17

Leugens

'Jij bewaart ons geheimpje,' zei Ava, terwijl ze opstond, 'en ik zal je vandaag helpen met papa en mevrouw Fennel. Ik zal ze vertellen dat ik degene was die je op school belde om te zeggen dat ik laat thuis zou zijn met eten. Ik weet dat Buddy degene was die je belde, Lorelei. Probeer maar niet het te ontkennen. Op deze manier neem ik een deel van de schuld op me.'

Vroeger zou ik geantwoord hebben dat ik nooit loog tegen papa, maar dat leek me nu nogal stom. Ik zei en deed niets wat haar in de waan kon brengen dat ik ermee instemde, en liep weg. Ze ging weg om Maria van school te halen. Papa en mevrouw Fennel kwamen nog geen halfuur later thuis, vroeger dan Ava en ik hadden verwacht. Zodra papa me zag, wist hij dat er iets mis was. Ik hoorde nog op school te zijn en niet thuis. Hij keek even naar mevrouw Fennel en vroeg me toen wat er aan de hand was.

'De school heeft me twee dagen geschorst,' bekende ik onmiddellijk. Was er een manier om de waarheid te omzeilen? Ik deed mijn uiterste best een manier te vinden, maar kreeg geen enkel ander idee.

'Geschorst? Jij? Waarom?'

'Het gebruik van mobiele telefoons in het schoolgebouw is streng verboden. Ik gebruikte mijn mobiel in de gang tussen twee lessen. Eerlijk gezegd kwam ik daardoor een beetje te laat in de klas. Het spijt me, papa. Ik dacht er gewoon niet bij na. Ik had hem uit moeten zetten, maar toen hij overging, nam ik op.' 

'Wie belde je?' vroeg mevrouw Fennel onmiddellijk.

De mogelijkheden gingen als pingpongballen door mijn hoofd. Moest ik bij Ava in het krijt komen staan en haar hulp aanvaarden? Moest ik proberen hen te overtuigen van hetzelfde verhaal dat ik Ava had verteld en zeggen dat het een verkeerd nummer was? Ik kon zelfs zeggen dat degene die belde al beseft had dat het een verkeerd nummer was en er niemand aan de lijn was toen ik antwoordde. De enige keuzes die ik had waren leugens. Ik kon nu niet meer met de waarheid aankomen.

'Ava,' zei ik.

Mevrouw Fennel trok een lelijk gezicht. 'Ava? Waarom zou zij je bellen? Wat wilde ze?'

'Ze wilde zeggen dat ze laat thuis zou zijn met eten,' zei ik toonloos.

Papa kneep zijn ogen samen. Ik probeerde zijn blik te vermijden en keek alleen naar mevrouw Fennel.

'Waarom zou ze laat komen?'

'Dat heeft ze niet gezegd. Ik had geen tijd om het haar te vragen. En toen ik betrapt was en naar de directeur werd gestuurd, was ik te ontdaan om er verder over na te denken. Ik wist hoe erg je het zou vinden van mijn schorsing, papa. Het spijt me. Het ging vanzelf.'

'Dit is niets voor jou, Lorelei, om zo'n belangrijke regel te vergeten. Je moet wel iets ernstigs aan je hoofd hebben gehad.'

'Ja. Ik wilde er met mevrouw Fennel over praten, maar jullie waren allebei niet thuis.'

'Waarover?' vroeg ze. 'Waardoor werd je zo afgeleid?'

'Er zijn me de laatste tijd dingen overkomen, dingen die ik al eerder heb beschreven,' zei ik tegen mevrouw Fennel. 'Alleen zijn ze nu heftiger en komen ze vaker voor.'

'Wat voor dingen?' vroeg papa ongeduldig.

'Zonder aanwijsbare reden worden de spieren in mijn lichaam harder.'

Mevrouw Fennel keek naar papa. 'Ik heb haar iets gegeven om het wat gemakkelijker te maken,' zei ze.

Hij knikte. Wat er ook met me gebeurde, ze schenen het te hebben verwacht. Mijn verklaring voorkwam een scherpe ondervraging.

'Ik denk dat ik daar erg over liep te piekeren en aan niets anders dacht,' ging ik verder. 'Ava dacht dat het nog lunchpauze was en ik het telefoontje buiten het gebouw kon aannemen. Het was een ongelukkig toeval.'

'Waar is Ava nu?' vroeg papa.

'Ze haalt Maria van school. Ik mag niet op het terrein van de school komen tijdens de schorsing. Het spijt me, maar je zult morgen met me mee moeten naar school om met de directeur te spreken. Niemand die geschorst is kan terugkomen zonder dat een van de ouders met hem spreekt. Er staat een berichtje op het antwoordapparaat.'

'Dit is wel het slechtste moment voor zoiets als dit,' mompelde mevrouw Fennel.

'Ga naar je kamer,' beval papa. 'Ik zal het er met Ava over hebben voordat ik bij jou kom.'

'En vertel ons niet nog eens hoe erg het je spijt,' waarschuwde mevrouw Fennel. 'Je weet hoe ik denk over dat stomme woord.'

Ik knikte, boog mijn hoofd en liep naar mijn kamer. Uit de verhalen die ik afluisterde op school wist ik dat kinderen van mijn leeftijd vaak liegen tegen hun ouders. Sommigen schepten zelfs op met hoeveel succes ze dat deden, zonder zelfs maar te beseffen hoe lichtgelovig en stom hun ouders daardoor leken. Door de manier waarop ze erover spraken, leek het wel of ze vonden dat juist de kinderen die hun ouders wél de waarheid vertelden over hun ondeugende streken, de stommelingen waren. Mijn leven lang wenste ik dat ik wat meer leek op de jongens en meisjes uit mijn klas, maar ik had nooit papa en mevrouw Fennel willen bedriegen.

Maar een goede leugenaar worden was een deel geworden van de taakomschrijving. Slimme leugenaars vermengden hun verzinsels met halve waarheden en vertroebelden daardoor de kwestie, waardoor het hun ouders moeilijk werd uit te maken wat waar en wat niet waar was. Anderen verzwegen de onaangename dingen of dingen die hun ouders kwaad zouden maken. Het vaste excuus als ze betrapt werden was een simpel 'Ik was het vergeten'. Voor zover ik het kon bekijken, waren sommige kinderen er heel goed in. Ze konden met een uitgestreken gezicht liegen, tegen hun docenten, hun ouders, zelfs hun vrienden, zonder zich berouwvol of schuldig te voelen als ze op een leugen betrapt werden. Ik vond dat een relatie die werd gebouwd op een fundering van luchtbellen.

Maar te veel beroemde, machtige en invloedrijke mensen waren op leugens betrapt, en als ze ontmaskerd werden, verontschuldigden ze zich en klonken en keken ze berouwvol. Ze spraken over de last die nu op hun schouders rustte om het vertrouwen terug te winnen van degenen die ze liefhadden. Ze hadden er zoveel succes mee dat liegen algauw een vrij onbelangrijke overtreding werd en nauwelijks een zonde. Zelfs mensen die meineed pleegden in de rechtszaal konden een goede advocaat krijgen en ermee wegkomen. Was het dan zo verbazingwekkend dat jonge mensen vertrouwden op onwaarheden?

Maar toch, en met alle redenen die ik had om me niet bezwaard te voelen, vond ik het verschrikkelijk om tegen papa te liegen. Ik zag het verdriet in zijn ogen, zijn teleurstelling. Het was genoeg om mijn hart te doen aanvoelen als een speldenkussen.

Onwillekeurig vroeg ik me af wat zowel mevrouw Fennel als papa had verwacht toen ik vertelde hoe mijn lichaam plotseling verhardde. Ze leken er niet mee te zitten. Gebeurde dit met me door iets wat ze me te eten gaven? Was het gewoon een van de normale veranderingen in een jonge vrouw? Niets wees daarop in de fysiologielessen, maar ik had altijd het gevoel dat onze docente, die ook parttime verpleegster was, zich niet erg op haar gemak voelde bij de seksuele voorlichting. Waarschijnlijk was het niet zo'n goed idee jongens en meisjes in diezelfde klas te hebben.

Ik ging naar mijn kamer, ging op bed zitten en wachtte. Ik wist dat het niet lang zou duren voor Ava en Maria thuis zouden komen. Ik bedacht plotseling dat Ava me misschien een loer had gedraaid. Het bloed steeg naar mijn wangen. Als ze eens deed alsof ze van niets wist als papa het haar vroeg? Dan zou ik betrapt worden en een hoop leugens moeten opbiechten. Misschien hadden zij en Maria al een hele tijd een complot tegen me gesmeed. Nu ik erover nadacht, vroeg ik me af waarom Ava de woede van papa en mevrouw Fennel zou riskeren voor mij. Zou ze het vreselijk vinden dat ik een vaste vriend had, iemand om wie ik echt gaf en die zoveel om mij gaf? Was haar afgunst dat ik erin geslaagd was iets van een normale relatie op te bouwen zo groot, dat ze een risico wilde lopen, alleen om. die relatie te verstoren?

Waar sluimerde de waarheid onder al die leugens, en als ik die vond, zou ik die dan tot leven kunnen wekken? Wilde ik dat wel? Ik wist op het ogenblik niet wie ik trouw moest zijn. Buddy? Mijzelf? Papa? Het huis voelde aan of het vol kleverige spinnenwebben zat. Spinnen en gifslangen kronkelden over alles heen. Nog nooit had ik me gevoeld zoals nu, of ik in een slangenkuil leefde.

Zodra ik hun auto hoorde, stond ik op en keek uit het raam. Ze stapten uit Ava's auto, lachend zoals ze gisteren hadden gelachen toen ze thuiskwamen uit school. Ze leken hechter dan ooit tevoren, echte zussen die elkaar omhelsden, zachtjes met hun schouders tegen elkaar aanstootten. Ik voelde me volkomen vervreemd van hen.

Paniek maakte zich van me meester toen er een stilte viel in huis. Ik voelde een gefladder in mijn borst en een trilling in mijn benen. Ik haalde diep adem en ging weer op bed zitten. De minuten die verstreken leken uren. Hoe goed zou Ava het kruisverhoor kunnen doorstaan, zelfs als ze mijn verhaal wilde bevestigen? Zou mevrouw Fennel haar bang maken en bedreigen tot ze de waarheid vertelde? Zou de deur van mijn slaapkamer opengaan en zou ik ze alle vier op de drempel zien staan, naar me kijkend alsof ik de grootste verrader was die de familie ooit gekend had, met opengesperde ogen en van woede vertrokken gezichten?

Zelfs voordat ik het antwoord wist, kwamen de tranen. Waarom zou ik niet huilen? Welke andere liefde had ik tot dusver gekend dan de liefde van papa? Hij had me vervuld van zijn poëzie en zijn muziek, zijn grote kennis en wijsheid. Ik was net zo'n deel van hem als van wat of wie ook. Hij had van me gehouden, me beschermd en me vertrouwd, zoals ik hem. In enkele seconden zou dat allemaal voorbij kunnen zijn, en waar zou ik dan zijn? Wié zou ik zijn? Wat zou ik hebben? Dezelfde angst voor eenzaamheid en verlating die ik mijn hele jonge leven had gekend, kwam in een oogwenk terug.

Iemand die me zou veroordelen, me van slecht gedrag betichten, zou eerst zelf moeten ervaren hoe het was om in de steek gelaten te worden, om te leven zonder ouders en vrienden, zonder iets meer over zichzelf te weten dan wat hun verteld was. Ik had de foto gevonden van een vrouw die mijn moeder zou kunnen zijn, maar ik was niets over haar te weten gekomen. Ik had geen grootouders, geen echte ooms en tantes, en geen neven en nichten. Ik was iemand zonder verleden, zonder geschiedenis, behalve wat me verteld was. Alles was zogenaamd begonnen op de dag waarop ik uit het weeshuis werd gehaald. Als ik werd weggestuurd, zou ik geen naam hebben, ja, voordat iemand me mocht veroordelen omdat ik zo zenuwachtig en bang was voor wat er met me zou kunnen gebeuren, zou hij of zij in mijn schoenen moeten staan.

Ik hoorde voetstappen op de gang. Ik herkende de loop van papa, die naar mijn kamer liep. Ik veegde de tranen van mijn wangen, ging rechtop zitten en hield mijn adem in tot hij de deur opende.

'Ik weet echt niet meer wat ik met jullie aan moet,' zei hij. 'Weet je waarom je zus gisteren zo laat was voor het eten en waarom ze je belde? Nee, natuurlijk niet. Je zei dat je het niet wist, maar dit is ook onvoorstelbaar.'

Ik wachtte even om op adem te komen.

'Ze was bang dat we zouden verhuizen voordat ze je had geholpen de dochter van je vader te zijn. Ze had geantwoord op een van die persoonlijke berichten op internet. Eerlijk gezegd, had ik niet gedacht dat een van jullie dat zou doen. Het is een potentiële goudmijn. Ze moest een afspraak maken met die man. Ik denk dat ik het haar niet kwalijk kan nemen dat ze slim is, maar ik verwijt jullie allebei dat jullie de boel in de soep hebben laten lopen, onzorgvuldig zijn geweest en voor problemen hebben gezorgd op school,' ging hij verder, maar niet met de grote woede die ik verwacht had. 'Mevrouw Fennel heeft gelijk. Dit is niet het juiste moment hiervoor, al is het voor ons nooit het juiste moment.'

Ik haalde diep adem. 'Ik weet dat mevrouw Fennel het vreselijk vindt als ik het zeg, maar ik kan het niet helpen, papa. Het spijt me.'

Hij moest bijna lachen. Ik voelde dat ik me ontspande. 'Mevrouw Fennel gelooft dat er in een wereld waar niemand kan zeggen dat het hem of haar spijt, minder fouten zouden worden gemaakt. Dat de mensen voorzichtiger zouden zijn.'

Hij kwam naar me toe, nam mijn kin in zijn hand en staarde naar mijn gezicht.

'Je bent te mooi om je niet te vergeven, Lorelei. Ik weet dat je diep in je hart niets zou willen doen om mij, ons, te kwetsen. Straks ben je echt volwassen en zul je je volledig bewust zijn van je potentieel, je doel in het leven, en dan zul je niet meer te stuiten zijn. Dit is werkelijk het verkeerde moment om fouten te maken. Je bent er te dichtbij. Ik denk dat je dat nu wel begrijpt. Instinctief.'

Ik wilde knikken, maar hij hield mijn kin te stevig vast. Ik kon de kracht via zijn vingers naar mijn gezicht voelen vloeien.

'Morgen ga ik met je mee naar school. We zijn hier nog even, en ik wil dat het goed met je gaat, met ons allemaal, tot we vertrekken.'

'Waar gaan we naartoe, papa?'

'Louisiana,' zei hij. 'Daar zijn een hoop nieuwe mogelijkheden voor ons sinds de overstroming.'

Hij hield nog steeds mijn kin vast met zijn duim en vingers.

'Dus zal ik je deze fout vergeven, Lorelei. Ik wil dat je mijn vergiffenis voelt en waardeert,' ging hij verder, en zakte licht door zijn knieën tot zijn mond op gelijke hoogte was met die van mij. Het was een kus zoals hij me nooit eerder had gegeven, een kus die niet de dochter in me deed ontwaken maar de vrouw. 'Daar,' zei hij. 'Bezegeld met een kus.'

Hij liet mijn kin los en deed een stap achteruit. Hij keek me even aan met een ander soort glimlach op zijn gezicht, een glimlach die ik nooit eerder van hem had gezien. Het was niet de vaderlijke glimlach die ik zo goed kende en waar ik zo van had gehouden. Het was ook geen lachende of geamuseerde glimlach. Het was meer de glimlach van een arrogante minnaar die prat gaat op zijn sterke seksualiteit. Ik reageerde ook echt meer als een vrouw dan als een dochter, en opnieuw voelde ik mijn lichaam hier en daar hard worden.

'Ja,' zei hij. 'Je bent te mooi om je niet te vergeven. Aan tafel praten we verder.'

Hij liep de kamer uit en deed de deur zachtjes achter zich dicht.

Ik had me niet gerealiseerd dat ik mijn adem zo lang had ingehouden. Mijn longen sprongen bijna uit elkaar. Ik bekeek me in de spiegel. De tranen waren verdwenen, maar in plaats daarvan zag ik een mengeling van verbijstering en angst. Wat leerde ik echt over wie en wat ik zou worden?

Ik probeerde er niet aan te denken en concentreerde me op mijzelf. Ik nam een douche, waste mijn haar en borstelde het. Toen ik bezig was me aan te kleden kwam Ava mijn kamer binnen.

'En?' vroeg ze.

'En wat?' antwoordde ik, en trok mijn rok aan.

'Heb ik niet gedaan wat ik beloofd heb? Ik heb je uit de puree gehaald, Lorelei.'

'Jij hebt ook tegen papa gelogen. Jij hebt ook een groot risico genomen.'

'Dus, wat ga je doen? Alles opbiechten om mij in de problemen te brengen?'

Ik draaide me van haar af en trok mijn blouse aan.

'Ik zou maar eens goed nadenken over je toekomst, Lorelei. Als je niet doet wat ik zeg, zal er geen papa of ik of iemand van de familie in die toekomst zijn.'

'Bedreig me niet, Ava.' Ik draaide me naar haar om en probeerde zo kalm mogelijk te blijven.

Ze keek me aan met dat koele, arrogante glimlachje van haar. 'Ik bedreig je niet, Lorelei. Een dreigement is als een belofte van iets vreselijks dat kan gebeuren. Dit is meer een voorspelling. Zoals wanneer je van een klif rijdt en een paar honderd meter omlaag-valt. Dan kun je voorspellen dat je in een paar seconden dood bent.'

Ik probeerde een façade op te houden van kracht en verzet, maar ze was nog steeds mijn oudere zus, nog steeds Ava, degene die me aan het beven kon brengen.

'Doe die oorbellen in die ik je gegeven heb. Die passen heel goed bij die blouse,' zei ze en liep weg.

Ik ging op het bed zitten en staarde naar de vloer. Wat zou er nu gebeuren? Ik hoopte dat mevrouw Fennel zich zo bezorgd zou maken dat ze er bij papa op aan zou dringen eerder te vertrekken. Ondanks mijn gevoelens voor Buddy, wilde ik dat we morgen al weggingen. Ik wilde dat ik wakker zou worden en mijn koffer gepakt was en de auto buiten stond te wachten. Het zou een ontsnapping zijn. We zouden verdwijnen in die mist van geheimzinnigheid die al onze familiegeheimen veilig verborg. Papa had gelijk dat hij het zag als herboren worden. Het verleden zou achterblijven en in nevelen oplossen. Amnesie zou een zegen zijn.

Ik stond op en ging naar de eetkamer.

Het was alsof er niets gebeurd was. Papa was heel vrolijk en praatgraag. Hij beschreef ons nieuwe huis in Baton Rouge. Het was een antebellum herenhuis. Het verbaasde me hem te horen zeggen dat het al bijna tweehonderd jaar in bezit van onze familie was. Welke familie bedoelde hij?

'Wat betekent antebellum ' vroeg Maria.

'Gebouwd vóór de Burgeroorlog,' zei ik voordat papa kon antwoorden.

Hij lachte. 'Precies. Ik heb in veel van dat soort huizen gewoond. Het is Griekse renaissance. Je zult onder de indruk zijn van het precisiewerk. En jullie,' ging hij verder tegen Maria en mij, 'krijgen een kamer die twee keer zo groot is als je nu hebt. En vergeet niet, we krijgen er een nieuw klein meisje bij. Er komt weer een zusje voor jullie.'

'Het kan me niet gauw genoeg zijn,' zei Maria. 'Het is hier stomvervelend.'

Papa lachte. 'Verveling zal je probleem niet zijn, Maria. Hè, Ava?'

'Nauwelijks,' zei ze. Telkens als zij of papa iets zei, keek ze voornamelijk naar mij, zoekend naar een teken dat ik op het punt stond te bezwijken en alles op te biechten.

'Hoe lang nog, papa?' vroeg Maria.

'Niet veel langer.' Hij keek naar Ava. 'We hebben hier nog een paar dingen te doen.'

Ava glimlachte en zei: 'Ja. Dat is zo, hè, Lorelei?'

Ik keek snel naar papa. Hij nam me onderzoekend op, alsof hij wachtte op een aarzeling.

'Ja,' zei ik. Toen glimlachte ik. 'Ik denk dat ik het voor één keer eens ben met Maria. Ik kan ook niet wachten.'

'Prima,' zei papa. Hij pakte onze handen vast. 'Mijn meiden. Niemand waar dan ook, geen andere familie, geen vader en dochter, zal ooit, kan ooit, zo close zijn als wij. Voel je pols maar. Jullie harten kloppen synchroon met dat van mij, als één hart. Anderen spreken over de onzichtbare navelstreng die een kind verbindt met zijn of haar moeder, maar wij zijn verbonden door het ritme van het leven zelf. Als een van jullie pijn lijdt, lijd ik pijn, en belangrijker nog misschien, als ik pijn heb, hebben jullie pijn. Dat maakt onze eenheid, onze toewijding aan elkaar, zo bijzonder, zo uniek, en zo anders dan alles wat je daarbuiten zult zien. Wees zussen. Blijf dat altijd, en jullie zullen altijd goede dochters zijn.'

Mevrouw Fennel bracht het eten binnen. Ik keek naar haar om te zien of ze nog steeds achterdochtig en kwaad op me was, maar ze keek niet veel anders dan altijd. Ik was benieuwd of ze me na het eten terzijde zou nemen om eindelijk met me te praten over de veranderingen die ik in mijn lichaam had gevoeld en wat ze betekenden, maar ze zei niks.

Papa wilde na het eten een paar uur met ons doorbrengen, zoals we vaak deden. We gingen naar de zitkamer om naar muziek te luisteren. Ondanks wat er gebeurd was, bleef hij opgewekt. Het vooruitzicht van een nieuw huis en een nieuwe dochter scheen hem energie te geven. Hij leefde naar wat hij predikte. Hij werd altijd herboren. Hij beleefde elke dag als de eerste dag van een nieuw leven.

Hij danste met ons alle drie, maar vanavond meer met Ava. Ze dansten als geliefden. Hij hield haar dichter tegen zich aan, kuste haar op haar wangen en zelfs in haar hals. Ze lachte en gooide haar hoofd in haar nek. Hij wervelde haar rond en soms was het of ze helemaal alleen waren. Ik zag dat Maria met een blik van verbazing maar ook van afgunst naar hen keek. Ik voelde dat ook, maar ik werd meer geïntrigeerd door papa en de manier waarop hij ons nu anders vasthield dan vroeger. Er waren nu momenten dat ik gezworen zou hebben dat hij twintig jaar jonger was. Het was alsof hij, in plaats van te drinken uit een of andere magische fontein, zich kon dwingen terug te gaan in de tijd.

Vanavond deed ook mevrouw Fennel iets ongewoons. Ze liet zich na het eten zelden zien in de zitkamer als we met papa dansten. Nu bleef ze in de deuropening staan kijken, maar ze observeerde ons alsof ze zeker wilde weten dat alles ging zoals het hoorde. Ik probeerde niet naar haar te staren, maar ik was nieuwsgierig naar haar reacties en zocht in haar gezicht naar een teken van bezorgdheid, vooral als ze naar mij keek. Maar ik kon niets vinden. Ze knikte even en ging ten slotte weg.

Later zaten we zoals gewoonlijk om papa heen, terwijl hij een mooi verhaal vertelde uit zijn verleden. Het was een herinnering die bovenkwam door ons gelach en onze gedeelde vreugde. Deze keer beschreef hij zijn reizen door China met een beeldschone Chinese prinses, wier voorouders teruggingen tot de middeleeuwen. Net als altijd werkten zijn beschrijvingen van het landschap, de paleizen en de feesten op onze verbeelding. Hij citeerde oude Chinese gedichten en deed iets voor van een rituele dans. Als iemand zich zou afvragen hoe het mogelijk was dat drie tienermeisjes zich thuis zo amuseerden en vermaakt werden, hoefden ze maar een van papa's speciale avonden bij te wonen.

Toen de avond voorbij was, voelde ik me heel triest. Triest over mijzelf, triest over mijn verraad. Hoe kon ik riskeren papa's liefde te verliezen? Wat haalde ik me in mijn hoofd? Ik denk dat hij de droefheid in me zag; hij zoende me en hield me langer vast dan Maria en Ava.

'Maak je geen zorgen, Lorelei,' fluisterde hij in mijn oor. 'Morgen zal ik alles regelen, en we zullen het hier fantastisch afsluiten. Je zult het geweldig doen. Slaap lekker.'

Ik had al mijn zelfbeheersing nodig om niet in tranen uit te barsten. Ik vermande me en ging naar mijn kamer, maar Ava kwam vlak achter me aan.

'Zie je dan niet hoeveel hij nog steeds van je houdt, je nodig heeft?' vroeg ze kwaad. 'Hoe kon je er zelfs maar over denken dat te riskeren en hem verdriet te doen?'

'Laat me alsjeblieft met rust, Ava.'

'Je bent een idioot!'

'Goed dan!' riep ik uit. 'Ik zal hem niet meer ontmoeten. Straks zijn we weg, en daarmee uit.'

'O, nee, Lorelei. Daarmee is het niet uit. Je zult hem weer ontmoeten. Je bent me dit schuldig en je doet wat ik zeg. Ik weet dat je nooit zult ophouden met naar hem te smachten. Of je het wilt of niet, hij zal je overal volgen, en je zult waardeloos zijn voor papa en voor jezelf. En hij zal mij de schuld geven.'

Ik zei niets.

'Als jij het niet doet, doe ik het wel voor je,' zei ze. 'En dat is geen dreigement, dat is een belofte.'

Ze liet me achter met die woorden en mijn wanhopige gevoelens. Ik huilde me in slaap, maar de volgende ochtend deed ik mijn best er zo fris en vrolijk mogelijk uit te zien. Papa bracht Maria en mij naar school. Hij kwam zelden op een van onze scholen, alleen als het dringend noodzakelijk was. Maar als hij met me meeging, kon ik duidelijk zien hoe snel iedereen zich tot hem aangetrokken voelde. Zijn elegante optreden, zijn adembenemend knappe uiterlijk en aristocratische zelfverzekerdheid trokken de aandacht van zowel docenten als leerlingen. De enkele keer dat een meisje uit mijn klas hem had gezien, zei ze iets als: 'Je vader ziet eruit als een senator of een president. Is hij een filmster? Ik heb hem in een tijdschrift gezien. Is hij eigenaar van een grote maatschappij?'

'Hij is alles tegelijk,' antwoordde ik dan, lachend om hun verblufte gezicht.

Dr. Phelps was geen uitzondering. Ik kon zien dat hij onder de indruk was toen we zijn kantoor binnenkwamen. Hij keek en klonk bijna verontschuldigend. 'Deze afspraak is een verplichte formaliteit,' begon hij. 'Ik moet doen wat het bestuur me opdraagt.'

'Natuurlijk,' zei papa vriendelijk.

'Ik was heel erg verbaasd dat Lorelei naar mijn kantoor werd gestuurd omdat ze een overtreding had begaan. Tot nu toe was ze een ideale leerling. Haar cijfers zijn uitstekend, en haar docenten zeggen alleen maar lovende dingen over haar.'

'Ja, ik was ook verbijsterd toen ik het hoorde. Ze is een geschenk uit de hemel voor me. Ik weet dat ze even overstuur is over haar gedrag als u, dr. Phelps.'

'Ik hoop dat we zoiets niet meer hoeven mee te maken.'

'O, ik denk dat ik met het volste vertrouwen kan zeggen dat dat niet het geval zal zijn,' zei papa.

'Goed, ik wil niet dat ze meer tijd verzuimt dan nodig is,' zei dr. Phelps, en stond op. 'Ik waardeer het dat u zo onmiddellijk gekomen bent.'

'Graag gedaan,' zei papa. Hij stond eveneens op en gaf dr. Phelps een hand.

'Wat een mooie ring,' merkte dr. Phelps op.

'Ja, die heb ik heel lang geleden gekregen van iemand die letterlijk mijn idool was. De ring heeft me altijd geluk gebracht.' Hij lachte. 'Of het nu waar is of niet, het is goed om ergens in te geloven, vindt u niet?'

'Absoluut,' zei dr. Phelps. Hij klonk alsof hij reageerde op een officieel militair bevel. Ik verwachtte half en half dat hij zou salueren.

Hij bracht ons naar de deur van zijn kantoor en nam afscheid van papa.

'Je mag je mobiel houden,' zei papa tegen mij. 'Je hebt hem misschien binnenkort nodig, en ik vertrouw erop dat je er niet weer misbruik van zult maken. Ava weet nu dat ze je niet meer op school moet bellen, tenzij het een noodgeval is, dus ik denk niet dat er veel kans op zal zijn.'

Ik sloeg mijn ogen neer. Ik weet dat ik dat niet had moeten doen, maar ik kon hem niet recht in de ogen kijken en hem voorliegen. Ik twijfelde er niet aan of hij voelde het toch, en ik was bang.

'Ga maar en wees een brave leerling tot we verhuizen,' zei hij. 'Ava haalt jou en Maria van school. Ik heb een en ander te doen vanmiddag.'

Hij kuste me zacht op mijn wang, maar heel dicht bij mijn mond. Toen draaide hij zich om en ging weg. Ik liep haastig naar mijn klas, in de verwachting van alle bemoeizuchtige vragen die op me afgevuurd zouden worden zodra de kletstantes hun kans schoon zagen. In zeker opzicht leek ik nu op Maria, hopend dat we hier niet lang meer zouden blijven.

Het grootste deel van de dag ging ik zo op in het afweren van de vragen en geniepige opmerkingen, en het gepieker omdat ik papa teleurgesteld had, dat ik niet veel aan Buddy dacht. Ik controleerde mijn mobiel toen ik in de lunchpauze naar buiten ging. Zoals ik had verwacht, had hij gebeld en een bericht achtergelaten. Hij maakte zich bezorgd over me en wilde weten wat er gebeurd was toen mijn vader ontdekt had dat ik geschorst was. Ik overlegde bij mezelf of ik hem zou terugbellen en hem zeggen dat hij me niet meer moest bellen. Ik wilde hem duidelijk maken dat we elkaar onder geen enkele omstandigheid terug konden zien, maar ik was bang dat ik zou bezwijken voor zijn smeekbeden. Voorlopig was het in ieder geval beter het zo lang mogelijk uit te stellen.

Maar Ava was niet van plan terug te komen op haar eis. Ik voelde het zodra ze Maria en mij oppikte. Ze kon het moment niet afwachten dat ze met mij alleen zou zijn. Toen we thuiskwamen en Maria en ik uit wilden stappen, pakte ze mijn arm beet en zei: 'Nee, jij blijft hier.'

'Waarom moet zij blijven?' vroeg Maria onmiddellijk.

'Lorelei en ik moeten ergens naar toe om iemand te ontmoeten,' zei Ava. 'Ga jij nou maar naar binnen.'

'Waarom kan ik niet mee?'

'Als dat zou kunnen, waarom zou ik dan mijn tijd verdoen om jou thuis te brengen, Maria? Het is iets wat we moeten doen voor papa. Doe wat je gezegd wordt!'

Mokkend stapte Maria uit, maar met een woedende blik op mij, alsof het allemaal mijn schuld was. Had Ava het haar verteld van Buddy en mij? Zodra ze weg was en Ava weer doorreed, vroeg ik het haar.

'Natuurlijk niet,' zei ze. 'Ze is veel te jong om dit allemaal te begrijpen, en bovendien kan ik er niet van op aan dat ze haar mond zou houden. Ze zou naar papa gaan of naar mevrouw Fennel.'

'Ze is zo gemeen geworden.'

'Gemeen? Ze is niet gemeen, Lorelei. Ze is competitief. Ben je papa's opmerkingen vergeten over onderlinge rivaliteit, en dat die meer op ons van toepassing is dan op anderen? Ik heb het je gezegd: ze zit je dicht op de hielen.' Ze lachte.

'Wat vind je zo grappig, Ava?'

'Ik ben blij dat ze hier is gekomen na jou en niet na mij. Jij bent veel gemakkelijker te beconcurreren. Wat overigens niet iets is waar je trots op kunt zijn.'

Ik had genoeg van haar gepreek en kritiek. Ik wilde naar huis en slapen. 'Waar gaan we naartoe?'

'Waar denk je? We moeten iets regelen voor het weekend.' 

'Moet dit echt, Ava? Is er geen andere manier, geen andere keus? Ik zal al het andere doen wat je van me vraagt, ik zweer het je.'

'Dat weet ik, en daarom moeten we dit doen. Je kunt niet zo zwak en kwetsbaar blijven, zelfs niet tegen mij. Uiteindelijk, jaren later, zul je achteromkijken en me dankbaar zijn.'

Ik zal je niet zozeer dankbaar zijn dan wel mezelf haten, dacht ik.

We reden verder, Ava vol energie en opgewonden, ik wegzinkend in mijzelf alsof mijn lichaam in drijfzand was veranderd.

'Wat dit voor ons zal doen,' zei ze, toen we de richting insloegen van ucla , 'is dat we closer zullen zijn als zussen. Ik weet dat je dat altijd gewild hebt.' Ze draaide zich naar me om toen ik niet reageerde. 'Iets wat papa altijd gewild heeft,' voegde ze eraan toe.

'Ik weet het.'

Maar iemand die ons hoorde zou zich afvragen, zoals Ava zich nu afvroeg, of ik dat als iets geweldigs beschouwde of als iets tragisch.

De tijd, de werkelijke waarzegger, zou het ons eerder laten weten dan we konden vermoeden.