He knul, heb je die vent in bed geslagen?
Ik ging lunchen met Bobby Butterballs. Zes maanden eerder had ik Bobby tien mille geleend om in Flushing een cocktailbar te openen. De zaak draaide goed; tijd om me terug te betalen.
Ik liep vroeg zijn tent binnen en zag drie ouwe dronkenlappen aan de bar; matte gezichten, ontbrekende tanden, schorre stemmen. Iemand vertelde afgezaagde moppen. De anderen staarden naar een stille televisie met sportuitslagen en hoogtepunten. Ik wist dat lui die overdag dronken waren hun uitkering opdronken: hun pensioen, hun wao, hun bijstand, dus gaf ik ze een rondje.
De barman, Timmy McLaughlin, schoof mijn geld
naar me terug. Ik gaf hem een hand.
'Is Butter er?' vroeg ik.
'Hij komt eraan. Ga zitten, ik zal je een menukaart
geven.'
Ik liet mijn geld op de bar liggen en ging aan een tafeltje
zitten.
Timmy was een jongen uit de buurt die na schooltijd parttime achter
de bar stond. Zijn moeder was een paar jaar terug aan kanker
overleden. Mijn eigen moeder, haar goede vriendin, stierf nu
dezelfde langzame dood. Hoewel ik en Timmy elkaar niet vaak zagen,
schiep het verdriet dat we onze moeders dood zagen gaan een
band.
Timmy zuchtte toen twee potige, stoer ogende mannen van het toilet
terugkwamen. Ze leken high, misschien hadden ze een lijntje
gesnoven. Een van hen wreef over zijn neus. Ze droegen een vuile
spijkerbroek en werkschoenen. Ik dacht dat het bouwvakkers waren
die hun dag erop hadden zitten, te bedwelmd om weer te gaan werken.
Ze kwamen aan de bar staan, schreeuwden over honkbal, grepen de bak
met pretzels, graaiden er een stel uit en propten die in hun
mond.
Wat een beesten, zei ik tegen mezelf. Als dat het effect is dat
werk op je heeft, ben ik blij dat ik nog nooit een baan heb
gehad.
Net toen het ernaar uitzag dat het tweetal zou gaan matten, gooide
een van hen een pretzel naar een oude man die een paar stoelen
verderop zat. Het ding ketste af op zijn kalende hoofd. Die twee
klootzakken barstten in hysterisch gelach uit toen de oude man iets
mompelde. Alleen daarom gooiden ze nog een pretzel naar hem toe. De
oude man graaide zijn geld van de bar en peerde hem, terwijl hij
slissend door zijn kunstgebit vloekte. De bullebak begon pretzels
naar de andere dronkenlappen te gooien terwijl zijn maatje, dat als
aangever fungeerde, dubbel lag.
Toen er ten slotte een oude vrouw werd geraakt, zei Timmy: 'Rustig,
jongens.' Hij wierp een blik naar mij om hulp.
De bullebak reikte over de bar en smeet de bak tegen Timmy's borst.
'Hou je bek, en geef me meer pretzels.'
Ik liep naar ze toe; ze waren allebei een kop groter dan ik. Ik
legde een twintigje tussen hen op de bar. 'Kom vrienden, laat die
pretzels maar zitten. Dit rondje is voor mij. Laat het je smaken.'
Ik dacht niet dat ik ze kon afkopen, maar ik probeerde het
toch.
'Val dood,' zei de man die gegooid had. 'Wat dacht je ervan als ik
jou zou knakken als een pretzel? Zullen we even naar buiten
gaan?'
Ik aarzelde even. Zou het iets uitmaken als ik binnen of buiten met
ze vocht?
'Ja hoor.' Ik liep naar de deur.
Mijn Lincoln stond voor geparkeerd. Ik had een vernikkelde .45
automaat onder mijn passagiersstoel en een honkbalknuppel in mijn
kofferbak. Ik had maar een paar tellen om mijn wapen te
kiezen.
Het was een drukke straat en de knallen van de .45 klonken als
kanonschoten. Als iemand mij of mijn nummerbord zou identificeren,
zou ik voor een pretzel voor schut gaan, vijfentwintig jaar tot
levenslang, vijftig als ik ze allebei zou omleggen. Ik deed de
kofferbak open.
Ik was mijn slag al aan het oefenen toen ze de bar uit kwamen
wankelen. Ik ging op de stoep staan alsof ik aan slag
was.
'Jij bent een grote vent, je verwacht toch niet dat ik eerlijk ga
vechten.' Ik gaf de bullebak een kans om bakzeil te
halen.
'Ik steek die knuppel in je reet!' Hij kwam op me af.
Ik boog me voorover en sloeg uit alle macht naar zijn hoofd. Door
de klap vloog hij de lucht in, met zijn voeten op gelijke hoogte
als zijn oren, voordat hij op de stoep viel en op zijn rug
doorgleed. Ik ging over hem heen staan. Er stroomde bloed uit een
pulpachtig gat midden in zijn voorhoofd.
'Shit, ik heb hem vermoord.'
Ik draaide me om naar zijn vriend, die moest er ook aan, anders zou
hij mij aanwijzen bij een confrontatie.
Hij rende weg, zo hard als hij kon. Mooie vriend.
Ik gooide de knuppel weer in mijn kofferbak en hing een ouwe lap
over mijn achternummerbord. Ik moest hier weg, met mijn pistool,
mijn knuppel en mijn auto. Ik reed naar het huis van Jay Junior.
Hij deed open in een boxershort en een hemd.
Hij staarde naar mijn overhemd, dat vol bloedspetters zat. 'Wie heb
je om zeep gebracht?'
Ik vertelde hem wat er gebeurd was, leende een paar mille, wat
andere kleren, een andere auto en kneep ertussenuit.
'Je deed wat je moest doen,' waren zijn laatste woorden toen ik bij
hem wegreed.
Terwijl ik reed, liet ik het voorval wel duizendmaal de revue
passeren. Ik bedacht een verdediging op grond van doodslag en
rekende op Timmy McLaughlin, een brave student, als mijn
kroongetuige.
Ik bedacht manieren om het nieuws aan mijn familie te vertellen en
stelde me voor hoe oud ik zou zijn na vijf, tien of vijftien jaar
in de gevangenis.
Toen ik een verkeersagent zag, ging ik meer op de verkeersregels
letten, hoewel ik tegen mezelf zei dat zelfs als ik gezocht werd,
ik niet in verband kon worden gebracht met de auto waarin ik
reed.
Mijn handen beefden terwijl ik stuurde. Ik stond nog steeds stijf
van de adrenaline. Als iemand me afsneed of met een bloedvaart
langsscheurde, riep ik dingen als: 'Weet je wat ik net heb gedaan?'
en: 'Wil jij ook een pak ros?' Ik reageerde me af, maar het enige
wat ik wilde was op een veilige plek zijn waar ik die dag geen
problemen meer zou krijgen.
Ik checkte onder een valse naam in bij het Radissonhotel in het
East End van Long Island. Ik belde naar huis om mijn familie te
vertellen dat ik de komende paar weken met een paar vrienden op
vakantie was in de Hamptons. Ik zou blijven zitten waar ik zat,
wachten tot ik zou horen of ik een dooie op mijn geweten had, en
dan bedenken wat mijn volgende zet zou zijn.
Die avond keek ik naar het plaatselijke nieuws, opgelucht toen er
niets werd gezegd over wat ik had gedaan. Ik sliep als een blok,
gerust dat niemand wist waar ik was.
De volgende ochtend at ik een vorstelijk ontbijt in het hotel,
waarna ik een paar kilometer naar een openbare telefoon reed. Ik
belde Junior.
'Nog iets gehoord?'
'Het gerucht gaat dat een of andere bullebak in een bar in Flushing
helemaal verrot is geslagen maar dat hij het heeft overleefd, en
dat niemand weet wie het gedaan heeft.'
Timmy hield zijn mond. Ik wachtte een paar dagen en ging toen naar
huis en over tot de orde van de dag.
Ik vergat de hele toestand tot ik twee maanden later 's avonds laat
door Butterballs werd gebeld.'De rechercheurs weten dat jij het
was. Ze hebben mij gevraagd om tegen jou te zeggen dat je je moet
aangeven. Ze willen dat je meedoet aan een confrontatie.'
Ik wist meteen dat Butter me had verraden. Rechercheurs gaan niet
met beleefde verzoekjes langs bij vrienden van verdachten. Sinds
mijn slagtraining meed Butter mij. Hij wist dat hij me mijn tien
mille niet zou hoeven betalen als ik de gevangenis in zou gaan.
Bovendien dreigden de juten dat ze zijn drankvergunning zouden
intrekken als hij zijn mond zou houden. Hij was een aardige rat,
die zijn geweten suste met een telefoontje.
Ik kon zelf kiezen.
Ik kon of vluchten of de gok van een confrontatie nemen. Mijn
moeder had nu nog maar enkele weken te leven; ik kon niet bij haar
weg. Als ik mezelf aangaf en het misging bij de confrontatie, zou
ik geverbaliseerd en gedagvaard worden, en zou ik binnen een paar
dagen weer op borgtocht thuis zitten. Ik zou de procesdatum maanden
kunnen uitstellen. Mijn moeder zou nooit weten dat ik was
opgepakt.
Ik overlegde het met de jongens.
'Laten we die lastpost uit de weg ruimen voordat hij jou er
uitpikt,' zei Botz.
'Ik weet niet eens wie het is,' zei ik.
'We leggen hem voor het politiebureau wel om,' hield Botz vol. 'Je
hoeft hem alleen maar aan te wijzen.'
'Dat is geweldig in Hollywood, maar niet in het echte leven,' zei
ik. 'Doe niets, we nemen hem later wel te grazen als hij mij
aanwijst.'
Joey Botz was gek. Pazzo betekent 'gek' in het Italiaans. Als we
dat snel zeiden, klonk het als Botz.
De volgende ochtend kwam ik bij het kantoor van Richard Piccola,
een plaatselijke advocaat die net was geslaagd voor de Balie, het
examen dat mensen bij voorbaat verschoont voor een leven van
misdaad. Hij vroeg me zevenhonderd dollar. Ik gaf het hem
contant.
We ontbeten in een diner en gingen toen
naar het bureau 109 in Queens, waar we met de trap naar de eerste
verdieping gingen. Piccola stelde zich voor aan de rechercher die
met de zaak belast was, een grote, potige juut met zwart haar, een
das die om tien uur 's ochtends al loshing en een kop koffie in
zijn hand. De donuts lagen op zijn bureau.
'Dit zou niet veel tijd moeten kosten,' zei hij. 'Zelfs als hij je
aanwijst, ben je vanmiddag alweer vrij, misschien
morgen.'
Even later zat ik achter een confrontatiespiegel met vier juten,
die allemaal een snor en een blauw t-shirt hadden. Piccola kreeg
een stuip omdat ik geen snor had en een wit hemd droeg. Hij raasde
zinnen als: 'Wie hoort in dit rijtje niet thuis?' en: 'Mijn client
is te jong om een snor te laten staan!'
'Rustig maar!' zei de rechercheur. Hij vond een juut zonder snor.
In plaats van mij ook een blauw shirt te geven pakte hij een laken
van waar wat mannen geschilderd hadden en zei hij tegen ons dat we
het tot aan onze nek moesten ophouden.
De juut links van mij stootte me grinnikend aan met zijn elleboog.
'He knul, heb je die vent in bed geslagen?'
We lachten allemaal. Een tik tegen het raam. Er verstreek ongeveer
een minuut terwijl ik deed alsof ik een juut was die de pest had
aan deze klus. Nog een tik en toen konden we de kamer
verlaten.
'Die stommeling heeft jou niet aangewezen!' Aan de andere kant
begroette Piccola me met een omhelzing.
'Werkelijk?' Ik kon het niet geloven. Ik was op het ergste
voorbereid, ervan overtuigd dat ik de bak in zou draaien.
Piccola tekende wat papieren terwijl de rechercheur ons vertelde
hoe zelfs hij de pest had aan deze bullebak. 'Die hufter en zijn
familie zetten ons onder druk om iemand aan te klagen voor poging
tot doodslag, anders zou de aangifte kwijt zijn geraakt. Die
schooier heeft zelf een hele reeks geweldplegingen op zijn naam,
heeft zelfs de pa van zijn vriendin van een trap af gegooid, en nu
belt hij ons als iemand hem een hijs voor zijn kanis geeft. Hij
heeft zelf toegegeven dat hij jou had bedreigd voordat je hem in
elkaar had getremd. Als die vent die knuppel in je reet had
gestoken, zoals hij zei, denk je dan dat hij hier naar binnen zou
zijn gelopen om het ons te vertellen?'
'Kweenie. Ik heb het niet gedaan.'
Piccola straalde en legde zijn arm om me heen.
'Luister knul, de confrontatie zit erop.' De rechercheur leunde
achterover in een houten stoel waarvan de krakende vering doorboog;
zijn dikke pens trok aan de knopen van zijn overhemd met
koffievlekken. 'Hij heeft je niet aangewezen en ik wil je om de
dooie dood niet hebben. Ik vraag me alleen af of mijn informant het
bij het rechte eind had, erewoord, het blijft onder ons, heb je hem
geslagen?'
Ik aarzelde, ik vertrouwde hem niet, maar hij leek die bullebak
meer te haten dan mij. 'Niet hard genoeg.'
Hij knipoogde en glimlachte voordat Piccola en ik naar de deur
liepen.
De jongens namen me mee uit eten, en ik ging terug naar huis om
mijn moeder te verzorgen. Een maand later ging ze hemelen. Ze
overleed in mijn armen.