Zestien

Rizzoli stapte uit de ziekenhuislift, beende langs het bord waarop stond: ALLE BEZOEKERS MOETEN ZICH MELDEN, en gooide de dubbele deuren van de intensive care open. Het was één uur 's nachts en op de zalen waren de lichten gedempt om de patiënten de kans te geven te slapen. Omdat ze uit een helder verlichte gang kwam, zag ze de verpleegkundigen achter de balie als gezichtloze silhouetten. Slechts één patiëntenkamer was helder verlicht en daar werd ze naartoe getrokken als naar een vuurtoren.

De politieagente die voor het kamertje stond begroette Rizzoli met: 'Zo, dat hebt u snel gedaan.'

'Heeft ze al iets gezegd?'

'Ze kan niets zeggen. Ze heeft die slang nog in haar keel. Maar ze is in ieder geval wakker. Haar ogen zijn open en ik heb een verpleegkundige horen zeggen dat ze reageert op wat er tegen haar gezegd wordt. Iedereen lijkt erg verrast dat ze bij kennis is gekomen.'

Rizzoli hoorde het alarmpiepje van het beademingsapparaat en keek door de open deur van het kamertje naar het medisch personeel dat rond het bed stond. Ze herkende de neurochirurg, dokter Yuen, en de internist, dokter Sutcliffe, zijn blonde paardenstaart een uit de toon vallend detail tussen de witte jassen. 'Wat is er aan de hand?'

'Ik weet het niet. Iets over de bloeddruk. Dokter Sutcliffe is erbij gekomen toen het allemaal net fout begon te gaan. Daarna kwam dokter Yuen ook en nu zijn ze nog steeds met haar bezig.' De agente schudde haar hoofd. 'Ik heb er een hard hoofd in. Die apparaten piepen de hele tijd.' 'Jezus, ik hoop niet dat we haar zullen verliezen nu ze net wakker is geworden.'

Rizzoli glipte het kamertje binnen, waar zulke felle lampen brandden dat het pijn deed aan haar vermoeide ogen. Ze kon zuster Ursula niet zien, omdat die aan het zicht werd onttrokken door de groep artsen en verpleegkundigen, maar ze kon de monitors boven het bed wel zien. Het hartritme huppelde als een steen die over het water werd gekeild.

'Ze probeert de slang eruit te trekken!' zei een verpleegkundige.

'Bindt haar hand strakker vast!'

'... rustig maar, Ursula. Probeer je te ontspannen.'

'Haar hartslag is gedaald tot tachtig...'

'Waarom ziet ze zo rood?' zei Yuen. 'Moet je haar gezicht zien.' Hij keek opzij toen het beademingsapparaat weer begon te piepen.

'Te veel ademweerstand,' zei een verpleegkundige. 'Ze vecht tegen het beademingsapparaat.'

'Haar bloeddruk daalt, dokter Yuen. Tachtig systolisch.'

'Geef haar een dopaminedrip.'

Opeens zag een verpleegkundige Rizzoli in de deuropening staan. 'U mag hier niet komen, mevrouw.'

'Is ze bij kennis?' vroeg Rizzoli.

'U moet deze kamer onmiddellijk verlaten.'

'Laat mij maar even,' zei Sutcliffe.

Hij pakte Rizzoli bij de arm en trok haar, niet erg zachtzinnig, mee het kamertje uit. Hij deed het gordijn dicht zodat er geen zicht meer was op de patiënt. In het gedempte licht van de zaal voelde Rizzoli de ogen van andere verpleegkundigen die vanachter hun afzonderlijke balies naar haar keken.

'Rechercheur Rizzoli,' zei Sutcliffe, 'u moet ons de tijd geven ons werk te doen.'

'En ik probeer mijn werk te doen. Ze is onze enige getuige.'

'En ze verkeert nog steeds in levensgevaar. We moeten eerst zien dat ze deze crisis overleeft, voordat iemand met haar kan praten.'

'Maar ze is bij bewustzijn?'

'Ja.'

'Weet ze wat er gebeurt?'

Hij aarzelde. In het flauwe licht kon ze niets op zijn gezicht aflezen. Ze zag alleen het silhouet van zijn brede schouders en de reflectie van zijn ogen, die het groen van monitors weerspiegelden. 'Dat kan ik niet met zekerheid zeggen. Eerlijk gezegd had ik niet eens verwacht dat ze bij bewustzijn zou komen.'

'Waarom zakt haar bloeddruk? Is dat iets nieuws?'

'Ze was in paniek geraakt, waarschijnlijk vanwege de slang in haar keel. Het is erg beangstigend zo'n slang te voelen, maar hij moet erin blijven om haar te helpen met ademen. We hebben haar wat valium gegeven toen haar bloeddruk omhoogschoot. Toen begon hij opeens snel te zakken.'

Een verpleegkundige schoof het gordijn opzij en riep door de open deur: 'Dokter Sutcliffe?'

'Ja?'

'Haar bloeddruk reageert niet, zelfs niet op dopamine.'

Sutcliffe liep het kamertje weer in.

Door de open deur was Rizzoli getuige van het drama dat zich nu voltrok. De handen van de non waren tot vuisten gebald en de pezen van haar armen waren zichtbaar als strakke koorden toen ze tegen de polsbanden vocht waarmee ze aan de hekken van het bed was gebonden. De bovenkant van haar hoofd zat dik in het verband en haar mond was nauwelijks zichtbaar vanwege de slang van het beademingsapparaat, maar Rizzoli kon de rest van haar gezicht goed zien. Het zag er gezwollen en rood uit. Gevangen in de mummieachtige massa verband en slangetjes had Ursula de ogen van een opgejaagd dier. De pupillen waren groot van angst en haar blik bleef heen en weer flitsen, alsof ze naar een manier zocht om te ontsnappen. De hekken van het bed rammelden als de tralies van een kooi toen ze aan de polsbanden rukte. Haar bovenlichaam kwam los van het matras. Toen sloeg de hartmonitor alarm.

Rizzoli's blik flitste naar de monitor, waarop de lijn vlak was geworden.

'Niets aan de hand!' zei Sutcliffe. 'Een van de draadjes is losgeraakt.' Hij stak de plug er weer in. Op het scherm werd het hartritme hervat. Met snelle bliepjes.

Rizzoli zag een verpleegkundige het infuus openzetten, waardoor een vloedgolf aan saline in Ursula's aderen werd gegoten. De non keek Rizzoli recht in de ogen in een laatste ogenblik van bewustzijn. Vlak voordat haar ogen glazig werden, vlak voordat de laatste vonk van bewustzijn flakkerend doofde, was het doodsangst die Rizzoli in die blik zag.

'De bloeddruk stijgt nog steeds niet! Hij is gedaald tot zestig...'

De spieren van Ursula's gezicht verslapten en de handen lagen stil. Onder de luikende oogleden waren de ogen nu ongericht. Nietsziend.

'PVC's,' zei de verpleegkundige. 'Ik zie PVC's!'

Iedereen keek naar de hartmonitor. De hartritmelijn die in een snel maar regelmatig tempo over het scherm had gelopen, werd nu onderbroken door scherpe pieken.

'V-tach!' zei Yuen.

'Ik krijg geen bloeddruk! Er is geen doorstroming.'

'Doe dat hek naar beneden. Vooruit, opschieten, we moeten beginnen met drukken.'

Rizzoli werd achteruit geschoven, toen een van de verpleegkundigen zich naar de deuropening werkte en de gang in riep: 'Hartstilstand!'

Door het raam van het kamertje zag Rizzoli hoe de storm rond Ursula in kracht toenam. Ze zag Yuens hoofd op en neer gaan terwijl hij op Ursula's borst drukte. Ze zag hoe het ene medicijn na het andere via de infuusslangetjes werd toegediend. De steriele verpakkingszakjes dwarrelden op de grond.

Rizzoli keek naar de monitor. De lijn bestond nu uit scherpe pieken.

'Pads tweehonderd!'

In het kamertje deed iedereen een stap achteruit toen een verpleegkundige zich met de defibrillatorpads over de patiënte boog. Rizzoli had rechtstreeks zicht op Ursula's ontblote borsten, waarvan de huid rood en vlekkerig was. Ze vond het verrassend dat een non zulke grote borsten kon hebben.

De pads lieten hun stroomstoot los.

Ursula's bovenlichaam wipte op alsof het aan touwtjes omhoog werd getrokken.

De agente was naast Rizzoli komen staan en zei zachtjes: 'lk heb een slecht voorgevoel. Die haalt het niet.'

Sutcliffe keek weer op naar de monitor. Toen ontmoetten zijn ogen die van Rizzoli, door het raam, en schudde hij zijn hoofd.

Een uur later kwam Maura bij het ziekenhuis aan. Toen Rizzoli had gebeld, was ze meteen uit haar warme bed met de slapende Victor gestapt en had ze zich aangekleed zonder eerst te douchen. Toen ze in de lift naar de intensivecareafdeling stond, een beetje beurs van de ruwe manier waarop ze de liefde hadden bedreven, rook ze zijn geur nog op haar huid. Ze was regelrecht naar het ziekenhuis gekomen, glorieus geurend naar seks, nog helemaal ingesteld op warme lichamen, en niet op koude. Op levende mensen, en niet op dode. Ze leunde tegen de wand van de lift, deed haar ogen dicht en gunde het zichzelf nog heel even te genieten van de herinneringen. Nog één ogenblik van genot.

Ze schrok toen de deur open gleed, duwde zich snel af tegen de wand en keek met knipperende ogen naar de twee verpleegkundigen die stonden te wachten om in de lift te stappen. Ze stapte snel uit, een blos op haar wangen. Zouden ze het hebben gezien? dacht ze toen ze de gang doorliep. Ik weet zeker dat iedereen de seks van mijn gezicht kan zien stralen.

Rizzoli zat onderuitgezakt op de bank in de wachtkamer van de intensivecareafdeling en dronk koffie uit een bekertje van piepschuim. Toen Maura binnenkwam, bekeek Rizzoli haar aandachtig, alsof ook zij vond dat Maura er anders uitzag dan anders. Een onbetamelijk stralend gezicht in een nacht waarin ze alweer door een tragedie bijeen waren gebracht.

'Ze zeggen dat ze een hartstilstand heeft gekregen,' zei Rizzoli. 'Het ziet er niet goed uit. Ze wordt momenteel kunstmatig in leven gehouden.'

'Om hoe laat kreeg ze de hartstilstand?'

'Om ongeveer één uur. Ze hebben bijna een uur aan haar gewerkt en zijn erin geslaagd weer een hartritme te krijgen, maar ze ligt nu in coma. Ze ademt niet meer op eigen kracht en haar pupillen reageren niet.' Ze schudde haar hoofd. 'Ik denk niet dat er nog iemand thuis is.' 'Wat zeggen de artsen?'

'Dat is het 'm nu juist. Dokter Yuen wil de plug er nog niet uit trekken, maar volgens de hippie is ze hersendood.'

'Je bedoelt dokter Sutcliffe?'

'Ja, de bink met het paardenstaartje. Hij laat morgenochtend een EEG doen om te zien of er nog hersenactiviteit is.'

'Als er geen hersenactiviteit is, zal het niet makkelijk te rechtvaardigen zijn dat ze kunstmatig in leven wordt gehouden.'

Rizzoli knikte. 'Ik wist dat je dat zou zeggen.'

'Waren er getuigen bij de hartstilstand?'

'Wat?'

'Was er medisch personeel aanwezig toen haar hart stopte?'

Rizzoli keek een beetje geïrriteerd bij Maura's nuchtere vragen. Ze zette de beker koffie met zo'n klap neer, dat er wat koffie over de rand klotste. 'Ja, een hele massa. Ik was er zelf ook bij.'

'Wat is eraan voorafgegaan?'

'Ze zeiden dat haar bloeddruk eerst omhoog was geschoten en dat haar hartslag toen op hol sloeg. Tegen de tijd dat ik hier aankwam, was de bloeddruk in snel tempo aan het zakken. En toen kreeg ze de hartstilstand. Zoals gezegd, waren er een heleboel mensen getuige van.'

Een moment verstreek in stilte. De televisie stond aan maar met het geluid af. Rizzoli's blik dwaalde naar de nieuwsberichten van CNN die aan de onderkant van het beeld over het scherm liepen. Ontevreden werknemer schiet vier mensen neer in auto- fabriek in North Carolina... Lekkage van giftige stof in Colorado wegens ontsporing van een trein... Een doorlopende lijst van rampen in het hele land, en hier zitten wij, dacht ze, twee vermoeide vrouwen die moeite hebben om deze ene nacht door te komen.

Maura ging naast Rizzoli op de bank zitten. 'Hoe is het ermee, Jane? Je ziet er moe uit.'

'Ik voel me belazerd. Alsof het iedere gram van mijn energie opzuigt en er voor mezelf niks overblijft.' Ze dronk de rest van haar koffie in één teug op en gooide het lege bekertje in de richting van de prullenbak. Ze miste en bleef naar het bekertje zitten staren, te moe op om te staan en het op te rapen.

'Het meisje heeft hem geïdentificeerd,' zei ze.

'Wat?'

'Noni.' Ze zweeg even. 'Gabriel was zo leuk met haar. Dat viel me reuze mee. Ergens had ik niet verwacht dat hij met kinderen kon omgaan. Je kent hem, hij is zo ondoorgrondelijk. Zo streng. Maar hij is er rustig voor gaan zitten en binnen een mum van tijd at ze uit zijn hand...' Haar blik dwaalde weemoedig af, maar toen riep ze zichzelf weer tot de orde. 'Ze heeft Howard Redfield via een foto geïdentificeerd.'

'Was hij de man die naar Graystones was gekomen? Met Jane Doe?'

Rizzoli knikte. 'Ja. Ze waren samen naar het klooster gekomen. Ze wilden Ursula spreken.'

Maura schudde haar hoofd. 'Ik snap er niks van. Wat hadden deze drie mensen in godsnaam met elkaar te maken?'

'Dat is een vraag waarop alleen Ursula het antwoord had kunnen geven.' Rizzoli stond op en trok haar jas aan. Ze draaide zich om naar de deur, maar bleef staan en keek om naar Maura. 'Weet je dat ze bij kennis was?'

'Zuster Ursula?'

'Voordat ze die hartstilstand kreeg, waren haar ogen open.'

'Denk je dat ze echt bij kennis was? Dat ze zich ervan bewust was wat er met haar gebeurde?'

'Ze kneep in de hand van de verpleegkundige. Ze reageerde op wat er tegen haar gezegd werd. Niet dat ik een kans heb gekregen met haar te praten. Maar ik stond er vlakbij en opeens keek ze me recht in de ogen, vlak voordat ze...' Rizzoli zweeg, alsof die gedachte haar opeens te veel werd. 'Ik ben de laatste persoon die ze heeft gezien.'

Maura liep de intensivecareafdeling op, langs monitors met bliepende, groene lijnen, langs verpleegkundigen die bij de met gordijnen afgeschermde kamertjes van de patiënten op fluistertoon spraken. Toen ze als co-assistent dienst had gedaan op de afdeling waar de meest kritieke patiënten lagen, waren haar nachtelijke rondes altijd gepaard gegaan met angst - een patiënt op de rand van de dood, een crisis waarover snel een beslissing moest worden genomen. Zelfs nu, jaren later, voelde ze haar hartslag versnellen toen ze de nachtelijke intensivecareafdeling betrad. Ditmaal wachtte haar echter geen medische crisis, maar was ze gekomen om de gevolgen van zo'n crisis te bezien.

Ze zag dokter Sutcliffe bij Ursula's bed staan. Hij was bezig iets op haar kaart te noteren. Zijn pen kwam langzaam tot stilstand, de punt tegen de pagina gedrukt, alsof hij er moeite mee had de volgende zin te formuleren.

'Dokter Sutcliffe?' zei ze.

Hij keek haar aan. Ze zag nieuwe vermoeidheidsrimpeltjes in zijn gebruinde gezicht.

'Rechercheur Rizzoli heeft me laten komen. Ze zei dat u van plan was de beademing te staken.'

'U bent alweer iets te vroeg,' zei hij. 'Dokter Yuen heeft besloten er nog een dag of twee mee te wachten. Hij wil eerst een EEG zien.' Hij keek weer naar zijn aantekeningen, ironisch, niet? Dat er vele pagina's aan haar laatste dagen op aarde zijn gewijd, maar dat haar hele leven uiteindelijk in maar één paragraaf wordt samengevat. Dat is ergens niet juist. Het lijkt... onwelvoeglijk.'

'In ieder geval leert u uw patiënten kennen wanneer ze nog ademhalen. Dat privilege heb ik niet.'

'Ik geloof ook niet dat ik uw werk zou kunnen doen, dokter Isles.'

'Er zijn dagen dat ik er zelf ook weinig zin in heb.'

'Waarom hebt u er dan voor gekozen? Waarom liever dode dan levende mensen?'

'Omdat ook aan hen aandacht besteed moet worden. Omdat ze ons willen laten weten waarom ze zijn gestorven.'

Hij keek naar Ursula. 'Als u zich afvraagt wat hier mis is gegaan, kan ik u dat wel vertellen. We zijn niet snel genoeg geweest. We stonden erbij toen ze in paniek raakte en hadden haar meteen een kalmerend middel moeten geven. Als we dat sneller hadden gedaan...'

'Bedoelt u dat de hartstilstand een gevolg was van een paniekaanval?'

'Daarmee is het begonnen. Eerst een piek in haar bloeddruk en hartslag. Toen daalde de bloeddruk opeens en begon de aritmie. We hebben er twintig minuten over gedaan om haar hartritme tot rust te krijgen.'

'Wat laat haar ECG zien?'

'Een acuut myocardiaal infarct. Ze ligt nu in coma. De pupillen tonen geen reactie. Ze reageert niet op hevige pijn. Het is vrijwel zeker dat ze onherstelbaar hersenletsel heeft opgelopen.'

'Is het niet een beetje te vroeg voor die diagnose?'

'Ik ben een realist. Dokter Yuen hoopt dat hij haar hier doorheen kan slepen, maar hij is chirurg. Hij wil gunstige statistieken. Zolang de patiënt de operatie overleeft, kan hij hem of haar toevoegen aan zijn successen. Zelfs als de patiënt voortleeft als plant.'

Ze liep naar het bed en keek fronsend neer op de patiënte. 'Waarom is ze zo oedemateus?'

'Tijdens de hartstilstand hebben we haar vloeistoffen toegediend om te proberen de bloeddruk omhoog te krijgen. Daarom ziet haar gezicht er zo gezwollen uit.'

Maura keek naar de armen en zag dikke, rode striemen. 'Dit lijkt op de nasleep van urticaria. Welke medicijnen heeft ze gekregen?'

'De gebruikelijke cocktails die we bij een hartstilstand toedienen. Anti-aritmische drugs. Dopamine.'

'Als ik u was, liet ik een volledige toxicologietest uitvoeren.'

'Pardon?'

'U hebt geen verklaring voor de hartstilstand. En deze urticaria ziet eruit als een reactie op een medicijn.'

'We doen meestal geen toxtest wanneer een patiënt een hartstilstand krijgt.'

'In dit geval kunt u dat beter wél doen.'

'Waarom? Denkt u dat we een fout hebben gemaakt? Haar iets hebben gegeven wat ze niet had moeten krijgen?' Hij klonk nu verdedigend en zijn vermoeidheid sloeg om in boosheid.

'Ze is een getuige van een misdaad,' zei Maura met nadruk. 'De enige getuige.'

'We hebben zojuist een vol uur geprobeerd haar leven te redden. U geeft me echter de indruk dat u ons niet vertrouwt.'

ik wens alleen maar grondigheid.'

'Goed.' Hij deed de map met een klap dicht, ik zal een toxicologische test laten uitvoeren. Speciaal voor u,' zei hij en hij liep de kamer uit.

Ze bleef naast het bed staan en keek neer op Ursula, slapend in het gedempte, naargeestige licht van een klein lampje boven het bed. Maura zag niets van de gebruikelijke rommel die met een hartstilstand gepaard gaat. De injectienaalden, spuitjes en andere steriele spullen die waren gebruikt bij de pogingen de patiënt weer op te wekken, waren samen met hun verpakkingen opgeveegd. De borst van de patiënte ging omhoog en omlaag, maar alleen omdat er met iedere pompbeweging van het beademingsapparaat lucht in haar longen werd geblazen.

Maura pakte haar zaklantaarntje en liet het licht in Ursula's ogen schijnen.

Geen van beide pupillen reageerde erop.

Ze richtte zich weer op en voelde opeens dat er iemand naar haar keek. Ze draaide zich om en schrok toen ze pastoor Brophy in de deuropening zag staan.

'Een van de verpleegkundigen heeft me gebeld,' zei hij. 'Ze dachten dat ze het misschien niet zou halen.'

Hij had kringen onder zijn ogen en donkere stoppels op zijn kin. Zoals altijd droeg hij zijn priesterkleding, maar op dit nachtelijke uur was zijn overhemd verkreukeld. Ze stelde zich voor hoe hij wakker was gebeld, uit bed gestapt en zich slaapdronken had aangekleed. Automatisch het overhemd had gegrepen toen hij de warmte van zijn bed had verlaten.

'Zal ik u alleen laten?' vroeg hij. 'Ik kan ook wat later terugkomen.'

'Nee, komt u binnen, meneer pastoor. Ik wilde alleen maar haar kaart lezen.'

Hij knikte en kwam het kamertje binnen. De ruimte daar leek opeens te klein, te intiem.

Ze pakte de map die Sutcliffe had achtergelaten. Toen ze op een krukje bij het bed ging zitten, was ze zich plotseling weer bewust van haar eigen geur en vroeg ze zich af of Brophy die ook rook. De geur van Victor. Van seks. Toen Brophy mompelend begon te bidden, copcentreerde ze zich met moeite op de aantekeningen van het verplegend personeel.

00:15: Bloeddruk gestegen naar 130/90, hartslag 80. Ogen open. Maakt doelbewuste bewegingen. Knijpt op verzoek rechterhand dicht. Dokter Yuen en dokter Sutcliffe gebeld over verandering in mentale toestand.

00:43: Bloeddruk 180/100, hartslag 120. Dokter Sutcliffe is er. Patiënte geagiteerd, probeert slang uit keel te trekken.

00:50: Systolische bloeddruk gezakt naar 110. Rood aangelopen en erg onrustig. Dokter Yuen is er.

00:55: Systolische bloeddruk 85, hartslag 180. Infuus helemaal opengezet...

Naarmate de bloeddruk bleef dalen, waren de aantekeningen korter geworden, het handschrift gejaagder, tot het uiteindelijk alleen nog maar een amper leesbaar gekrabbel was. Ze kon zich precies voorstellen hoe de zaken zich in dit kleine kamertje hadden ontwikkeld. Het haastige zoeken naar infuuszakjes en spuiten. Verpleegkundigen die heen en weer renden naar de medicijnenkamer om spullen te halen. Steriele pakketjes die werden opengescheurd, spuiten die werden gereedgemaakt, de juiste doses jachtig berekend. En dat alles terwijl de patiënte zich hevig verzette en haar bloeddruk gevaarlijk daalde.

01:00: hartstilstand.

Een ander handschrift. Een andere verpleegkundige die noteerde wat er gebeurde. De nieuwe aantekeningen zagen er keurig uit, methodisch, het werk van een verpleegkundige wiens taak het was gedurende een hartstilstand alleen maar te observeren en te noteren wat er gebeurde.

Ventriculaire fibrillatie. Cardioversie met 300 joules. Lidocaïne infuusdrip verhoogd tot vier mg/min.

Cardioversie herhaald. 400 joules. Nog steeds V. Fib.

Pupillen verwijd, maar reageren nog op licht...

Ze hadden het niet opgegeven, dacht Maura. Niet zolang de pupillen reageerden. Niet zolang er een kans bestond.

Ze herinnerde zich de eerste hartstilstand waarover zij de beslissingen had moeten nemen. Ze had niet willen toegeven dat ze hadden verloren, ook al was het duidelijk dat de patiënt nietkon worden gered. Maar het gezin van de man had op de gang staan wachten - zijn vrouw en twee tienerzonen - en Maura had de gezichten van die jongens voor zich gezien toen ze keer op keer de defibrillatorpads op de borst van de man had gezet. Het waren lange jongens, qua postuur al mannen, met schuiten van schoenen en jeugdpuistjes, maar ze huilden kinderlijke tranen, en Maura was doorgegaan met het toedienen van de elektrische schokken toen het allang geen zin meer had: nog eentje. Eentje maar.

Ze besefte dat pastoor Brophy was opgehouden met prevelen. Toen ze opkeek, zag ze dat hij met zo'n intense blik naar haar keek, dat het aanvoelde alsof hij in haar wezen binnendrong.

Gek genoeg voelde ze zich seksueel geprikkeld.

Ze deed de map dicht met een gedecideerd gebaar dat bedoeld was om haar verwarring te maskeren. Ze was hiernaartoe gekomen vanuit het bed waar Victor nog lag te slapen, maar voelde zich aangetrokken tot deze man. Deze man! Ze wist dat loopse poezen katers aantrokken met hun geur. Was dat het signaal dat zijzelf nu uitzond, de geur van een ontvankelijk wijfje? Een vrouw die het zo lang zonder seks had moeten stellen, dat ze er nu niet genoeg van kon krijgen?

Ze stond op en pakte haar jas.

Hij deed een stap naar voren om haar te helpen. Hij ging vlak achter haar staan en hield de jas op zodat ze haar armen in de mouwen kon steken. Ze voelde dat zijn hand haar haar beroerde. Er zat waarschijnlijk niets achter, maar er ging een alarmerende huivering door haar heen. Ze deed een stapje opzij en knoopte de jas snel dicht.

'Voordat u naar huis gaat,' zei hij, 'wil ik u iets laten zien. Komt u even mee?'

'Waar naartoe?'

'Naar de vierde etage.'

Verbaasd liep ze met hem mee. Ze stapten in de lift en weer deelden ze een kleine ruimte die veel te intiem leek. Ze stak beide handen in haar zakken en keek strak naar de verspringende nummertjes, terwijl ze zich afvroeg: is het een zonde als je een priester aantrekkelijk vind?Zo niet een zonde, dan toch zeker een dwaasheid.

Eindelijk ging de liftdeur open en liep ze met hem mee de gang door en via dubbele deuren de hartafdeling op. Net als op de chirurgische intensive care brandde er gedempt licht. Hij ging haar voor door de schemerige zaal naar de balie met de ECG-monitors.

De dikke verpleegkundige die bij de monitors zat, wendde haar blik af van de vele hartritmelijntjes en liet witte tanden zien toen ze glimlachte.

'Hallo, meneer pastoor. Doet u een nachtronde?'

Hij legde even zijn hand op de schouder van de verpleegkundige, een rustig, vertrouwd gebaar waaruit warme vriendschap sprak. Het deed Maura denken aan de eerste keer dat ze Brophy had gezien, toen hij de besneeuwde binnenplaats onder Camilles slaapkamer was overgestoken. Hij had troostend zijn hand op de schouder gelegd van de oude non die hem had begroet. Dit was een man die er niet voor schroomde de warmte van zijn aanraking aan te bieden.

'Goedenavond, Kathleen,' zei hij, en opeens lag het zachte accent van de Ieren van Boston in zijn stem. 'Is het tot nu toe een rustige avond?'

'Tot nu toe wel. Afkloppen! Door wie bent u gestuurd? Komt u voor iemand in het bijzonder?'

'Niet voor een van jouw patiënten. We waren boven, op de intensive care. Ik wilde dokter Isles deze afdeling laten zien.'

'Om twee uur 's nachts?' Kathleen lachte en keek Maura aan. 'Hij weet niet van ophouden. Deze man rust nooit.'

'Rusten?' zei Brophy. 'Wat is dat?'

'Iets dat gewone stervelingen doen.'

Brophy keek naar de monitors. 'Hoe is het met meneer De- Marco?"

'Met uw speciale patiënt gaat het heel goed. Hij mag morgen naar een gewoon bed op de zaal.'

Brophy wees naar de ECG-lijn van bed nummer zes, die kalmpjes over het scherm liep, legde zijn andere hand op Maura's arm en zei op een fluistertoon in haar oor: 'Dit is wat ik u wilde laten zien.'

'Waarom?'

'Meneer DeMarco is de man wiens leven we hebben gered, op straat.' Hij keek haar aan. 'De man van wie u zei dat hij het vermoedelijk niet zou halen. Dat is ons wonder. Van u en van mij.'

'Het hoeft niet per se een wonder te zijn. Ik heb het wel vaker mis.'

'Vindt u het niet verbazingwekkend dat deze man op eigen kracht het ziekenhuis zal verlaten?'

'Ik moet u tot mijn spijt zeggen dat er niet veel dingen meer zijn die me verbazen.' Ze had het niet cynisch bedoeld, maar zo klonk het wel, en ze vroeg zich af of hij teleurgesteld in haar was. Hij leek het om de een of andere reden belangrijk te vinden dat ze uiting gaf aan verwondering, terwijl ze had geantwoord met het verbale equivalent van een schouderophaling.

In de lift naar de lobby zei ze: 'Ik zou best in wonderen willen geloven, meneer pastoor. Echt waar. Maar ik vrees dat u een oude scepticus als ik niet van gedachten kunt laten veranderen.'

Hij reageerde daarop met een glimlach. 'U bent gezegend met een briljant stel hersenen, die u uiteraard moet gebruiken om uw eigen vragen te stellen en uw eigen antwoorden te vinden.'

'Ik weet zeker dat u dezelfde vragen stelt als ik.'

'Iedere dag.'

'En toch accepteert u het concept van het goddelijke. Wankelt uw geloof nooit?'

Een korte stilte. 'Niet mijn geloof. Daar kan ik altijd op rekenen.'

Ze hoorde een vage toon van onzekerheid in zijn stem en keek hem aan. 'Wat trekt u dan wél in twijfel?'

Hij keek haar aan met een blik alsof hij regelrecht in haar geest kon kijken, de gedachten kon lezen die ze hem niet wilde openbaren. 'Mijn kracht,' zei hij zachtjes. 'Soms twijfel ik aan mijn kracht.'

Buiten, in haar eentje op het parkeerterrein van het ziekenhuis, zoog ze een paar keer de snijdend koude lucht in haar longen. Het was een heldere nacht met fel fonkelende sterren. Ze stapte in haar auto en bleef stil zitten terwijl de motor warmliep. Ze probeerde te doorgronden wat er zojuist tussen haar en pastoor Brophy was gebeurd. Helemaal niets, goed beschouwd, maar toch voelde ze zich zo schuldig alsof er wel iets was gebeurd. Schuldig en opgewonden.

Ze reed naar huis door straten waarop een laagje ijs glansde en dacht aan pastoor Brophy en aan Victor. Ze was moe geweest toen ze van huis was gegaan; nu was ze klaarwakker en rusteloos, haar zenuwen zinderden en ze had zich in maanden niet zo springlevend gevoeld.

Ze zette de auto in de garage en trok haar jas al uit voordat ze goed en wel binnen was. Knoopte haar bloes los terwijl ze naar de slaapkamer liep. Victor was in diepe slaap verzonken, zich er niet van bewust dat ze pal naast hem stond en haar kleren van zich af gooide. De afgelopen dagen had hij meer tijd in haar huis doorgebracht dan in zijn hotelkamer en hij leek al helemaal in haar bed thuis te horen. In haar leven. Rillend kroop ze tussen de heerlijk warme lakens. Toen hij de koelte van haar huid tegen de zijne voelde, bewoog hij zich.

Een paar strelingen, een paar kussen, en hij was helemaal wakker, helemaal opgewonden.

Ze verwelkomde hem in zich, spoorde hem aan, en alhoewel ze onder hem lag, was het geen overgave. Ze haalde er haar eigen plezier uit, net als hij, eiste met een zachte kreet van victorie haar deel op. Maar toen ze haar ogen dichtdeed en hem in zich voelde klaarkomen, was het niet alleen Victors gezicht dat ze voor zich zag, maar ook dat van pastoor Brophy. Een wisselend beeld dat niet bleef stilstaan, maar steeds heen en weer klikte, tot ze niet meer wist wiens gezicht het was.

Van hen beiden. En van geen van beiden.