Hoofdstuk 8
Zaterdag, na de lunch, gaat Kathy met een
taxi naar Grand Central, en ze stapt in de trein. Ze reist naar het
eerste station ten zuiden van Bronxville. Ze neemt geen enkel
risico. Ze heeft een donkergroene regenjas aan die ze al jaren niet
meer gedragen heeft, en ze heeft haar zonnebril opgezet. Ze wenkt
een taxi, en geeft de chauffeur een adres op dat een blok verder is
dan Robie's adres. Ze moet het zien. Ze wil weten waar hij woont.
Ze wil weten hoe zij daar zal wonen.
Rob betaalde de drankjes, en ze zei: 'Ach,
mag ik je portemonnee zien? Ik wil weten wat je daarin bewaart.' Ze
maakte grapjes over de rare foto op zijn rijbewijs. Zo wist ze zijn
adres, zonder erom te vragen.
Ze zit rechts achter in de taxi. Ze geniet
van de rit, de smalle wegen en de prachtige huizen waar ze
langsrijden. Ze heeft een plattegrond gekocht, en weet ongeveer
waar ze zijn, en hoe lang deze rit zal duren. Ach, Bronxville,
denkt ze, daar hoor ik thuis. En toch werd ik geboren in dat
ellendige Trenton.
Ze geniet ook van de spanning dat ze Rob
misschien zal zien. En misschien wel zijn vrouw.
Kathy's gezicht verstrakt. Waarschijnlijk is
zijn vrouw best aardig, al is ze ook saai en al staat ze in de weg.
Nog een gelukkig toeval dat ze Robie gevonden heeft. Ze passen niet
bij elkaar. Kathy wil niet emotioneel zijn, en daardoor
argeloos.
Dit is zakelijk, zou je kunnen zeggen. Maar
die vrouw is helemaal verkeerd voor Robie. Kathy had al zo'n
vermoeden, maar nu weet ze het zeker. Het kan niet anders dan dat
zij en Robie met elkaar trouwen, een aantal kinderen krijgen, en
gelukkig verder leven. Ze zullen altijd goed voor elkaar
zijn.
Robie weet al wat ze wil, diep in zijn hart.
Als ze de straatnaamborden voorbij ziet glijden, vraagt ze zich af
of ze niet te hoog heeft ingezet. Hij had haar gevraagd over haar
huwelijk, en Kathy vertelde over de domme fout die ze had begaan,
de oninteressante man met wie ze getrouwd was. Daarna was ze
misschien wel een stap te ver gegaan. Ze keek Robie strak aan en
zei: 'Heus, ik was hem gewoon ontgroeid. Dus deed ik wat ik moest
doen, ik ben weggegaan.' Er was iets uitdagends in haar ogen. Een
beetje te veel van het goede? Ze maakte Robie duidelijk: Ik heb het
gedaan, dus kun jij het ook. Je hebt er alleen kloten voor
nodig.
Ja, ja, kloten. Ze glimlacht. Dat is het
enige wat Robie mee moet brengen. Zij zal voor al het andere
zorgen.
Grappig, denkt ze, dat ze gezegd had dat
Keith saai was, oninteressant. Dat was hij bepaald niet. Hij was
eerder een lefgozer. Ach, het heeft geen zin Robie daarmee uit te
dagen...
Eigenlijk was Keith een heel fascinerende
man, peinst ze. Dat moest ze toegeven. Maar hij was ook iemand van
wie ik weg wilde, zo ver mogelijk weg.
En nu dit... De taxi is dicht bij Robie's
huis. Als ze zich niet vergist kruist deze straat de straat waar
hij woont. Mooie huizen, overal waar Kathy kijkt. De bewoners zijn
niet echt rijk, maar behoren tot de betere middenstand. Redelijk
grote tuinen, en veel ruimte. De achtertuinen zijn diep. Ze ziet
huizen met een verdieping, en bungalows. Gazons, kinderen, auto's
en motorfietsen, brievenbussen, bomen en struiken. Gewone mensen
die een normaal bestaan leiden. De mensen die hier wonen, denkt ze,
zouden elke dag moeten knielen om de grond te kussen en de hemel te
danken. Verdomd, waarschijnlijk klagen ze de hele dag dat ze het
niet nog beter hebben. God, luister je? Geef mij Robie,
alsjeblieft. Dat is het enige. Dan zal ik de eerste vijftig jaar
nergens meer om vragen. Ik zal niet naar andere mannen kijken. Ik
zal mijn kinderen netjes opvoeden. Ik word lid van het buurtcomité.
Alles. En zonder ooit te klagen. Is dat afgesproken, God?
Alsjeblieft? Ik zal me aan mijn belofte houden, echt waar.
Kathy ziet de naam van de straat waar Robie
woont. Haar ademhaling versnelt, en dat verbaast haar. Ze tuurt
ingespannen, om een huisnummer te zien, en ze probeert te schatten
hoe ver zijn huis nog is. Even zien, o, ze is er bijna. Jezus. Het
huis verrijst twintig meter achter het raampje van de taxi. Alleen
een lage heg ertussen. Kathy duikt weg in een hoekje, en gluurt
naar buiten. Niemand te zien. De taxi mindert vaart, want de
chauffeur zoekt naar een nummer dat niet bestaat. Robie's huis is
tamelijk klein, met een verdieping. Ach, het is groot genoeg voor
twee personen. De gevel is wit geschilderd, met een blauwe band.
Rechts het tuinpad en de garage. Dan een laag hek, met een rij
boompjes, om de grens met het terrein van de buren te
markeren.
De taxi komt bijna tot stilstand, drie huizen
verder. 'Doorrijden, niet stoppen,' zegt Kathy kortaf.
De chauffeur rijdt langzaam verder, met een
afwachtende frons op zijn gezicht.
Kathy leunt naar voren en ze zegt met een
glimlach: 'Ik ben op huizenjacht. Laten we keren en nog een keer
langzaam door deze straat rijden.' Ja, ik ben op huizenjacht, denkt
ze. In zekere zin is het de waarheid.
Nu zal ze aan de andere kant van de straat
rijden, verscholen in het donker van de taxi. Er is geen gevaar dat
iemand uit het raam kijkt en haar ziet.
Als ze weer terugrijden, fluistert Kathy:
'Langzaam, hier langzaam rijden.' Haar blik dwaalt van raam naar
raam, speurend naar aanwijzingen over Robie's leven. Dan ziet ze in
een flits de achterkant van het huis, en een gestalte. Robie? Of
zijn vrouw? Kathy weet het niet zeker. Een van beiden, dat is
zeker. Misschien praten ze daar met elkaar, en staat de ander
dichter bij het huis. Dus ze zijn thuis.
Eigenaardig, denkt ze. De werkelijkheid maakt
me niet terneergeslagen. Ik dacht dat dat misschien zo zou zijn.
Nee, het maakt me zekerder. Daar is het, en ik zal het krijgen. Het
is gewoon een kwestie van tijd.
'Oké,' zegt ze tegen de chauffeur, 'We kunnen
nu weer terug naar het station.'
'Wilt u met de trein? We zijn hier dichter
bij Bronxville.'
'Nee, bedankt. Kennissen in Mount Vernon
verwachten mij.' Ze probeert kalm en normaal te doen. Dan zal deze
chauffeur zich niet herinneren dat ze bij hem in de taxi zat. Ze is
hier nooit geweest, ze heeft niets gezien van Robie's
privé-leven.
O, op een dag zal ze het hem vertellen. Ze
glimlacht. Hij zal het waarderen.
Ze voelt zich nu heel kalm. Dat is een
prettig gevoel. Een mooie dag. Het is gewoon een kwestie van
tijd.