DEEL TWEE Het onderzoek
Een klop op de deur, een mes in mijn rug
Op een ochtend in april werd ik gewekt door een
klop op de deur. 'Ga weg.' Ik trok het laken over mijn
hoofd.
Het geklop werd luider. Ik gooide de dekens van me af en klom
uit bed.
'Als dat de meteropnemer is, dan is hij dood.'
Het raam van mijn slaapkamer bevond zich boven de veranda aan
de voorkant. Ik lichtte de jaloezieen op en zag
twee mannen in trenchcoats. 'Shit! Stillen.'
Ik ging op de rand van mijn bed zitten.
'Wie zegt dat ik thuis ben? Ik heb genoeg dozen pasta om een maand
door te komen. Ik wacht wel tot ze weggaan.'
Ik overwoog om ze met een wisseltruc om de tuin te
leiden.
Een paar jaar terug hadden de juten het appartement van Botz
omsingeld. Hij belde zijn broer, Tommy, die erg op hem
leek.
'Kom naar mijn huis,' zei Botz tegen Tommy. 'Draag kleurige kleren
en een honkbalpetje.'
Tien minuten later parkeerde Tommy zijn auto bij Botz op de oprit.
Botz deed de deur open, liet hem snel binnen en deed de deur weer
achter zich dicht.
'De kit staat op de hoek,' zei Tommy. 'Voor jou?'
'Ja, geef me je kleren.'
Geen van beide broers had zich die ochtend geschoren, wat de
gelijkenis en de vermomming ten goede kwam.
Botz trok Tommy's rode windjack aan, zette zijn Yankee-pet op, ging
naar buiten en reed weg met Tommy's auto. Even later vertrok Tommy
in Botz' auto; hij ging de andere kant op.
De juten deden de sirene aan, sneden Tommy af en sprongen met
getrokken pistool uit de auto.
Tommy haalde het sleuteltje uit het contact en gooide het op
straat. Hij stak zijn handen in de lucht en zei: 'Ik geef me
over.'
Botz was allang verdwenen toen Tommy uit de auto werd gesleurd en
op straat werd gegooid. Tommy zei tegen de juten wie hij was. Ze
pakten zijn portefeuille om zijn rijbewijs te controleren terwijl
hij gniffelde. Ze pakten hem aan, gaven hem een paar schoppen, en
lieten hem toen gaan.
Botz kwam erachter dat hij bij een beroving was geidentificeerd.
Hij gaf zichzelf zes maanden later aan toen de zaak zwak was en
kwam er ongestraft af.
Ik kon niemand bedenken die op mij leek. Bovendien, konden de juten
twee keer zo stom zijn?
Ik nam de telefoon en belde Juney. Als mijn lijn werd afgeluisterd,
konden de juten op mijn veranda dit niet horen.
'Pik me op in de steeg achter mijn huis.' Ik hing op, kleedde me
aan en rende naar de kelder. Ik maakte vier sloten en twee grendels
open en rende door de achterdeur naar de achtertuin.
Ik klom over de schuttingen van buren. Ik wuifde naar meneer
Sabatini, die over zijn groententuintje gebogen zat.
'Mooie dag voor een wandeling.' Ik glimlachte. Hij leek er meer
over in te zitten dat ik vlak langs zijn planten liep dan dat ik om
zeven uur 's ochtends over hekken sprong.
Juney wachtte in de steeg toen ik mijn been over de laatste
schutting slingerde en bij hem instapte.
'De kit?' vroeg hij.
'Ja, ga naar Sneaker Pete.'
'Wat heb je gedaan?'
'Wat heb ik niet gedaan?'
Elke ochtend kwamen er kleine diefjes die handel uit warenhuizen
hadden gejat naar de winkel van Pete. Pete bracht gestolen spullen
via zijn achterdeur naar binnen toen ik en Juney daar
aankwamen.
'Sluit de tent,' zei ik. 'Misschien moet ik op de
vlucht.'
Pete betaalde de dieven en sloot de deur achter ze. Ik vertelde
Pete over de trenchcoats op mijn veranda toen Limpy, Pete's
verkoper, de achterkamer in kwam hinken.'He, Pete, de fbi staat
voor de deur, ze willen de baas spreken.'
'Heb je tegen ze gezegd dat ik hier zit, idioot? Ik heb overal
gestolen spul staan.'
Ik keek even naar buiten. 'Zelfde twee van bij mij.'
'Hallo, meneer Ferrante,' zei een van de twee.
Ik liep naar buiten.
'fbi,' zei de agent. Hij liet zijn penning zien.
'We zouden graag buiten even met u praten.'
'Ik praat niet met agenten.'
Sinds mijn auto-ongeluk sprak ik vanuit mijn mondhoek. Ze moeten
hebben gedacht dat ik mijn beste Cagney-imitatie uit de kast
trok.
'Pak aan dan!'
Hij zwaaide met een dagvaarding voor mijn neus.
Ik had ergens gehoord dat het papier niet officieel is overhandigd
als je het niet aanraakt. Dus deinsde ik achteruit.
'Het is voor jou.' Hij legde het met een klap op de
toonbank.
'Geef maar aan mijn advocaat.'
'Wie is je advocaat?'
'Anthony Castanza.' Ik gaf hem de naam van de advocaat van mijn
ongeluk.
'Heb je zijn nummer?'
'Niet bij me.'
'Waar zit hij?'
'Northern Boulevard.'
'Heb je zijn adres?'
Ik haalde mijn schouders op. 'Queens.'
Hij grijnsde, en ze vertrokken.
Pete kwam uit de achterkamer. Hij rookte twee sigaretten tegelijk.
De ene hing aan zijn lip, de andere had hij in zijn hand. 'De fbi,'
zei hij, 'we zitten in de stront.'
'Ik heb ze niet achter ons gezien,' zei Juney.
'We zijn niet gevolgd. Ze moeten hebben geweten dat de winkel van
Pete een van de plekken is waar wij altijd rondhangen. We komen
hier elke dag.'
Ik liep naar een munttelefoon en belde wat vrienden. Ik was
benieuwd of ik in een grote zaak verwikkeld was. Ik wist dat de fbi
graag mensen tegelijkertijd oppakte. Misschien ging het met
dagvaardingen ook zo. Niemand had iets gehoord.
Ik belde Anthony Castanza. Ik had zijn kaartje de hele tijd al in
mijn portefeuille, die ik niet wilde openen waar die agenten bij
waren, omdat ik bang was dat er papiertjes met woekercijfers uit
zouden vallen.
'De fbi? Zorg dat je een echte advocaat krijgt,' zeurde
Anthony.
'Maar jij bent een echte advocaat.'
'Ik ben niet echt echt. Ik hol achter ambulances aan, maar voor de
fbi ben ik geen partij.'
'Nou, ik heb tegen ze gezegd dat ze jou moesten bellen. Zoek gewoon
uit wat ze willen, dan zorg ik wel dat ik iemand krijg voor het
echte werk.'
De dag daarop kwamen dezelfde agenten weer bij de winkel van Pete
en gaven ze hem een dagvaarding.
Pete leefde op sigaretten en koffie. Toen ik die avond bij zijn
winkel langsging, stond de deur van het toilet open. Op de stortbak
van het toilet stond een koffiekan en in de pot lagen
peuken.
'Heb je de hele dag zitten schijten?' vroeg ik.
'Nee, nee, daar ga ik heen om na te denken.'
De volgende ochtend belde Botz me. 'Ik heb er ook een.'
Hij klonk opgewonden, alsof het een kaartje voor de Super Bowl was.
Volgens mij voelde hij zich tot nu toe buitengesloten. Hij was het
tegenovergestelde van Pete. Ik zei tegen hem dat ik hem later zou
zien op de vuilnisbelt waar hij werkte.
Voordat Botz met mij werkte, werd hij dronken in een bar en besloot
hij de drankhandel bij hem op de hoek te beroven. 'Voor de
lol.'
Botz werd aangehouden toen hij naar huis liep. Ik heb hem dat nooit
laten vergeten. 'Toen ik je leerde kennen, beroofde jij
drankhandels voor een beetje drinkgeld.'
Botz bekende en ging in het noorden een paar jaar voor schut. Toen
hij thuiskwam, sloot hij zich bij mij aan. Hij was nog
voorwaardelijk vrij toen de fbi hem dagvaardde. Zijn
reclasseringswerker had zijn voorwaardelijk kunnen intrekken, maar
deed dat niet. Wij vermoedden dat de fbi zijn reclasseringswerker
had gezegd dat hij zich er niet mee moest bemoeien zodat ze hem in
de gaten konden houden.
Een capo van onze familie bezorgde Botz een baantje op een
vuilnisbelt waar iemand anders werkte die ook voorwaardelijk vrij
was. Het tweetal, dat wist dat hun reclasseringswerkers regelmatig
langskwamen, maakte het wrak van een kapotte vrachtwagen schoon en
hing er een bouwlamp in. Ze zetten er een kaarttafel met
klapstoelen neer en speelden gin rummy voor een dollar per punt.
Als de reclasseringswerker van een van de twee kwam, tikte de
voorman van de belt op de zijkant van de truck en riep hij degene
die bij zijn reclasseringswerker moest komen.
Toen ik bij Botz langsging om over de dagvaardingen te lullen,
klopte de voorman op de zijkant van de truck. Botz kwam naar buiten
met een moersleutel in zijn hand. 'O shit, jij bent het.' Hij liet
de sleutel zakken.
'Ga maar een potje patiencen,' riep hij naar binnen. 'Ik ben zo
terug.'
We liepen over de belt, en praatten boven het rumoer van bulldozers
uit die vuilnis verschoven. We konden er maar niet achter komen wie
er praatte en hoeveel de fbi wist.
'Wie is er verder nog gedagvaard, behalve ik, jij en Pete?' vroeg
Botz.
'Oom Jimmy heeft er ook eentje gekregen; ze kwamen bij hem thuis.
Ik pieker me suf hoe ze ons allemaal met elkaar in verband hebben
kunnen brengen. Ik ga vanavond naar de stad, om te horen wat Jimmy
ervan denkt.'
'Wat moet, dat moet,' zei Botz voordat ik vertrok. Ik wist niet wat
hij bedoelde. Of hij was bereid om de bak in te gaan of hij wilde
de versliecheraar omleggen als we erachter kwamen wie het
was.
Die dag sprak de fbi met de advocaat van Sneaker Pete. Ze lazen een
lijst op met roofovervallen en kapingen die ik had gepleegd,
waarvan ik me sommige niet eens herinnerde. Ze zeiden dat ik het
doelwit van het onderzoek was.
Pete was opgelucht toen hij dat hoorde. Ik ook; ik kon het niet aan
om hem nog een dag te zien aftakelen. Hij was toch al nooit erg
schoon op zichzelf. Na zijn dagvaarding poetste hij zijn tanden en
kamde hij zijn haar helemaal niet meer. Zijn normale hoeveelheid
roos veranderde van een dun laagje in een sneeuwstorm. De
brillenglazen zaten onder de witte vlokken.
'Ga naar huis en neem een bad,' zei ik onderweg naar Oom Jimmy
tegen hem. Ik stak mijn hoofd half uit het raampje van zijn
auto.
'Ik ben uitgehongerd.' Hij wreef over zijn buik. 'Laten we iets
gaan eten.'
'Ga naar Butino's,' zei ik.
Butino's was een Italiaans eethuisje bij de vuilnisbelten in
Maspeth, slechts een paar kilometer van de snelweg. Het was
makkelijk voor ons om daar een hapje te eten voordat we de tunnel
in gingen. We kenden de eigenaar; zijn moeder kookte er. Hij bracht
ons meestal naar onze plek en bracht ons dan onze favoriete
gerechten.
'Vanwaar die lange gezichten?' vroeg Butino toen hij de borden voor
ons neerzette. We gaven geen van beiden antwoord. Hij voelde de
spanning en liet ons alleen.
Ik prikte wat in mijn gerecht en probeerde te eten, toen ik
plotseling uitbarstte: 'We gaan niet de stad in.'
'Waarom niet? Misschien weet mijn oom iets.'
'Je oom is de versliecheraar.'
'Je bent gek!'
'Was het maar waar.'
We staarden elkaar enkele ogenblikken aan voordat ik de stilte
verbrak. 'Je zei dat die fbi-lui het bij je advocaat over een truck
met elektronica hadden?'
'Ja, en?'
'We hebben er nooit een gestolen.'
'Dat weet ik, ze zijn in de war, dat is mooi.'
'Zij zijn niet in de war, maar jij. En ik ook, tot nu.'
'Ik snap het niet.'
Ik herinnerde Pete aan de keer dat hij dacht dat Jimmy misbruik van
ons maakte. Hij wilde Jimmy laten denken dat wij een betere snees
hadden en dus kwam hij met het idee om Jimmy een lading te beloven,
en dan later tegen hem te zeggen dat we hem hadden verkocht aan
iemand die een betere prijs bood.'
'Ik doe er niet aan mee,' zei ik tegen Pete. 'Jimmy is billijk
geweest. Je wil je oom alleen maar meer geld
aftroggelen.'
Ik wilde niet toegeven, tot zich een perfecte situatie voordeed en
Pete volhield: 'Alleen om Jimmy op het rechte pad te
houden.'
Ik kende een stakker die met een spilzieke vrouw was getrouwd. Zijn
eega winkelde de hele dag terwijl hij zich doodwerkte. Hij kon haar
verkwisting niet bijbenen, redde het niet met twee banen en nam dus
een derde bij Busy Body Electronics. Toen hij die nieuwe baan een
paar dagen had, belde hij mij in zijn pauze.
'Bij een van de laadplatformen staat een oplegger vol elektronica.
Ik weet niet hoe lang hij daar nog zal staan. Je moet snel zijn. Je
hebt wel een trekker nodig, want hij staat op blokken.'
Ik pleegde een paar telefoontjes en kreeg Mario te pakken. Hij
leende een trekker terwijl ik Jimmy trof, die een adres in Yonkers
neerkrabbelde, waar ik de lading moest afleveren.
Mario reed. Funzi kwam. We gingen die avond.
We hotsten in het rond, met zijn drieen op de krappe voorbank.
Mario liet zijn sigaret vallen, Funzi kwam met zijn knie tegen de
versnellingspook toen hij de sigaret probeerde op te rapen. De
voorruit was gebarsten. De claxon was kapot, net als de
snelheidsmeter.
Ik vroeg aan Mario: 'Hoe hard gaan we?'
'Dat zit wel goed,' zei hij. 'Ik pas me aan het verkeer
aan.'
Hij ging net zo hard als een Maserati waarvan ik zou zweren dat hij
honderdveertig reed.
Mario en Funzi kregen ruzie over de radiozender tot de knop afbrak.
De truck ging van de ene rijbaan naar de andere terwijl wij de ene
blunder na de andere maakten.
Bij de winkel bracht Mario onze bumper tot vlak voor de
achterpoort. Het terrein was verlaten afgezien van een oplegger,
die met zijn achterkant tegen het laadplatform stond.
Ik knipte het hangslot door, verwijderde de ketting en gooide het
hek open. Funzi leidde Mario naar binnen.
Ik deed de zijdeur van de oplegger open en wierp een blik naar
binnen. Een muur van dozen. Ik scheen met mijn zaklantaarn op de
opschriften: tv's, videorecorders en geluidsapparatuur.
'We kunnen,' zei ik tegen Funzi. 'Maak maar vast.'
Mario reed de trekker achteruit tot aan de oplegger, zodat er een
combinatie van achttien wielen ontstond. Funzi sloot de verlichting
en de remleidingen aan, en vijf minuten later zoefden we over de
snelweg.
We hadden nog geen twee afslagen gehad toen Mario zei: 'We hebben
helemaal niks, we kunnen hem net zo goed nu dumpen.'
Ik keek hem aan en wachtte tot hij zou lachen, ook al was het niet
grappig. Hij blies rook uit, gooide toen hoofdschuddend de peuk
door het raam naar buiten.
'Waar heb je het over? Ik heb het zelf gezien, we zitten
stampvol.'
'Louie,' zei Mario. 'Ik rij al dertig jaar in trucks, hij is
hartstikke leeg. Ik kan het voelen met gasgeven en
remmen.'
'Je zal wel zien.' Ik was zeker van mezelf. 'Het is dat nieuwe
lichtgewicht spul, niet die logge troep waarmee jij bent
opgegroeid.'
We reden Sergio's garage in om snel de inventaris op te maken
voordat we de truck afleverden. Ik sprong eruit en maakte de
achterdeur open.
'Vol.' Ik wees naar de dozen.
'Slaat nergens op,' zei Mario. 'Klim erin en gooi er eentje naar
beneden.'
Funzi hees zich op de rand. Hij tilde een doos op als een van die
neprotsblokken die ze in Hollywood gebruiken. 'Godsamme!' Hij
gooide hem door de garage. Hij pakte er nog een en gooide die nog
verder.
We hadden een opslagcontainer gestolen met de lege dozen voor de
showmodellen van de winkel.
Toen ik tegen Pete zei: 'We hebben niks,' belde hij Jimmy en loog
hij: 'We hebben een grotere slag geslagen dan we hadden verwacht,
maar hebben de lading verkocht aan iemand die meer bood.'
Door deze leugen was Jimmy de enige ter wereld die geloofde dat
onze spooklading echt was. Als de fbi het erover had, was Jimmy aan
het lullen.
'Ik moet een sigaret,' zei Pete. Hij stak een Newport voor me op,
en toen eentje voor zichzelf.
Ik nam een trekje en blies uit. 'Jimmy was een
bedrieger.'
'Die gore hufterige klootzak!'
'Je oom moet alles gekotst hebben, zelfs dingen die hij heeft
gehoord.'
'Hoe lang denk je dat hij een verklikker is geweest?' 'Niet zo
lang, anders hadden ze ons jaren geleden al te grazen genomen. Bel
je neef, zoek uit of Jimmy net is opgepakt, en waarvoor. Ik durf te
wedden dat het iets groots was wat hij moest
verhandelen.'
Voordat we bij Butino's vertrokken, belde Jimmy Pete op diens
mobieltje.
'Neem op,' zei ik tegen Pete, 'maar zeg tegen hem dat we het niet
redden, misschien een andere keer.'
Toen Pete Jimmy ophing, zei hij tegen mij: 'Hij klonk heel nerveus
toen hij hoorde dat wij niet kwamen.'
'Zal best. Hij zal wel afgeluisterd worden. Nog beter,
waarschijnlijk zitten er agenten bij hem in de slaapkamer. Ik zie
het voor me: ik en jij, twee stomkoppen die in zijn woonkamer
zitten en Jimmy vragen wie volgens hem de rat is, terwijl die lui
van de fbi achter de deur omvallen van het lachen, om ons. Jimmy
zou alle misdaden met ons hebben doorgenomen. Ik hoor hem al, hoe
hij in de microfoon praatte die in zijn borsthaar was begraven:
"Denk je dat ze dit weten... en dat?" "Onmogelijk," zou ik hebben
gezegd, "niemand weet daarvan behalve wij..." en de hele
fbi.'
'Als we niet waren gestopt om wat te eten, zouden we nu de lul
zijn,' zei Pete.
Jimmy belde Pete wel duizend keer, maar Pete nam niet op. In plaats
daarvan belde Pete zijn neef George, Jimmy's zoon. Ik hield mijn
oor bij de telefoon.
'Ik zou jullie niets moeten vertellen,' zei George, 'maar dat ga ik
wel doen.'
'Hij brak in drie tellen,' fluisterde ik tegen Pete, 'net als zijn
ouweheer.'
'Mijn vader is opgepakt voor drugs,' vervolgde George, 'maar hij is
op borgtocht vrij. Hij verraadt iedereen, zelfs ik heb een
dagvaarding gekregen, maar hij heeft tegen me gezegd dat ik me geen
zorgen moest maken, omdat ik ook deel uitmaak van de deal die hij
heeft gesloten.'
Wat George zei was aannemelijk. Een paar maanden terug had Jimmy
mij en Pete benaderd met een drugsdeal.
'China White,' zei hij, 'rechtstreeks uit Hong Kong. Dat doet een
vijfenzeventig per kilo, als het een keer is versneden. Ik geef het
jullie voor vijfentwintig, onversneden. Jullie kunnen een kilo per
week verhandelen, dan hebben jullie per maand tweehonderd mille te
verdelen.'
Drugs waren niet Jimmy's ding. Dat soort taal klonk vreemd uit zijn
mond. Waarom zou je op zijn leeftijd in hero gaan liefhebberen? Die
dag twijfelde ik voor het eerst aan Jimmy.
'Laten we het doen, het is een eitje,' zei Pete op weg naar
huis.
'Jij bent een eitje.'
Pete was er geil op. Het was de hebzucht die sprak.
Ik deed er om verschillende redenen niet aan mee.
Ten eerste had de familie een strikte regel tegen drugs. Sommige
lui deden niettemin in poeier, maar op eigen risico.
Mijn vriend Nicky No Luck zat bij een bende in Canarsie. Zijn
zwager gaf hem een goeie cokeconnectie in Colombia. Nicky vroeg
zijn capo om hem vrij te laten zodat hij drugsgeld binnen kon
halen.
Zijn capo liet hem gaan, onder de volgende voorwaarden: Nicky zou
alle banden met de bende verbreken en verhuizen, zodat voor
iedereen duidelijk was dat Nicky voor eigen rekening werkte en niet
heimelijk onder toezicht van de maffia opereerde.
Nicky ging akkoord en de capo gaf hem zijn zegen: 'Veel
geluk.'
Maar Nicky No Luck deed zijn naam eer aan. Hij liep in een
hinderlaag van de politie en werd door een strenge rechter tot
levenslang veroordeeld. Ik wilde niet net als Nicky
eindigen.
De andere reden dat ik me niet met drugs inliet had te maken met
mijn directe familie.
De enige broer van mijn moeder was dertig jaar lang verslaafd aan
heroine. Toen ik klein was, liepen mijn moeder en mijn grootmoeder
de hele nacht te ijsberen, terwijl ze zich afvroegen of hij nog
leefde. Methadonprogramma's. Bezoekjes aan de gevangenis. Hij
maakte voor iedereen het leven tot een hel. Ik wilde niet nog een
gezin met deze vloek belasten.
En tenslotte vond ik overvallen en kapingen geweldig en had ik geen
behoefte aan een andere carriere.
Het was maar goed dat ik het die geldbeluste Pete uit zijn hoofd
had gepraat, anders hadden er nog meer aanklachten boven ons hoofd
gehangen, plus een doodvonnis van de familie.
George vertelde ons dat zijn vader een 'stille verklikker' was;
Jimmy had ermee ingestemd om te kotsen maar weigerde voor een open
zitting te getuigen.
De fbi kon geen kant op. Ze hadden geen bewijs, en hun verklikker
wilde niet getuigen.
Ik ruimde mijn huis uit.
Aan het eind van de eerste ronde vertrok ik met meer wapens dan
Rambo in drie films had gebruikt.
Vervolgens ontdeed ik me van een stapel met kogels doorzeefde
telefoonboeken die in de kelder lagen. De maffia heeft geen
schietbaan. Als wij pistolen hadden gekocht, gingen we naar
beneden, naar de kelder, waar we telefoonboeken tegen de muur
stapelden en er schoten op afvuurden om de pistolen te testen,
zodat we zeker wisten dat ze het deden. Een klein kaliber pistool
joeg een kogel diep in de gids voor Queens. Bij een zwaar pistool
ging de kogel dwars door de gids voor Queens en meer dan halverwege
door de Gele Gids, waarbij de kogel ergens tussen Loodgieters en
Onroerend Goed bleef steken.
Met gloeiende pistolen, een kruitlucht en suizende oren luchtten we
het vertrek, om dan te vertrekken.
Overal in mijn slaapkamer, dezelfde kamer waar ik met Tonka trucks
en G.I. Joe's had gespeeld, lagen papiertjes. Op sommige stonden
tips:
'Di Do safe zestig mille.'
'Automaat nr. 4 ma vr 10-6.'
'Fogarty Trucking JFK laadplatform 8.'
Op andere papiertjes stonden woekercijfers:
'Johnny Ravioli 2500.'
'Billy Brains 8000.'
'Tootsie Roll Teddy twee weken achter.'
Sneaker Pete zei: 'Gooi die papieren niet weg, maar verbrand ze. Ik
hoorde dat de fbi je afval doorzoekt.'
Ik propte al mijn papieren in een boodschappentas en reed naar een
plek onder de Van Wyck Expressway, waar hij over Flushing
Meadow-Corona Park loopt.
Ik koos voor die plek omdat hij donker en verlaten was, dezelfde
reden waarom ik hem jaren eerder had uitgekozen, de eerste keer dat
ik een auto verbrandde.
Ik was zestien toen mijn postbode me zijn sleutels gaf. 'Kan jij
deze laten verdwijnen?' Hij wees op een rode Monte Carlo, een van
de laatste modellen, die achter hem stond. 'Hij is van mij, ik wil
het geld van de verzekering.'
'Best.' Ik nam de sleutels aan.
'Vijfhonderd,' zei ik tegen hem. 'En geef me een dag of twee om wat
rond te rijden, voor de gein, voordat je er aangifte van
doet.'
Mijn vrienden en ik reden om de beurt. We hadden reuze
lol.
Toen we klaar waren met joyriden, gingen we naar een pompstation en
vulden we een olijfolieblik. Tijdens het rijden klotste de benzine
in het blik.
Juney stak een sigaret op en liet zijn arm uit het raampje
hangen.
'Maak uit!' Ik gaf een tik tegen zijn hand.
We zetten de auto onder de Van Wyck. Ik overgoot het interieur,
deed een stap terug, gooide een lucifer en blies mezelf bijna op.
Ik had geen idee dat de auto zo snel in de lucht zou
vliegen.
Vandaag stapte ik uit mijn auto en haalde ik een grote
boodschappentas uit mijn kofferbak. Vrachtwagens denderden boven
mijn hoofd. Ik stortte een berg papiertjes in een gedeukte wieldop,
stak ze aan en keek hoe ze brandden. Ik dacht terug aan die avond
dat de vlammen van de auto bijna tot aan het viaduct kwamen, een
flinke vuurzee voor zo'n klein vergrijp. Ditmaal was het maar een
klein vuurtje, waarbij wel duizend zware misdrijven in rook
opgingen.
Verzekeringsklussen, valse nummerborden, gestolen auto's,
stripklussen, trucks, kluizen, banken, creditcards, gokken,
afpersing, woekerpraktijken. Ik vroeg me af hoeveel de fbi wist en
hoe ver ze teruggingen.
Om te voorkomen dat we werden afgeluisterd, gingen Pete en ik een wandeling maken om te praten op het Saint John's kerkhof, een paar straten van Pete's winkel.
Al wandelend kwamen we langs de zerken van Lucky Luciano, Vito Genovese, Carlo Gambino en andere beruchte gangsters.
'De heilige Johannes moet de beschermheilige
van de maffia zijn,' grapte ik tegen Pete. Hij geloofde me en begon
tot hem te bidden.
Ik was gekwetst door het verraad van Jimmy.
Hoe had Jimmy me na zo veel jaar op straat kunnen uitleveren? Hij
had zo'n geweldige naam gemaakt, en die zo goedkoop
verkocht.
Jimmy had met me gegeten en gelachen, me omhelsd en gezoend, had me
zo veel geleerd, en me toen mijn gat laten branden om zelf niet op
de blaren te hoeven zitten. Er moest meer zijn, iets waardoor ik
zou zeggen: 'O, dus daar was het om.' Ik zou het er niet mee eens
zijn, maar misschien zou ik het dan begrijpen. Ik pijnigde mijn
hoofd. Had ik Jimmy iets gedaan waaraan ik dit verdiend
had?
Ik dacht aan kleine dingetjes zoals tegen hem zeggen dat hij zijn
lelijke teennagels moest knippen, en grote dingen zoals met George,
Jimmy's zoon, naar Florida gaan, waar de jongen zijn moeder voor
het eerst zag.
Twintig jaar eerder was Jimmy van Georges ma gescheiden. Hij hield
George en gaf haar een huis in het zuiden, 2000 kilometer bij hem
vandaan. De vrouw vroeg nooit de voogdij aan en probeerde zelfs
nooit om George te bezoeken. Toen George ouder werd en naar zijn ma
vroeg, zei Jimmy dat ze 'gek' was, en: 'Je kan haar niet
zien.'
De ma van Sneaker Pete en die van George waren zussen. Jimmy was
een aangetrouwde, dus geen volle oom van Pete. Pete zei dat nooit
toen Jimmy de grote man was, maar nadat Jimmy had gekotst zei hij
het wel duizend keer.
Net als George was Pete door zijn vader opgevoed. Om de paar jaar
reed Pete langs de kust om zijn ma te zien, een plichtmatig
bezoekje om te zorgen dat ze hem niet uit haar testament schrapte;
als ze tien dollar en een lavalamp had, dan wilde hij
die.
Telkens als Pete bij haar langsging, zag hij de ma van George. Ze
werkte in dezelfde fabriek als zijn eigen moeder.
Op een zomerse avond stopte Pete voor mijn huis. 'Zin om mee te
gaan naar Florida?' vroeg hij. 'Mijn vrouw en George zitten in de
camper. Ik heb hem gehuurd, je moet hem eens vanbinnen
zien.'
Ik moest er even tussenuit. Ik belde Juney. 'Pas op de zaken als ik
weg ben.'
Onderweg maakten we grapjes. George werd af en toe stil en staarde
uit het raam terwijl we lachten.
'Waar denk je aan?' vroeg ik. 'Wil je praten?'
'Ik neem hem mee om zijn moeder voor het eerst te zien,' antwoordde
Pete voor George.
'Met de zegen van je oom?' vroeg ik Pete, want ik wist dat Jimmy
niet wilde dat George zijn moeder zag.
'Nee,' antwoordde Pete, 'George is een volwassen vent.'
'Je oom ook.'
Ik voelde me rot, omdat ik tegen Jimmy's wensen inging.
'Het heeft niets met ons te maken,' zei Pete.
'Lulkoek! Wij rijden hem erheen.'
Het zwijgen van George terwijl wij over hem praatten was een teken
dat hij deze reis nooit alleen zou hebben gemaakt. Misschien dat
George een blokje om wilde, maar Pete had hem aan de
lijn.
We reden aan een stuk door. Bij Florida begon George te praten. Hij
overtuigde mij ervan dat dit was wat hij wilde, zijn moeder zien,
al was het maar voor deze ene keer.
Nadat we in Daytona hadden overnacht, namen Pete en ik George mee
uit lunchen, waarna we hem naar de fabriek reden waar zijn ma
werkte. We kwamen daar vroeg aan, voordat hij uitging.
Pete en George zaten te kettingroken. Ze schoten meer dan een uur
lang peuken het raam uit, tot er twee van de bleekste vrouwen die
ik ooit in het zonnige Florida had gezien met toegeknepen ogen de
fabriek uit kwamen. Ze staken allebei een sigaret op; een van hen
verfrommelde het lege pakje en gooide het op de grond. Hun
handtassen waren zo te zien afkomstig uit een uitdragerij. Ze
droegen topjes waar hun tieten uitpuilden.
'Daar is je moeder.' Pete wees met zijn peuk naar de twee
vrouwen.
Ik kromp ineen in mijn stoel. Ik had met George te doen. Op zijn
gezicht verscheen een brede glimlach. Zag hij wat ik zag?
Hij trok aan de deurhendel en viel bijna uit de camper. Hij rende
naar zijn ma, klemde zich aan haar borst en huilde: 'Mama, mama, ik
hou van je.'
Mijn ogen liepen vol. Pete gniffelde terwijl er as van zijn sigaret
in zijn schoot viel.
'Je bent harteloos,' zei ik. 'Hoe kan je daarom lachen?'
'Die idioot heeft net mijn moeder omhelsd. Zijn moeder staat achter
haar.'
Pete's ma duwde George weg.
Georges moeder stapte naar hem toe, maar het was te laat: George
kon niet meer.
'Hoi.' Hij stak zijn hand uit.
Arme stakker, dacht ik, zelfs dit kon bij hem niet goed
gaan.
George sleepte zich terug naar de camper en plofte op de bank
neer.
De vrouwen zeiden Pete even snel gedag, stapten in een ouwe
rammelbak en scheurden weg.
Ik klopte George op zijn schouder. Hij had zo lang gewacht op
niets. Hij draaide de zonneklep naar beneden en keek in het
makeupspiegeltje, op zoek naar een gelijkenis.
We reden weg. Pete lachte. George huilde bijna. En ik wist waarom
Jimmy het George had verboden om zijn moeder te zien. Ik had het
gevoel alsof ik Jimmy had verraden, alleen al door hier te
zijn.
Toen ik in bed lag en me dat ellendige tafereel herinnerde, met
mijn dagvaarding verfrommeld in mijn hand, vroeg ik me af of Jimmy
uit wraak handelde.
Ik was naief en kende de kracht van het zelfbehoud nog niet.