Hoofdstuk 6 

 
Anne Saunders kijkt van de ene monitor naar de andere. Op beide schermen zijn spreadsheets te zien. Ze leunt achterover in haar stoel, kijkt naar de wandklok en zucht, terwijl ze met een potlood speelt.
Ja, de klok, denkt ze. Mijn klok. Hoe laat is het? Het is al laat.
De rij getallen wordt wazig. De boekhouding van dit bedrijf is zo onoverzichtelijk. Ze zal de hele middag nodig hebben om er orde in aan te brengen.
Robert, denkt ze, lijkt niet helemaal zichzelf. Of misschien heb ik meer steun nodig. Het zal wel mijn fout zijn. O, zeker... Deze baan is geen uitdaging meer. Maar toch wil ik die promotie. De mogelijkheid kinderen te krijgen zweeft door haar gedachten, en ze kijkt welke gevaren dat vooruitzicht bedreigen. Ik ben zo gevoelig voor de voors en tegens. Je denkt aan een probleem, en je wordt erdoor overweldigd. Het is een wonder dat er mensen met kinderen zijn.
Een klop op de deur. Ze kijkt om en ziet Edd - 'met twee d's' - Lawrence. 'Hallo, hoe gaat het? Eet je hier? Of zullen we samen naar de kantine gaan?'
Ze kijkt naar zijn saaie, vriendelijke gezicht. Hij is het soort man waardoor iedereen de mening is toegedaan dat boekhouders saai zijn. Het interessantste aan hem zijn waarschijnlijk de twee d's.
'Ja, prima, Edd. Ik heb een zware ochtend achter de rug, vanwege Smithers, Inc.' Even later sluit ze de deur van haar werkkamer, en ze lopen naar de liften.
'Stuur een voorlopig rapport naar de fiscus, dan zijn ze wel tevreden,' oppert Edd.
'De fiscus wil altijd geld zien,' werpt Anne tegen. 'Of zou het lukken met zo'n voorlopig rapport?'
'Ik maakte maar een geintje,' zegt Edd, zonder glimlach. 'Maar je hebt gelijk dat die boekhouding een chaos is. Misschien heeft iemand zitten knoeien.'
'Dat hoop ik niet. Ik denk dat het weer een kwestie is dat men meer belastingtrucs probeert te verzinnen dan het bedrijf aankan.'
Ze gaan met de lift naar de elfde verdieping, waar een kantine is. De gedachte daarachter is de inktkoelies binnen te houden. Anne neemt de vis met salade. Edd een hamburger met frites, mayonaise en ketchup, en een chocolade mousse. Als ze aan een tafeltje zitten zegt Anne: 'Ben je op dieet?'
Edd begrijpt de grap niet, of hij wil er niet op ingaan. 'Ze hebben hier prima hamburgers.' Hij is mager, bijna houterig in zijn bewegingen. Hij draagt een marineblauw kostuum met een wit overhemd. Hij is bijna even oud als ik, denkt Anne. 'Zeg dat wel.' Ze glimlacht even. 'En hoe gaat het met jou?' Edd haalt zijn schouders op. 'Ik haal steeds meer punten. Jij speelt geen bridge, hè?'
'Nee, niet goed.'
'Ik herinner me dat jij liever scrabble speelt.'
'Dat deed ik heel veel. Maar Robert is nu adjunct-hoofdredacteur, en daarom heeft hij geen tijd meer voor zoiets als scrabble.'
'Zo gaat dat, geen uitweg mogelijk,' merkt Edd op.
'Nou, jij speelt anders wel bridge.'
'Maar mijn vrouw is om die reden weggelopen.'
Anne glimlacht. Edd is een eigenaardige droge kerel. Ze kon zich goed voorstellen dat zijn vrouw hem verlaten had. Toch schijnt hij geen echt vervelende trekjes te hebben. Of misschien houdt hij die geheim, en geniet hij ervan dat niemand precies weet wat hem bezielt.
Een groepje jonge juristen, allemaal mannen, komt binnen. Slechts een van hen heeft een colbert aan. Ze hebben wel allemaal brede bretels. Ze zijn opgewekt en gaan rumoerig aan een tafeltje dichtbij zitten, drie man aan elke kant. Edd kijkt zonder veel interesse naar het groepje. Anne kijkt wat aandachtiger. Als ze hen ziet heeft ze meer waardering voor Robert. Deze collega's zijn ongeveer dertig, maar ze lijken nog jongens. Niemand wil tegenwoordig volwassen worden. Ze zijn vitaal en aantrekkelijk, maar toch krijgt Anne bijna moederlijke gevoelens als ze hen ziet.
Op gedempte toon maken ze grapjes, er wordt veel gelachen, en dan beginnen ze verschillende rechtszaken en tactieken te vergelijken. 'Goed,' zegt een van hén hardop, 'moet je luisteren. De inbreker krijgt het raam open, steekt zijn been naar binnen, en de bewoner van het huis merkt het. De man zegt dat hij moet opsodemieteren of iets dergelijks. De inbreker heeft een stuk gereedschap in zijn hand, en daarmee maakt hij een dreigende beweging. De huiseigenaar schiet de man neer. De inbreker tuimelt zwaargewond achterover en belandt in het gras. Wat gebeurt er dan?'
'Zijn er getuigenverklaringen?'
'Er is maar één getuige. De bewoner van een huis verderop, in het donker. Hij heeft niet gezien hoe ver de inbreker al door het raam naar binnen gedrongen was. En hij heeft ook niet gehoord of er iets gezegd is. Als er inderdaad wat gezegd werd.'
'Ik weet het wel,' zegt een slanke man met zwart achterovergekamd haar. Hij zwijgt even om de aandacht te krijgen. Anne meent dat hij Stan heet. Hij steekt zijn handen omhoog, om het tafereel te schetsen. 'Die inbreker is dronken, dat beweert hij zelf. Goed, hij zegt dat hij meende bij zijn eigen huis te zijn, en dat hij zijn sleutel kwijt was. Daarom probeerde hij via een raam aan de achterkant binnen te komen.'
'Kom nou,' zegt een ander. 'Dan moeten die huizen wel sprekend op elkaar lijken.'
'Hij is echt straalbezopen. Is er enig medisch bewijs dat hij niet dronken was?'
'Nee. Hij werd meteen behandeld voor die schotwond. Waarom zouden ze het alcoholpromillage controleren?'
'Daar heb je het al. Die vent is dus echt dronken. Hij is verdwaald. Of misschien is het wel het huis van een vriend, iemand van wie hij weet dat die het raam altijd openlaat. Maakt niet uit. Hij is dus geen inbreker, hij wilde helemaal niet op het dievenpad.'
'Bingo,' zegt de man die de kwestie aan de orde heeft gesteld. 'En wat dan?'
'Nu is het een fluitje van een cent,' zegt een ander. 'In de eerste plaats is hij nooit in dat huis geweest. Dus de kerel die hem neerschoot is schuldig aan poging tot doodslag, roekeloos gedrag, of wat al niet meer. De gewonde knaap kan de huiseigenaar aanklagen wegens mishandeling. En zijn vrouw kan smartegeld eisen.'
'Dat is precies wat ik doe. De gewonde man had genoeg tegenwoordigheid van geest om een paar meter weg te kruipen van dat huis. Hij heeft al eerder in de bak gezeten, en hij weet veel over het recht. In de politierapporten staat vermeld dat hij drie meter bij het raam vandaan was. De man in het huis heeft duidelijk te heftig gereageerd en onnodig geweld gebruikt. Waarschijnlijk een schietgraag type. Die krijgt wel een paar jaar.'
Anne kan het niet geloven. 'Wacht eens even,' mengt ze zich in het gesprek aan het andere tafeltje. 'Verdedig jij die inbreker?'
'De veronderstelde inbreker.' Ze moeten lachen, en kijken naar Anne.
'Maar hij heeft vermoedelijk een strafblad.'
'En wat voor een. Maar dat maakt niet uit.'
'En je weet dat hij liegt?'
Er wordt gejoeld. Stan, de magere, zegt: 'Hé, het is maar een spelletje.'
Anne gaat staan, met het dienblad in haar handen. 'Dus je helpt de inbreker met het indienen van een aanklacht tegen het slachtoffer?'
Stan glimlacht naar Anne. Met een hoffelijke buiging zegt hij: 'Neem me niet kwalijk, mevrouw, maar slachtoffers zijn totaal niet interessant.'
Alle anderen aan het tafeltje barsten, vanwege de cynische opmerking, in lachen uit.
'Even serieus,' zegt een ander. 'Dit is pro-deo-werk. De firma moet wel enig moreel besef hebben, dat krijgen we hier tenminste te horen van de directie.' De anderen grinniken.
Edd gaat ook staan. 'Jongens, wij zitten op de afdeling fiscale kwesties. Daar krijgen we niet zulke sappige zaken.'
Er wordt tevreden gegrijnsd. Ja, sappige zaken, die zien ze de hele dag.
'Is het niet afschuwelijk?' zegt Anne hoofdschuddend, als ze de kantine verlaten.
'Wat wij met getallen doen, doen zij met mensen.'
'Alsjeblieft, Edd. Ik voel me toch wel wat meer betrokken bij mijn werk, als je dat niet erg vindt.'
'Natuurlijk vind ik dat niet erg. Maar je weet hoe het systeem werkt. Je kunt alleen proberen uit de buurt te blijven.' Anne wuift met haar hand. 'Het spijt me, maar zoals zij erover spraken beviel me helemaal niet.'
Edd haalt zijn schouders op, en ze keren zwijgend terug naar hun verdieping. Voor haar werkkamer zegt hij: 'Tot ziens, Anne. Bedankt voor je gezelschap.' Na die woorden loopt hij weg door de gang.
Anne gaat haar kamer in. Ze blijft voor het grote raam staan, en kijkt uit over White Plains. In de verte is een stukje van de Hudson te zien. De hemel is lichtgrijs. De zon breekt hier en daar door de wolken. Het is de laatste week van februari. Voor ons gevoel, denkt Anne, is de winter voorbij als het maart wordt.
Goed, denkt ze, misschien reageerde ik wat erg fel. Er was iets aan die jongemannen: het was alsof ik me voorstelde dat ik hun moeder was en mijn zonen helemaal niet aardig vond.
Ze glimlacht en keert zich om naar haar bureau. Ze staart naar de beide monitoren.
Of ik ben meer gespannen dan ik dacht. Het valt me allemaal zwaar. Die promotie is waarschijnlijk buiten bereik. Vervelend, maar niets aan te doen. Zou er nog iets anders zijn? In gedachten ziet ze Robert. Hij werkt altijd erg hard. Een beetje afwezig, misschien. Is het iets anders? Wat kan het dan zijn?
Nee, denkt ze. Het ligt waarschijnlijk aan mezelf. Het is mijn schuld. Beslist...
Ik pieker altijd veel te veel. In elk geval meer dan Robert. Zo gaat het altijd. Hij kan gek doen, en ik probeerde van hem te leren. Zo was het al bij ons eerste afspraakje. Mijn leven lang heb ik altijd hoge cijfers gekregen en me gehoorzaam aan alle regels gehouden. 'Soms,' zei Robert, 'moet je de regels gewoon aan je laars lappen.' Het klonk zo gedurfd.
Ze denkt terug aan een bepaalde avond voor ze trouwden. Ze waren in een bowling, ze dronken te veel bier en gedroegen zich als kinderen. De meeste bowlingballen rolden naast de baan. Ze glimlacht bij de herinnering aan de foto's die ze in een automaat maakten. Vier voor een dollar. Ze drukten hun hoofden tegen elkaar, grijnsden en trokken rare gezichten naar de camera. Die foto's zitten in een album, maar ze hoeft ze niet voor zich te hebben. Ze kan in gedachten hun gezichten haarscherp zien. We zijn nog zo jong, denkt ze, en zo gelukkig. Robert heeft me geleerd hoe...
Ach, je wordt ouder, denkt ze met een zucht, en de zorgen stapelen zich op. Je kunt niet eeuwig jong blijven, al doe je nog zo je best. Ze denkt weer aan het verstrijken van de tijd. De tikkende klok. Ja, dat moet je kunnen accepteren. Wordt het tijd voor een baby? Wil ik echt een kind? Zijn wij er klaar voor?
Anne schudt de gedachten van zich af en ze gaat weer aan het werk. Ze wijst met haar potlood naar een reeks getallen op het beeldscherm. 'Maar 1,7 miljoen verschil. Tuurlijk, laten we het met een voorlopig rapport proberen.' Ze glimlacht, en denkt weer aan de onverschillige houding van Edd. Grappig, ergens is hij volwassener dan ik ben.
Ze richt haar aandacht op de getallen, en gaat weer aan het werk.