34

Gloria bracht de avond door in het ziekenhuis. Ze nam Graham aandachtig op en vroeg zich af of hij de boel voor de gek hield, of hij tot de conclusie was gekomen dat hij alle problemen die zich om hem heen opstapelden kon ontduiken als hij dood was voor de wereld. ‘Kun je me verstaan, Graham?’ fluisterde ze in zijn oor. Als dat zo was, speelde hij stommetje.

Het kolossale wrak was nu even zwak als een jong katje, even stil als een muis. Ozymandias die was omgevallen. ‘Half sunk, a shattered visage lies.’ Toen Gloria jonger was, had ze veel van Shelley gehouden. Ze had Graham voor zijn zestigste verjaardag een prachtig geïllustreerd, door de Folio Society uitgegeven boek met zijn verzamelde gedichten gegeven, op grond van het feit dat je een cadeau moest geven dat je zelf graag zou willen krijgen.

Aangezien hij Graham was, had hij het gedicht uiteraard verkeerd gelezen en alleen de triomfantelijke overmoed gezien van: ‘My name is Ozymandias, King of Kings:/ Look on my works, ye Mighty, and despair!’ Gloria kon zich zo voor de vuist weg geen enkel cadeau van een van haar familieleden herinneren dat ze ooit echt had willen hebben. Afgelopen kerst had Emily (‘met Nick’) een mixer voor haar gekocht, van een slechter merk dan het exemplaar dat ze al had, en Graham had haar een cadeaubon van Jenners gegeven, waar weinig denkwerk aan te pas was gekomen en die waarschijnlijk was gekocht door zijn verkoopster-maîtresse-echtgenote-in-spe Maggie Louden. Gloria had er geen enkel voorgevoel van gehad dat de vrouw voor haar kerstboom, die een appelpasteitje wegwuifde, plannen had om de volgende mevrouw Hatter te worden. ‘The hand that mocked them, and the heart that fed.’

Ze dronk een kop thee die een aardige verpleegkundige haar had gebracht en bladerde de Evening News door die ze uit de winkel beneden had meegenomen. ‘De politie vraagt of iemand een jonge vrouw te water heeft zien gaan.’ Haar blik werd getroffen door de woorden ‘oorbellen in de vorm van een crucifix’. Ze zette haar thee neer en las het korte artikeltje nogmaals vanaf het begin. ‘Te water heeft zien gaan’ – wat betekende dat?

Toen ze thuiskwam, ging Gloria naar de kelder om het alarmsysteem voor de nacht aan te zetten. Er bewoog iets op een van de schermen van de beveiligingscamera’s, twee ogen die monsterlijk opgloeiden in de nacht – een vos, een grote mannetjesvos, die het restant van Gloria’s maaltijd van de vorige avond meenam. Toen ging de monitor onverwacht uit.

Vervolgens gingen alle andere monitoren uit, een voor een. Geen kleine robotjes die deze en gene kant op liepen, die met hun elektronische ogen alles in de gaten hielden. De lampjes van het alarmsysteem knipperden en gingen uit en vervolgens begaf alle elektriciteit in huis het. Zo zou het voor Graham zijn als hij stierf.

Er moest een stop zijn doorgeslagen, hield Gloria zichzelf voor. Niets om je zorgen over te maken. Ze zocht zich op de tast een weg door de absolute duisternis van de kelder naar de muur met stoppen. Toen hoorde ze een geluid. Een voetstap, een deur die openging, een vloerplank die kraakte.

Haar hart begon zo luid te bonzen dat het volgens haar als een baken haar positie in het donker moest aangeven. Er was die ochtend in Merchiston een man doodgeslagen, waarom zou de moordenaar niet naar een andere voorstad in het zuiden zijn getrokken? Ze wenste dat ze een wapen had. In gedachten maakte ze een lijst van alles wat beschikbaar was. De tuinschuur verschafte het grootste arsenaal: spuitbussen met onkruidverdelger, een bijl, de elektrische heggenschaar, de kantjesknipper – ze dacht dat je met een kantjesknipper waarschijnlijk heel wat schade kon aanrichten bij iemands enkels. Helaas kon ze onmogelijk in de tuinschuur komen zonder de onbekende die in huis was te passeren. Had hij ogen van diamant en git, was hij zo groot als een beer?

Ineens herinnerde ze zich Maggie Loudens woorden. ‘Is het al gebeurd, is het voorbij? Ben je van Gloria af?’ Als ze het nu eens niet over een scheiding had gehad, als ze het nu eens over moord had gehad?

Natuurlijk, dat was precies wat Graham zou doen! Als hij van Gloria scheidde, zou hij de helft van wat hij had kwijtraken en daartoe zou Graham nooit en te nimmer bereid zijn, maar als Gloria stierf kon hij alles houden. Het denkbeeld was even melodramatisch als de gebeurtenissen in Emmerdale en op een of andere manier toch volkomen geloofwaardig. Hij zou iemand in dienst nemen – Graham had er slag van zelf nooit vuile handen te maken. Hij zou iemand betalen om haar uit de weg te ruimen. Of hij zou Terry gebruiken. Ja, dat zou hij doen, hij zou Terry gebruiken.

Gloria hield haar hand op haar hart in een poging het verraderlijke gebons te dempen. Er kraakte opnieuw een vloerplank, deze keer veel dichterbij, en Gloria besefte dat er iemand boven aan de keldertrap stond, een gestalte die vaag werd omlijnd door een aura van maanlicht vanuit de koekoek in de hal.

De gestalte begon de trap af te komen. Gloria haalde diep adem en zei flink: ‘Ik vind dat je voor je verder komt moet weten dat ik bewapend ben.’ Een leugen natuurlijk, maar gezien de omstandigheden was de waarheid niet echt een wapen. De gestalte aarzelde, bukte om de kelder beter te kunnen zien en vervolgens zei een bekende stem: ‘Dag, Gloria.’

Gloria slaakte een gilletje van afschuw en zei: ‘Ik dacht dat je dood was.’