23
De tiener stond in de werkplaats en druppelde water op de vloer. Hij rilde en stond met een gebogen hoofd en schouders in een houding van diepe ellende.
‘Ik vraag het je nog één keer,’ waarschuwde Fraser. ‘Wat deed je daar buiten?’
Kevin gaf geen antwoord. Ik had het stoffelijk overschot weer met het zeil bedekt, maar niet voordat hij kans had gezien er een glimp op te werpen toen Fraser hem naar binnen had getrokken. Hij had onmiddellijk zijn blik afgewend, alsof hij zich ergens aan brandde.
Fraser keek hem woest aan. Dit soort politiewerk was meer zijn terrein, een mogelijkheid om zijn gezag te laten gelden. ‘Luister jongen, als je niet meewerkt, zit je zwaar in de problemen. Dit is je laatste kans. Dit gebied is afgezet, dus wat deed je daarbuiten? Probeer je ons soms af te luisteren?’
Kinross’ zoon slikte alsof hij iets wilde gaan zeggen, maar er kwam geen geluid uit zijn mond.
Brody kwam tussenbeide. ‘Mag ik even?’
Hij had tot nu toe zijn mond gehouden en had het vragen stellen aan Fraser overgelaten. Maar de bullebak-aanpak van de brigadier wierp duidelijk geen vruchten af en maakte de toch al bange tiener alleen nog maar benauwder.
Fraser schonk hem een vluchtige, geïrriteerde blik, maar knikte kortaf. Brody haalde een krukje bij de tafel waar Mary Tait en haar moeder net nog hadden gezeten en zette dat naast Kevin neer. ‘Hier, ga maar zitten.’
Hij ging zelf op de rand van een werkbank zitten, veel meer ontspannen dan Fraser met zijn confronterende ondervraging. Kevin keek onzeker naar het krukje.
‘Als je dat liever hebt, mag je ook blijven staan,’ zei Brody. Kevin aarzelde, maar liet zich toen langzaam op het krukje zakken. ‘En wat heb je ons te vertellen, Kevin?’
De boosaardige bulten van Kevins acne zagen er vanwege zijn bleke gezicht nog erger uit dan anders. ‘Ik… niks.’
Brody deed zijn benen over elkaar, alsof ze gewoon een vriendelijk babbeltje maakten. ‘Ik denk dat we allebei weten dat dat niet waar is, hè? Ik ben er vrij zeker van dat je behalve hier rondsluipen niets verkeerds hebt gedaan. En ik weet ook vrij zeker dat we brigadier Fraser er wel van kunnen overtuigen dat door de vingers te zien. Ervan uitgaande dat je ons precies vertelt waarom je het deed.’
Frasers mond verstrakte bij het horen van Brody’s verklaring, maar hij sprak hem niet tegen.
‘Nou Kevin, wat heb je daarop te zeggen?’ vroeg Brody.
De spanning viel van het gezicht van de tiener af te lezen, die duidelijk streed tussen antwoorden of blijven zwijgen. Zijn blik gleed naar het door het zeil bedekte lichaam. Zijn mond kwam in beweging, alsof de woorden zich een weg naar buiten moesten vechten. ‘Is het waar? Wat iedereen zegt?’
Hij klonk gekweld.
‘Wat zeggen ze dan?’
‘Dat, dat…’ Zijn ogen flitsten weer even in de richting van het lichaam. ‘Dat dat Maggie is.’
Brody zweeg even, maar antwoordde toen. ‘Ja, we denken dat dat het geval kan zijn.’
Kevin begon te huilen. Ik herinnerde me weer hoe hij zich had gedragen als Maggie in de buurt was, dat hij bloosde elke keer dat ze hem had opgemerkt. Zijn verliefdheid was pijnlijk duidelijk geweest en ik kreeg alleen nog maar meer medelijden met hem.
Brody diepte een zakdoek op uit zijn jaszak. Zonder iets te zeggen liep hij naar hem toe, gaf hem die, en liep toen weer terug naar de werkbank. ‘En wat kun je ons daarover vertellen, Kevin?’
De jongen was in tranen. ‘Ik heb haar vermoord!’
De lucht leek door zijn verklaring opeens wel elektrisch geladen. In de stilte die volgde leek de stank van verbrand vlees en botten die de geur van motorolie, zaagsel en soldeer overstemde nog sterker te zijn geworden.
‘Hoe bedoel je, dat je haar hebt vermoord?’ vroeg Brody bijna teder.
Kevin veegde zijn tranen weg. ‘Omdat ze zonder mij niet dood zou zijn.’
‘Vertel maar, we luisteren.’
Maar nu het zover was, leek Kevin opeens terug te schrikken. Ik moest opeens denken aan zijn reactie toen Brody had onthuld dat het lichaam uit het boerderijtje van een prostituee uit Stornoway was. Nee, niet alleen geschrokken. Perplex. Alsof hij op dat moment pas het verband legde. Wat had Maggie ook alweer gezegd over haar anonieme bron? Het is niet wat je denkt. De persoon die me dat vertelde… nam me in vertrouwen. En ik wil niet dat die problemen krijgt. Die persoon heeft er niets mee te maken.
‘Je hebt Maggie de naam van de dode vrouw verteld, hè?’ zei ik.
Brody en Fraser keken allebei verbaasd mijn kant op, maar dat was nog niets vergeleken bij Kevin. Hij gaapte me met open mond aan. Hij leek op zoek naar een manier om het te kunnen ontkennen, maar zijn wilskracht liet het afweten. Hij knikte.
‘Hoe wist je hoe die vrouw heette, Kevin?’ vroeg Brody, die het gesprek weer overnam.
‘Ik wist het ook niet zeker…’
‘Maar zeker genoeg om het aan Maggie te vertellen. Waarom?’
‘Dat… dat kan ik niet zeggen.’
‘Heb je zin om een paar nachtjes in een cel door te brengen, jongen?’ Fraser kwam tussenbeide en negeerde de boze blik waarmee Brody hem aankeek. ‘Want ik kan je verzekeren dat het daarop uitloopt als je het nu niet vertelt.’
‘Dat weet Kevin vast wel,’ zei Brody. ‘En ik denk niet dat hij de persoon die Maggie dit heeft aangedaan wil beschermen. Toch, Kevin?’
Het hoofd van de tiener vloog onwillekeurig in de richting van het met zeil bedekte lichaam. Hij zag er gekweld uit.
‘Nou, kom op dan, Kevin,’ drong Brody aan. ‘Vertel het maar. Hoe kom je aan die naam?’
Kinross’ zoon liet zijn hoofd hangen. Hij mompelde iets onverstaanbaars.
‘Harder!’ blafte Fraser.
De jongen richtte kwaad zijn hoofd op. ‘Mijn vader!’
Zijn schreeuw weerklonk luid in de kleine ruimte. Brody’s gezicht was versteend en vertoonde geen enkele emotie. ‘Waarom begin je niet bij het begin?’
Kevin sloeg zijn armen om zich heen. ‘Dat was afgelopen zomer. We waren met de veerboot naar Stornoway gegaan. Mijn vader zei dat hij wat zaken moest regelen en ik ben de stad ingegaan. Ik dacht dat ik misschien naar de film kon of zoiets…’
‘We hoeven niet te weten wat je gezien hebt,’ onderbrak Fraser hem. ‘Kom maar gewoon ter zake.’
De blik waarmee Kevin hem aankeek, gaf aan dat hij misschien toch wel iets van zijn vader had. ‘Ik liep door een paar van die kleine straatjes achter het busstation. Er stonden wat woonhuizen en toen ik daar liep zag ik mijn vader voor een van die huizen staan. Ik wilde naar hem toe lopen, maar toen… toen werd de deur geopend door een vrouw. Ze droeg alleen maar een korte badjas. Je kon bijna alles zien.’
Kevins pokdalige gezicht was vuurrood geworden.
‘Toen ze mijn vader zag grijnsde ze… een soort van smerig lachje. En toen ging hij met haar naar binnen.’
Brody knikte geduldig. ‘Hoe zag ze eruit?’
‘Nou… alsof ze een… u weet wel…’
‘Een prostituee was?’
Dat werd beantwoord door een beschaamd knikje. Brody keek alsof deze nieuwe ontwikkeling zowel ongewenst als onverwacht was.
‘Kun je haar beschrijven?’
Kevins handen wreven onwillekeurig over de felle bulten op zijn gezicht. ‘Ik weet het niet… donker haar. Ouder dan ik, maar niet echt oud. Mooi, maar… alsof ze niet zo goed voor zichzelf zorgde.’
‘Was ze klein, lang?’
‘Ik dacht lang. Groot. Niet dik, maar ook niet dun.’
We konden hem later wel foto’s geven om te kijken of hij Janice Donaldson herkende, maar tot nu toe klopte zijn beschrijving.
‘En hoe wist je hoe ze heette?’ vroeg Brody.
Het gezicht van de tiener was nog donkerder rood geworden. ‘Toen hij naar binnen ging ben ik… ben ik naar de deur toe gelopen. Gewoon om te kijken. Er zaten een paar bellen, maar ik had gezien dat hij op de bovenste drukte. Daar stond alleen maar “Janice”.’
‘Heeft je vader ooit geweten dat jij hem had gezien?’
Kevin keek onthutst. Hij schudde zijn hoofd.
‘En is hij nog een keer naar haar toe gegaan?’ vroeg Brody.
‘Dat weet ik niet… ik dacht het wel. Hij zei om de paar weken dat hij zaken moest regelen, dus ik… ik nam aan dat hij daarnaartoe ging.’
‘Wat een zaken,’ mompelde Fraser.
Brody negeerde de onderbreking. ‘En is ze ooit hier naar hem toe gekomen? Op het eiland?’
De puber schudde kort met zijn hoofd. Maar ik herinnerde me de bruuske manier weer waarop Kinross bij de bijeenkomst in de kroeg Cameron de mond had gesnoerd. Destijds had ik gedacht dat hij zich gewoon ergerde aan zijn opdringerige houding, maar nu kwam de manier waarop hij die bijeenkomst zo snel had afgebroken opeens in een veel duisterder licht te staan.
Brody kneedde de brug van zijn neus, vermoeid. ‘En hoeveel hiervan heb je aan Maggie verteld?’
‘Alleen haar naam. Ik wilde niet dat ze zou weten dat mijn vader naar… u weet wel. Ik dacht alleen… omdat ze een journalist is, zou ze een verhaal kunnen schrijven over wie de vrouw was. Ik dacht dat ik haar een dienst bewees, ik wist niet dat het zo zou aflopen!’
Brody klopte de jongen zachtjes op de schouder toen hij weer begon te huilen. ‘Dat weten we, knul.’
‘Mag ik nu gaan?’ vroeg Kevin terwijl hij zijn gezicht afveegde.
‘Nog een paar vragen. Heb je enig idee hoe Mary Tait aan Maggies jas kan zijn gekomen?’
Kevin keek naar de grond en vermeed iemand aan te kijken. ‘Nee.’
Zijn ontkenning kwam te snel. Brody keek hem uitdrukkingsloos aan. ‘Mary is een mooi meisje, hè Kevin?’
‘Ik weet het niet. Het zal wel.’
Brody liet de stilte een paar seconden opbouwen, wachtend totdat Kevin ongemakkelijk heen en weer begon te schuiven, en stelde toen pas zijn volgende vraag.
‘Hoe lang heb je al iets met haar?’
‘Ik heb helemaal niks!’
Brody hoefde hem alleen maar aan te kijken. Kevin wendde zijn blik af.
‘We… we spreken alleen af en toe af. We doen helemaal niks! Niet echt. We hebben niet… u weet wel…’
Brody zuchtte. ‘En waar spreken jullie dan af?’
Het was pijnlijk te zien hoezeer de jongen zich schaamde. ‘Soms op de veerboot. Of, als het donker is, in de ruïne van de kirk. Of…’
‘Ga door, Kevin.’
‘Soms in de bergen… en in de oude cottage bij de boerderij.’
Brody keek hem verrast aan. ‘Bedoel je waar het lichaam is gevonden?’
‘Ja, maar daar wist ik niets van. Echt niet! Daar zijn we al eeuwen niet meer geweest. Sinds de zomer niet meer!’
‘Gaan er nog andere mensen naartoe?’
‘Voor zover ik weet niet… Daarom… daarom gebruiken wij het. Het is geheim.’
Niet meer. Ik dacht aan de lege blikjes en de restanten van kampvuurtjes die we hadden aangetroffen. Dat had dus toch niets te maken gehad met de vermoorde prostituee. Het was niet meer dan het overgebleven puin van de stiekeme ontmoetingen tussen een gehandicapt meisje en een beschadigde, gefrustreerde jongen.
Frasers minachting was duidelijk af te lezen van zijn gezicht, maar hij was gelukkig zo verstandig om zijn mond te houden. Wat er door Brody heen ging, viel onmogelijk te zeggen. Hij bleef professioneel en onbewogen kijken.
‘Is dat waar Mary naartoe gaat tijdens haar wandelingen? Heeft ze dan een afspraakje met jou?’
Kevin staarde naar zijn handen. ‘Soms.’
Brody dacht even na. ‘Was ze bij jou thuis toen we laatst langskwamen voor je vader?’
Tot op dat moment had ik niets gezocht achter de manier waarop Kevin ons door een kier te woord had gestaan, de deur dichthoudend zodat we niet naar binnen konden kijken. Hij boog zijn hoofd. Zijn zwijgen sprak boekdelen.
‘En vanavond? Heb je haar vanavond ook gezien?’
‘Nee! Ik… ik weet niet waar ze naartoe was! Ik ben naar huis gegaan nadat ik het Maggie had verteld! Eerlijk waar!’
Hij leek op het punt te staan weer in tranen uit te barsten. Brody keek hem even aan en gaf toen een klein knikje. ‘Je kunt maar beter naar huis gaan.’
‘Hé, wacht even…!’ protesteerde Fraser.
Maar Brody had dat al voorzien. ‘Het is al goed. Kevin gaat niets zeggen over wat hij ons heeft verteld. Toch, Kevin?’
De jongen schudde zijn hoofd. ‘Nee, dat beloof ik.’ Hij snelde naar de deur, maar bleef nog even staan. ‘Mijn vader kan Maggie niets hebben gedaan. En die andere vrouw ook niet. Ik wil niet dat hij problemen krijgt.’
Brody gaf geen antwoord. Hij kon ook niet veel zeggen. We zagen even een glimp van de stromende regen toen Kevin de deur uitging en toen viel de deur met een smak dicht en was hij weg.
Brody liep naar de tafel en pakte een stoel om te gaan zitten. Hij zag er uitgeput uit. ‘Jezus, wat een nacht.’
‘Denk je dat we erop kunnen vertrouwen dat die knul zijn mond houdt?’ vroeg Fraser, die dat blijkbaar betwijfelde.
De oud-inspecteur streek met zijn hand over zijn gezicht. ‘Ik denk niet dat hij naar huis rent en zijn vader de waarheid gaat zeggen, jij?’
Fraser leek op het punt te staan dat te beamen, maar keek toen opeens totaal verbluft. ‘Jezus, en dat meisje dan? Kinross weet dat ze het gezien heeft! Geen wonder dat hij er zo graag bij wilde zijn toen we haar ondervroegen!’
Zijn woorden deden mijn nekharen overeind staan. Maar Brody leek niet al te aangedaan.
‘Mary loopt geen gevaar. Zelfs als we ervan uitgaan dat Kinross de moordenaar is – en we weten nog steeds niet of dat zo is – is hij allang blij dat ze niets heeft gezien dat naar hem wijst. Hij weet dat ze geen bedreiging is.’
Fraser keek opgelucht. ‘En nu? Gaan we hem arresteren? Het lijkt me heerlijk om die vent in de boeien te slaan!’
Brody zei niets. ‘Nog niet,’ zei hij uiteindelijk. ‘Het enige wat we tegen hem kunnen gebruiken is dat hij Janice Donaldson kende. Dat is niet genoeg om hem te arresteren. We zouden ons alleen maar in de kaart laten kijken en hem de gelegenheid geven een verhaal te verzinnen voor Wallaces team hier is.’
‘O, kom op, zeg!’ riep Fraser uit. ‘Je hebt toch gehoord wat zijn eigen zoon zei! En die klootzak heeft Duncan waarschijnlijk ook vermoord! We kunnen niet gewoon op ons gat blijven zitten!’
‘Ik zei ook niet dat we dat moesten doen!’ sloeg Brody terug, opeens kwaad. Hij probeerde te bedaren. ‘Luister, ik heb eerder met moordonderzoeken te maken gehad. Als je er slecht voorbereid bovenop springt, loop je het risico dat de moordenaar vrijuit gaat. Is dat wat je wilt?’
‘Maar we moeten wel iets doen,’ drong Fraser aan.
‘Ja, en dat gebeurt ook.’ Brody keek naar de met zeil overdekte gestalte en dacht even na. ‘David, denk je nog steeds dat Maggies lichaam van de rotsen is gegooid?’
‘Ik weet het zeker,’ antwoordde ik. ‘Anders snap ik niet hoe ze al die verwondingen kan hebben opgelopen.’
Hij keek op zijn horloge. ‘Het is over een paar uur licht. Zodra dat zo is moeten we daar maar eens gaan kijken. Zien of er sporen te vinden zijn van wat er gebeurd is. Maar ondertussen stel ik voor dat jullie teruggaan naar het hotel en nog wat proberen te slapen. We hebben een drukke dag voor de boeg.’
‘En jij dan?’ vroeg ik.
‘Ik heb niet veel slaap nodig. Ik blijf hier om Maggie gezelschap te houden.’ Hij glimlachte, maar zijn blik was gekweld. ‘Ik heb niet kunnen voorkomen dat ze werd gedood. Dan is dit wel het minste wat ik voor haar kan doen.’
‘Moet een van ons dan niet ook blijven?’
‘Maak je geen zorgen,’ zei Brody op grimmige toon. Hij pakte een koevoet van de werkbank en stak hem omhoog om te zien hoe zwaar die was. ‘Ik red me wel.’