Jimmy the Jeweler
Toen ik jong was en net begon, verkocht ik vrachten aan Barry the Brokester, Umberto 'Bert the Zip,' The Count en Billy Brains (omdat hij die niet had).
Geen van hen had er moeite mee om met een jonge jongen zaken te doen. Uiteindelijk draaide het om geld. En ik hield me aan mijn afspraken. Ik kwam over de brug.
Toen ik ouder werd, heelde Oom Jimmy bijna elke
vracht die ik roofde.
Jimmy zat niet bij de maffia. Hij was slechts half Italiaans, dus
kon hij geen lid worden. Hij was de oom van Sneaker Pete. Uit
respect noemde ik hem net als Pete 'Oom Jimmy'.
Het eerste waar ik bij Jimmy mee aankwam, waren travellercheques.
Ik had in Brooklyn een safe gekraakt en 7.500 dollar met een
elastiekje erom gevonden. Ik had nog nooit een reis gemaakt, en kon
travellercheques dus niet van monopolygeld onderscheiden.
Ze waren genummerd, ik wist niet zeker of ze op een lijst stonden.
Ik belde Sneaker Pete. Hij speelde met het idee om ze bij zijn bank
te incasseren. 'Ik zeg wel dat een of andere geitenneuker op straat
bij mij sportschoenen heeft gekocht.'
'Voor 7.500 dollar? Dan kan je die bank net zo goed beroven, want
ze drukken meteen op het alarm onder de balie als je daar gaat
zitten lullen met die stomme grijns die je altijd hebt als je
liegt.'
'Je hebt gelijk, laten we naar mijn oom gaan,' zei Pete.
Pete en ik stonden op de hoek van 47th en 6th Street in de
Juweliersbuurt van Manhattan, toen Oom Jimmy op ons
afkwam.
'Aangenaam, jongen!' Hij schudde mijn hand.
We schoten een koffiebar in. Jimmy ging tegenover me zitten in een
buttondown overhemd. Zijn borsthaar puilde uit zijn open kraag. Hij
had scherpe bruine ogen en zware zwarte wenkbrauwen. In een dikke
bos verwaaid haar stak een Gucci zonnebril.
Ik liet hem de travellercheques zien.
'Hoeveel heb je?'
'Vijfenzeventighonderd.'
'Doe je het voor vijf mille?'
'Best.'
Hij gaf me de stapel flappen onder de tafel en stopte de cheques
toen in zijn zak terwijl hij uit het zitje opstond. 'Ik heb haast.'
Hij gooide een twintigje op de tafel voor de koffie waar hij niet
van had gedronken.
Ze noemden hem Jimmy the Jeweler, hoewel hij nooit een
juwelierszaak had gehad. Jimmy had altijd haast, maar was altijd
cool. Hij droeg met de hand beschilderde dassen van vijfhonderd
dollar en elke dag een ander horloge. Diamanten manchetknopen en
een flinke glimmer aan zijn pink. Als hij schoenen liet maken, deed
hij zijn voeten in een mal.
Er wordt gezegd dat elke grote juwelenroof vroeg of laat in de
Juweliersbuurt in Manhattan eindigt. Goud wordt omgesmolten,
diamanten worden gerecycled, ieder spoortje van roof
verdwijnt.
Er waren aardig wat dieven in de buurt, maar slechts vier of vijf
'grote jongens', gasten die iedereen kenden en alles konden helen.
Ze waren concurrenten maar konden elkaar lijden. Jimmy was een van
hen.
Pete had verhalen over Jimmy gehoord. 'Hij was het brein achter
kraken in Europa.'
'Serieus?'
'Echt waar. Hij is zelfs met een glider uit Zwitserland ontsnapt en
in Italie geland. De spaghettivreters hebben hem in de bergen
verborgen gehouden tot alles was overgewaaid.'
Jimmy was dik met alle New Yorkse families, en ook met maffiosi uit
Philadelphia, Boston en Chicago. Hij zag eruit als een volbloed
Italiaan, sprak Italiaans, zong Italiaans, kookte Italiaans, en had
elke familie om de tuin kunnen leiden zodat ze hem lid zouden maken
door een klinker aan zijn naam toe te voegen. Maar Jimmy was
eerlijk, geen gelul. Zo was hij aan zijn reputatie
gekomen.
Jimmy woonde in een chique appartement in het centrum. In zijn
kantoor had hij een groot eikenhouten bureau. In de bovenste la
daarvan lag een vel papier dat met tape op een stuk karton was
geplakt, met cellofaan eroverheen. Het was een lijst met bijnamen
en telefoonnummers. Elke vracht die ik naar Jimmy bracht ging naar
iemand op die lijst.
Nadat hij had gehoord wat ik had, zette Jimmy zijn leesbril op,
liep hij met zijn vinger langs de lijst, liet hem rusten bij een
naam, om dan een telefoontje te plegen.
'Ik ben het, de Jeweler,' zei hij, 'laten we ergens een kop koffie
gaan drinken.'
Dan hing hij op en knipoogde hij naar ons.
'Die lijst is een miljoen waard,' zei Pete een keer nadat we bij
Jimmy's appartement waren vertrokken.
'Niet zonder de stem van je oom aan de andere kant van de
lijn.'
Jimmy's woord was een miljoen waard, niet zijn lijst. Als Jimmy
tegen me zei dat er vijftig mille op me lag te wachten, dan kon ik
daarvan op aan. Als hij me geld gaf, stopte ik het weg zonder het
te tellen. Hoe kon ik ook? Hij keek ook nooit in mijn
trucks.
Als Jimmy bemiddelde bij een vracht, vroeg hij. 'Met hoeveel zijn
jullie?'
Als ik zei: 'Vier, inclusief mezelf,' dan zei Jimmy: 'Oke, ik ben
nummer vijf, ieder twintig procent.'
Jimmy was zo eerlijk dat het niet in me opkwam om dat niet
tegenover hem te zijn. Ik heb nooit gezegd dat ik met meer mensen
was om meer geld van hem te krijgen. Dan zei ik nog eerder dat er
minder mensen bij betrokken waren om hem te ontzien. Hij was een
toffe peer, en hij haalde het beste in me naar boven.
Jimmy betaalde vooruit. Dat was op straat ongehoord, omdat er van
alles kon gebeuren; roofovervallers worden opgepakt, vrachten
worden in beslag genomen. Maar als ik tegen Jimmy zei dat ik iets
van waarde had, verdween hij in zijn slaapkamer en kwam hij terug
met de contanten. Dan gaf hij me dertig of veertig mille alsof hij
een kind een dollar gaf.
Jimmy en ik hadden geen contracten, geen advocaten, geen akte van
overdracht, onze afspraak werd bezegeld met een handdruk. Probeer
dat maar eens in de brave burgerwereld.
Ik wist hoeveel vertrouwen Jimmy in me had toen hij me zijn
slaapkamer in wenkte, een kleed opzijtrok en een plank oplichtte.
Hij opende een stalen kistje tjokvol flappen, en gaf me een
stapeltje.
Op weg naar huis vertelde ik Pete wat ik had gezien.
'Laten we hem beroven,' flapte hij eruit.
'Hij is je oom, eikel. Bovendien, wie moet dan onze volgende vracht
overnemen?'
Hij lachte, maar ik zag de radertjes draaien; Pete was een
hebzuchtige hufter, de meest hebzuchtige vent die ik ooit heb
gekend.
Ik ging dagelijks met beroemde maffiosi om, maar ik had meer
bewondering voor Jimmy. Jimmy was een cowboy, hij deed alles alleen
en had geen maffia nodig om stoer te zijn. Hij nam geen orders aan,
gaf geen orders en was niemand verantwoording
verschuldigd.
In een wereld die werd beheerst door angst en geweld heeft Oom
Jimmy zelfs nooit iemand bedreigd. Hij werd gerespecteerd vanwege
zijn woord. En iedereen mocht hem.