1

In mijn bloed

'Hou op met die herrie!' beval mijn oudere zus Ava op de scherpe, lage, hatelijk luide fluistertoon die alleen zij kon voortbrengen, toen ze haar hoofd om de deur van mijn slaapkamer stak. Haar woorden weergalmden vlak onder mijn borsten en deden mijn ruggengraat trillen alsof ze uit mijn en niet uit haar mond kwamen. Als ze zo tegen me sprak, drong er een kilte mijn hart binnen. Het voelde alsof ik een glas ijskoud water had ingeslikt. Zelfs mijn lippen waren gevoelloos.

Enkele minuten geleden had mevrouw Fennel, onze huishoudster en tevens kindermeisje, ons dertienjarige zusje Maria mijn kamer uitgestuurd met de opdracht haar eigen kamer op te ruimen. Reinheid en ordelijkheid waren in ons huis net zo belangrijk als in een ziekenhuis. Dat er voortdurend orde en netheid van ons ge-eist werd, maakte dat elk huis waarin we woonden eruitzag of het pas was ingericht.

Voor ons stond de tijd stil. We hadden nieuwe spullen, maar er werd ons geleerd dat niets versleten of uit de mode raakte als het goed verzorgd werd. Ik groeide op met het begrip dat voor het gezin Patio dagen, maanden, jaren niet werden weggesloten in een of andere oude kist om daar vergeten te worden. In onze wereld ging niets achteruit of dood. Het leek alsof alles wat papa aanraakte onsterfelijk werd. Herinneringen dwarrelden om ons heen met de schittering van kleurige vlinders die gevangen werden in stralend zonlicht. Iedereen was waardevol en bijzonder. Een van papa's geliefde uitdrukkingen was: 'Het is zó oud dat het nieuw is.' Dat kwam omdat de mensen zoveel dingen die wij bezaten al tijdenlang niet gezien hadden, of het nu opwindbare klokken en olielampen of Victrola's en kroontjespennen waren.

De antiquiteiten werden ook niet verbannen naar een kerkhof op zolder. Niets werd te ruste gelegd onder een deken van stof. Een honderd jaar oude muziekdoos stond naast een mp3 -speler. Papa had nog steeds zijn Gibson en Davis-piano uit 1818.

'De piano is oud, maar de noten zijn nieuw,' zei hij als hij erop speelde. 'Leven,' vertelde papa me, 'betekent domweg jezelf elke dag opnieuw uitvinden. Elke dag is je verjaardag, Lorelei.' Dat zei hij ook tegen Maria en Ava en onze oudste zus, Brianna. Hij zei dat hij het zichzelf altijd voorhield.

We hielden vast aan het verleden, koesterden het, maar we stonden er niet bij stil. Het hier en nu en de toekomst waren altijd belangrijker. Misschien was dat de reden waarom wij, in tegenstelling tot andere families, geen familiealbums hadden. Er was weinig of geen nostalgie. En nergens in ons huis waren vroegere foto's te vinden van papa of mevrouw Fennel, en natuurlijk geen video's van bijzondere gebeurtenissen in de familie. Papa keek nooit terug op een tijdstip in de geschiedenis en zei: 'Toen was het beter' of 'Ik zou liever in die tijd hebben geleefd'. Misschien waren er individuele dingen die beter waren, maar 'Elke generatie, elk tijdperk, heeft ons iets te bieden, iets wat we kunnen koesteren,' zei hij. 'Als je stopt met naar de toekomst te kijken, begin je je eigen graf te graven.'

Hoewel we geregeld nieuwe kleren en schoenen kregen, gooiden we nooit iets weg en gaven het ook nooit weg. En dat was beslist niet omdat we arm waren. Verre van dat. De reden was dat er altijd een jongere Patio-dochter was die iets overnam van wat oorspronkelijk van de jongere dochter vóór haar was geweest.

Zo had mijn jongere zusje Maria veel van mijn oude spullen geërfd, die ik weer gedeeltelijk had geërfd van Ava. De meeste kleding was nauwelijks gedragen. Ik groeide er snel uit, bijna van de ene dag op de andere. Ik zorgde goed voor alles wat ik bezat, maar Maria kon heel slordig zijn, liet een blouse op een stoel slingeren, een rok op de grond, of schoenen in de hal, wat mevrouw Fennel nog het ergst van alles vond.

Meestal bewoog mevrouw Fennel zich door het huis alsof ze radar had. Niemand liep zo zelfverzekerd door de duisternis. Ze scheen daar erg trots op te zijn, trots op alles wat ze efficiënt, doeltreffend en correct kon doen en deed, dus werd ze woedend als ze struikelde over iets wat een van ons achteloos had laten slingeren.

Mevrouw Fennel hoefde haar stem ook niet boven een fluistertoon te verheffen, en een opmerking van haar was voldoende om een kudde olifanten in beweging te brengen. Het leek of de lucht vol was met atmosferische storing en je oren met hartkloppingen die leken op het gedaver van denderende wilde dieren.

Maria waagde het niet te protesteren of zelfs maar verstoord te kijken als mevrouw Fennel haar in mijn kamer kwam zoeken. Ze vermeed mevrouw Fennels ogen zoals we allemaal zouden doen, en haastte zich naar haar kamer, met een herhaald geprevel van 'Sorry. Sorry'. Het leek alsof ze het in haar geheugen wilde prenten.

Mevrouw Fennel haatte dat woord. 'Zeg geen sorry,' zei ze dan. 'Als iets gebroken of vernield is, kan dat niet meer in de oude toestand worden hersteld met "Sorry".'

Ik was beslist niet van plan 'sorry' te zeggen tegen Ava. Ik had mijn iPod in de player, speaker en charger geïnstalleerd, en hij was net begonnen te spelen. Ik had de muziek zo zacht gezet, dat ik meende mijn koptelefoon niet nodig te hebben, en was dus oprecht verbaasd toen ze mijn kamer binnenstormde. Ik schrok van haar, maar zodra ik me weer beheerst had, was ik meer geërgerd dan bang. Ze leek half te slapen, hoewel het bijna twaalf uur in de middag was. Natuurlijk wist ik waarom.

Bijna altijd als Ava zo lang bleef slapen, of een middagdutje ging doen, deed papa dat ook. Ik had dezelfde herinneringen aan mijn oudste zus, Brianna. Je vroeg je af hoe ze iets kon horen door de muren heen als ze in die op een coma lijkende slaap viel, maar wat ik verbluffend vond van mijn twee zussen en mijn vader was de enorme gevoeligheid van hun gehoor. Ik geloofde echt dat mijn vader en mijn zussen, toen ze wat ouder waren, een speld konden horen vallen, zelfs als ze diep in slaap waren. Ze leken een zesde zintuig te hebben, vooral voor gevaar. Zou ik datzelfde vermogen krijgen? Ik had het nog niet.

In films en op de televisie, als iemands hond plotseling begint te grommen of te blaffen, stopt de man of vrouw in kwestie om te luisteren en hoort niets, maar vraagt altijd zacht fluisterend aan de hond: 'Wat is er, ouwe jongen? Wat hoor je daarbuiten?' Meestal blijkt het iets dreigends te zijn.

Ik had dat papa vaak zien doen. Dan hield hij plotseling op met lezen of keek naar iets en luisterde nog scherper. Zijn oren gingen niet rechtovereind staan en hij gromde niet, maar zijn gezicht veranderde en kreeg een sombere, bezorgde uitdrukking. Zijn ogen werden glazig en zijn neusgaten trilden alsof hij een dreigende geur opsnoof. Het was niet zozeer angst. Ik had hem nog nooit bang gezien, voor wat dan ook. Ik denk dat hij plotseling extra op zijn hoede was.

Eén keer, al zei niemand van ons iets, stak hij zijn hand op en zei: Stil.' Het was alsof we te luid dachten.

Mijn hart begon te bonzen. Brianna's gezicht bootste dat van hem na, en iedereen verstarde. Na een of twee ogenblikken knikte papa, opgelucht en tevreden, en keerde terug naar zijn lectuur. Ook Brianna keek opgelucht en tevreden. Ik keek naar Ava om te zien of zij, net als ik, een verklaring verlangde, maar dat deed ze niet, of als ze het deed, was ze te bang om het te vragen. Ava was toen zeven, en ik was vier. Maria was nog niet geboren en nog niet hij ons gebracht om hier te komen wonen.

Als ik vroeg wat er aan de hand was, waarom iedereen zo bezorgd keek, keken Ava en Brianna even naar mij en dan naar papa, die slechts zijn hoofd schudde en verder las.

Zelfs toen ik nog zo jong was, en soms zo vol onbegrip waar het mijn familie betrof, voelde ik me een volledige buitenstaander, eerder een bezoekster dan een dochter. Ten slotte besefte ik dat iets of iemand ons altijd achtervolgde. Ik wist nog niet wat of wie het was, maar zoals alle informatie die ik kreeg, zou die komen als papa vond dat ik er rijp voor was.

Er verborgen zich geheimen in elke schaduw, geheimen die verhuld waren in fluisteringen, in veelbetekenende blikken. Soms vond ik ze lijken op schimmels op de muren. Niet dat we het ooit vierden, maar ik droomde van een Kerstmis met pakjes onder de boom, allemaal met mijn naam erop. Ik hoefde ze alleen maar stuk voor stuk open te maken, en ik zou de antwoorden te weten komen.

'Jeetje, Ava,' zei ik nu zacht protesterend, 'ik hoor de muziek nauwelijks.'

'Denk toch niet altijd aan jezelf,' snauwde ze. Haar ogen kwamen plotseling tot leven, verloren de slaperigheid en begonnen te glinsteren. Het leek of er lucifers achter haar ogen waren ontvlamd. Zelfs haar wangen werden knalrood. Ava zou nooit lelijk kunnen zijn, maar de laatste tijd zag ik steeds vaker veranderingen in haar gezicht, dat verhardde als ze zich opwond.

'Dat doe ik niet.'

'Dat doe je wél. Ik snap niet hoe het komt dat niemand anders ziet hoe egoïstisch je kunt zijn. Je denkt niet eerst aan onze familie. Je denkt eerst aan jezelf.'

Ik schudde mijn hoofd. De tranen sprongen in mijn ogen. In dit huis bestond geen groter zonde dan egoïsme. 'Dat is niet waar!' protesteerde ik luid.

Ze sperde haar ogen weer open. 'Stil, idioot. Als je papa wakker maakt...'

'Oké, oké,' zei ik, en zette de iPod af. Ik had papa nog nooit wakker gemaakt. Dat had niemand van ons, maar de dreiging van zijn en mevrouw Fennels woede als ik dat zou doen, was voldoende om me te laten sidderen.

Papa moest minstens één keer per maand bijna de hele dag slapen. Op die dagen kwam hij meestal niet eens eten. Toen ik nog een stuk jonger was en mevrouw Fennel naar de reden vroeg, antwoordde ze raadselachtig: 'Indigestie.' Verder zei ze niets, en één blik van haar maakte me duidelijk dat ik hierover mijn mond moest houden. Ze had toch al een hekel aan al dat gevraag van me.

Eén keer snauwde ze tegen me: 'Je vragen zoemen om mijn oren als irritante vliegen.' Ze zwaaide met haar hand om haar hoofd alsof ze er daadwerkelijk rondvlogen.

Brianna stoorde zich al net zo aan mijn vragen en negeerde me of zei: 'Val me toch niet altijd lastig. Je zult het weten als je het weet. Probeer eens wat meer op Ava te lijken. Heb geduld.'

Al waakte Brianna nog zo goed over me toen ik nog heel jong was, toch had ik nooit een hechte band met haar. Ik kon beter opschieten met Ava, al was het evenmin gemakkelijk om close te zijn met haar. Bij Brianna kon ik het tenminste op het leeftijdsverschil gooien. Ze was zoveel ouder dan ik.

Op een dag was ze domweg niet meer thuis. Te oordelen naar het gedrag van mevrouw Fennel, papa en Ava moest ik wel aannemen dat er niets verkeerds was aan haar vertrek, al kwam dat wel erg plotseling, tenminste voor mij. Zij leken juist tevreden, blij voor haar. Natuurlijk vroeg ik me af waar ze naartoe was en wanneer ze terug zou komen.

'Ze komt niet terug. Ze is weggegaan om haar bestemming te volgen,' vertelde mevrouw Fennel me.

Toen ik papa vroeg waarom Brianna niet terugkwam, zei hij: Dat heeft mevrouw Fennel je al verteld, Lorelei. Meer hoef je voorlopig niet te weten. Wees gewoon net zo blij voor haar als wij zijn.'

Hoe kon ik nou blij zijn voor haar als ik niet wist waar ze was of wat ze deed? Wat betekende dat: 'haar bestemming volgen'? Zou ik later dezelfde bestemming volgen? Op haar leeftijd? En Ava ook? Waar Brianna was bleef tot de dag van vandaag een mysterie, en net als andere vragen mocht er niet naar geïnformeerd worden, al lag het altijd op het puntje van mijn tong om die vraag te stellen. Nog geen jaar later kwam Maria bij ons wonen, en had ik een klein zusje om mede over te waken, maar er kwam nooit een eind aan mijn nieuwsgierigheid naar Brianna's verblijfplaats. Vaak vroeg ik me in bijzijn van mevrouw Fennel hardop af hoe het met haar ging. Dan keek ze me slechts zwijgend en kwaad aan.

'Je moet het zelf weten als je mevrouw Fennel ermee blijft pesten,' zei Ava eens. 'Ze heeft het geduld van een ratelslang die in de val zit.'

Op dat moment leek Ava zelf wel op een soort kwaadaardige slang, zoals ze me vanuit de deuropening nijdig aankeek, haar hoofd geheven als een cobra die op het punt staat toe te slaan. Ik leunde achterover en sloeg mijn armen over elkaar. Ik was wat je zou kunnen noemen een laatbloeier. Ik kreeg pas vrouwelijke vormen toen ik zestien was. Daarvóór leek ik meer op een twaalfjarig kind. Ik wist dat de jongens in mijn klas me daarom geen blik waardig keurden - dat, en de saaie omakleren die ik moest dragen, meestal wijd, in grauwe kleuren, en met afschuwelijke schoenen. Ik wist zeker dat ik waggelde als ik liep.

Gek genoeg veronderstelden de jongens, en ook de meisjes, dat ik uit een fanatiek religieus gezin kwam, een gezin van puriteinen. Daarom droeg ik zulke kleren, zonder make-up, oorbellen of armbanden. Volgens hen verklaarde dat waarom ik geen lid was van een club, niet meedeed aan spelletjes of nooit ging dansen. Ze dachten natuurlijk dat elke poging om vriendschap met me te sluiten, tijdverspilling was.

Maar de laatste tijd was ik me heel erg bewust geworden van mijn lichaam. Zoals ik sommige kleren van mij aan Maria had moeten geven, moest Ava nu een paar van haar nieuwere outfits aan mij afdragen, en die onthulden hoe ik was opgebloeid. De laatste tijd, vooral in de afgelopen week, was ik me er nog meer van bewust, vooral nu de jongens die blik in hun ogen hadden van: Hallo, wat heb jij verborgen gehouden onder die omakleren? Eén jongen, Tommy Holmes, vroeg me of ik soms gedronken had van de plantenmest van de tuinman.

'Misschien is het plastische chirurgie,' opperde Ruta Lee quasi-schuchter, met ogen vol jaloezie. Als iemand plastische chirurgie kon gebruiken, was zij het wel, met haar lange puntige neus en flaporen.

Ik zei niets, dus ging ze het gerucht in de hele school verspreiden. Ik kon het zien in de gezichten van mijn klasgenoten. De ironie was dat het de belangstelling van sommige jongens alleen maar aanwakkerde. Had ik een borstvergroting gehad, iets laten doen om mijn billen ronder, mijn middel slanker te maken? Bijna van de ene dag op de andere was mijn babyface veranderd in het verbluffend mooie uiterlijk van een covergirl, met de teint van een fotomodel. Ruta begon spijt te krijgen van haar spotternij. Ze keek woedend naar me in de gang en in het klaslokaal, maar niet zo vurig als Ava.

'Wat is er Ava? Wat wil je nog meer van me?' Ik wist zeker dat ze een tijger kon verjagen door hem aan te staren. 'Ik heb hem uitgezet.'

Ze grijnsde en ontspande zich toen en streek haar glanzende zwarte haar naar achteren. Het viel op haar schouders en was nooit dof of vuil. Mijn donkerbruine haar voelde altijd grof aan vergeleken met dat van haar, en het krulde te veel. Misschien dacht ik dat alleen maar omdat papa graag over Ava's haar streek en zelden over dat van mij. Laatst, toen ik tegen mevrouw Fennel klaagde over mijn haar, dreigde ze de strijkplank tevoorschijn te halen en elke lok ervan glad te strijken.

'Als je erover blijft zeuren, zweer ik je dat ik het zal doen als je slaapt,' waarschuwde ze, 'en als ik iets ervan verbrand en je wordt kaal, dan komt het op je eigen hoofd neer. Letterlijk.'

En dat was dat.

Mevrouw Fennel, die schijnbaar al eeuwen bij mijn vader was, sprak altijd in afgemeten en doeltreffende bewoordingen. Als iemand zei: 'Die vrouw is zuinig met haar woorden', dan had hij of zij het beslist over mevrouw Fennel. Vaak zei ze een hele dag niet meer dan een paar woorden, maar ze kon boekdelen spreken met een blik, een gezichtsuitdrukking. Zelfs toen als een kleine dreumes wist ik al wanneer mijn vragen stom waren en niet de moeite waard om te beantwoorden. Ava zei dat mevrouw Fennel chirurg was. Ze kon de verspilling uit elke dag wegsnijden. Ze deed of zei nooit iets wat zonder betekenis of doelloos was. Ze had de beste bwpa - belangrijke woorden per ademtocht - van iedereen.

'Je hoort dankbaar te zijn dat zij je nanny is geweest,' merkte ze een keer op, toen ik klaagde over iets wat mevrouw Fennel tegen me gezegd had. 'Ik ben dankbaar dat ze de mijne is geweest.'

'Dat bén ik ook!' riep ik uit, hoewel ik het in mijn hart niet meende. In plaats daarvan droomde ik ervan dat ik een echte moeder had.

'Verwend,' mompelde Ava zachtjes, maar luid genoeg dat ik het kon horen. 'Ze laat te veel dingen van jou over haar kant gaan. Mij lukt dat lang zo vaak niet.'

Ik deed mijn best om dankbaar te zijn, te waarderen wat mevrouw Fennel allemaal voor me deed, maar gemakkelijk was het nooit. Als baby was het me verboden te veel of te lang te huilen, en het drong algauw tot me door dat huilen toch geen zin had. Mevrouw Fennel was nooit hardhandig. Ze sloeg me nooit, gaf me nooit een pak slaag; dat hoefde ook niet. Haar strenge blikken, met die goudgetinte zwarte ogen die als laserstralen door me heen gingen, waren meer dan voldoende om me een jammerklacht of snik te doen inslikken.

Lang en mager als ze was, met een hardheid in haar armen en lichaam, die me deed denken dat ze van ijzer was, tot ik haar een keer naakt zag, gaf ze mij, Maria, Ava en ik weet zeker ook Brianna, een gevoel van veiligheid. Zolang zij er was, kon niets ons deren. Zelfs bacteriën vreesden haar. Niemand werd ooit ziek.

En toch was ze bij tijd en wijle zo vrouwelijk, zo bezorgd over onze verschijning, ons uiterlijk, dat ik het gevoel had dat ze de macht bezat om ons om te vormen tot schoonheden. Ze had badolie (haar eigen recept) die onze huid glad en zacht hield, shampoos met een van haar magische ingrediënten die, ondanks mijn onvrede met mijn eigen haar, het echt zacht en gezond maakten vergeleken met het haar van de andere meisjes in mijn klas, en natuurlijk kookte en bereidde ze het gezondste eten voor ons, voornamelijk aan de hand van haar eigen recepten met haar eigen kruiden. Tot op de dag van vandaag weet ik niet wat voor babyvoedsel ze me gaf, maar wat het ook was, het was altijd eigengemaakt.

Er was altijd wat onenigheid tussen haar en papa, die, toen we jonger waren, probeerde ons van tijd tot tijd een snoepje te geven of iets wat zij ongezond vond.

'Verwen ze niet, daar is nog tijd genoeg voor,' zei ze dan gedecideerd, en papa droop af. Eens, dacht ik, zou ik weten hoe het kwam dat mevrouw Fennel, die zogenaamd huishoudster en kindermeisje bij ons was, zoveel macht had over papa, die zogenaamd haar werkgever was. Bij wijze van grap of misschien omdat ze meer wist dan ik, zei Ava eens: 'Ze is papa's moeder. Hij heeft zijn knappe uiterlijk van haar.'

Ondanks haar harde, gebeeldhouwde trekken zag mevrouw Fennel er inderdaad uit of ze vroeger mooi geweest kon zijn. Haar haar was nog lang en zacht. Ze had niet van die bruine vlekken die oudere mensen krijgen, en haar rimpels waren niet diep en niet lang. Soms leken ze te zijn verdwenen. Het leek alsof ze op bepaalde dagen kon terugkeren naar de tijd toen ze nog in de twintig of een tiener was. Het maakte me benieuwd naar haar verleden. In ieder geval tot nu toe, wilde ze per se niet dat ik of Maria haar veel persoonlijke vragen stelde, en ze was er niet de vrouw naar om zelf met dat soort informatie te komen. Misschien was ze echt papa's moeder en had hij zijn knappe uiterlijk van haar. Bij ons huis leek schoonheid een vrucht die je kon plukken als het de tijd voor was.

Ava was erg aantrekkelijk en erg sexy. Haar bewonderaars, jong of oud, keken naar haar met ogen op steeltjes. Ik kon ze praktisch horen hijgen als we langsliepen, Ava schijnbaar zwevend, met opgeheven hoofd en naar voren gerichte blik. Ze leek zich van niets bewust, zo onverschillig als een godin zou kunnen zijn, al was ze dat allesbehalve. Ze gaf me altijd de indruk dat ze niets minder verwachtte dan bewondering, zelfs aanbidding. Wandelen met haar was bijna een seksuele ervaring, door de manier waarop ze met zichzelf pronkte. In hun verbeeldingswereld waren de mannen die haar zagen al in de ban van een vurige vrijpartij.

Zou ik ooit Ava's zelfverzekerdheid hebben? Haar arrogantie? Ik wist dat het van me verwacht werd. Anders zou ik niet de dochter van mijn vader zijn.

Ava bleef staan in haar zachte, zijden nachthemd, haar weelderige boezem ferm vooruitgestoken, haar elegant gebogen hals soepel overvloeiend in haar schouders. Zelfs als ze pas ontwaakt was, had ze een stralende teint. Zolang ik me kon herinneren, had ze nooit een smetje op haar huid gehad, en beslist geen puistjes. En ook al gebruikte ze lippenstift, het was echt niet nodig. Haar lippen waren van nature rood. Ze ging nooit naar een dokter of een tandarts; wij geen van allen trouwens. Toen ik mevrouw Fennel vroeg waarom niemand van ons medische zorg nodig had, antwoordde ze slechts: 'Goede genen.'

Goede genen? Hoe kon dat? Als ik het goed begrepen had, deelde ik die genen niet, en Maria ook niet, maar wij gingen evenmin naar een dokter of tandarts. Ava zei dat het kwam door het eten en drinken dat mevrouw Fennel voor ons klaarmaakte. Ze zei dat mevrouw Fennel beter was dan welke dokter of tandarts ook. Dat was erg prettig natuurlijk. Wie wilde nou naar een dokter of tandarts? Maar ik vond het geen afdoende verklaring. Waarom had mevrouw Fennel gezegd dat het genen waren? Wat wist zij over onze genen?

Net als die van Maria, was mijn afkomst een mysterie. Het enige wat ik echt wist was dat ik uit een weeshuis gehaald was, net als zij. Altijd als ik probeerde iets specifieks over mijzelf te weten te komen, werd me gezegd dat ik me daar niet mee moest bezighouden.

'Sta niet stil bij wat je onderscheidt van deze familie. Als je dat doet, word je verstoten,' waarschuwde mevrouw Fennel.

Dat wilde ik in geen geval, maar mijn nieuwsgierigheid leek me niet meer dan natuurlijk, en mijn klasgenoten stelden vaak persoonlijke vragen. Ik negeerde die, of zei alleen maar dat ik het niet wist, wat meestal nog waar was ook, al gaf het me een ongemakkelijk gevoel om dat te moeten zeggen.

'Hoe kun je zoiets niet weten?' vroegen ze dan verbaasd.

Meg Logan zei grijnzend: 'Je bent gewoon een groot mysterie, verpakt in een geheim. Ik wens je veel plezier, maar blijf bij ons uit de buurt. Je lijkt wel iemand met alzheimer.'

Dat was pijnlijk om te horen en maakte dat ik me stom voelde. Waarom kon mevrouw Fennel of papa me niet helpen met een paar antwoorden, zodat ik niet zo'n freak leek op school? De hemel weet dat ik me niet anders wilde voelen dan mijn vader en mijn zussen of hoe dan ook van hen vervreemd. Het liefst zou ik net als Ava willen zijn. Ik probeerde altijd haar loop te imiteren, de houding van haar hoofd, zelfs haar glimlach.

Was het verkeerd van me om zoveel ontzag te hebben voor mijn zus? Was dat natuurlijk?

Op dit moment maakte een snelle flikkering in haar ogen me duidelijk dat ze zag hoe ik haar lichaam bestudeerde zoals een student van de kunstacademie een beeldhouwwerk in een museum zou analyseren.

'Wat ik nog meer van je wil? Ik wil dat je ophoudt met je te gedragen als een smoorverliefde tiener.'

'Zo gedraag ik me niet.'

'O, nee?' Ze staarde me even aan, schudde toen haar hoofd en glimlachte. 'Oké, wat heb je vandaag voor probleem, zusje? De jongen op wie je valt, ziet je niet staan?'

'Ik heb geen probleem, en ik val niet óp een jongen van school.' Te laat besefte ik hoe defensief ik klonk.

Ze lachte sceptisch, ging op de rand van mijn hemelbed van donker notenhout zitten en liet zich toen achterovervallen op mijn enorme hoofdkussen. We hadden zelden wat ik een intiem zussen-onder-elkaargesprek zou willen noemen, afgaande op de gesprekken die ik hoorde op de televisie of tussen de meisjes in mijn klas als ze het over hun oudere zussen hadden. Ava had te gauw de moederrol overgenomen van Brianna, maar misschien zou ze veranderen nu ik ouder was, dacht ik. Haar leven was anders. Waarom zou mijn leven dat niet ook zijn? Op papa's voorstel volgde Ava de colleges op de ucla in Westwood, Californië, maar ze leek er weinig belangstelling voor te hebben. Ze deed het omdat papa het zei. Zo waren we allemaal opgevoed. Als papa sprak, hield alles stil. Zelfs de aarde stopte even met draaien.

We woonden nu al drie jaar in Brentwood, in een zijstraat van Sunset Boulevard. Heel landelijk te midden van bos en velden. Het dichtstbijzijnde huis was ver genoeg weg om ons het gevoel te geven dat we geen buren hadden. Papa wilde graag om de paar jaar verhuizen. Ik was in drie verschillende staten naar school gegaan: de staat New York; Nashville, Tennessee; en nu Californië. We gingen altijd naar particuliere scholen, die papa zorgvuldig uitkoos, hoe duur ze ook waren.

Papa was rijk genoeg dankzij een erfenis, maar ook door zijn jarenlange wat mevrouw Fennel briljante investeringen noemde. Papa lof toezwaaien was in ieder geval één ding wat mevrouw Fennel vaak en uitbundig deed. Het leek feitelijk het enige onderwerp dat haar genoeg interesseerde om erover te praten: papa's geweldige kwaliteiten. Ze klonk echt als een trotse moeder. Volgens haar was niemand zo sterk, zo intelligent, zo succesvol als mijn vader. Er ging bijna geen dag voorbij dat ze ons niet vertelde hoe we boften dat we hem als vader hadden en hoe belangrijk het was om het hem naar de zin te maken.

Ze hoefde niet veel te doen om ons te overtuigen. Papa was werkelijk de meest charmante, bereisde en ontwikkelde man die ik ooit gezien of gehoord had. Hij was elegant en knap op een heel aristocratische manier. Mensen die hem voor het eerst ontmoetten dachten dat hij uit een Europese koninklijke familie stamde. Hij had iets over zich van de Oude Wereld, in zijn houding, zijn optreden, zijn manier van spreken en eten. Ik dacht vaak dat hij een prins kon zijn. Ik geloofde dat hij op een dag heel goed een troon zou kunnen erven of teruggeroepen zou worden om een kasteel te bewonen in een of ander exotisch land. In mijn dagdromen zag ik me behandeld worden als een kleine prinses dankzij papa. De saffieren ring die hij aan zijn rechterpink droeg was in goud gezet en zag eruit als een ring die een koning zou kunnen dragen om door zijn onderdanen te worden gekust, zoals de katholieken de ring van een bisschop kussen. Ava droeg een kleinere, vrouwelijke versie aan haar pink. En ik herinnerde me dat Brianna er ook een had.

Papa had overal vrienden, en allemaal leken ze hoogopgeleid en rijk. Enkelen van hen noemde ik oom of tante als ze op bezoek kwamen, en ze brachten altijd voor ons allemaal cadeautjes mee. Sommigen zagen er net zo jong uit als papa, maar anderen leken meer op mevrouw Fennel. Wat ik opmerkte, en waar ik erg trots op was, was hun eerbied voor papa, hoe oud ze er ook uitzagen. Ze gedroegen zich jegens hem alsof hij inderdaad van koninklijken bloede was en zij zijn trouwe onderdanen waren. Nu en dan waren een of meer van die ooms en tantes van streek als ze bij ons kwamen, en dan werden ze snel naar een kamer gebracht, bij ons vandaan. Alleen mevrouw Fennel mocht erbij. Maar hoe ontdaan ze ook waren als ze aankwamen, ze vertrokken weer glimlachend en zelfverzekerd.

Het verwonderde me niets. Op welk uur van de dag ook, en wat hij op dat moment ook deed, papa liet zich door niets in de war brengen. Het leek wel of niets ter wereld hem kon verrassen. Hij had een kalme, gelijkmatige manier van doen die indruk maakte op iedereen die hij tegenkwam en die hen vrijwel onmiddellijk op hun gemak stelde. Niemand, behalve misschien mevrouw Fennel, wist precies hoe oud hij was, zelfs Ava of Brianna niet. Hij scheen echt de wijsheid te bezitten van iemand die eeuwenoud was, ook al was het moeilijk te geloven dat hij ouder was dan vijfenveertig of vijftig.

Wanneer was hij geboren? Waar was hij geboren? Wie waren zijn ouders? Het waren vragen waarop ik vermoedde dat mevrouw Fennel nooit antwoord zou geven. Ik vroeg papa natuurlijk hoe oud hij was, maar hij glimlachte slechts en zei: 'Raad maar', of 'Zeg jij het maar, dan zal dat mijn leeftijd zijn.'

Toen ik hem vroeg waar hij geboren was, zei hij dat hij te jong was geweest om het zich te herinneren. Hij maakte altijd grapjes, maar gaf nooit iets prijs.

Ava leek zich niet er om te bekommeren, en toen ik het haar vroeg, keek ze me aan alsof het iets was wat nog nooit bij haar was opgekomen. Hoe kon dat? vroeg ik me af. Waarom was ze zo anders dan ik? Soms kreeg haar gezicht de uitdrukking van papa, die afwezige blik die me het gevoel gaf dat hij zich niet van mijn bestaan bewust was.

Voor zover ik wist, was Ava de enige van ons die papa's natuurlijke kind was. Ze beweerde dat ze het pas kortgeleden te weten was gekomen, en in tegenstelling tot hoe ik me zou voelen als ik zoiets geweldigs hoorde, leek ze kwaad toen ze hoorde dat papa op iemand verliefd was geworden en met haar getrouwd was. Het leek wel of liefde een ziekte was, papa ermee was geïnfecteerd, en zij het resultaat daarvan was. Ze vertelde het alsof het een litteken was.

'Wat is er mis met verliefd worden?' vroeg ik haar toen ze erover jammerde.

'Liefde is vergif voor ons,' antwoordde ze, en wilde er verder niets over zeggen, hoe vaak ik het haar ook vroeg.

Als ik daardoor papa's natuurlijke dochter zou zijn geweest, dacht ik, zou ik het geen vergif noemen.

Soms leek Ava zoveel op papa dat het leek of ze gekloond was. Zelden of nooit sprak papa over Ava's moeder, en Ava vond het vreselijk om over haar te praten. Ze werd woedend als ik ook maar de geringste toespeling op haar maakte. Het enige wat ik wist was ik te weten gekomen van mevrouw Fennel en de enkele opmerkingen die papa zich wel eens liet ontvallen. Ze heette Sophia. Er was me verteld dat ze bij de geboorte gestorven was.

'Zijn er geen foto's van je moeder?' vroeg ik haar eens.

'Als die er zijn, dan wil ik ze niet zien,' antwoordde ze.

'Ben je zelfs niet een klein beetje nieuwsgierig naar haar?' 

'Nee!' schreeuwde ze bijna. 'Praat niet over haar. Voor zover ik weet of wil weten, ben ik uit het ei gekomen. Snap je? Niet geboren. Je kunt me zien als een halve wees.'

Hoe kon ze zelfs maar een halve wees zijn? Ze wist in ieder geval wie haar moeder was en wie haar vader was, al was papa in mijn gedachten en mijn hart zo reëel als een vader maar kon zijn. Waarom praatte ze zo verbitterd over haar moeder, behandelde ze haar als iemand die papa bedrogen had of in de val had gelokt? Hoe had hij haar trouwens leren kennen? Wat onderscheidde haar van de andere vrouwen die hij had gekend? Waarom wilde niemand erover praten? Waarom waren we zo omgeven door mysteries? Soms was ik bang dat ik erin zou verdrinken. Ik hield al nauwelijks mijn hoofd boven water met de kleine hapjes informatie die mevrouw Fennel me van tijd tot tijd toegooide. Ik voelde me als een gekooid dier dat aan de rand van verhongering leefde.

Op Ava's gezicht verscheen nu een van mevrouw Fennels ongeduldige en geërgerde uitdrukkingen.

'Hou daarmee op, Lorelei. Kijk niet met die onschuldige blik naar me. Je ligt hier heus niet in je kamer alleen maar naar muziek te luisteren,' ging ze verder. Ze ging op mijn bed liggen en staarde omhoog naar het plafond. Je ligt hier te fantaseren over seks met een van de jongens van je school, over zijn verrukkelijke zoenen, over zijn tong die met jouw tong speelt, zijn lippen in je hals, terwijl hij je langzaam uitkleedt,' zei ze met zoveel erotisch gevoel dat er een tinteling door me heenging.

Ze draaide zich op haar zij om me aan te kijken. Haar borsten bolden op en haar ogen schitterden ondeugend. Hoe kon enige man haar weerstaan, zich niet overgeven aan die uitnodigende lippen? Zou ik ooit zoveel macht hebben als zij? De mogelijkheid wond me op en beangstigde me tegelijkertijd. 'Ik...'

'Alsjeblieft. Probeer maar niet het te ontkennen. Ik kan je dromen bijna door de muur heen horen, en ik weet heel goed waarom je soms zo'n rood hoofd hebt. Het overmant je, hè? Je hebt het gevoel dat je zou kunnen verdrinken in je eigen seks, dat je hart uit elkaar zou kunnen springen omdat het zo hard en zo snel klopt, en dat alles gewoon door gedachten, door beelden die je ziet in je fantasie. Je hebt geen idee hoe het in werkelijkheid is.'

Ik knikte. Het was zinloos tegen haar te liegen. Zo was het precies. Tevreden met mijn bekentenis, glimlachte ze en ging weer naar het plafond liggen staren.

'Vergeet niet dat ik ook zo jong ben geweest en hetzelfde heb meegemaakt als wat jij nu ondergaat. Ik geef toe dat ik toen jonger was dan jij, maar het was precies hetzelfde, dus hou op met het te ontkennen.'

'Ik zei niet dat ik geen fantasieën heb over een van de jongens. Ik zei dat ik op geen van die jongens smoorverliefd ben. Er is niet één bij voor wie ik mijn ziel en zaligheid zou geven, Ava. Ik zweer het je.'

'Smoorverliefd. Zeggen tieners dat nog steeds? Het kan me niet schelen hoe je het noemt. Je hebt dat verlangen. Soms doet je lichaam daardoor letterlijk pijn.'

Ze grijnsde als een kat en richtte haar aandacht toen weer op het plafond. De manier waarop ze ernaar lag te staren maakte dat ik me afvroeg of ze daar iets zag. Ik keek er ook even naar. Papa sliep vlak boven ons. Was dat wat ze dacht? Zei ze dat alles omdat ze wist dat hij haar kon horen? Papa kon ons in zijn slaap horen, zelfs al praatten we net zo zachtjes als nu. Hij had me eens verteld dat hij niet sliep. Hij dreef rond in de duisternis, zweefde als een astronaut in de ruimte.

'Ik zal je wat zeggen, zusjelief. Wees niet zo gretig om het weg te geven.'

'Dat ben ik niet.'

'Het heeft geen zin om te ontkennen dat je het graag zou willen, Lorelei. Papa voelt het ook. Hij is bang dat je er als een konijn op af kan gaan en ons daardoor allemaal in gevaar brengt.'

Ik onderdrukte een kreet. Wat kon ik in vredesnaam hebben gedaan om die indruk bij hem te wekken? 'Heeft hij dat echt gezegd?'

'Natuurlijk. Hij vertelt me alles wat hij over je denkt en bespreekt elke verandering die hij in je ziet, hoe onbelangrijk die ook lijkt.'

Omdat zij ouder was dan ik verwachtte ik wel dat papa haar eerder dan mij dingen zou toevertrouwen, maar niet zoiets intiems. Ik had altijd gedacht dat papa en ik een heel speciale, eerlijke band met elkaar hadden.

'Je moet me altijd precies vertellen wat je gevoelens zijn, Lorelei,' had papa eens tegen me gezegd. 'En ik zal hetzelfde doen tegen jou.'

Ik was diep teleurgesteld, maar klaagde niet, liet geen klacht horen. Zelfs de geringste suggestie van ontevredenheid over papa of de geringste kritiek op hem, kon de razernij wekken van mevrouw Fennel of een van mijn oudere zussen. In hun ogen was dat een godslastering. Zoals gelovigen verbannen konden worden door een religie, kon een van ons verbannen worden door deze familie. Niemand zei dat ronduit, zelfs mevrouw Fennel niet, maar ik voelde het. Ik was uit het niets vandaan geplukt en kon er weer in worden gedumpt, gedumpt in een wereld zonder familie, zonder vader, laat staan een moeder.

Soms, misschien door boeken die ik las of films die ik zag, probeerde ik me voor te stellen hoe hard en eenzaam het moest zijn voor die vondelingen die nooit een gezin vonden dat hen opnam in hun leven. Hoe kil en koud moest het niet zijn om een instituut te hebben bij wijze van een thuis, en betaalde bureaucraten als plaatsvervangende familieleden. Ik twijfelde er niet aan of ze zouden maar al te graag met me ruilen, wat de verplichtingen en regels hier ook waren. Hier had je in ieder geval een echt thuis, was er een vader om je echte liefde en genegenheid te tonen. Ik wist dat waar wij papa nodig hadden, wij hem allemaal nodig hadden, hij ons ook nodig had, en dat was iets te kostbaars om afstand van te doen.

Na een korte stilte vroeg ik Ava: 'Hoe oud was jij toen je het voor het eerst met een jongen deed? Je zei dat jij al die gevoelens had toen je jonger was dan ik.'

Ze keek me aan met een quasipreuts glimlachje. 'Wie zegt dat ik zelfs maar een eerste keer heb meegemaakt?'

'Heb je dat niet?'

Ze lachte. 'Kijk eens naar jezelf, moet je dat verbaasde gezicht zien. Ben je niet interessanter, opwindender, als je mannen in het onzekere laat?'

'Ik weet het niet. Ik weet echt niet veel over mannen en wat ze denken en hoe ze denken,' bekende ik.

Haar lach verdween snel. 'Nou, ik zeg je dat je mysterieuzer bent en dat dat belangrijk is. De meiden die je kunt doorzien zijn altijd de minst interessante. Het is van essentieel belang dat je je in een waas van geheimzinnigheid hult, Lorelei, vooral omdat je een van ons bent. Je zou denken dat je dat nu zelf wel hoort te weten, maar ik vergeet steeds weer hoe onvolwassen je soms bent.'

'Ik ben niet onvolwassen,' zei ik pruilend, maar ging toen snel verder. 'Als ik dat ben, dan komt dat omdat ik niks mag doen, niks mag meemaken, als het om de andere sekse gaat. Ik heb nog nooit een date gehad, ben zelfs nog nooit naar een party geweest. Sommige kinderen in mijn klas denken dat ik iets verschrikkelijks moet hebben gedaan om zo kort te worden gehouden, of dat we religieuze fanatici zijn.'

Ze lachte, en zei toen: 'Wat kan het ons schelen wat ze denken?'

'Mij wel, Ava. Vertel me niet dat jij het er ook niet moeilijk mee hebt gehad.'

Ze keek me even met een ongewone zachtheid aan. Ik wist dat het betekende dat ze me iets belangrijks ging vertellen. 'Tja, papa is het wat dat betreft met je eens. Hij denkt dat je er vrijwel klaar voor bent om met me uit te gaan, maar hij maakt zich zorgen. Hij gelooft niet dat je zo instinctief erop voorbereid bent als Brianna en ik dat waren. Hij wil dat ik begin met je dingen te leren die je moet weten, je voor te bereiden en je te laten zien hoe je aantrekkelijker, geraffineerder en vooral voorzichtiger kunt zijn.'

'Heus?'

'We zullen een paar keer proefdraaien, zodat ik je in actie kan zien en jij mij kunt observeren en iets leren. Beschouw het maar als een soort workshop,' voegde ze eraan toe. Toen zuchtte ze zo diep, dat ik dacht dat haar borst uit elkaar zou springen. 'Je seksuele opleiding is mijn nieuwste taak, maar ik heb altijd geweten dat het zover zou komen.'

'Je lijkt je er een beetje aan te ergeren. Heeft Brianna niet hetzelfde voor jou gedaan? Ergerde zij zich omdat ze het moest doen?'

'Dat was iets anders.'

'Waarom?'

'Dat heb ik je net verteld. Ik was instinctief beter voorbereid.'

'Nou, misschien ben ik dat ook wel. Het is niet eerlijk om te denken dat ik dat niet ben zonder me de kans te geven te bewijzen of ik het wel of niet ben,' protesteerde ik.

'Papa zei van niet. Trek je papa's oordeel in twijfel?'

'Nee. Natuurlijk niet, maar -'

Ze ging snel rechtop zitten, streek haar haar naar achteren en stapte van het bed af. 'Ik moet nog wat slapen,' zei ze.

'Waar was je gisteravond?'

Waarom?'

'Ik vroeg me alleen maar af waar je naartoe gaat... ik bedoel, wat voor soort man -'

'Dat zul je weten als je het weet.'

'Je was deze keer pas heel laat thuis,' flapte ik eruit voor ze de kamer kon verlaten.

'Wat? Ben je opgebleven, heb je me bespioneerd om te zien of ik succes had gehad? Vond je dat ik er te lang over deed? Oordeel jij nu over mij?'

'Nee, ik...'

'Bleef alleen maar op.' Ze ontspande zich en dacht even na. 'Misschien heeft papa gelijk. Misschien ben je er inderdaad klaar voor. Ik deed hetzelfde, bespioneerde Brianna, en dacht dezelfde dingen toen ik zover was. Daarom is het zo belangrijk dat je niet betrokken raakt bij een of andere tienerromance. Je weet wat er met je zou gebeuren als je ooit zwanger zou worden, Lorelei. Je weet hoe nutteloos je zou zijn voor papa, en ook voor jezelf,' zei ze op scherpe toon. Haar gezicht werd rood van opkomende woede.

'Voor de laatste keer, Ava. Ik heb geen tienerromance, en ik probeer ook niet er een te krijgen!'

'Praat niet zo hard!'

'Nou, het is zo, Ava.'

'Eh-eh.' Ze knikte, met een achterdochtige blik in haar ogen. Ze kon zo irritant zijn! Ze maakte een hoofdbeweging naar mijn iPod. 'Gebruik je koptelefoon.'

Ze ging weg en deed mijn deur zacht achter zich dicht.

Ik zette de koptelefoon op, maar speelde geen muziek. In plaats daarvan luisterde ik naar mijn herinneringen van de vorige avond.

Ik had tegen haar gelogen. Ik bespioneerde haar wél, want ze leek er inderdaad langer over te doen. Ik had gewacht voor het raam in mijn slaapkamer, dat uitzicht bood op onze oprit, en had haar zien aan komen rijden met de jongeman naast haar. De maan belichtte de voorkant van het huis net voldoende om hem te kunnen onderscheiden. Hij leek lang, met brede schouders, als een UC LA -footballspeler, maar ik wist dat hij dat niet kon zijn. Papa zou niet toestaan dat ze iemand van haar universiteit hier mee naartoe nam, niet zo lang we zo dichtbij woonden.

Alle lichten in huis waren uit. Ik wist zeker dat mevrouw Fennel naar haar keek door de kier van de gordijnen. Ik liep naar mijn gesloten deur en legde mijn oor ertegen. Ik hoorde het gelach van de man en toen van haar. Hij klonk zo vrolijk, was waarschijnlijk dolblij dat hij succes had bij een meisje dat zo mooi was als Ava. Het leek me alsof ze in de hal waren blijven staan en elkaar zoenden. Ze wilde hem opwinden. Ze wilde dat zijn hart bonsde en het bloed wild door zijn aderen stroomde.

Toen hoorde ik hen naar boven gaan. Er werd weer gelachen, al klonk het nu gedempt. Ava klonk eigenlijk een beetje onnozel. Ik opende mijn deur op een kier en luisterde. Ik wilde graag weten wat ze hem op dit moment zou vertellen. In plaats daarvan viel er een diepe stilte. Plotseling kon ik de verbazing horen in zijn stem, en toen viel de deur van papa's kamer dicht.

De jongeman had maar één seconde tijd om een gil te geven.