8

08/10/2009

De manier waarop Grace en Sebastian Brownlee elkaars hand vasthielden beviel Sam Kombothekra niet. Er sprak geen tederheid uit, maar eerder een tarten van de vijand. Ze zagen eruit als twee mensen die op het punt stonden samen het strijdtoneel te betreden.

‘Kruitsporen,’ zei Grace met een stem vol ongeloof. Sam had er geld om durven verwedden dat dit de eerste keer was dat dit woord werd uitgesproken onder deze hoge gipsplafonds. De Brownlees leefden kennelijk in de veronderstelling dat je in een oud huis even oude spullen moest neerzetten, en het soort behang op de muren moest plakken dat een keurige man uit de negentiende eeuw zou hebben uitgekozen, alsof je de moderne tijd kon uitbannen als je maar je best deed.

De adoptiemoeder van Paige Yardley was een kleine, slanke vrouw met middenbruin haar dat in een keurige boblijn was geknipt. Haar man was lang en kalend, met woeste roodblonde plukken boven zijn oren die te kennen gaven dat hij niet van plan was om meer haar te verliezen dan strikt noodzakelijk. Zijn vrouw en hij werkten beiden voor hetzelfde advocatenkantoor in Rawndesley, waar ze elkaar ook hadden ontmoet, zo vertelden ze aan Sam. Sebastian Brownlee had tot dusverre al twee keer opgemerkt dat hij drie uur eerder van zijn werk had moeten gaan dan normaal, voor dit gesprek. Hij en Grace droegen nog hun werkkleding.

‘U wordt nergens van verdacht,’ stelde Sam Grace gerust. ‘Dit is routine. We vragen het aan iedereen die Helen Yardley kende.’

‘Wij kenden haar niet,’ zei Sebastian. ‘We hebben dat mens nog nooit ontmoet.’

‘Dat begrijp ik, meneer. Niettemin verkeren u en uw vrouw in een unieke positie, wat haar betreft.’

‘We stemmen toe,’ zei Grace afgemeten. ‘U kunt uw onderzoekjes doen, wat het ook maar behelst, en klaar. Ik wil u hier liever niet nog eens terugzien.’ Wat een vreemde manier van formuleren, dacht Sam. Alsof ze op een dag naar beneden komt voor het ontbijt en hem hier aan de keukentafel zou treffen. Nu hij er nog eens over nadacht, leken de Brownlees hem van die mensen die alle maaltijden in de eetkamer gebruikten.

Sam had geen enkele reden om hen ergens van te verdenken. Ze hadden hem een volledige omschrijving gegeven van waar zij op maandag waren. Samen met hun dertienjarige dochter Hannah – Sam kon het meisje niet anders zien dan als Paige Yardley – waren ze om 7 uur ’s ochtends vertrokken van huis. Om 7.10 uur hadden ze Hannah afgezet bij het huis van haar beste vriendin, wier moeder de twee meisjes ontbijt zou geven en net als altijd door de week naar school zou brengen. Sebastian en Grace waren toen direct doorgereden naar hun kantoor in Rawndesley, waar zij als altijd rond 7.50 uur arriveerden. Daarna was Sebastian dan wel op kantoor of buiten de deur voor vergaderingen met klanten, de hele verdere dag. ‘U hebt geluk,’ zei hij tegen Sam. ‘Zelfstandig gevestigde advocaten zoals wij moeten elke minuut werk verantwoorden, zodat we de juiste mensen kunnen factureren.’ Hij beloofde Sam een kopie te sturen van hun urenstaten en een lijst met contactgegevens van alle mensen bij wie ze elke van die individueel gespecificeerde minuten waren geweest.

Grace, die parttime werkte, was rond 2.30 uur van kantoor vertrokken en had Hannah en haar vriendin opgehaald van school, zoals ze elke werkdag deed. Ze was vervolgens met de twee meisjes gaan zwemmen in Waterfront, de particuliere health club, waar zowel de Brownlees als het gezin van de vriendin lid van waren. Grace kon Sam de namen en telefoonnummers van verscheidene kennissen geven die haar hetzij in het zwembad, dan wel in het cafégedeelte hadden gezien waar zij en de meisjes nog wat hadden gegeten en gedronken na het zwemmen. Na hun vertrek bij Waterfront was Grace naar het huis van Hannahs vriendin gereden, en Hannah en zij kwamen vervolgens om 6.15 uur thuis. Sebastian Brownlee was rond 10 uur thuis, want hij had met cliënten gedineerd in Rawndesley.

Sam wist wel zeker dat alles wat het echtpaar hem had verteld zou kloppen. Wat zat hem dan zo dwars, als zij niet hadden gelogen? ‘Hoe laat is Hannah weer thuis?’ vroeg hij. De hele muur in de zitkamer hing vol met foto’s van haar. In Sams ervaring konden zo veel foto’s van één iemand in een kamer en geen enkele foto van iets of iemand anders twee dingen betekenen: een stalker met een gevaarlijke obsessie, of een heel liefhebbende ouder. Of twee liefhebbende ouders.

Hannah Brownlee had glanzend bruin haar met een middenscheiding, grote, grijze ogen en een klein neusje. Ze had het gezicht van Helen Yardley, maar dan een jongere versie.

‘U mag mijn dochter niet onderzoeken op kruitsporen,’ zei Grace Brownlee boos.

‘Dat wilde ik ook niet...’ begon Sam.

‘Ik heb haar naar mijn moeder gebracht omdat ik wist dat u zou komen. Ik wilde niet dat zij hier iets van mee zou krijgen. Vertel dan, Sebastian,’ viel ze uit. ‘Deze kwelling heeft al lang genoeg geduurd.’

‘Hannah weet dat er een vrouw in de buurt is vermoord. Mensen op school hebben het erover gehad, en het is op het nieuws geweest. We konden het moeilijk van haar weghouden, maar...’ Sebastian keek even naar zijn vrouw. Uit haar blik bleek dat ze niet van plan was hem te helpen, en dus wendde hij zich weer tot Sam. ‘Hannah heeft geen idee dat Helen Yardley haar biologische moeder was.’

‘Ik heb altijd gevonden dat we het haar moesten vertellen,’ zei Grace ineens, ‘maar het mocht niet van hem.’

‘Ik wilde dat mijn dochter een normale, zorgeloze jeugd zou hebben,’ verklaarde Sebastian. ‘En dat ze niet zou opgroeien met het idee dat ze de dochter van een moordenaar was, iemand die twee van haar kinderen had verstikt en die bijna zeker hetzelfde zou hebben gedaan met Hannah als Jeugdzorg niet had ingegrepen. Welke vader zou zo’n last op de schouders van zijn dochter leggen? Ze zou het haar hele leven met zich mee moeten dragen.’ Deze laatste woorden waren voor Grace bedoeld.

‘Ik neem aan dat u ervan uitgaat dat Helen Yardley schuldig was.’ Als Sam iets deprimerend vond, dan was het wel onverdraagzaamheid. Hoe haalde Sebastian Brownlee het in zijn hoofd dat hij het beter wist dan de drie rechters die de zaak in hoger beroep hadden behandeld?

‘We weten dat ze schuldig was,’ zei Grace. ‘En ik ben het eens met alles wat Seb net heeft gezegd, alleen is er één ding dat hij altijd weer schijnt te vergeten.’

Sam vroeg zich af of het soms therapeutisch was voor de Brownlees om deze ruzie in zijn aanwezigheid uit te vechten. ‘En dat is?’

‘Een significant aantal geadopteerde kinderen bereikt ooit het punt waarop het voor hen van belang is te weten wie zij zijn en waar zij vandaan komen. Als ik zeker wist dat dit niet voor Hannah gold, zou ik er natuurlijk niet voor zijn het haar te vertellen, maar in deze wereld krijgt men dergelijke garanties nu eenmaal niet. Wat mij betreft had haar biologische moeder iedereen mogen zijn, behalve Helen Yardley – iedereen. Als het zou kunnen, dan zou ik mijn kop, en die van Hannah, diep in het zand steken en de waarheid vergeten, maar dat kan niet, althans, ik kan er niet honderd procent zeker van zijn dat het zou lukken. Als Hannah erachter komt als ze ouder is, zal ze helemaal kapot zijn van de schok. Maar als we het haar zouden vertellen zodra ze oud genoeg is om het te begrijpen, zelfs als we het haar nu zouden vertellen...’ Grace keek haar man smekend aan.

‘Hoe oud is oud genoeg om te begrijpen dat je biologische moeder je wilde vermoorden?’ vroeg Sebastian geagiteerd. ‘Dat ze je twee broertjes al had vermoord?’

‘Wat hebt u Hannah nu dan verteld?’ vroeg Sam. ‘Over haar biologische ouders?’

‘Niets,’ zei Grace. ‘We hebben gezegd dat wij zelf niets wisten, dat we het Jeugdzorg hebben gevraagd, maar dat die ons niets wilden vertellen. Ze weet wel dat ze is geadopteerd, maar meer ook niet.’

Als Simon Waterhouse hier nu zou zijn, zou hij dan denken dat het onmogelijk was te verifiëren wat ze wel en niet wist, aangezien ze er niet bij was? Stel dat ze wel wist dat Helen Yardley haar bio logische moeder was, en Grace en Sebastian nu logen omdat...

Nee. Onmogelijk. Dertienjarige meisjes uit Spilling regelden geen Beretta M9 om hun moeder te vermoorden. Sam nam zich voor te controleren of Hannah die maandag de hele dag op school was geweest. ‘Waarom bent u er zo zeker van dat Helen Yardley schuldig was?’

Sebastian Brownlee raakte de arm van zijn vrouw even aan: een teken dat ze geen antwoord moest geven. ‘We hebben het heel druk, inspecteur – net als u, neem ik aan,’ zei hij. ‘We willen nu graag onze dochter ophalen, en u bent niet hier gekomen om het over Helen Yardley’s schuldvraag te hebben. Zullen we maar gewoon gaan doen wat we moeten doen?’

‘Ik wil graag een antwoord op mijn vraag,’ zei Sam. Zijn keel voelde droog. De Brownlees hadden hem niets te drinken aangeboden.

Sebastian zuchtte diep. ‘Hoe weten wij dat zij schuldig is? Goed, laten we beginnen met de kleine Morgan, de eerste zoon die ze vermoordde. Nog los van de enorme hoeveelheden hemosiderine die in zijn longen zijn aangetroffen, allemaal van verschillende tijdstippen – met andere woorden, niet van één bloeding, maar van een aantal verschillende bloedingen, een duidelijke indicator voor verstikking – dus los daarvan, en dat vier medisch deskundigen die hebben getuigd voor het OM zeiden dat zo veel hemosiderine in het geval van een natuurlijke dood nooit zou zijn aangetroffen, was er ook nog de natriumspiegel in Morgans bloed, die bijna vijf keer hoger was dan je bij een kind van zijn leeftijd mag verwachten...’

‘De hoeveelheid zout in zijn bloed,’ zei Grace, ter verduidelijking voor Sam. ‘Ze heeft zout gebruikt om hem te vergiftigen.’

Zoutvergiftiging en verstikking? Sam geloofde niet dat Helen haar beide zoons opzettelijk iets had aangedaan, maar zelfs al was dat zo, zou ze dan hebben geprobeerd om hen tegelijkertijd op twee verschillende manieren te doden? Om eerlijk te zijn moest hij toegeven dat je dat ook gemakkelijk kon omkeren: als je iemand echt iets aan wilde doen, zou je hem misschien juist op alle manieren te grazen nemen die je maar kunt verzinnen.

‘Morgan was al meer dan eens in allerijl naar het ziekenhuis afgevoerd in zijn korte leventje, omdat hij niet meer ademde. Raar, hè?’ vroeg Sebastian Brownlee dwingend. ‘Een volmaakt gezonde baby houdt zomaar ineens op met ademhalen – komt dat even goed uit. En telkens als hij besloot om dat trucje te herhalen was het toevallig steeds precies hetzelfde tijdstip van de dag – tussen vijf en zes ’s avonds, aan het eind van een lange dag waarop zijn moeder alleen met hem was terwijl zijn vader op zijn werk zat. Vertelt u mij maar eens welke baby telkens weer op hetzelfde tijdstip ophoudt met ademhalen.’

‘Je hoeft niet tegen hem te schreeuwen,’ zei Grace. Sam wilde zeggen dat het niet erg was, maar hij hield zich in.

‘Die huurleugenaar van een arts die de verdediging erbij had gesleept zei dat hij een ademhalingsstoornis kon hebben, of misschien aan uitdroging leed, of dat hij wellicht leed aan nefrogene diabetes insipidus – diabetes waarbij je zoutspiegel omhooggaat in plaats van je suikerspiegel. Ze verzonnen het allemaal ter plekke, en de jury wist dat donders goed!’ Sebastian liet de hand van zijn vrouw los, stond op en begon te ijsberen. ‘En dan Rowan, baby nummer twee. Hij had ook al te veel zout in zijn bloed. Alle artsen waren het erover eens dat hij hieraan was overleden – de vraag was alleen: had zijn moeder hem vergiftigd of leed hij ook aan deze zeldzame vorm van diabetes? Of had hij een gebrekkig functionerend osmotisch systeem – dat is het mechanisme dat de hoeveelheid natrium in het bloed reguleert. Je zou denk ik kunnen zeggen dat je dat nooit met zekerheid kunt stellen, maar de medisch deskundigen die voor het OM hebben getuigd, vonden het juist om te wijzen op het feit dat de autopsie aantoonde dat Rowan een schedelbasisfractuur had en verschillende genezende botfracturen, allemaal in een verschillend stadium van genezing, aan het eind van de botten in de buurt van zijn longen. Dat noemen ze metafyse fracturen. Vraagt u het maar aan een willekeurige kinderarts, of aan iemand van de kinderbescherming, dat kan trouwens ook – het is het soort fracturen dat je ziet als je een kind bij de pols of enkel pakt en het tegen de muur smijt.’

Grace Brownlee kromp ineen.

‘De schedelbasisfractuur was tweezijdig – ook uitermate zeldzaam voor een verwonding zonder externe oorzaak,’ vervolgde Sebastian op luide toon, alsof hij in de rechtszaal stond in plaats van in zijn eigen zitkamer, en hij een veel groter publiek toesprak dan alleen zijn vrouw en Sam. Hij liep heen en weer, met zijn handen in zijn zakken. ‘De meeste schedelbasisfracturen zijn enkelvoudig en lineair, en beperken zich tot slechts één stuk schedel. En de verdediging waagde het te stellen dat die fractuur niet tot Rowans dood kan hebben geleid omdat er geen zwelling van de hersenen was aangetoond!’

‘Seb, doe nou rustig,’ zei Grace gelaten, alsof ze toch niet verwachtte dat hij zou luisteren.

‘Hij is er misschien niet aan overleden, maar we hebben het verdomme nog wel steeds over een schedelbasisfractuur, ja!’ Nadat hij deze mededeling had gedaan, ging Sebastian hoofdschuddend zitten. Was hij nu klaar? Sam hoopte het maar. Het was zijn eigen schuld: had hij het maar niet moeten vragen.

‘Een getuige-deskundige van de verdediging zei dat de fracturen konden zijn veroorzaakt door iets wat tijdelijke osteogenesis imperfecta wordt genoemd, maar er is helemaal geen bewijs dat die aandoening bestaat,’ zei Grace. ‘OI bestaat terdege, al is het uiterst zeldzaam, maar tijdelijke OI? Geen enkel bewijs voor – nog niet één ziektegeval. Zoals Judith Duffy al opmerkte tijdens de zitting zijn er in het geval van OI andere symptomen die Rowan Yardley allemaal niet vertoonde – blauwe sclera, wormiaanse botstructuren...’

‘Toen Duffy zei dat er helemaal niet zoiets bestaat als tijdelijke osteogenesis imperfecta, probeerde de advocaat van de gedaagde haar neer te zetten als arrogant door haar te vragen hoe ze dat in ’s hemelsnaam zo zeker kon weten,’ ging Sebastian verder. ‘Of zij dat wist van enig onderzoek waaruit was gebleken dat OI nooit een tijdelijke vorm aan kon nemen. Natuurlijk kon ze dat niet. Hoe moet je bewijzen dat iets niet bestaat?’

‘Ik kan me niet meer herinneren wie het heeft gezegd, maar het klopt,’ mompelde Grace. ‘“De grootste dwaas kan een vraag stellen die de grootste wijze niet kan beantwoorden”.’

‘De verdediging haalde alles uit de kast. Ze kwamen zelfs met de gouwe ouwe: en als hij nou van de bank is gevallen? Ik ben advocaat,’ verklaarde Sebastian, alsof Sam zich niet allang bewust was van zijn beroep, ‘en als ik één ding zeker weet, dan is het dit: als je meer dan één ding aandraagt ter verdediging, dan is dat omdat je niet één ding hebt dat deugdelijk is.’

Een luide zucht van Grace legde hem het zwijgen op, en hij keek haar aan. ‘Dit is allemaal niet waarom ik weet dat Helen Yardley schuldig was,’ zei ze. ‘Je kunt eindeloos steggelen over medisch bewijs, maar je kunt niets inbrengen tegen een ooggetuigenverslag van iemand die er geen enkel belang bij had om te liegen.’

‘Leah Gould,’ zei haar man en hij pakte haar hand weer vast, alsof hij haar wilde bedanken dat ze hem daaraan herinnerde. ‘Degene die toezicht hield op het contact in het zorgcentrum waar de Yardleys Hannah bezochten.’

Paige, dacht Sam. Niet Hannah. Toen nog niet.

‘Leah Gould heeft het leven van onze dochter gered,’ zei Sebastian.

‘Helen probeerde Hannah te verstikken waar ze bij was,’ zei Grace, en haar ogen vulden zich met tranen. ‘Ze duwde haar gezichtje tegen haar borst zodat ze geen lucht meer kreeg. Twee anderen hebben het ook gezien – Paul Yardley en een inspecteur genaamd Proust – maar die hebben daarover ter zitting gelogen.’

Sam deed zijn best om niet te reageren. De Sneeuwman en liegen onder ede over een poging tot moord waar hij getuige van was? Nee. Tot wat voor verschrikkelijks hij verder ook in staat mocht zijn, dat zou hij nooit doen. Sam wist dat Helen Yardley haar versie van het incident had opgenomen in Niets dan liefde – dat had Simon Waterhouse hem verteld. Sam moest het boek zelf ook nog lezen, al had hij daar weinig trek in.

‘Dat haar man loog, viel te verwachten,’ zei Sebastian bitter. ‘Kennelijk geldt het in goede en kwade tijden zelfs als je met een moordenaar getrouwd bent, maar een inspecteur van politie?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Helaas had inspecteur Proust een nogal slecht geheugen voor wat er zoal was voorgevallen, en dan druk ik het nog zacht uit. Hij getuigde dat Leah Gould naar zijn mening overdreven had gereageerd, en dat Helen Hannah alleen stevig knuffelde, zoals iedere liefhebbende moeder zou doen als ze bang was dat ze voor jaren, zo niet voorgoed van haar kind zou worden gescheiden. Elf van de twaalf juryleden negeerden hem. Zij vertrouwden erop dat Leah Gould een poging tot moord niet zomaar uit de lucht had gegrepen.’

‘Hoewel ze dat zelf uiteindelijk wel beweerde,’ zei Grace verbitterd. ‘Die gruwelijke Nattrass heeft zo veel misbaar gemaakt in de media dat iedereen, zelfs de meesten van de oorspronkelijke getuigen à charge, uiteindelijk de kant kozen van de veroordeelde moordenaar, ten koste van haar slachtoffers. Nattrass heeft ervoor gezorgd dat al het roddelbladtuig een hoogstpersoonlijke scoop over Judith Duffy kreeg, of het nu haar promiscue gedrag tijdens haar puberteit betrof, of dat ze als jonge moeder haar kinderen bij een oppas liet, of het baantje waar ze was ontslagen toen ze nog studeerde...’

‘Het ging helemaal niet meer over het bewijs,’ zei Sebastian, die de hand van zijn vrouw vastgreep op een manier die Sam nogal pijnlijk voor haar leek. Als dat zo was, zei ze er niets van. ‘Het was een politieke kwestie geworden. Helen Yardley moest en zou uit de gevangenis worden vrijgelaten, en snel ook. Het systeem zat met haar in de maag, ook al had Nattrass niets anders dan een zaak tegen dr. Duffy, een van de vele getuigen à charge. Goed, haar gedrag was misschien dubieus, maar zij speelde oorspronkelijk maar een kleine rol in deze zaak. En toen opeens niet meer. Een aantal van de artsen die tegen Helen Yardley hadden getuigd gingen plotseling anders piepen – niemand had er trek in om het volgende slachtoffer van Nattrass te worden. Het team van het OM drong niet aan op een nieuwe berechting toen ze dat hadden kunnen en moeten doen. Ivor Rudgard, die het team aanvoerde, zal wel van iemand van het ministerie te horen hebben gekregen: laat deze zaak vallen, anders kun je je loopbaan verder op je buik schrijven. En dus heeft Rudgard hem laten vallen.’

‘En voor je het weet interviewt Laurie Nattrass Leah Gould voor de Observer, en zegt zij dat ze niet zeker meer weet of Helen Yardley haar dochter probeerde te smoren door haar gezicht tegen haar trui te drukken. Ze denkt nu dat ze waarschijnlijk voor niets in paniek is geraakt, en ze heeft vreselijke spijt dat zij een rol speelde bij de veroordeling van een onschuldige vrouw.’ Het was duidelijk dat Grace die woorden nauwelijks kon aanhoren in relatie tot Helen Yardley.

‘Natuurlijk zei ze dat pas toen Helen Yardley eenmaal vrij was en iedereen het had over heksenjacht en de vervolging van onschuldige moeders,’ zei Sebastian. ‘Het is niet zo makkelijk om dat allemaal in je eentje tegen te spreken. Ruim tien jaar na de gebeurtenissen kun je jezelf ervan overtuigen dat het allemaal anders is gegaan dan het in werkelijkheid was, maar feit is dat Leah Gould, toen in dat contactcentrum, Hannah bij haar moeder heeft weggetrokken omdat ze geloofde dat ze daarmee Hannahs leven redde.’

Sam begon medelijden te krijgen met de Brownlees. Hun obsessie zoog al hun energie op. Hij vermoedde dat ze het verhaal eindeloos herkauwden en telkens als ze het over de vrijlating van Helen Yardley hadden, waren ze opnieuw woedend. ‘Hoelang woont u al in dit huis?’

‘Sinds 1989,’ zei Grace. ‘Hoezo?’

‘Dus voordat u Hannah adopteerde.’

‘Ik herhaal mijn vraag: hoezo?’

‘Het huis van de Yardleys staat aan Bengeo Street, en dat is maar vijf minuten hiervandaan.’

‘In afstand gemeten misschien,’ zei Sebastian. ‘Maar Bengeo Street is in elk ander opzicht een andere wereld.’

‘Wist u waar de Yardleys woonden toen u Hannah adopteerde?’

‘Ja. Er werd...’ Grace zweeg, en ze deed haar ogen dicht. ‘Er werd post doorgestuurd naar ons door Jeugdzorg. Van Helen en Paul Yardley voor Hannah. Hun adres stond in die brieven.’

Ze hoefde er niet bij te vertellen dat Hannah die brieven nooit onder ogen heeft gehad.

‘Hebt u niet overwogen om te verhuizen?’ vroeg Sam. ‘Vond u het geen beter idee, toen u eenmaal had besloten Hannah niet te vertellen wie haar biologische ouders zijn, om uit Spilling te verhuizen – misschien naar Rawndesley?’

‘Rawndesley?’ herhaalde Sebastian vol afschuw, alsof Sam had voorgesteld dat ze naar Kongo moesten verhuizen.

‘Natuurlijk niet,’ zei Grace. ‘Zou u ooit verhuizen als u in dit huis woonde, in deze straat?’ Ze maakte een gebaar door de kamer.

Wilde ze dat Sam eerlijk antwoord gaf? Had ze dat werkelijk gezegd? Hij staarde haar aan en vroeg zich af wat hij moest zeggen, totdat hij het ineens begreep. Hij wist waarom hij de Brownlees zo verdacht vond, ondanks hun solide alibi’s en respectabele keurigheid: het kwam door iets wat Grace had gezegd toen ze hem binnenliet. Hij had haar zijn identificatie laten zien en uitgelegd dat hij inspecteur Sam Kombothekra was van de recherche van Culver Valley, maar dat ze zich nergens zorgen om hoefde te maken, dat zijn bezoek slechts een formaliteit was, meer niet. Grace had vrijwel precies zo gereageerd als je zou verwachten van een vrouw die niets te verwijten viel. Bijna, maar niet helemaal. Ze had Sam recht in de ogen gekeken en gezegd: ‘Wij deden niets verkeerd.’

Het was al donker toen Simon in Wolverhampton aankwam. Sarah en Glen Jaggard woonden in een huurflat boven een videotheek aan een drukke weg in het centrum van de stad. ‘Je kunt het niet missen,’ had Glen gezegd. ‘Het uithangbord is door vandalen vernield. Nu staat er Lockbusters in plaats van Blockbusters.’

De Jaggards woonden vroeger in een koopwoning, maar ze hadden hun huis moeten verkopen vanwege de kosten van Sarahs proces. Simon was er niet van overtuigd dat Glen Jaggards nadrukkelijke opgewektheid echt was. Aan de vermoeide ondertoon kon hij horen dat hij te maken had met iemand die het gevoel had geen keuze te hebben, en dat hij wel vrolijk moest blijven ondanks een aaneenschakeling van somberheid in het leven.

Het appartement zag eruit alsof het uit een boven- en een benedenverdieping bestond, te oordelen aan de ramen. Het was best groot: waarschijnlijk evenveel oppervlakte als Simons kleine huisje of Charlies rijtjeshuis met twee slaapkamers. We zouden die huizen allebei moeten verkopen en er iets groters voor terugkopen, dacht Simon, hoewel hij wist dat hij dat nooit zou opperen, en dat als Charlie er zelf mee kwam, hij vooral bang zou zijn.

Hij dacht aan de Sneeuwman die hem naar de keel vloog toen hij suggereerde dat Sarah Jaggard helemaal geen slachtoffer was van een rechterlijke dwaling. Dat kon toch helemaal niet, als ze unaniem was vrijgesproken? Proust was duidelijk van mening dat het al een dwaling was als je voor moord terecht moest staan, en Simon vroeg zich af of de vrouw die hij dadelijk zou ontmoeten er ook zo over dacht. Zag zij zichzelf als slachtoffer, of als iemand die tegenslag had overwonnen? Het armoedige interieur van haar woning en het oorverdovende verkeerslawaai buiten deden Simon vermoeden dat ze zichzelf als het eerste zag, en dat kon hij haar niet eens kwalijk nemen.

Er leidde een roestige gietijzeren trap naar de flat, met hier en daar wat spikkels van de zwarte verf waar hij ooit helemaal mee bedekt moest zijn geweest. Er was geen deurbel. Simon klopte aan en keek door het raam van halfdoorzichtig glas, toen er iets groots op hem afsjokte door de gang. Glen Jaggard gooide de deur open, greep Simon bij de hand en schudde die, waarbij hij tegelijk voorover leunde om hem met de andere hand op de rug te kloppen, een manoeuvre die de twee mannen ongemakkelijk dicht bij elkaar bracht. Simon keek naar Jaggards geruite shirt, spijkerbroek en wandelschoenen. Was hij soms van plan om straks nog een berg te beklimmen?

‘Dus je hebt Lockbusters kunnen vinden?’ lachte Jaggard. ‘Ik kon het niet geloven: dat onze dvd-speler ermee ophield toen we hier nog geen week woonden. Ook domme pech: woon je pal boven een videotheek, houdt je dvd-speler ermee op!’

Simon glimlachte beleefd.

‘Loop maar door naar de zitkamer.’ Jaggard wees naar het andere eind van de hal. ‘Thee en koekjes staan al voor je klaar. Ik ga Sarah even halen.’ Hij liep de trap op met twee treden tegelijk en riep de naam van zijn vrouw.

Simon was in de loop der jaren al bij veel mensen over de vloer geweest, maar het was hem nog nooit overkomen dat de thee al voor hem klaarstond. Als hij te laat was geweest, had hij dan koude thee gekregen?

Hij had verwacht dat er verder niemand in de zitkamer zou zijn, omdat Glen en Sarah allebei boven waren, en dus verbaasde het hem om Paul Yardley daar aan te treffen, die er verschrikkelijk uitzag. Zijn ogen waren gezwollen, zijn huid was vet en bijna doorzichtig. Net gestold vet in een koekenpan nadat je worstjes hebt gebakken. Toen Simon hem voor het eerst had ondervraagd na de dood van zijn vrouw, had Yardley fel gezegd: ‘De meeste mensen in mijn positie zouden overwegen zichzelf van kant te maken. Ik niet. Ik heb al een keer gevochten voor gerechtigheid voor Helen, en dat zal ik nu weer doen.’

Nu zei hij met dezelfde intensiteit: ‘Maak je geen zorgen, ik blijf niet.’ Alsof Simon had geprotesteerd tegen zijn aanwezigheid. ‘Ik was hier alleen om met Glen en Sarah te praten over Laurie.’

‘Laurie Nattrass?’ Aan de muur achter Simon hing een ingelijste krantenfoto van Nattrass, Yardley en Helen die door haar tranen heen glimlachte. Ze hadden de handen ineengeslagen als een slinger van papieren poppetjes. De foto was genomen op de trap voor het gerechtsgebouw na Helens succesvolle beroepszaak, dacht Simon. Het was de enige foto die de Jaggards in de zitkamer van hun huurwoning hadden opgehangen. Onder de korrelige zwart-witfoto stond de krantenkop: EINDELIJK GERECHTIGHEID VOOR HELEN.

Uit het relatieve gebrek aan meubels – twee rode stoelen, eentje met gescheurde bekleding, een salontafel en een televisie – en de kale muren maakte Simon op dat de meeste bezittingen van de Jaggards ergens in opslag waren. We blijven hier niet lang, dus het heeft geen zin om onze spullen hier neer te zetten. Dat zou Simon zichzelf ook wijsmaken als hij in hun schoenen stond. Hij zou niets willen uitpakken wat hem dierbaar was om het in dit hol neer te zetten met zijn plafonds vol vochtkringen en gescheurd stucwerk. Droomden de Jaggards ervan om binnenkort ergens een huis te kunnen kopen, ver weg van de videotheek met het kapotte uithangbord, zodat ze het verleden voorgoed achter zich konden laten?

Was Sarah Jaggard niet ook op de foto gezet buiten de rechtbank, na haar vrijspraak? Simon wist het wel zeker; hij herinnerde zich nog dat hij dat had gezien op het nieuws en in de kranten. Met Laurie Nattrass aan haar zijde. Maar misschien maakte zijn geheugen hem maar wat wijs. Waarom hing Sarah daar dan niet aan de muur?

‘Weet jij waar Laurie is?’ vroeg Paul Yardley. ‘Hij belt maar niet terug – niet naar mij, en ook niet naar Glen en Sarah. Dat heeft hij nog nooit gedaan.’

Nattrass was al geschrapt als verdachte. Hij had die maandag de hele dag bij de BBC in vergadering gezeten, dus was er geen reden om hem verder in de gaten te houden. ‘Sorry,’ zei Simon.

Paul Yardley keek hem bijna tien volle seconden aan, in afwachting van een beter antwoord. Toen zei hij: ‘Hij zou ons niet negeren. Weet je waar hij is?’

Boven klonk het gekraak van een vloerplank, gevolgd door het geluid van heel erg trage voetstappen, alsof er een negentigjarige van de trap kwam lopen. Yardley sprong op uit zijn stoel. ‘Maak je geen zorgen, ik ben al weg,’ zei hij en binnen een paar tellen stond hij in de gang. Simon deed niets om hem tegen te houden en vroeg ook niet waar hij naartoe ging. Hij wist nu al dat hij daar straks spijt van zou krijgen. Het was geen pretje om een gesprek te voeren met een man die alles had verloren, maar toch moest je daar wel je best voor doen.

Hij pakte een van de drie gehavende bekers op van de salontafel en nam een slok lauwe thee. Hij had ook best zin in een koekje, maar hij nam er geen.

Glen Jaggard leidde Sarah met beide handen de kamer in. Ze was lang en dun en had dun bruin haar, en ze droeg een roze gestreepte pyjama en een ochtendjas van witte badstof. Ze keek Simon heel even aan en wendde toen haar blik af.

‘Ga zitten, lieverd,’ zei haar man.

Sarah liet zich zakken in een van de rode stoelen. Alles was ze deed – lopen, zitten – zag er pijnlijk onervaren uit, alsof ze het allemaal voor het eerst deed. Ze voelde zich niet thuis in haar eigen huis. Als ze het tenminste zo ziet; haar eigen huis was waarschijnlijk het huis dat ze moest verkopen om uit de bajes te kunnen blijven.

Simon had zich zo goed mogelijk ingelezen op haar zaak. Haar werd doodslag op de zes maanden oude Beatrice Furniss ten laste gelegd, op wie ze regelmatig paste. Beatrice – of Bea, zoals men haar noemde – was het kind van Pinda Avari en Matt Furniss. Voor ze werd gearresteerd werkte Sarah als kapster en Pinda, een IT audit manager voor een keten van wedkantoren, was een van haar trouwste klanten en een vriendin. Op de avond van 15 april 2004 gingen Pinda en Matt naar een feestje, nadat ze Bea bij de Jaggards thuis hadden gebracht. Sarah zette de Baby Mozart-dvd op voor Bea, waar ze samen naar keken. Glen Jaggard en drie maten, tevens zijn collega’s bij verhuisbedrijf Packers Removals, zaten in de keuken te pokeren. Bea had nooit een vaste bedtijd, omdat Pinda en Matt tegen vaste routines waren voor baby’s, maar rond negen uur viel ze in slaap op Sarahs schoot.

Sarah legde haar op de bank en ging zelf televisie zitten kijken. Een uur later keek ze even naar Bea die naast haar lag; het kind zag blauw en leek vreemd te ademen, hoewel Sarah dat niet met zekerheid durfde te zeggen. Ze probeerde Bea wakker te maken, en dat lukte, maar het kindje was griezelig slap. Op een gegeven moment rolden Bea’s ogen naar achter in hun kassen en dat was het moment waarop Sarah vreesde dat er iets heel erg mis was. Ze droeg Bea voorzichtig naar de keuken en probeerde niet in paniek te raken; daar zaten Glen en zijn vrienden. Die wierpen één blik op Bea en zeiden dat Sarah een ambulance moest bellen. Tegen de tijd dat die kwam, ademde Bea helemaal niet meer. De ambulancebroeders konden haar niet meer reanimeren.

Uit de autopsie bleek dat de doodsoorzaak een grote bloeding in de hersenen en de ogen was. De kinderarts die het onderzoek had uitgevoerd getuigde tijdens Sarahs proces en zei dat zij van mening was dat Bea was gestorven doordat zij door elkaar was geschud. Dr. Judith Duffy, die als getuige-deskundige was gehoord, onderschreef die mening. Alleen heftig door elkaar schudden, bevestigde zij, zou het soort subdurale en retinale bloedingen hebben kunnen veroorzaakt die Bea Furniss had opgelopen, en verder niets. De verdediging was het hier niet mee eens en bracht een artikel in dat in de British Medical Journal was gepubliceerd, en dat later door de rechtbank en in de pers werd aangehaald als Pelham Dennison, om te bewijzen dat de symptomen die veel artsen toeschrijven aan door elkaar schudden ook van nature kunnen optreden. Sterker nog, Jaggards advocaten lieten Pelham en Dennison hoogstpersoonlijk voor de rechtbank opdraven om hun onderzoek uit te leggen. Beide artsen vertelden de rechter dat de bloeding in de hersenen en ogen niet noodzakelijk het gevolg hoefde te zijn van toegebracht trauma, en dat ze evengoed het gevolg konden zijn van een niet van buitenaf veroorzaakte hypoxische episode – met andere woorden, een periode waarin de baby zuurstof te kort komt doordat een van de interne systemen hapert.

Zowel dr. Pelham als dr. Dennison wees op een voorgeschiedenis van hartritmestoornissen in Bea’s familie; haar grootvader van moeders zijde en haar oom waren beiden overleden aan een ziekte genaamd Type 2 Lange QT-tijd syndroom, wat het hart aantast. Als Bea ook aan het Type 2 Lange QT-tijd syndroom leed – en het was een genetische aandoening, die dus waarschijnlijk al generaties in de familie zat – dan zou dit voldoende zijn geweest om de hypoxische episode te hebben veroorzaakt, en dat zou weer tot haar dood hebben kunnen leiden. Judith Duffy hoonde deze hypothese weg, en wees erop dat onderzoek afdoende had aangetoond dat Bea Furniss niet leed aan het Type 2 Lange QT-tijd syndroom, noch aan een van de zes andere bekende varianten van deze ziekte. In reactie op de suggesties van Pelham en Dennison dat er misschien nog andere, niet reeds bekende varianten van het Type 2 Lange qt-tijd syndroom zouden kunnen zijn en dat Bea Furniss wellicht aan zo’n onbekende variant leed, zei dr. Duffy dat ze natuurlijk niet kon bewijzen dat dit niet het geval was, maar dat iemand dan maar aan de jury moest uitleggen hoe moeilijk dit te bewijzen is. Daarbij – en dr. Duffy presenteerde dit als haar belangrijkste punt – was er een duidelijk rektrauma aan de zenuwwortels in Bea’s nek, die tijdens de autopsie gezwollen en afgescheurd bleken te zijn. Dit trauma kon alleen zijn veroorzaakt door schudden, aldus dr. Duffy.

De theorie van het OM was dat Bea had gehuild of geschreeuwd en dat Sarah haar in een vlaag van woede door elkaar had gerammeld. Glen Jaggard en zijn drie vrienden, die die avond thuis waren, getuigden dat Bea die avond helemaal niet had gehuild. De openbare aanklager probeerde eerst nog te beweren dat de mannen het gehuil niet hadden kunnen horen vanwege het lawaai van hun spelletje poker en de televisie in de kamer ernaast en vervolgens dat het eigenbelang van Glen en zijn maten was om Sarah te beschermen. Een van de pokerspelers, Tunde Adeyeye, nam aanstoot aan deze manier van ondervragen en vertelde de rechter onomwonden dat hij er geen enkel belang bij had om mensen die baby’s vermoorden te beschermen, en dat hij er absoluut zeker van was dat Sarah Jaggard zoiets niet had gedaan.

Pinda Avari en Matt Furniss, hoewel zij volgens een verslaggever die de rechtszaak had bijgewoond ‘zichtbaar kapot van verdriet’ waren, legden een ontroerende verklaring af om Sarah te steunen. Pinda zei: ‘Als ik dacht dat iemand mijn lieve kindje had vermoord, zou ik willen dat diegene werd veroordeeld en zou ik niet rusten tot dat was gebeurd, maar ik heb er geen enkele twijfel over dat Sarah van Bea hield en dat zij haar nooit iets aan zou doen.’ Matt Furniss zei min of meer hetzelfde.

De openbare aanklager gooide het over een andere boeg met de hypothese dat Sarah Jaggard Bea had doodgeschud terwijl zij alleen in huis was met Glen en de baby, dus voordat Glens vrienden arriveerden. Dat verklaarde, aldus het OM, waarom Tunde Adeyeye en de twee andere pokerspelers de baby geen enkel geluid hadden horen maken. Hadden zij zich dan van Bea’s gezondheid vergewist voor zij hun spel begonnen? Hadden ze haar eens goed bekeken voor Sarah haar de keuken in bracht, duidelijk in paniek? De drie mannen hadden toegegeven dat ze Sarah bij binnenkomst een groet hadden toegeroepen maar dat ze aan Bea verder geen aandacht hadden besteed, en dat ze niet zouden durven zweren dat zij niet al eerder was overleden, voor hun komst. Dr. Judith Duffy sprong hierop in door te zeggen dat dit overeenkwam met de periode waarbinnen Bea was overleden: de dood was ingetreden tussen 19.00 en 22.00 uur, en Glen Jaggards vrienden arriveerden pas om 20.00 uur. De verdediging bracht hiertegen in dat aangezien Pinda en Matt hun dochtertje Bea pas om 19.45 uur hadden gebracht, het hoogst onwaarschijnlijk was dat Sarah zo snel haar geduld al had verloren met de baby. Het was gewoon niet geloofwaardig, hield Sarahs raadsman vol, dat een vrouw met het vriendelijke en geduldige karakter van Sarah, een vrouw die bovendien nooit eerder geweld had gebruikt, haar zelfbeheersing zou verliezen en binnen een kwartier kon veranderen in een monster dat baby’s door elkaar rammelt.

Dr. Duffy was geen populaire getuige. Meer dan eens dreigde de rechter de rechtszaal te laten ontruimen als de orde nog eens zou worden verstoord. Onder de ordeverstoorders bevond zich ook Laurie Nattrass, en hij werd in een van de kranten geciteerd omdat hij had gezegd dat hij het prima vond dat de rechter hem schuldig vond aan minachting voor de rechtbank, omdat het diezelfde rechtbank was die zo’n schijnvertoning maakte van het recht.

Na een proces van zes weken, waarin Sarah Jaggard een paar keer was flauwgevallen, kwam de jury unaniem tot de uitspraak: ‘onschuldig’. Toen zij dit hoorde, viel Sarah nogmaals flauw. Simon wist dat hij medelijden met haar zou moeten voelen. Hij zou niet moeten denken aan het trauma in de nek van Bea Furniss dat daar alleen kon zitten doordat zij door elkaar geschud was. Volgens Judith Duffy, die binnenkort voor het medisch tuchtcollege moest verschijnen wegens een ambtsovertreding.

‘Ik hoorde dat Paul Yardley je vroeg naar Laurie,’ zei Sarah. Als ze al wilde of verwachtte dat Simon antwoord gaf op deze vraag, was dat niet aan haar te zien. ‘Ik heb hem teleurgesteld. Wij allemaal. Daarom wil hij niets meer met ons te maken hebben.’

Simon wenste dat Glen Jaggard hen niet alleen had gelaten. Hij zou nu best een flauwe Lockbusters-grap kunnen gebruiken, om de naargeestige, beklemmende sfeer wat te doorbreken die Sarah de kamer in had gebracht. Ze leek... Simon zocht naar het juiste woord. Hopeloos. Helemaal zonder hoop, alsof haar leven voorbij was en dat haar niet eens veel kon schelen. ‘In welke zin heb je Laurie teleurgesteld?’

‘Ik heb gezegd dat ik niet meer mee wil werken aan de documentaire. En... toen Helen was overleden heb ik hem gesmeekt om ermee te stoppen. Glen ook, en Paul. We zijn allemaal bang voor de aandacht die het gaat opleveren, voor het geval dat...’ Sarah greep naar haar mond, alsof ze wilde voorkomen dat ze ging huilen, of nog meer zou zeggen.

‘Je wilde niet dat je in dezelfde documentaire voorkwam als Helen, voor het geval de moordenaar de link met jou zou leggen en jij ook doelwit zou worden,’ giste Simon.

‘Ik voelde me zo’n verrader. Ik hield van Helen alsof ze familie van me was, ik aanbad haar, maar ik was zo bang. Er zijn mensen, heel zieke mensen, die vrouwen zoals wij – Helen, Ray Hines en ik – maar wat graag te grazen zouden nemen. Dat heb ik altijd al geweten. Helen geloofde me nooit. Ze zei dat iedereen nu toch wist dat we onschuldig waren, dat Laurie dat had bewezen – ze was net als hij, ze geloofde dat het goede het kwade zou overwinnen, maar zo werkt het niet in deze wereld.’

‘Nee,’ zei Simon. ‘Zo werkt het niet.’

‘Nee,’ echode Sarah bitter. ‘En dat komt voor een deel door lafaards zoals ik.’

Simon kon Glen Jaggard elders in het huis horen fluiten. Het was de tune van het sportprogramma van de BBC. ‘Dus Helen en Laurie zijn uw helden,’ concludeerde hij hardop, en hij keek weer naar de ingelijste foto aan de muur.

‘Laurie is voor niets of niemand bang. En Helen was dat ook niet. Je kunt aan hun gezichten zien hoe moedig ze zijn, vind je ook niet?’ Voor het eerst klonk Sarah geanimeerd. ‘Daarom hou ik zo van die foto, ook al...’ Ze greep weer naar haar mond.

‘Ook al?’

‘Niets.’

‘Ook al wat, Sarah?’

Ze zuchtte. ‘Angus Hines heeft die foto genomen.’

‘De man van Ray?’ Dat was vreemd. ‘Ik dacht dat hij redacteur was bij het nieuws?’

‘Nu wel, ja, bij London on Sunday. Maar hiervoor was hij persfotograaf. Hij haatte Helen omdat ze loyaler aan zijn vrouw was dan hij zelf. Hij heeft Ray maar één keer bezocht in de gevangenis, om haar te kwellen – dat was de enige reden. Hij wilde haar martelen.’

Simon voegde in zijn hoofd aan zijn lijstje toe: zoek uit wat Angus Hines maandag deed.

‘Moet je je indenken wat een schok het voor Helen was dat ze hem daar zag staan, buiten de rechtbank, toen ze net haar beroep had gewonnen. Ik was daaraan onderdoor gegaan, maar Helen niet. Zij was vastbesloten om zo’n belangrijk moment niet te laten verpesten. Kijk, je ziet aan haar hoe vastberaden ze is.’ Sarah knikte naar de foto. ‘Ik kan niet geloven dat ze dood is. Niet dat ik hiervoor niet bang was – ik ben altijd al bang geweest – maar zonder Helen is het nog veel erger, en nu belt Laurie ook al niet meer terug...’

‘Je hebt Glen,’ zei Simon.

‘Ik ben zelfs bang voor dat sporenonderzoek, of wat jullie ook met me willen doen.’ Sarah negeerde de opmerking over haar man. ‘Dat is toch idioot? Ik weet dat ik Helen niet heb vermoord, maar toch ben ik bang dat de test positief is.’

‘Dat zal niet gebeuren,’ zei Simon tegen haar.

‘Zelfs voor Helen werd vermoord was ik al bang voor het effect dat Lauries film zou hebben. Ik werd misselijk van de gedachte dat ik weer in de schijnwerpers zou komen te staan, maar ik durfde niet tegen Laurie te zeggen dat ik ermee wilde kappen. En toen Helen werd vermoord...’ Sarah snikte luid en begroef haar gezicht in haar handen. ‘Ik was helemaal stuk, maar ik had nu wel het excuus waar ik op had gewacht en gehoopt. Ik dacht dat ik Laurie nu wel kon overhalen om de film te stoppen, en ik dacht dat hij mijn angst wel zou begrijpen. Zelfs als we nooit zeker zouden weten dat Helen was vermoord door een doorgedraaide gek die zelf voor rechter wilde spelen, al was er maar de geringste kans dat dat inderdaad zo was... Maar Laurie klonk zo kil toen ik hem dat probeerde uit te leggen, zo afstandelijk en koel. Dat was de laatste keer dat ik hem heb gesproken. Volgens mij kan het hem niet schelen wat er verder met me gebeurt.’ Sarah haalde haar neus op. Ze pakte een van de bekers van tafel, nam een slok en hield hem vervolgens tegen haar gezicht als een kroeldekentje. Simon stond op het punt om Laurie Nattrass als gespreksonderwerp los te laten toen ze zei: ‘En nu gaat hij weg bij Binary Star en gaat iemand anders de film maken, een of andere vrouw. Fliss heet ze. Ik begrijp niet waarom. Waarom zou Laurie die uit handen geven?’

Fliss Benson. Simon had een boodschap voor haar ingesproken en wachtte nog op haar telefoontje. Dus zij ging die documentaire over wiegendood nu maken? En ze had een kaart gekregen met dezelfde zestien getallen erop, de zestien getallen van Helen Yardley, als hij Laurie Nattrass op diens woord mocht geloven. Vier rijen van vier. 2, 1, 4, 9...

Simon greep in zijn zak naar het Ziploczakje dat hij had meegebracht. Hij hield het vlak bij haar gezicht, zodat ze het door haar tranen heen zou kunnen zien. ‘Zeggen deze getallen jou iets?’ vroeg hij.

Ze liet haar thee in haar schoot vallen en begon te gillen.