeurd met voetafdrukken en opgedroogd bloed.

'Blijf dicht bij de muur,' zei Crowe.

Ze stapte over de drempel en deinsde meteen achteruit, geschrokken van een flitsende beweging vlak voor haar voeten. 'Jezus,' zei ze en ze lachte geschrokken.

'Ja, het zijn allejezus grote ratten,' zei Crowe. 'Ze hebben hier dan ook heel wat te vreten.'

Ze zag een staart bewegen onder de deur van een toilethokje en dacht aan de griezelverhalen over ratten die door rioolbuizen zwommen en uit toiletpotten sprongen.

Langzaam gleed haar lichtbundel over twee wastafels, waaraan de kranen ontbraken, en een urinoir waarvan het putje verstopt was door afval en peuken. Nu liet ze het licht zakken naar het naakte lichaam dat half gedraaid onder het urinoir lag. Onder de verwarde massa zwart haar was het wit van gezichtsbeenderen te zien. Knaagdieren hadden zich al te goed gedaan aan de overvloed van vers vlees; het bovenlichaam zat vol rattenbeten. Maar waar ze het meest van schrok, waren niet de wonden die door de scherpe tanden waren veroorzaakt, maar de geringe afmetingen van het stoffelijk overschot.

Een kind?

Maura zakte naast het lijk op haar hurken. De rechterwang lag tegen de vloer gedrukt. Toen ze zich wat verder vooroverboog, zag ze een volledig ontwikkelde vrouwenborst - geen kind dus, dacht ze, maar een volwassen vrouw met een klein postuur. Het gezicht was verdwenen. Gulzige knaagdieren hadden zich hongerig te goed gedaan aan de linkerzijde ervan, en zelfs de neusholte volledig leeggevreten. De huid die nog op de rest van het lichaam zat, had een vrij donkere kleur. Latijns-Amerikaans? dacht ze. Ze liet de lichtbundel over knokige schouders gaan en over de bobbelige richel van de ruggengraat. Het naakte bovenlichaam zat vol donkere, paarsachtige knobbeltjes. Ze richtte het licht op de linkerheup en bil en zag nog meer wonden. De lelijke zwellingen liepen helemaal over de dij en de kuit tot aan...

De lichtbundel bleef steken bij de enkel. 'Mijn god,' zei ze.

De linkervoet ontbrak. De enkel was een stomp, de kartelige rand zwart van verrotting.

Ze zocht met de lichtbundel de andere enkel en zag nóg een stomp. Ook de rechtervoet ontbrak.

'Kijk nu maar eens naar de handen,' zei Crowe, die dicht bij haar was komen staan. Hij voegde de lichtbundel van zijn zaklantaarn toe aan de hare, en ze richtten de poel van licht op de armen, die in de schaduw van het bovenlichaam lagen.

In plaats van handen zag ze twee stompen waarvan de randen tandafdrukken van knaagdieren vertoonden.

Ze deinsde geschrokken achteruit.

'Ik neem aan dat die niet door de ratten zijn opgevreten,' zei Crowe.

Ze slikte. 'Nee. Nee, dit zijn amputaties.'

'Denkt u dat hij het heeft gedaan toen ze nog leefde?'

Ze keek naar de besmeurde tegels en zag onder de stompen alleen maar een kleine zwarte plas opgedroogd bloed, geen mitrailleurwaaier van spetters. 'Er was geen bloeddruk toen de ledematen zijn afgehakt. Het is gebeurd toen ze dood was.' Ze keek naar Crowe. 'Hebben jullie ze gevonden?'

'Nee. Hij heeft ze meegenomen. God mag weten waarom.'

'Er is een logische reden voor,' zei Sleeper. 'Nu hebben we geen vingerafdrukken. Nu kunnen we niet achter haar identiteit komen.'

Maura zei: 'Als hij probeerde haar identiteit geheim te houden...' Ze staarde naar het hoofd, naar het wit van de botten, en voelde een nieuwe huivering van afgrijzen om wat dat betekende. 'We moeten haar op de rug draaien,' zei ze.

Ze haalde een plastic vel uit haar koffertje en spreidde het uit naast het lijk. Sleeper en Crowe rolden het lijk om, op het plastic.

Sleepers adem stokte en hij deinsde achteruit. De rechterzijde van het gezicht, die tegen de vloer gedrukt had gelegen, was nu zichtbaar. Evenals de kogelwond in de linkerborst.

Maar het was niet de kogelwond waar Sleeper zo van was geschrokken. Het was het gelaat van het slachtoffer, het ooglidloze oog dat naar hen opkeek. De rechterzijde van het gezicht had tegen de vloertegels gedrukt gelegen, dus hadden de ratten er niet bij kunnen komen, maar toch was de huid verdwenen. Blootgelegde spieren waren opgedroogd tot leerachtige strengen waar een parelmoerachtig botstompje doorheen stak.

'Ook dat is niet door de ratten gedaan,' zei Sleeper.

'Nee,' zei Maura. 'Dit is niet het werk van knaagdieren.'

'Jezus, heeft hij het er dan afgetrokken? Het is er afgerukt als een...'

Een masker. Alleen was het masker niet van rubber of plastic, maar van mensenhuid.

'Hij heeft het gezicht weggesneden. En de handen. Hij heeft ervoor gezorgd dat we haar identiteit niet kunnen vaststellen,' zei Sleeper.

'Maar waarom heeft hij ook de voeten meegenomen?' zei Crowe. 'Dat slaat nergens op. Niemand wordt geïdentificeerd aan de hand van teenafdrukken. Bovendien ziet ze er niet uit als het soort slachtoffer dat gemist zal worden. Ze is een negerin of een Latina.' 'Wat heeft haar ras te maken met de vraag of ze vermist wordt of niet?' vroeg Maura.

'Ik bedoel alleen maar dat dit geen huisvrouw uit een mooie buitenwijk zal zijn. Hoe zou ze anders in deze buurt terecht zijn gekomen?'

Maura stond op. Haar afkeer voor Crowe was opeens zo groot dat ze het bijna niet kon verdragen dicht bij hem in de buurt te zijn. Ze liet haar zaklantaarn heen en weer gaan door de toiletruimte. De lichtbundel gleed weer over de wastafels en het urinoir.

'Er zit bloed op die muur daar.'

'Volgens mij heeft hij haar hier ter plekke vermoord,' zei Crowe. 'Hij heeft haar hiernaartoe gesleept, tegen de muur gezet en de trekker overgehaald. Toen heeft hij de amputaties verricht, op de plek waar ze is neergevallen.'

Maura staarde naar het bloed op de tegels. Kleine plasjes, omdat het slachtoffer al dood was. Haar hart klopt niet meer, pompt geen bloed meer. Ze voelt niets wanneer de moordenaar naast haar knielt en zijn mes in haar pols zet, de botten uiteen- wrikt. Ze voelt niets wanneer hij in haar vlees snijdt, haar gezicht afpelt alsof hij een konijn stroopt. En wanneer hij al zijn trofeeën bij elkaar heeft, laat hij haar liggen, als een afgedankt karkas, een offerande aan de knaagdieren waar dit verlaten huis vol mee zit.

Binnen een paar dagen, omdat kleding geen hinderpaal vormde voor de scherpe tanden, zouden de ratten het vlees tot op de spieren hebben weggevreten.

Binnen een maand, tot op het bot.

Ze keek naar Crowe. 'Waar zijn haar kleren?'

'Het enige dat we hebben gevonden, is een schoen. Een tennisschoen, maat 37. Ik denk dat hij die heeft laten vallen toen hij is vertrokken. Hij lag in de keuken.'

'Zat er bloed op?'

'Ja. Bloedspatten op de bovenkant.'

Ze keek naar de stomp waar de rechtervoet had moeten zitten. 'Dus hij heeft haar hier uitgekleed.'

'Zou ze, nadat ze dood was, seksueel zijn misbruikt?' vroeg Sleeper.

Crowe snoof. 'Wie wil er nou een vrouw met zulke smerigeknobbels op haar lijf? Wat is dat eigenlijk voor uitslag? Het is toch niet besmettelijk, zoals waterpokken of zo?'

'Nee, deze wonden lijken me niet van een acute, maar van een chronische aard. Vandaar dat er op veel ervan korsten zitten.'

'Ik kan me niet voorstellen dat iemand haar zou willen aanraken, laat staan neuken.'

'Toch is dat altijd een mogelijkheid,' zei Sleeper.

'Het kan ook zijn dat hij haar heeft uitgekleed om het lichaam bloot te stellen aan de knaagdieren,' zei Maura. 'Om hun vernietigende werk te bespoedigen.'

'Maar waarom heeft hij de kleren meegenomen?'

'Als extra voorzorgsmaatregel om haar identiteit vooral verborgen te houden.'

'Volgens mij wilde hij ze gewoon hebben,' zei Crowe.

Maura keek hem aan. 'Waarom?'

'Om dezelfde reden waarom hij de handen en de voeten en het gezicht heeft meegenomen. Hij wilde souvenirs.' Crowe keek naar Maura en in de schuine schaduwen leek hij langer dan hij was. Dreigend. 'Ik denk dat onze jongen een verzamelaar is.'

Het licht op haar veranda brandde; ze zag de gele gloed door het kanten gordijn van vallende sneeuw. Haar huis was het enige in de straat waar op dit uur nog licht brandde. Hoe vaak was ze niet teruggekeerd naar een huis waar de lampen niet door een mensenhand maar door elektrische timers waren aangestoken. Nu, dacht ze, wacht er iemand op me.

Toen zag ze dat Victors auto niet meer voor het huis stond. Hij is vertrokken, dacht ze. Zoals altijd keer ik terug naar een leeg huis. Het gele licht op de veranda, dat haar zo uitnodigend had opgewacht, leek opeens kil en anoniem.

Met een hol gevoel van teleurstelling draaide ze de oprit in. Wat haar het meeste dwarszat, was niet dat hij was vertrokken, maar haar reactie daarop. Hij komt één avond langs, dacht ze, en ik ben weer terug op het punt waar ik drie jaar geleden zat, mijn besluit op losse schroeven, scheuren in mijn onafhankelijkheid.

Ze drukte op de afstandsbediening van de garage. De deur ging lonkend open. Ze stootte een onthutste lach uit toen ze de blauwe Toyota zag die op de linker parkeerplek stond.

Victor had zijn auto gewoon in de garage gezet.

Ze zette haar auto naast zijn gehuurde Toyota en toen de garagedeur achter haar dichtging, bleef ze een ogenblik zitten, zich scherp bewust van haar versnelde hartslag, van het verwachtingsvolle gevoel dat als een pepmiddel door haar aderen stroomde. Binnen tien seconden was wanhoop in vreugde veranderd. Ze dwong zichzelf ervan bewust te blijven dat er niets aan hun situa- tie was veranderd. Dat er tussen hen niets kon veranderen.

Ze stapte uit de auto, haalde diep adem en ging het huis binnen.

'Victor?'

Geen antwoord.

Ze wierp een blik in de woonkamer en liep door de gang naar de keuken. De koffiekopjes waren afgewassen en opgeborgen, ieder bewijs van zijn bezoek uitgewist. Ze keek in de slaapkamers en haar werkkamer - nog steeds geen Victor.

Pas toen ze terugkeerde naar de woonkamer zag ze zijn voeten, gestoken in comfortabele witte sportsokken, over de rand van de bank hangen. Ze bleef naar hem staan kijken. Hij sliep zo vredig, één arm afhangend naar de vloer. Dit was niet de Victor die ze zich herinnerde, de man wiens explosieve hartstocht haar eerst had aangetrokken en toen afgestoten. Wat ze zich herinnerde van hun huwelijk waren de ruzies, de diepe wonden die alleen een minnaar kan toebrengen. De scheiding had haar herinneringen aan hem vervormd, hem ongunstiger, nijdiger afgetekend. Ze had zich aan die herinneringen vastgeklampt, er zo lang op geteerd dat het een onthutsende openbaring was hem nu zo te zien, op dit onbewaakte ogenblik.

Ik keek vaak naar je wanneer je sliep. Ik hield van je.

Ze haalde een deken uit de kast en spreidde die over hem uit. Ze stak haar hand uit naar zijn haar, maar stokte met haar hand boven zijn hoofd.

Zijn ogen waren open en hij keek naar haar.

'Je bent wakker,' zei ze.

'Ik had helemaal niet in slaap willen vallen. Hoe laat is het?'

'Halfdrie.'

Hij kreunde. 'Ik had weg willen gaan...'

'Je kunt nu net zo goed blijven. Het sneeuwt hard.'

'Ik heb de auto in de garage gezet. Ik hoop dat je dat niet erg vindt. De sneeuwruimer kwam eraan...'

'Als je het niet had gedaan, zouden ze hem weggesleept hebben. Het is dus juist goed.' Ze glimlachte en zei zachtjes: 'Ga maar weer slapen.'

Ze keken elkaar aan. Gevangen tussen verlangen en twijfel bleef ze zwijgen. Ze wist maar al te goed wat de consequenties van een verkeerde keuze waren. Ze dachten uiteraard allebei het zelfde: dat haar slaapkamer slechts een paar meter verderop in de gang was. Een paar stappen, een omhelzing, en ze zou weer terug zijn. Terug op een plek waar ze met zoveel moeite aan was ontsnapt.

Ze stond op, al was daarvoor een besluitvaardigheid nodig alsof ze probeerde zich uit drijfzand los te maken. 'Dan zie ik je morgenochtend wel weer,' zei ze.

Zag ze teleurstelling in zijn ogen? Onwillekeurig voelde ze een steek van blijdschap om die mogelijkheid.

Toen ze eenmaal in bed lag, kon ze de slaap niet vatten door de wetenschap dat hij zich onder hetzelfde dak bevond als zij. Haar dak, haar terrein. In San Francisco was ze bij hem ingetrokken voordat ze getrouwd waren, in het huis dat zijn eigendom was, maar dat ze nooit echt als het hare had beschouwd. Nu was het precies andersom en was zij degene die het voor het zeggen had. Wat er zou gebeuren, lag helemaal aan haar.

Ze werd gefolterd door de vraag wat ze moest doen.

Pas toen ze wakker werd, besefte ze dat ze had geslapen. Daglicht gloorde al achter het gordijn. Ze bleef nog een ogenblik liggen en vroeg zich af waarvan ze wakker was geworden. En wat ze tegen hem moest zeggen. Toen hoorde ze het geratel van de garagedeur die openging en het ronken van de auto die er achteruit uitreed.

Ze sprong uit bed, keek uit het raam en zag nog net Victors auto wegrijden en om de hoek verdwijnen.