Deel vijf 

 
 

Hoofdstuk 32 

 
Anne wordt even na zeven uur wakker. Ze kijkt schuins naar het licht dat door het gordijn aan de oostkant naar binnen valt. Ze verlegt haar aandacht naar het lichaam naast haar. Robert ademt langzaam en gelijkmatig.
Ze kijkt scherper naar haar eigen lijf. Ze voelt zich niet erg goed. Gespannen en nerveus. Ze wordt heel snel wakker, en ze heeft het gevoel dat haar geest erg onrustig is.
Ze buigt haar arm tot tegen haar borsten. Die voelen zacht aan. Ze herinnert zich hoe Robert haar de vorige avond omhelsd heeft, toen ze elkaar welterusten wensten. Hij legde zijn arm over haar borst, en toen ze een pijnlijke grimas trok, zei hij: 'O, sorry, je bent erg gevoelig. Ben je ongesteld?'
Had hij zoiets ooit eerder gezegd? Ze denkt van wel. Maar zoals hij zijn arm op haar legde... Alsof hij wilde dat ze gepijnigd zou kijken. Zodat hij een reden had om te vragen: 'Ben je ongesteld?'
En wat had ze geantwoord? 'Dat moet ongeveer komen.' Ze dacht dat ze die woorden had gezegd.
En wat zei hij? 'Nou, misschien moet je je dan maar een dagje ziek melden. Welterusten, schat.'
Een dagje ziek thuisblijven? Zo nonchalant? Verder had hij er niets over gezegd. En eerder ook niet. Dat weet ze wel zeker. Zijn hele houding is zo onvoorspelbaar, op veel verschillende manieren. Mannen leren niet over dat onderwerp te praten. Het is nu eenmaal zo dat ze nooit precies weet hoe ze zich de volgende dag zal voelen. Dat weet Robert ook. Praten over een dag ziek thuisblijven is zoiets als praten over het weer van de volgende week. Weinig zinvol.
Ze weet dat ze gespannen is, ze denkt te extreem en ze reageert overdreven heftig. Toch heeft ze sterk het gevoel dat het kunstmatig is. Alsof een meubelstuk niet op de juiste plaats staat. Dat is precies waar ze scherp en waakzaam op let.
Ze glijdt behoedzaam uit bed, en loopt naar de badkamer. Ze wast haar gezicht, schudt haar hoofd en besluit dan: Ja, ik ga ervoor.
Een kwartier later heeft ze zich aangekleed. Robert is nog niet wakker. Ze knielt naast het bed. Ze bestudeert zijn slapende gezicht even. Dan schudt ze hem zachtjes wakker.
'Goeiemorgen.'
Hij knippert, en kijkt haar dan aan met opengesperde ogen. 'Anne... Wat is er?'
'Wakker worden, slaapkop. Zeg, ik voel me niet lekker. Ik ga wat halen bij de drogist. Misschien even langs kantoor, en dan neem ik de rest van de dag vrij.'
Nu kijkt Robert haar recht aan. 'Oh... Ja, dat is goed.'
'Jij bent al weg, als ik weer terugkom.' Ze buigt zich voorover en kust hem op zijn wang. 'Dag, lieverd. Prettige dag.'
'Oh,' stamelt hij, terwijl hij overeind gaat zitten. 'Wat vervelend dat jij je niet lekker voelt.'
'Het is niet erg.' Ze lacht kort, gaat staan en kijkt hem verwonderd aan. Is dit afscheid voorgoed?
'Dag,' zegt Robert, en hij wuift mat.
Ze vraagt zich af of er een treurige trek op zijn gezicht is. Of vindt hij het alleen vervelend dat hij wakker moet worden?
'Tot later, schat.'
Ze loopt langzaam weg, naar de gang. Ze voelt zich niet beter dan toen ze wakker werd. Misschien nog wel slechter, door het snelle bewegen. Ze heeft geen keus. Ze denkt dat ze snel uit huis moet verdwijnen, en hem alleen laten.
Als ze de voordeur achter zich sluit, denkt ze: Weer een val. En ondanks zichzelf voelt ze zich ontrouw. Ze voelt zich... slecht.
Ze start de auto, en schudt haar hoofd over haar eigen gevoelens. Ontrouw? Nou, we zullen eens zien wie er ontrouw is. Ik hoop maar dat ik het ben. Ik een beetje, en niet hij heel erg. Alsjeblieft, God, dat is wat ik wil. Dat is toch duidelijk?
Anne rijdt langzaam en via een omweg naar een grote DrugCo-winkel. Ik heb echt een paar dingen nodig. Dat is geen leugen.
Als ze uit de auto stapt, kijkt ze aandachtiger naar de hemel. Bewolkt. En het ziet ernaar uit dat de hemel ook bedekt blijft. Buiten is het koel en klam.
Wat maakt het uit? Ik kan lekker in bed kruipen, als ik dat wil. Als het Robert niet is, en wat er verder mag gebeuren, dan zijn het wel de krampen en het zweterige gevoel. En dan is het ook nog dit smerige weer. Ik zal de hele dag niet weten waar ik aan toe ben.
Rustig aan, meid, houdt ze zichzelf voor, als ze naar de winkel loopt. Ik geef je gratis een goed advies: doe rustig aan.
Ze vraagt zich af hoe ze een heel uur door moet brengen. Ze wil liever meteen naar huis, en naar de bandrecorder luisteren, al is ze daar ook bang voor.
Ze kijkt op haar horloge en bedenkt welke trein Robert vermoedelijk wil halen. Wanneer hij het huis zal verlaten, en of iemand in Manhattan nog thuis is op dit uur, of al onderweg naar haar werk.
Dan denkt ze: het is niet meer dan een ingeving, toch? Een boosaardige ingeving. Een dagje ziek thuisblijven? Zoals Robert dat zei klonk het gemaakt nonchalant. Alsof het niet gemeend was.
Ze blijft lange tijd in de winkel, en loopt tussen de schappen heen en weer. Het is hier verrassend licht, en het lijkt wel of alle artikelen interessant zijn: zelfs die kleefpasta voor kunstgebitten...
Anne besluit niet langs kantoor te gaan. Ze weet niet zeker of ze dit wel op een soepele manier kan. Zelfs op dit vroege uur zullen er al mensen zijn. Allemaal van die overijverige types, die vóór de grote horde aan het werk gaan...
Ze voelt zich pijnlijk gespannen, maar toch zou ze dit niet willen missen.
Haar horloge wijst aan dat het 8.22 uur is. Robert moet nu ongeveer vertrekken. Maar waarom zou ze zich haasten? Wie verlangt naar het slechte nieuws?
Ze gaat in de rij voor de kassa staan, om de spullen die ze gekocht heeft te betalen. Als de caissière bezig is, kijkt Anne door het grote raam. Het regent, op een miezerige en treurige manier die haar aan begrafenissen doet denken.
Ja, voor mij moet ook een begrafenis geregeld worden, denkt ze. Van mij wordt verwacht dat ik het slachtoffer ben.
'Uw wisselgeld, mevrouw.'
Anne kijkt verbaasd naar de caissière. 'O, ja... Bedankt.'
Wat had die man ook alweer gezegd? Slachtoffers zijn miserabel, mevrouw. Ja, dat was het. Nu lijkt het op de een of andere manier grappig.
Anne doet het wisselgeld in haar portemonnee, en ze loopt terug naar haar auto. De regen spettert op de voorruit. Ze start de motor en doet de ruitewissers aan. Ze staart door de voorruit. Nou, denkt ze, ik wil geen slachtoffer zijn. Beslist niet.
Ze rijdt langzaam, en weer met een omweg, naar huis. In haar straat rijdt ze sneller, omdat ze niet wil stoppen als Roberts auto nog op het tuinpad staat. Ze bedenkt dat ze ook naar het station had kunnen rijden, en op het parkeerterrein kijken of zijn auto er staat. Ik moet vooruitdenken, houdt ze zichzelf voor. Nee, zijn auto staat niet op het pad.
Ze rijdt het tuinpad op en voelt zich vreemd opvallend. Ze weet niet goed waarom. Wat belachelijk: ik woon hier toch? Nee, ik weet wel waarom. Dit is zoiets als de val controleren: kijken of er iets gevangen is. En hopen dat de val leeg is... Nee, misschien toch niet. Misschien wil ik wel dat dit allemaal achter de rug is...
Ze loopt snel door de motregen. Zodra ze binnen is, verschuift ze de grendel. Dan, haar jas uittrekkend, loopt ze langzaam door het huis, ze wil controleren of alle ramen gesloten zijn, zodat niemand haar kan verrassen.
Ze wacht tot het negen uur geweest is. Robert zit op dat moment altijd in de trein. Meestal is hij even later op kantoor...
Ze staat even stil boven aan de keldertrap. Ze houdt zich vast aan de leuning. Ze is zich bewust van haar lichaam, waar het pijn doet.
O, ja, ik moet naar kantoor bellen. Dat moet eerst geregeld worden.
Even later zit ze naast de stapel dekens. Alles is stil boven. Ze drukt op de play-toets.
Eerst hoort ze de bezettoon. Belt er iemand? Nee. Dan hoort ze de stemmen. 'Ben jij het? Onder de douche?'
'Ummm. Ja.'
'Nou, het lijkt me de dag.'
'Dagje ziek?'
'Ja. De hele dag thuis, denk ik. Dat wilde ik je meteen laten weten. Ik ben nu nog thuis. Anne is naar de drugstore.'
'Begrepen. Tijd voor actie, schat.'
'Veel succes.'
'Maak je geen zorgen. O, ik zal een bericht achterlaten, met de precieze tijd. Het kan wel eens een late lunch worden.'
'Begrepen. Ik hou van je.'
'Idem dito.'
Dan de klik. Anne drukt op de stop-knop, al kost het haar moeite. Zo moet het voelen als je door een slang bent gebeten. Een ernstige verlamming, die begint bij je hart en zich dan verspreidt.
Ze blijft roerloos zitten, en staart lange tijd naar de grijze cementen vloer.