43

‘Gaan we een huis kopen?’

‘Nou, we gaan huizen bekijken,’ zei Jackson, die de huizenkrant haastig doorbladerde. ‘We gaan naar nieuwbouwwijken kijken. Hatter Homes, ken je die?’

‘Echte huizen voor echte mensen. Ik heb er een bekeken, maar het was een tikje prullerig. Ik hou niet echt van nieuwbouwwijken.’ Hij was bang dat Jackson in een nieuw huis in een nieuwbouwwijk woonde en beledigd zou zijn, maar Jackson zei: ‘Ik ook niet. We gaan niet echt kijken om iets te kopen,’ voegde hij eraan toe. Martin vroeg zich af of Jackson dacht dat hij niet goed wijs was. ‘We gaan alleen doen alsof. Ik zoek iemand. Kijk uit voor die bus, Martin, ik geloof dat die je gaat schampen.’

‘Neem me niet kwalijk.’

‘Dit is een prachtige kamer, een echte kamer voor het hele gezin.’ De vrouw die hen rondleidde door modelwoning Braecroft aarzelde. Martin nam aan dat Jackson en hij er niet uitzagen als een heel gezin. De vrouw droeg een naamplaatje met ‘Maggie’ en was als een vakantiehostess gekleed in een hemelsblauw pakje met een bont sjaaltje. Martin vroeg zich af of hij een naamplaatje kon laten maken – ‘William’ of ‘Simon’, alles behalve Martin. Het zou een zeer eenvoudige manier zijn om je identiteit te veranderen.

‘Prachtig,’ zei Jackson met een stalen gezicht. Het was een kamer op het noorden, waaruit al het licht leek te worden weggezogen. Martin voelde een steek van heimwee naar zijn eigen huis. Zou hij er weer intrekken als de politie ermee klaar was en de rest van zijn leven doorbrengen met de geest van Richard Moat? Zou hij het kunnen verkopen? Misschien kon hij ‘Maggie’ in dienst nemen. Hij stelde zich voor hoe ze toekomstige kopers rondleidde en opgewekt zei: ‘Dit is de woonkamer, een prachtige kamer, een echte kamer voor het hele gezin, en dit is de plek waar de hersenen van Richard Moat in het rond zijn gespat.’

‘Er zijn natuurlijk allerlei soorten mensen die ervan genieten om in een Hatterhuis te wonen,’ zei Maggie, ‘niet alleen gezinnen. En wat is een gezin trouwens?’ Ze fronste haar wenkbrauwen alsof ze ernstig over deze vraag nadacht. Ze maakte een gespannen en doorgedraaide indruk.

Jackson en Martin slenterden achter haar aan de trap op. ‘Zit u vast aan een krap budget?’ informeerde ze over haar schouder. ‘Want de Waverley is ruimer en heeft een grotere tuin – niet dat er iets mis is met de Braecroft, die staat voor een vernuftig gebruik van ruimte.’

‘Bedrieglijk klein,’ mompelde Jackson.

‘En dit is de grote slaapkamer,’ deelde Maggie trots mee, ‘uiteraard met badkamer.’

Martin ging op het bed zitten. Hij wilde gaan liggen om te slapen maar hij nam aan dat zoiets niet was toegestaan.

‘Nou, bedankt, Maggie,’ zei Jackson, die zich weer via de trap naar beneden begaf, ‘je hebt ons beslist veel stof tot nadenken gegeven.’ Ze leek haar hoofd te laten hangen van teleurstelling, voelde aan dat de verkoop niet doorging.

‘Ga mee naar de Portakabin dan noteer ik uw naam,’ zei ze.

Buiten leek het licht scheller. De wijk lag in een dal tussen twee heuvels en had een vreemde akoestiek waardoor je het onophoudelijke geraas van een snelweg hoorde, hoewel je geen auto’s kon zien. Er stond een pot stoffige rode geraniums naast de deur van de Portakabin, het enige teken van organisch leven. Een bouwmachine denderde langs. De wijk was nog altijd een bouwterrein, ook al was de helft van het aantal huizen inmiddels bewoond. Er stonden wat harde stoelen in de Portakabin en Martin ging er op een zitten. Hij was bekaf.

‘En u bent?’ zei Maggie tegen Jackson. ‘David Lastingham,’ zei Jackson prompt.

‘En uw partner?’ vroeg ze, met een blik naar Martin.

‘Alex Blake,’ zei Martin vermoeid. Het was zijn naam, die hoorde bij hem op een manier waarop David Lastingham vermoedelijk niet bij Jackson hoorde.

‘En een telefoonnummer om contact te kunnen opnemen?’ Jackson dreunde een nummer op. Martin vroeg zich af of het bestond.

‘O ja,’ zei Jackson langs zijn neus weg tegen Maggie, ‘ik ben een oude bekende van Terry Smith van jaren geleden – weet jij soms toevallig waar ik hem te pakken kan krijgen? Het zou enig zijn om bij te praten.’

Er gleed een blik van afkeer over Maggies gezicht. ‘Ik heb geen idee waar Terry vandaag is.’ Er begon een mobieltje te rinkelen en ze rommelde in haar handtas, zei: ‘Een ogenblikje alstublieft,’ en ging naar buiten. Tot Martins verbazing sprong Jackson als een geveltoerist op de archiefkast af en begon die snel door te nemen.

‘Volgens mij is dat illegaal,’ zei Martin.

‘Volgens mij heb je gelijk.’

‘Ik dacht dat je bij de politie had gezeten.’

‘Dat klopt.’

Dit waren van die omstandigheden waar Martin nerveus van werd en hij stond bezorgd in de deuropening te kijken hoe Maggie liep te ijsberen terwijl ze in haar telefoon praatte. Ze scheen haar stem te moeten verheffen omdat er een slechte ontvangst was en hield om de paar seconden op om te zeggen: ‘Ben je daar nog?’ Hij hoorde haar zeggen: ‘Hij zit kennelijk in Thurso. Ik weet het, ik geloof het ook niet. Ik denk dat hij me in de steek heeft gelaten, na al die beloftes.’ Haar gezicht leek tijdens het praten te vertrekken. Ze hing op en depte haar ogen.

‘Ze komt terug!’ siste Martin tegen Jackson.

Toen ze de Portakabin in wandelde, met haar masker weer stevig op zijn plaats, was Jackson verdiept in een brochure met foto’s van de diverse Hatterhuizen die te koop waren. ‘Ze zijn allemaal even prachtig,’ zei hij. ‘Ik heb geen idee hoe ik ooit een keus moet maken.’ Hij zuchtte en schudde zijn hoofd. Hij was absoluut niet overtuigend. ‘Maar goed,’ zei hij, zich tot Martin wendend, ‘terug naar de batmobiel, Robin.’

‘Hier, geloof ik,’ zei Martin, die halt hield voor een elektronisch hek dat wijd openstond. Ze waren in de Grange, op een adres dat Jackson kennelijk uit Maggies archiefkast had gestolen. providence, stond er op een bordje op het hek.

‘Wie woont hier?’ vroeg Martin.

‘Graham Hatter. De eigenaar van Hatter Homes. Hij heeft Terence Smith in dienst en daarom denk ik dat hij moet weten waar de man zich ophoudt.’

‘En wie is Terence Smith?’

‘Dat is een lang verhaal, Martin.’

Ik heb de tijd, dacht Martin, maar dat zei hij niet. Tijd was alles wat hij had, de ene nanoseconde na de andere die wegtikte. ‘Ik blijf maar hier als jij naar binnen gaat.’ Hij gaapte. Hij vroeg zich af of de Irn-Bru-cocktail die de zogenaamde Paul Bradley hem had gegeven zijn stofwisseling soms blijvend had aangetast. De ene minuut was hij zo nerveus dat hij zenuwtrekkingen had, de volgende was hij zo moe dat hij zijn ogen niet kon openhouden.

‘Ben zo terug,’ zei Jackson.

Martin zocht in zijn handschoenenkastje naar iets om te lezen. Hij vond alleen een pak folders voor Richards voorstelling, een miniatuurversie van de affiche voor Comic Viagra for the Mind, die hij er dinsdag klaarblijkelijk in had laten liggen.

Hij deed zijn ogen dicht en zakte net weg in een ziekelijke sluimering toen hij ineens een onmiskenbaar deuntje hoorde. De haren in zijn nek gingen rechtovereind staan toen de vertrouwde eerste maten van de herkenningsmelodie van Robin Hood door het autoraampje naar binnen dreven. Zijn hart bonsde tegen de muur van zijn borst. Het telefoontje van Richard Moat ging. In de straat. Dichtbij. Martin draaide zich vlug om, zocht de bron van het vluchtige thema. Er was een blauwe Honda komen aanrijden die achter zijn eigen auto had geparkeerd. Een blauwe Honda. Een blauwe Honda? Nee, er reden duizenden blauwe Honda’s rond, dit hoefde niet beslist de auto te zijn van de krankzinnige chauffeur die met zijn honkbalknuppel zwaaide. Het thema van Robin Hood begon opnieuw. Martin deed het portier open en strompelde zijn auto uit. Er was nergens iemand te bekennen. Toen kreeg hij hem in de gaten, zag hij hem de oprit naar het huis van de Hatters op lopen, met de telefoon tegen zijn oor. Het was echt de Hondabestuurder van dinsdag. De Hondabestuurder had de telefoon van Richard Moat. Hoe was dat mogelijk als hij Richard Moat niet had gedood? En waarom zou hij Richard Moat doden – als de Hondabestuurder niet zijn laptop had opgepakt, zijn adres had gevonden en naar Merchiston was gekomen om Martin te doden? Er greep iets naar zijn hart en kneep erin. Angst.

Martin verwachtte dat hij zou aanbellen om zich op de gebruikelijke manier aan te melden, maar in plaats daarvan stak de Hondabestuurder het gazon over en ging voor de openslaande deuren staan. Hij beëindigde zijn gesprek en haalde, opnieuw uit het niets, zijn honkbalknuppel tevoorschijn. Die hief hij hoog op alsof hij zich opmaakte om de bal naar het buitenveld te slaan, maar in plaats daarvan beukte hij het glas van de deuren aan diggelen.