24

Valentijnshart

Een paar dagen nadat ik Penelope een zelfgemaakte valentijnskaart had gegeven (en zij had gezegd dat ze was vergeten dat het Valentijnsdag was), werd mijn vaders beste vriend, Eugene, op de parkeerplaats van een 7-Elevenwinkel in Spokane in zijn gezicht geschoten.

Straalbezopen werd Eugene doodgeschoten door een van zijn goede vrienden, Bobby, die veel te dronken was om zich zelfs maar te herinneren dat hij de trekker had overgehaald. De politie denkt dat Eugene en Bobby ruzie hadden om de laatste slok uit een fles wijn.

Toen Bobby weer nuchter genoeg was om te beseffen wat hij had gedaan, kon hij niets anders dan steeds weer Eugenes naam roepen, alsof hij hem daardoor op de een of andere manier kon laten terugkomen.

Een paar weken later hing Bobby zichzelf met behulp van een beddenlaken op in zijn cel.

We kregen niet eens genoeg tijd om hem te vergeven. Hij strafte zichzelf voor zijn zonden.

Mijn vader ging doorzakken zoals hij nog nooit was doorgezakt.

Mijn moeder ging elke dag naar de kerk.

Het was alleen maar drank en God, drank en God, drank en God.

We hadden mijn grootmoeder verloren en Eugene. Hoeveel verlies moesten we wel niet verdragen?

Ik voelde me hulpeloos en dom.

Ik had boeken nodig.

Ik moest boeken hebben.

En ik tekende de ene cartoon na de andere.

Ik was kwaad op God, ik was kwaad op Jezus. Ze bespotten me, en daarom bespotte ik hen.

Ik hoopte dat ik nog meer cartoons kon vinden die me zouden helpen. En ik hoopte verhalen te kunnen vinden die me zouden helpen.

Daarom zocht ik het woord ‘verdriet’ op in het woordenboek.

Ik wilde alles te weten komen wat ik over verdriet kon vinden.

Ik wilde weten waarom mijn familie zoveel had gekregen om verdrietig over te zijn.

En toen vond ik het antwoord:

Oké, het was Gordy die me een boek liet zien dat was geschreven door de man die het antwoord kende.

Dat was Euripides, de Griekse schrijver uit de vijfde eeuw voor Christus.

Een stokoude vent.

In een van zijn toneelspelen zegt Medea: “Welk groter verdriet dan het verlies van je geboorteland?”

Toen ik dat las, dacht ik: Hé, natuurlijk, man. Wij indianen hebben ALLES VERLOREN. We hebben ons geboorteland verloren, en onze talen, onze liederen en onze dansen. We hebben elkaar verloren. Het enige dat wij kunnen, is verliezen en verloren worden. Maar dat is niet het enige.

Ik bedoel, waar het om gaat: Medea was zo verdrietig door wat de wereld haar had aangedaan en ze voelde zich zo verraden dat ze haar eigen kinderen vermoordde. Zo vreugdeloos vond ze de wereld.

En na Eugenes begrafenis was ik het met haar eens. Ik had met gemak mezelf kunnen ombrengen, mijn vader en moeder kunnen ombrengen, de vogels, de bomen en de zuurstof in de lucht kunnen ombrengen.

Maar het liefst van alles wilde ik God ombrengen. Ik was vreugdeloos.

Ik kan je niet eens vertellen hoe ik de kracht vond om elke ochtend op te staan. En toch stond ik elke ochtend op en ging naar school.

Eh, nee, dat klopt niet helemaal.

Ik was zo depressief dat ik erover dacht met Reardan te stoppen.

Ik dacht erover naar Wellpinit terug te gaan. Ik gaf mezelf de schuld van al die doden. Ik had mijn familie vervloekt. Ik had de stam verlaten en iets in ons allemaal kapotgemaakt, en daar werd ik nu voor gestraft. Nee, mijn familie werd gestraft. Ik was gezond en springlevend.

Nadat ik voor de vijftiende of de twintigste keer een dag had verzuimd, zat ik weer eens in de les maatschappijleer van mevrouw Jeremy.

Mevrouw Jeremy was een oud mens dat al vijfendertig jaar op Reardan les gaf.

Ik sjokte haar lokaal binnen en ging ergens achterin zitten.

“Kijk eens, jongens,” zei ze. “We hebben vandaag een bijzondere gast. Namelijk Arnold Spirit. Ik had niet in de gaten dat je hier nog op school zat, Arnold.” Het werd stil in de klas. Iedereen wist dat wij thuis een stortvloed aan verdriet over ons heen hadden gekregen. En had onze lerares mij daar zojuist om bespot? “Wat zei u daar?” vroeg ik.

“Je zou echt niet zoveel moeten verzuimen,” zei ze.

Als ik sterker was geweest had ik me dat niet laten zeggen. Dan had ik haar een grote mond gegeven. Dan was ik de klas door gelopen en had ik haar een klap gegeven. Maar ik was te ver heen. Nu was het Gordy die voor me opkwam. Hij stond op met zijn lesboek in zijn hand en liet het vallen. Womp!

Hij zag er zo sterk uit. Hij leek wel een krijger. Hij beschermde me zoals Rowdy dat vroeger deed. Al zou Rowdy de lerares dat boek natuurlijk naar haar hoofd hebben gegooid en haar dan een stomp hebben verkocht.

Gordy toonde een heleboel moed door een docent zo te trotseren. En zijn moed inspireerde de anderen.

Penelope stond op en liet haar lesboek vallen.

En toen stond Roger op en liet zijn lesboek vallen.

Womp!

En toen deden de andere basketbalspelers hetzelfde. Womp! Womp! Womp! Womp!

En elke keer kromp mevrouw Jeremy in elkaar alsof ze in het kruis was geschopt. Womp! Womp! Womp! Womp! Toen liepen al mijn klasgenoten het lokaal uit. Een spontane demonstratie.

Natuurlijk had ik beter met hen mee naar buiten kunnen lopen. Dat zou poëtischer zijn geweest. Dat zou logischer zijn geweest. Of misschien hadden mijn vrienden moeten beseffen dat ZE NOU NET DE REDEN VOOR HUN PROTEST niet moesten achterlaten!

En van die gedachte schoot ik in de lach.

Het was net of mijn vrienden over de ruggetjes van jonge zeehondjes waren gelopen om op het strand te komen waar ze tegen de slachting van jonge zeehondjes konden protesteren.

Nou goed, misschien was dit iets minder erg.

Maar o, wat was het grappig.

“Wat zit jij te lachen?” vroeg mevrouw Jeremy.

“Ik dacht altijd dat de wereld kapot werd gemaakt door al die verschillende stammen,” zei ik.

“Zwarten en blanken. Indianen en blanken. Maar nu weet ik dat dat niet zo is. De wereld bestaat uit maar twee stammen: mensen die klootzakken zijn en mensen die dat niet zijn.”

Terwijl ik de klas uit liep, had ik zin om te zingen en te dansen.

Wat er was gebeurd schonk me hoop. Het schonk me een klein beetje vreugde.

En ik bleef proberen de kleine beetjes vreugde in mijn leven te vinden. Alleen zo lukte het me te midden van alle dood en verandering overeind te blijven. Ik maakte een lijst van de mensen in mijn leven die me de meeste vreugde gaven:

 

 
  1. Rowdy
  2. Mijn moeder
  3. Mijn vader
  4. Mijn oma
  5. Eugene
  6. De coach
  7. Roger
  8. Gordy
  9. Penelope, ook al houdt ze maar een beekje van me

Ik maakte een lijst van de musici die de vreugdevolste muziek maakten:

 

 
  1. Patsy Cline, mijn moeders favoriet
  2. Hank Williams,  mijn vaders favoriet
  3. Jimi Hendrix, mijn grootmoeder’s favoriet
  4. Guns ‘n Roses, mijn zusters favoriet
  5. White Stripes, mijn favoriet

Ik maakte een lijst van mijn lievelingseten:

 

 
  1. pizza
  2. chocoladepudding
  3. brood met pindakaas en jam
  4. bananenroomtaart
  5. gebraden kip
  6. macaroni met kaas
  7. hamburgers
  8. patat
  9. druiven

Ik maakte een lijst van mijn favoriete boeken:

 

 
  1. The Grapes of Wrath
  2. Catcher in the Rye
  3. Fat Kid Rules the World
  4. Tangerine
  5. Feed
  6. Catalyst
  7. Invisible Man
  8. Fools Crow
  9. Jar of Fools

Ik maakte een lijst van mijn favoriete basketbalspelers:

 

 
  1. Dwayne Wade
  2. Shane Battier
  3. Steve Nash
  4. Roy Allen
  5. Adam Morrison
  6. Julius Erving
  7. Kareem Abul-Jabbar
  8. George Gervin
  9. Mugsy Bogues

Ik bleef de ene lijst na de andere maken van de dingen die me een gevoel van vreugde bezorgden. En ik bleef cartoons tekenen van de dingen die me kwaad maakten. Ik bleef schrijven en herschrijven, tekenen en hertekenen, en herdenken en herzien en hercorrigeren. Dat werd mijn rouwceremonie.