Hoofdstuk 7 

 
De taxi kruist East 40th Street. Snel optrekkend en remmend speelt de chauffeur zijn eigen spel met het verkeer in het spitsuur. Hij rijdt voorbij, kijkt even aandachtig naar de gestalte in de regenjas, en beweegt zijn schouders bij wijze van instemming. Even later zit ze op de achterbank, ze leunt naar voren, en schreeuwt bijna: 'Rij naar Third, en dan rechts voorsorteren. We moeten iemand oppikken in 44th Street.'
Hij ziet haar in zijn spiegeltje. Aantrekkelijk gezicht, met zwart haar, felrode lippenstift, heldere ogen, en een wat harde trek om de mond. Hij rijdt met een wijde boog Third op. In het spiegeltje ziet hij dat ze een modieuze zonnebril opzet. Ze zit in het midden van de achterbank en staart strak voor zich uit.
'Daar!' schreeuwt ze. 'Die lange man in die donkere jas.' De chauffeur stopt langs het trottoir, en de tamelijk grote man opent het portier. Hij stapt snel in de auto. Lijkt een intelligent type, misschien een manager... Nee, eerder een architect. Misschien is hij vandaag wat gespannen. Maak je geen zorgen, jongen, zij zal je wel verwennen.
'Rij maar wat rond in het park,' zegt de vrouw door het plastic scheidingspaneel. Dan schuift ze naar links en kijkt weer strak voor zich uit, alsof ze de man naast haar nauwelijks kent.
Een beetje eigenaardig, denkt de chauffeur. Hij pakt zijn clipbord, en doet alsof hij een notitie maakt. Dan hoort hij de vrouw zachtjes zeggen: 'Hallo, grote jongen.'
De grote jongen zit bij het rechterportier en staart ook voor zich uit.
'Rijden maar,' roept de vrouw.
De chauffeur trapt op het gaspedaal, en denkt: Naar het park, hè? Een beetje rondrijden. Zeg, er wordt niet genaaid in deze auto. Ach, was maar een geintje. Tien dollar extra, en het is wel goed. Ik zal niet stiekem kijken. Niet te veel.
Hij rijdt in het midden van Third, tot aan 50th Street, en gaat dan wat verzitten op zijn stoel, zodat hij het tweetal beter kan zien. De vrouw zit nu meer in het midden, en ze kijkt de man aan. Leuk profiel. Prachtige glimlach. Hij buigt zich naar haar toe, en brengt dat grote hoofd van hem dichterbij. Het lijkt wel of ze zijn arm nu vasthoudt. Praten, praten, praten. Verdomme! Praat eens wat harder! Door de geluiden van de motor en de wind kan ik geen woord verstaan.
De chauffeur stopt voor het verkeerslicht in 54th Street. Mooi zo. Eens kijken wat er nu gebeurt. Hij denkt dat hij dit wel eerder heeft gezien, dat mensen net doen alsof ze elkaar niet kennen, althans niet goed. En zodra er gereden wordt, dan komen ze ook in beweging. Wat is dit voor een stel? Geen getrouwd paar. Ze zullen het wel af en toe met elkaar doen. Maar dan doen ze eerst niet zo koel tegen elkaar. Nee toch?
De taxichauffeur leunt met zijn achterhoofd tegen het paneel, alsof hij moe is. Hij doet alsof hij scherp op het verkeerslicht let. '...de hele dag aan jou gedacht,' hoort hij de vrouw zeggen. Dan is het weer stil. O, geluiden dat er gezoend wordt. De chauffeur grijpt naar zijn kruis. Rustig, jij, waarschuwt hij.
Het verkeerslicht springt op groen, en de chauffeur rijdt snel verder naar 59th Street, dan slaat hij linksaf en rijdt door naar Sixth. Ja, als de dame achterin opeens andere ideeën heeft, dan zal ze het wel zeggen. Het is wat met die vrouwen van tegenwoordig.
Er is veel verkeer in de richting van Central Park South. De paardenkoetsjes staan in een rij. Dit is een van zijn favoriete straten. De bomen in het park zijn nog kaal: het is winter. Waardeloos.
Nu is het probleem, denkt hij, wat hoger te gaan zitten, zodat ik kan zien wat ze doen. Hij gaat weer verzitten, en rekt zijn schouders. Als hij naar rechts het park inrijdt, heeft hij even een goed overzicht. Kijk eens aan: ze zitten verstrengeld. Wie graait naar wie? Ze heeft een arm om zijn nek geslagen, haar andere hand is onder zijn jasje verdwenen, en ze streelt zijn borst. Oké, ze houden het netjes. En die vent kust haar oor, met zijn tong. Godallemachtig, ik heb een borrel, nodig.
De chauffeur ramt bijna een splinternieuwe Lexus, en hij draait meteen zijn raampje naar beneden. 'Hé, maat, leer eerst eens rijden! En koop een Amerikaanse auto, hufter!'
Taxichauffeurs willen maar al te graag alles zien, en niet af en toe een beetje. Hij rijdt nu weer rechtuit, in noordoostelijke richting. Aan weerszijden van de taxi rijden auto's. Beetje riskant hier. Het is niet verstandig zo'n Japans stuk blik te raken. Je wordt gek van de papierwinkel die dan volgt. Was er maar een verkeerslicht.
Bij 72nd Street is het licht rood. Het is erg druk op de weg. Meer dan een dozijn auto's staan voor hem te wachten. Fietsers scheren aan beide kanten voorbij, en die rotkinderen op hun skateboards bedreigen zijn lak.
Zal ik het portier eens voor je neus opengooien? Wat dacht je daarvan? Even kijken: de linkerhand ligt in haar nek. Of in haar haren. En die rechterhand? Ergens in de diepte. Shit, ik kan niets zien. En het gezicht van meneer? Nog steeds gespannen. God, hij wordt helemaal wild, maar heeft hij ook plezier? Kijk eens aan! Een ring zo groot als een armband om zijn vinger.
De chauffeur verslikt zich bijna om niet in lachen uit te barsten. Neem me niet kwalijk, bruidegom, maar heeft u hier wel toestemming voor?
De meter springt naar 9 dollar. Mooi zo, denkt de chauffeur. Blijven rijden. Vermoedelijk hebben ze niet veel tijd. Ik rij wel, dan kunnen ze het afmaken.
Het verkeerslicht springt op groen, en het verkeer komt weer in beweging. De chauffeur vermeerdert snelheid, door het kille maartse weer.
Hij kijkt weer in het spiegeltje, en ziet dat ze meer naar links zijn geschoven, zodat ze nu achter hem zitten. Shit, wat heeft dit te betekenen? Hebben ze gezien dat hij keek? Proberen ze zich te verstoppen? Het achterhoofd van de man is nu midden in het spiegeltje te zien. Om haar te zien moet hij zich tegen het portier aandrukken. Jezus, hij wil het spiegeltje verstellen. Maar misschien zien ze dan wat hij doet. Hé, jij, voyeur! Wie? Ik? Welnee, ik zag helemaal niet dat jullie met elkaar wipten, alleen dat jouw techniek niet best is.
De chauffeur lacht een beetje voor zich uit, en denkt: Nee, hij heeft me niet gezien. Hij heeft zijn aandacht heel ergens anders. Zij heeft gekeken. Het kreng. Bemoei je met je eigen zaken, dame. Wie een taxi bestuurt moet af en toe in het spiegeltje kijken. Dat is de wet.
Hé, misschien willen ze wat meer gaan liggen. Mij maakt het niet uit. Wauw. Ja, ze zakt steeds verder weg, zodat hij op haar kan kruipen. Alsof ze zo heet als de pest is. Ik weet het niet, meid. Ben je zo heet? Nou, ik ook. Hij heeft zijn hand op je tieten. Ik rij deze kar aan barrels, en dan ga ik ook naar de hemel.
De chauffeur heeft een idee. Hij zwenkt eerst naar de linkerbaan, om dan met een ruk naar rechts te gaan, zodat hij wel over zijn rechterschouder moet kijken, vanwege het achteropkomende verkeer. Even controleren hoe die rok omhoog is geschoven. Christene zielen, de kerel heeft zijn hand in haar blouse, en alleen zijn pols is nog te zien. Dit wordt te erg. Dit is het niet waard. De meter tikt naar 14 dollar. Wat maakt het uit? Ik betaal wel. Hé, mensen, misschien kunnen we dit netjes regelen.
De taxichauffeur staart strak voor zich uit, over het stuurwiel gebogen. Hij reikt met zijn hand naar beneden, om over zijn erectie te wrijven. Hij denkt eraan hoe sexy ze is. Welke maat zouden die kanjers hebben? Zeker 36 C. Nee, we maken er D van. Nog meer voor mij. Hé, ik heb de dromen, en die vent de tepels. Ik weet het zeker. Zo groot als een druif. Kom op, haal dat ding te voorschijn en zuig eraan. Ik zal niet aldoor kijken...
Er wordt geclaxonneerd. Hij kijkt naar de weg, en ziet dat hij over de gele streep is, amper een paar centimeter naast een andere auto. Levensgevaarlijk. Hij negeert de andere bestuurder, en koerst kalm naar het midden van zijn eigen rijstrook, 'Sorry, mensen,' roept hij naar zijn passagiers op de achterbank. 'Er zijn vandaag heel wat klunzen op de weg.'
Nee, let maar niet op mij, ga rustig verder met je bezigheden. Ik doe hier aan safe seks. De chauffeur vraagt zich af of hij zijn buitenspiegel zo kan verstellen dat hij haar kan zien.
Jezus, ik word hier gek van. Altijd wordt een gewone werkman genaaid, zelfs al gebeurt dat niet. Zo is het toch?
Ze zijn nu bijna bij het eind van het park, een wat hoger gedeelte. Opletten, jongens. Ik breng jullie netjes waar je zijn moet.
Barst maar, denkt de chauffeur. Hij draait zijn raampje weer open, en wrikt aan de spiegel. Hij tuurt ingespannen, en krijgt een mooi tafereel van twee monden die tegen elkaar gedrukt zijn. Die monden wijken een centimeter uit elkaar, en de man zegt iets diepzinnigs, te oordelen aan de serieuze uitdrukking op zijn gezicht. De man verlangt zo te zien heel sterk naar iets. Wat precies is weer een andere vraag.
O, en zij... Die ogen. Wat zei die maat in het leger ook alweer? Toen hij het over zijn verloofde had, zijn meisje thuis? Hij liet me een polaroid van haar zien, en zei dat hij desnoods vijf kilometer door glasscherven zou kruipen om die meid via de telefoon te horen plassen. En nu zit er zo'n schoonheid op de achterbank.
Moet je eens kijken wat ik verdien. Maar wat maakt het uit, ik zal het allemaal in een of andere bar weer uitgeven, om hier overheen te komen. Ik kijk niet meer. Dat is het. Van stress ga je dood.