51
De kleine lift schoot snel en stil door de schacht omhoog. Ik was tot het uiterste gespannen – ik had geen idee waar de lift zou uitkomen en of er iemand in het huis was.
Hij kwam met een ruk tot stilstand en ik hoorde het geluid van een elektromotor. Toen de deur eindelijk openging, zag ik waar die toe diende: de uit gipsplaten bestaande achterwand van een grote linnenkamer die de lift aan het oog had onttrokken, was opzijgeschoven. Ik stapte in het schemerduister, liep snel tussen de planken met keurig gestreken lakens door en opende stilletjes de deur op een kier.
Ik keek een gang in. Ik was op de eerste verdieping, in een deel van het huis dat ik nog niet eerder had gezien. Ik had nu weer kunnen vertrekken – ik had de geheime toegang tot het huis ontdekt – maar ik hoorde een stem, gedempt en onherkenbaar vanwege de afstand, en glipte de lange gang op.
Het geluid hield op, maar ik sloop verder, tot ik bij de grote trap naar beneden stond. Een eindje verderop stond de deur naar de grote slaapkamer een stukje open.
Uit dat vertrek hoorde ik opnieuw de stem: het was Cameron en ik dacht dat ze misschien zachtjes in zichzelf praatte, daar in de slaapkamer, met de herinnering aan haar echtgenoot. Er stond me bij dat ze had gezegd dat als ze op het bed lag, ze hem nog steeds kon ruiken en dat ze zich dan verbeeldde dat hij er nog was. Toen hoorde ik een tweede stem.
Het was de stem van een vrouw – een jonge Amerikaanse uit het Midden-Westen, zo te horen. Ze had het over een restaurant, maar hield toen abrupt op.
‘Wat was dat?’ vroeg ze.
‘Ik heb niets gehoord,’ antwoordde Cameron.
‘Nee, geen geluid, een soort tocht.’
Ze had gelijk – de wind kwam door de tunnel, steeg omhoog door de liftschacht en sijpelde weg uit de linnenkamer.
‘Heb je de deur in het botenhuis opengelaten?’ vroeg Cameron.
‘Natuurlijk niet,’ zei de andere vrouw.
Ze wisten beiden van de tunnel af – toch een Oscar dus voor Camerons rol als rouwende weduwe.
‘Misschien dat de wind een van de deuren beneden heeft opengeblazen,’ zei Cameron. ‘Er is een storm op komst.’
‘Ik weet het niet, ik ga toch maar even poolshoogte nemen.’
‘Ik dacht dat we naar bed zouden gaan,’ zei Cameron.
‘Doen we ook, ik ben zo terug.’
Ik hoorde het opentrekken van een la en daarna een metalige klik. Ik wist uit jarenlange en onprettige ervaring dat dit het geluid was van een pistool dat werd ontgrendeld en ik draaide me om en ging snel terug naar de linnenkamer.
De gang was te lang en ik besefte onmiddellijk dat als de onbekende vrouw de slaapkamer uit zou komen, ze me zou zien. Ik schoot naar links, opende een deur en stapte een logeerkamer binnen. Ik deed de deur weer zachtjes achter me dicht en stond met kloppend hart in de onverlichte ruimte, stilletjes hopend dat ze de trap zou nemen.
Dat deed ze niet. Ik hoorde voetstappen naderen en maakte me klaar om zodra de deur openging op haar af te duiken en haar te ontwapenen. Ze liep voorbij – op weg naar de achtertrap, nam ik aan – en ik gaf haar een minuut alvorens weer de gang op te glippen.
Hij was leeg en ik liep snel naar de linnenkamer, keek hoe de geheime muur zich achter me sloot en wachtte tot de lift omlaag zakte naar de tunnel. Pas toen leunde ik tegen de wand, ik concentreerde me en probeerde de klank en de toon van de stem van de vrouw in mijn geheugen te printen.
Maar ik had mezelf de moeite kunnen besparen – het was vreemd genoeg de geur van gardenia’s die van belang bleek.