20
‘Cameron is een merkwaardige vent, maar een moordenaar? Nee, dat zie ik niet,’ zei Brody terwijl hij de fluitketel op het fornuis zette en het gas aanstak.
We zaten in zijn kleine keukentje aan zijn smetteloze keukentafel terwijl hij thee zette. Ik had me bij het hotel laten afzetten door Maggie, maar was alleen even naar binnen gegaan om Fraser te halen. De Range Rover had voor de deur gestaan en ik dacht dat ik hem wel in de bar zou vinden. Maar hij was in zijn kamer geweest en toen ik op zijn deur klopte, had ik hem eerst luidruchtig zijn neus horen snuiten. Toen hij de deur opendeed was zijn kamer helemaal donker, zijn gezicht was gevlekt en rood. Maar zijn manier van doen was even nurks als altijd toen ik hem voorstelde om naar Brody te gaan.
‘Ik zeg niet dat hij het is,’ zei ik terwijl de oud-inspecteur de lucifer uit schudde waarmee hij het gas had aangestoken. ‘Maar hij gebruikte zijn linkerhand voor die moersleutel. We weten dat wie Duncan ook vermoord heeft, linkshandig is. En Grace is op haar rechterwang geslagen en dat duidt bij haar aanrander op hetzelfde.’
Fraser haalde smalend zijn neus op. ‘Hoe kun je nou zeker weten dat Strachans vrouw niet geslagen is met een soort backhandslag?’
‘Dat kan ik ook niet,’ gaf ik toe. ‘Het kunnen net zo goed twee verschillende mensen zijn geweest. Maar Duncan is zo zwaar geraakt dat er een gat in zijn schedel is ontstaan en de fracturen zijn over de helft van zijn schedel uitgewaaierd. Zo veel kracht kun je niet zetten met een backhand.’
Frasers mondhoeken zakten zo ver omlaag dat de uiteinden van zijn snor zijn kin raakten. ‘Cameron is een lul, dat moet ik toegeven. Maar ik zie niet hoe zo’n onderkruipsel Duncan kan overmeesteren.’
‘Duncan is van achteren geraakt. Hij kreeg de kans niet om zich te verdedigen,’ bracht ik hem in herinnering. ‘We weten ook dat Cameron iets met Grace heeft en het chantageverhaal gaat ook op bij hem. Hij is de onderwijzer, dus als hij naar de hoeren zou gaan, wil hij natuurlijk niet dat mensen dat te weten komen. Als Janice Donaldson dreigde dat ze het zou vertellen, heeft hij haar misschien de mond willen snoeren.’
Brody deed wat theezakjes in een theepot. ‘Misschien. Maar stel dat je gelijk hebt, hoe heeft hij dan in die korte tijd van de school naar het jacht kunnen komen?’
‘Misschien is hij wel eerder weggegaan dan zij. Misschien heeft hij met zijn mountainbike dat kustpad genomen waar Strachan over vertelde. Dat zou in dit weer wel riskant zijn, maar misschien is hij wel wanhopig en besloot het erop te wagen.’
De ketel liet een bedroefd fluitgeluid horen terwijl er stoom onder de tuit uit begon te stromen. Brody draaide het gas uit en schonk het kokende water in de theepot. Met zijn rechterhand, viel me op.
Dit begon obsessieve trekjes te krijgen.
Hij zette de theepot en drie mokken op tafel. ‘Het zou kunnen. Maar laten we Cameron nou even vergeten en kijken naar wat we nog meer hebben,’ zei hij terwijl hij de theepot op een placemat en de mokken op kurken onderzettertjes zette. ‘Het zwaar verbrande lichaam van een vermoorde prostituee wordt gevonden. Wie haar ook vermoord heeft, maakte zich blijkbaar niet erg zorgen over het vinden van haar lijk. Totdat bekend wordt dat het een moordonderzoek is geworden.’
Hij keek Fraser niet aan terwijl hij dit zei, maar dat was ook niet nodig.
‘De moordenaar raakt in paniek en besluit zich ditmaal echt goed van het lijk te ontdoen, en van al het andere eventuele bewijs dat er nog kan liggen. Ondertussen doodt hij daarbij een politieagent en bijna ook de forensisch deskundige.’ Hij roerde door de thee, deed de deksel weer op de pot en keek ons vragend aan. ‘Opmerkingen?’
‘De klootzak kickt duidelijk op vuur,’ zei Fraser. ‘Een pyromaan, of hoe je dat ook noemt.’
Dat wist ik nog niet zo net. ‘Zijn er andere gevallen van brandstichting of andere branden op het eiland geweest?’ vroeg ik Brody.
‘Niet dat ik weet. In ieder geval niet sinds ik hier woon.’
‘Waarom nu dan opeens? Ik ben geen psycholoog, maar het lijkt me niet dat mensen van de ene dag op de andere opeens zin krijgen in brandjes stichten.’
‘Het kan ook een manier zijn om zijn sporen uit te wissen,’ opperde Fraser.
‘Wat ons terugbrengt bij de vraag waarom Janice Donaldsons lichaam überhaupt in de cottage is achtergelaten. Waarom zou je het daar verbranden in plaats van het te begraven of het op zee te dumpen? Dan zou niemand het ooit hebben gevonden. We zien iets over het hoofd,’ drong ik aan.
‘Of we maken het alleen maar onnodig ingewikkeld,’ merkte Fraser bokkig op.
Brody keek peinzend voor zich uit en schonk ondertussen thee in. ‘Even terug naar Grace. Ik heb het gevoel dat die aanval opportunistisch was. Dat ze iemand betrapte die bezig was de communicatieapparatuur van het jacht te vernielen. Dus wie het ook is, hij moet hebben geweten dat we de mobilofoons niet kunnen gebruiken.’
‘Dan valt Cameron af,’ zei Fraser terwijl hij suiker in zijn thee deed. ‘Wij hebben het hem geen van allen verteld. Als je het mij vraagt, moet het iemand van de scheepswerf zijn. Kinross of een van die andere bebaarde klojo’s. Die wisten allemaal dat onze radio het niet deed. Iemand kan het terwijl wij op de veerboot zaten op een holletje hebben gezet naar het jacht. Dan moet hij er wel flink de pas in hebben gezet, maar er is net genoeg tijd voor het vernielen van die apparatuur en voor dat gedoe met Strachans vrouw voordat hij werd gestoord.’
Hij legde de natte lepel op tafel. Brody pakte die zonder iets te zeggen op, legde hem op het aanrecht en nam een doekje mee terug om de theevlek weg te vegen. ‘Dat zou kunnen,’ beaamde hij en hij ging weer zitten. ‘Maar daar kunnen we niet zomaar van uitgaan. We weten niet aan wie ze het nog meer hebben verteld. En laten we niet vergeten dat er nog iemand anders wist dat we de radio van het jacht wilden gebruiken.’
Ik kon wel raden wat er zou komen. ‘Je bedoelt Strachan?’
Hij knikte. ‘Toen hij bij de cottage kwam heb jij hem dat gevraagd. Hij is niet dom, het is een eenvoudig rekensommetje.’
Hoewel ik Brody’s intuïtie hoog had zitten, begon ik nu te denken dat hij zijn denkvermogen liet vertroebelen door zijn afkeer voor Strachan. Ik had zijn reactie gezien toen hij had beseft dat Duncan dood was. Zelfs als zijn shock gespeeld was, had ik niet het idee dat iemand zichzelf kan dwingen over te geven, hoe goed acteur je ook bent.
Fraser deelde mijn twijfel blijkbaar. ‘Dat kan niet. We hebben allemaal kunnen zien in welke staat hij was. En waarom zou hij zijn eigen vrouw aanvallen en dan naar ons toe komen voor hulp? Dat slaat nergens op.’
‘Wel als hij een eventuele verdenking van zichzelf wil afleiden en ons op een dwaalspoor wil brengen,’ zei Brody mild. Hij haalde zijn schouders op. ‘Maar misschien heb je wel gelijk. Het kan inderdaad net zo goed iemand anders zijn geweest die gewoon voor de zekerheid besloot de apparatuur op het jacht aan gruzelementen te slaan. Ik denk alleen niet dat we in dit stadium iemand mogen uitsluiten.’
Ik besefte dat hij gelijk had. Duncan was al dood omdat we te veel voor lief hadden genomen.
‘Ik snap alleen nog steeds niet wat voor zin het had om die communicatieapparatuur te vernielen,’ zei ik. ‘Ook al zouden we het vasteland kunnen bereiken, zolang het weer niet opklaart kan er toch niemand deze kant op komen. Dus wat win je daarmee?’
Brody nam een slok thee en zette zijn mok netjes weer terug op het onderzettertje. ‘Misschien tijd. Het vasteland beschouwt dit nog steeds als een moord van een maand geleden. Wel belangrijk, maar niet van levensbelang. Zelfs het feit dat wij geen contact kunnen leggen zal ze niet al te veel verontrusten, want ze weten dat de telefoon en de radio’s niet werken. Als ze wisten dat er een politieagent was gedood, zou er een helikopter stand-by staan die zodra het weer het toelaat hierheen zou komen. Maar zoals het er nu voor staat, wachten ze rustig tot het opklaart voor ze in actie komen. Zolang wij geen communicatiemiddelen tot onze beschikking hebben, heeft de moordenaar nog een kans om van het eiland af te komen voor iemand ook maar naar hem op zoek gaat.’
‘Maar waar naartoe dan? Ook al neemt hij de boot, dan is hij nog mijlenver van alles verwijderd.’
Brody glimlachte. ‘Laat je niet in de luren leggen. We hebben het hier over 240 kilometer kust en een hoop eilanden waar iemand zomaar kan verdwijnen. En dan heb je nog het Britse vasteland, Noorwegen, de Faröereilanden en IJsland, die liggen allemaal binnen bereik.’
‘Jij denkt dus dat de moordenaar van plan is te vluchten?’
Zijn hond kwam naar hem toe en legde haar hoofd op zijn been. Hij aaide haar liefdevol. ‘Ik zei dat het waarschijnlijk was. Hij weet dat hij hier niet meer kan blijven.’
‘En wat kunnen wij dan doen?’ vroeg Fraser dwingend.
Brody haalde zijn schouders op. ‘Onze ogen en oren openhouden. En hopen dat het weer opklaart.’
Dat was een deprimerende gedachte.
We reden even later met zijn drieën terug naar het hotel. We hadden sinds die ochtend niet meer gegeten en hoewel we geen van allen echt trek hadden, konden we beter wel wat eten. Het was gestopt met regenen, maar de stormachtige wind leek geen aanstalten te maken om te gaan liggen toen we via de haven terugreden naar het dorp. Het eiland zat nog steeds zonder stroom en de onverlichte straten leken griezelig verlaten in het schijnsel van de koplampen terwijl we de steile straat naar het hotel inreden.
Pas toen we uitstapten merkten we dat er nogal veel kabaal uit het hotel kwam. Brody fronste zijn voorhoofd en stak zijn kin omhoog alsof hij iets op het spoor was. ‘Er is iets aan de hand.’
De kleine bar puilde uit van de mensen; ze stonden zelfs in de gang voor de deur. Toen wij binnenkwamen keerden alle hoofden zich onze kant op en het gesprek verstomde op slag.
‘Wat nu weer?’ mompelde Fraser.
Er ging een golf van beweging door de mensenmassa in de deuropening als gevolg van iets wat er in de kroeg gebeurde. Even later verscheen Kinross en vlak achter hem doemde de kolossale gestalte van Guthrie op.
Kinross’ priemende blik gleed even over Fraser en mij alvorens op Brody te blijven rusten. ‘We willen antwoorden.’
Met al het andere dat er die dag was gebeurd, was ik vergeten dat Brody had beloofd iets te melden. Fraser begon zich al groot te maken en trok agressief zijn schouders op, maar Brody was hem voor. ‘Ja, daar heb je gelijk in. Maar geef ons nog even een minuut, goed?’
Kinross leek ertegenin te willen gaan, maar knikte uiteindelijk kortaf. ‘Twee minuten is ook goed.’
Samen met Guthrie liep hij terug naar de bar. Fraser wendde zich tot Brody en stak kwaad zijn vinger naar hem op.
‘Je bent verdomme helemaal geen inspecteur meer! Ik heb je eerder toch al gezegd dat je niet het recht hebt ze iets te vertellen!’
Brody verhief zijn stem niet. ‘Ze hebben het recht het te horen.’
Frasers gezicht was verstrakt. De schok van Duncans dood – en misschien ook zijn schuldgevoel – had zich de hele dag al opgebouwd. Nu zocht hij naar een manier om dat te ventileren. ‘Er is een politieagent vermoord! Wat mij betreft heeft niemand op dit eiland ergens récht op!’
‘Er zijn al twee doden gevallen. Wil jij het risico lopen op een derde omdat jij ze niet hebt gewaarschuwd?’
‘Hij heeft gelijk,’ zei ik. Ik had al eens eerder meegemaakt dat de politie informatie niet bekend had gemaakt en dat als gevolg daarvan mensen waren gestorven. ‘Je moet ze vertellen wat er speelt. Als je dat niet doet, zet je nog meer levens op het spel.’
Fraser keek alsof hij wist dat hij klem zat, maar toch wilde hij het nog niet opgeven. ‘Ik heb niet om een stemming gevraagd! Ik ga niemand iets vertellen zonder een fatsoenlijke opdracht daartoe en dat geldt net zo goed voor jullie!’
‘O ja?’ Er trilde een spier in Brody’s kaak, maar dat was het enige uiterlijke teken van emotie. ‘Dat is nou zo fijn aan gepensioneerd zijn. Ik hoef me geen zorgen te maken over al die regeltjes.’
Fraser greep hem bij zijn arm toen hij de bar in wilde lopen. ‘Je gaat daar niet naar binnen!’
‘En hoe ga je dat voorkomen? Me arresteren?’ Hij keek de brigadier minachtend aan. Fraser wendde eerst zijn blik af en liet vervolgens zijn hand zakken.
‘Ik wil er niets mee te maken hebben,’ mompelde hij.
‘Bemoei je er dan ook niet mee,’ zei Brody en hij liep de kroeg in.
Ik volgde hem zodat Fraser alleen achterbleef in de gang. We moesten ons door de menigte persen. Mensen schuifelden aan de kant toen ze ons zagen en het geroezemoes verstomde tot een stilte waarin je een speld kon horen vallen. En het was sowieso al een kleine ruimte, niet geschikt voor dit soort aantallen. Ellen stond met een verhit gezicht achter de bar. Ik zag dat Cameron weer was opgeknapt en in zijn eentje in de hoek stond. Het was hem blijkbaar gelukt het dorp te bereiken, maar de blik waarmee hij me aankeek was verre van hartelijk. Maggie was er ook. Ze stond bij een groepje met Kinross en Guthrie met een afwachtende blik toe te kijken.
Maar afgezien daarvan kende ik de meeste gezichten niet. Er viel geen spoor te bekennen van Strachan, hoewel dat ook niet echt verwonderlijk was. Ook al had hij gehoord over deze bijeenkomst, dan nog zou hij Grace nu niet alleen hebben willen laten.
Ik hoopte maar dat hij de zaken achteraf niet hoefde te sussen.
Brody liep naar de open haard en keek rustig om zich heen. ‘Ik weet dat jullie je allemaal afvragen wat er aan de hand is,’ zei hij. Zonder enige inspanning was hij voor de hele kroeg te verstaan. ‘Ik denk dat jullie inmiddels allemaal wel hebben gehoord dat Grace Strachan vanmiddag is aangerand. En de meesten van jullie weten ook dat de politie het lichaam dat gevonden is in de oude cottage bij Beinn Tuiridh als een verdacht sterfgeval beschouwt.’
Hij zweeg even en keek de kamer rond. Het viel me op dat Fraser toch naar binnen was gekomen. Hij stond in de deuropening te kniezen.
‘Wat jullie niet weten, is dat de politieagent die daar de wacht hield gisteravond is vermoord. Wie dat ook heeft gedaan, het is dezelfde persoon die het buurthuis en de kliniek in brand heeft gestoken en daarbij bijna dr. Hunter heeft vermoord.’
Zijn woorden leidden tot een hoop opschudding. Brody stak zijn handen omhoog om de boel te bedaren, maar niemand zag het. Mensen begonnen kwaad dingen te roepen, zowel verbaasd als uit protest. Ik zag Ellen zenuwachtig om zich heen kijken en ik bedacht opeens dat dit misschien toch niet zo slim was. En toen bulderde er een stem boven alle andere uit.
‘Stil, allemaal! Ik zei: STIL!’
Het lawaai verstomde. Het was Kinross. In de stilte die volgde staarde de veerbootkapitein Brody aan. ‘Bedoel je te zeggen dat het iemand van het eiland is? Een van ons?’
Brody staarde onbewogen terug. ‘Ja, dat is precies wat ik bedoel.’
Een ontevreden gemompel steeg op en werd steeds harder. Maar het verstomde toen Kinross zijn stem weer verhief.
‘Nee.’ Hij schudde zijn hoofd nadrukkelijk. ‘Dat kan niet.’
‘Het zint mij net zomin als jullie. Maar het is een feit dat iemand op dit eiland twee mensen heeft vermoord en een derde heeft aangevallen.’
Er werd wat instemmend gemompeld. Terwijl Brody zich verstaanbaar probeerde te maken boven het steeds harder wordende geroezemoes, perste Maggie zich een weg naar voren. Ze duwde haar dictafoon onder zijn neus alsof het een persconferentie was.
‘Het lichaam dat in de cottage is gevonden, weet je wie het is?’
Brody gaf niet meteen antwoord. Ik wist dat hij afwoog hoeveel hij kon zeggen. ‘De formele identificatie heeft nog niet plaatsgevonden, maar we denken dat het om een vermiste prostituee uit Stornoway gaat.’
Ik keek naar Cameron terwijl Brody dat zei. Maar als dat nieuws al iets met hem deed, liet hij dat niet blijken. Andere mensen begonnen nu ook vragen te roepen.
‘Wat had een hoer uit Lewis hier in godsnaam te zoeken?’ riep Karen Tait, al half lallend.
Guthrie grinnikte. ‘Nou, wat denk je.’
Niemand lachte. De grijns van de grote kerel verdween langzaam van zijn gezicht. Ik vond een andere reactie echter veel interessanter. Kinross’ zoon Kevin was geschrokken toen Brody de dode vrouw had genoemd. Zijn mond opende zich in een geschrokken ‘o’ voordat hij doorhad dat ik dat zag.
Hij sloeg vlug zijn ogen neer.
Verder was alle aandacht nog op Brody gericht. ‘Zodra het weer het toelaat, zal de politie een team hiernaartoe sturen. Ik wil jullie vragen hun waar nodig medewerking te verlenen. En tot die tijd hebben we jullie hulp nodig. De cottage is nu een plaats delict, dus ga daar alsjeblieft niet naartoe. Als de technische recherche is gearriveerd, zullen ze geen zin hebben om verkeerde sporen te moeten checken. Ik weet dat jullie nieuwsgierig zijn, maar blijf er alsjeblieft uit de buurt. En als een van jullie denkt dat je misschien over informatie beschikt, moet je dat aan brigadier Fraser melden.’
Alle ogen richtten zich instinctief op Fraser. Hij leek even verrast en ging toen bijna onmerkbaar iets rechter op staan en zijn schouders spanden zich terwijl hij de starende blikken beantwoordde. Dat was een slimme zet van Brody, een manier om Fraser wat zelfrespect terug te geven en de eilanders er tegelijkertijd aan te herinneren dat er al politie op Runa was.
Ik dacht dat dat het einde van de bijeenkomst zou zijn, maar Cameron dacht daar blijkbaar heel anders over. Hij had zich tot nu toe stilgehouden, maar zijn bombastische stem vulde de kleine ruimte nu.
‘En ondertussen wordt er van ons verwacht dat we gewoon netjes blijven wachten en ons gedragen?’ Hij stond met zijn benen iets uit elkaar, zijn armen gevouwen. Hij wierp Maggie een blik vol hautaine afkeer toe terwijl ze haar bandrecorder op hem richtte.
‘Helaas kunnen we niet veel meer doen totdat de politie van het vasteland er is,’ antwoordde Brody.
‘Je vertelt ons dat er een moordenaar rondloopt op het eiland, beschuldigt een van ons dus van moord, en vertelt ons dan rustig dat we niets moeten ondernemen?’ Cameron snoof ongelovig. ‘Nou, ik wil niet voor anderen spreken, maar…’
‘Hou je kop, Bruce,’ zei Kinross zonder hem zelfs maar een blik waardig te gunnen.
Camerons wangen verkleurden. ‘Het spijt me, Iain, maar het lijkt me niet…’
‘Het kan niemand hier iets schelen wat jij denkt.’
‘Pardon, maar wie ben jij…’
Toen Kinross zijn ijzige blik op hem richtte, stopte Cameron en begon te stamelen. Zijn adamsappel wipte op en neer toen hij zijn mond sloot en dat wat hij had willen zeggen, inslikte. De trots van de onderwijzer was de afgelopen paar dagen op meerdere manieren behoorlijk gekrenkt.
Maar niemand die überhaupt nog op hem lette. Een voor een wendde men zich af en er ontstond wat geroezemoes terwijl iedereen reageerde op wat ze net te horen hadden gekregen. Maggie liet haar dictafoon zakken en keek me geschrokken aan voordat ze naar de toog liep.
Ik keek naar de plek waar Kevin Kinross had gestaan, maar de puber was al weggeglipt.
We hadden een leeg tafeltje gevonden toen de bar na de bijeenkomst langzaam was leeggelopen. Fraser had erop gestaan voor hemzelf en mij een malt te bestellen en voor Brody een tomatensap.
Hij hief zijn glas. ‘Op Duncan. En op de klootzak die hem vermoord heeft. Gonnadh ort!’
‘O, lijden zal-ie zeker,’ zei Brody zachtjes.
We proostten plechtig. En toen vertelde ik ze over de reactie van Kevin Kinross toen hij had gehoord dat de vermoorde vrouw een prostituee uit Stornoway was.
Fraser die misschien nog niet helemaal was bekomen van zijn eerdere gezichtsverlies, deed er nogal luchtig over. ‘Waarschijnlijk is hij gewoon opgewonden door de gedachte aan een sloerie. Met zo’n gezicht is hij vast nog maagd.’
‘Maar toch is het de moeite waard om na te trekken,’ mijmerde Brody. ‘Misschien moeten we morgen, als het onderzoeksteam er dan nog niet is, maar even met hem gaan praten.’
Fraser tuurde stuurs in zijn glas. ‘In godsnaam, ik hoop dat ze er dan zijn.’
Ik ook, dacht ik. Ik ook.
Ik ging niet lang daarna naar mijn kamer. Ik had nog steeds niets gegeten en door de vermoeidheid en mijn lege maag zorgde de alcohol voor een licht gevoel in mijn hoofd. Opeens leken de afgelopen achtenveertig uur me te hebben ingehaald. Ik kon mijn ogen nauwelijks openhouden.
Ellen was nog steeds bezig met drankjes inschenken achter de bar toen ik naar boven ging; ze kon de onverwacht grote vraag amper bijbenen. Ik dacht dat ze me niet gezien had, maar toen ik halverwege de trap was, hoorde ik haar roepen.
‘David?’ Ze snelde de bar uit. ‘Het spijt me vreselijk, ik heb nog niets te eten voor je kunnen maken.’
‘Dat geeft niet. Ik ga naar bed.’
‘Zal ik iets naar boven brengen? Wat soep of een sandwich? Andrew heeft de bar even van me overgenomen.’
‘Het gaat wel, echt.’
Ik hoorde gekraak op de overloop. We keken allebei omhoog en zagen Anna staan. Ze droeg een nachtjapon en haar gezichtje was bleek en slaperig.
‘Wat heb ik je nou gezegd over naar beneden komen?’ vermaande Ellen haar, terwijl haar dochter de trap afkwam.
‘Ik had een enge droom. De wind nam de vrouw mee.’
‘Welke vrouw, lieverd?’
‘Dat weet ik niet,’ zei Anna op een klagend toontje.
Ellen knuffelde haar even. ‘Het was maar een droom. En die is nu weg. Heb je dr. Hunter al bedankt voor de chocola die hij voor je heeft meegenomen?’
Anna dacht daar even over na en schudde toen haar hoofd.
‘Nou, toe dan.’
‘Maar ik heb ’m al op.’
Ellen sloeg haar ogen naar me op zonder dat haar dochter het zag en smoorde een glimlach. ‘Dan kun je nog steeds “dankjewel” zeggen.’
‘Dankjewel.’
‘Goed zo. Oké dan, jongedame. Terug naar bed jij.’
Het kleine meisje stond te tollen van de slaap. Ze leunde tegen het been van haar moeder. ‘Ik kan niet lopen.’
‘En ik kan je niet dragen. Je bent veels te zwaar.’
Anna hief haar hoofd net ver genoeg op om mij slaperig aan te kunnen kijken. ‘Hij wel.’
‘Nee dame, dat kan hij niet. Zijn arm doet pijn.’
‘Laat maar, dat lukt wel,’ zei ik. Ellen wierp een bedenkelijke blik op mijn mitella. ‘Geen probleem. Echt.’
Ik hees Anna omhoog. Zelfs met één arm was ze nog licht. Haar haren roken heerlijk naar shampoo. Ze nestelde zich lekker tegen mijn schouder aan, net als mijn eigen dochter vroeger altijd deed. Het gevoel van deze kleine gestalte in mijn armen was zowel schokkend als prettig.
Ik liep achter Ellen aan naar de zolderverdieping waar ik twee kamertjes zag. Anna verroerde zich amper toen haar moeder de lakens terugsloeg en ik haar voorzichtig in bed legde. Ik deed een stapje achteruit toen Ellen haar toedekte en haar nog even een aai over haar bol gaf, voor we stilletjes naar beneden liepen.
Ellen bleef even staan toen we op mijn verdieping kwamen. Ze liet haar hand op de trapleuning rusten terwijl ze me met een doordringende en bezorgde blik aankeek. ‘Gaat het?’
Ze hoefde niet te zeggen wat ze bedoelde. Ik glimlachte. ‘Prima.’
Ellen wist dat ze beter niet kon doorvragen. Ze wenste me een goede nacht en liep naar beneden. Ik ging naar mijn kamer waar ik me met kleren en al op bed liet vallen. De stank van de rook in mijn kleren viel nog te ruiken, maar ik vond het te veel moeite om fatsoenlijk in bed te gaan liggen. Ik voelde het lijfje van Anna nog steeds in mijn armen. Als ik mijn ogen dichtdeed, kon ik me bijna voorstellen dat het Alice was. En zo lag ik daar, denkend aan mijn dode gezin terwijl de wind buiten om het hotel gierde. Wat had ik Jenny nu graag even gesproken.
Maar dat was nog iets waar ik niets aan kon doen.
Ik schrok op toen er op de deur werd geklopt. Ik was blijkbaar toch weggedoezeld. Ik keek op mijn horloge en zag dat het na negenen was.
‘Momentje.’
In mijn ogen wrijvend liep ik naar de deur. Het was misschien Ellen, vastbesloten me toch iets te eten te brengen. Maar toen ik opendeed zag ik Maggie Cassidy in de gang staan.
Ze droeg een dienblad met een kom soep en twee grote hompen zelfgebakken brood. ‘Ellen zei dat als ik toch naar boven ging, ik dit moest meenemen. Ik moest zeggen dat je iets moet eten.’
Ik nam het dienblad van haar over en liet haar binnen. ‘Dank je wel.’
Ze glimlachte wat weifelend. ‘Alweer soep. Maar het is er ook wel een dag voor, hè?’
‘En ditmaal heb je die tenminste niet laten vallen.’
Ik zette het dienblad op het nachtkastje. Het had iets ongemakkelijks nu we zo samen in mijn kamer stonden. We keken geen van beiden naar het bed dat het merendeel van de kamer besloeg, maar we waren ons allebei bewust van de aanwezigheid ervan. Ik leunde tegen de vensterbank aan terwijl Maggie op de enige stoel in de kamer ging zitten.
‘Je ziet er verschrikkelijk uit,’ zei ze uiteindelijk.
‘Ik voel me nu meteen al een stuk beter.’
‘Je weet best wat ik bedoel.’ Ze gebaarde naar het dienblad. ‘Toe maar, anders koelt het af.’
‘Dat komt zo wel.’
‘Ellen vermoordt me als je het koud laat worden.’
Ik had geen energie meer om met haar in discussie te gaan. Ik was nog steeds te moe om honger te hebben, maar de eerste hap bracht daar verandering in. Opeens was ik uitgehongerd.
‘Dat was nogal een bijeenkomst net,’ zei Maggie terwijl ik een stuk brood afscheurde. ‘Ik dacht even dat Iain Kinross Cameron zou vloeren. Maar ja, je kunt niet alles hebben.’
‘Je bent hier toch niet naartoe gekomen om het daarover te hebben, hè?’
‘Nee.’ Ze frunnikte aan de leuning van de stoel. ‘Ik wilde je iets vragen.’
‘Je weet dat ik je niets kan vertellen.’
‘Eén ding, dat is het enige wat ik vraag.’
‘Maggie…’
Ze stak een vinger op. ‘Eentje. En het blijft absoluut vertrouwelijk.’
‘Waar is je bandrecorder?’
‘Jezus, je bent wel een argwanend type, zeg.’ Ze haalde de dictafoon uit haar tas. ‘Uit. Zie je wel?’ Ze stopte hem terug in haar tas.
Ik zuchtte. ‘Goed dan, één vraag. Maar ik beloof niets.’
‘Dat is het enige wat ik vraag,’ zei ze. Ze leek zenuwachtig. ‘Brody zei dat de dode vrouw een prostituee uit Stornoway was. Weet je ook hoe ze heet?’
‘Kom op, Maggie, dat kan ik je niet vertellen.’
‘Ik vraag je niet hóé ze heet, alleen of je dat weet.’
Ik probeerde de valstrik te ontdekken. Maar zolang ik geen details gaf, kon het geen kwaad haar vraag te beantwoorden. ‘Niet officieel.’
‘Maar je hebt een vermoeden over wie het is, toch?’
Mijn zwijgen sprak boekdelen. Maggie beet op haar onderlip.
‘Haar naam… Ze heette zeker geen Janice, hè?’
Mijn blik moet voldoende zijn geweest. Ik zette het dienblad weg, mijn honger vergeten. ‘Waarom vraag je dat?’
‘Sorry, ik kan mijn bronnen niet onthullen.’
‘Dit is geen spelletje, Maggie! Als je iets weet, moet je dat aan de politie melden!’
‘Bedoel je brigadier Fraser? Ja hoor, dat lijkt me echt waarschijnlijk.’
‘Andrew Brody dan! Er staat meer op het spel dan een krantenartikel, je speelt met mensenlevens!’
‘Ik doe gewoon mijn werk!’ viel ze uit.
‘En als er nog iemand wordt vermoord, wat dan? Nog een exclusief verhaal zeker?’
Dat kwam hard aan. Maggie wendde haar blik af.
‘Je hebt zelf verteld dat je van hier bent,’ drong ik aan. ‘Kan het je dan niets schelen wat er op Runa gebeurt?’
‘Verdomme, natuurlijk kan me dat wel schelen!’
‘Vertel me dan hoe je aan die naam komt.’
Ik zag de tegenstrijdige gevoelens om voorrang strijden. ‘Nou, het is niet wat je denkt. De persoon die me dat vertelde… nam me in vertrouwen. En ik wil niet dat die problemen krijgt. Die persoon heeft er niets mee te maken.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Omdat ik dat wéét.’ Ze wierp een blik op haar horloge en stond op. ‘Luister, ik moet gaan. Dit was een vergissing. Ik had niet moeten komen.’
‘Maar je kwam wel. Je kunt nu niet zomaar weglopen.’
Maggie keek nog steeds onzeker, maar ze schudde haar hoofd. ‘Geef me tot morgen. Ook al kan de politie dan nog steeds niet komen, dan beloof ik dat ik het Brody of jou zal vertellen. Maar ik wil er eerst goed over nadenken.’
‘Doe het niet, Maggie.’
Maar ze was al halverwege de deur. ‘Morgen, dat beloof ik je.’ Ze schonk me een snelle, beschaamde glimlach. ‘Dag.’
Toen ze weg was bleef ik op het bed zitten, me afvragend hoe ze in godsnaam kon weten dat de dode vrouw Janice heette. Ik had het alleen aan Brody, Fraser en Duncan verteld. Duncan was dood en ik kon me niet voorstellen dat de stugge oud-inspecteur of de brigadier Maggie iets had toevertrouwd.
Ik probeerde te bedenken hoe het zat, maar was te moe om het te ontraadselen. En ik kon er vanavond toch niets meer aan doen. De soep was koud geworden, maar ik had ook geen honger meer. Ik kleedde me uit en probeerde zo veel mogelijk van de rookstank van me af te boenen. Morgen zou ik eens kijken of de hotelgenerator ook voor een warme douche kon zorgen. Voorlopig wilde ik echter alleen maar slapen.
Ditmaal overviel het onderbewuste me alsof ik een knopje had omgezet.
Ik werd één keer wakker, vlak voor middernacht, toen ik half hijgend wakker schrok uit een droom waarin ik achter iemand aan zat terwijl iemand anders mij tegelijkertijd ook op de hielen zat. Maar ik kon me niet herinneren waar ik naartoe of van weg rende. Het enige wat me bijbleef was het gevoel dat hoe hard ik ook rende, het toch niets zou uitmaken.
Ik lag in de donkere kamer en luisterde hoe mijn hartslag langzaam weer normaal werd. Het leek wel alsof de wind iets minder woest was geworden en toen ik wegdoezelde stond ik mezelf toe een heel klein sprankje optimisme te voelen dat de storm misschien over zijn hoogtepunt heen was en dat de politie morgen eindelijk zou komen.
Ik had beter moeten weten. Omdat het weer, net als Runa zelf, alleen maar het ergste voor het laatst bewaarde.