10
Terug naar het normale
leven
Ava hield haar belofte. Plotseling wilde ze me bij alles betrekken wat ze deed. We gingen samen shoppen om de laatste mode aan te schaffen. Ava was een veel grotere modegoeroe dan ik, maar voor haar had het allemaal met werk te maken.
'We hoeven van papa ons budget niet te beperken, want hij wil dat we wandelende dynamietstaven zijn,' zei ze, half schertsend. 'Feitelijk zijn we geen van beiden afhankelijk van kleren, maar waarom zouden we er niet van profiteren?' Ze lachte. Het was goed haar te horen lachen, maar wat ik nog belangrijker vond was dat ze me haar eigen gedachten toevertrouwde.
Soms gingen we gewoon een eindje rijden zonder bepaald doel voor ogen. Dan stak ze haar hoofd om mijn deur en zei: 'Kom mee, dan gaan we wat frisse lucht happen.'
Dat vond ik heerlijk, want gewoon wat rondrijden was bevorderlijk voor een gesprek, voor het uitwisselen van gedachten en ideeën, zoals zussen horen te doen. Ik hoorde veel over haar jeugd tijdens die ritjes, dat ze altijd zo jaloers was geweest op Brianna, tot die avond waarop Brianna in de fout ging met die getrouwde man. Ze had me vaak erover ondervraagd toen ik jonger was, onder het mom dat ze het zo jammer vond dat ze het niet zelf gezien had. Ik had graag met haar van plaats geruild.
'Ik zei tegen mezelf dat ik, als het enigszins mogelijk was, papa nooit zo zou teleurstellen,' zei Ava. 'Maar natuurlijk deed ik dat toch met die vent die stoned was,' gaf ze verslagen toe.
'Hij heeft je vergeven.'
'Misschien. In ieder geval vergeeft papa maar één keer, Lorelei. Denk daaraan.'
Ik vroeg niet wat ze daarmee bedoelde, wat er zou gebeuren als zij of ik papa meer dan eens overstuur zou maken. Op dit moment in mijn leven kon ik me niet voorstellen dat papa ooit zó kwaad op me zou zijn dat hij me zou verstoten. Vroeger was ik daar wel bang voor geweest, maar nu voelde ik me veel meer met hem verwant, en al zei ik dat niet tegen Ava, ik geloofde nog steeds dat ik zijn speciale dochter was.
We bleven die intieme, goede gesprekken houden. Soms zaten we op het strand in Santa Monica naar de zeilboten te kijken of gewoon te zonnen. Ze werd steeds openhartiger over haar eigen gevoelens toen ze opgroeide en Brianna nog thuis was.
'Ik leerde veel door naar haar te kijken, al was ik nog zo jong. Dat bedoelde ik met instinct,' zei ze, maar ze ging meteen verder met het beschrijven van haar eigen dagen van twijfel en problemen, vooral als het mevrouw Fennel betrof, nu toegevend dat ze haar meer gehoorzaamde uit angst dan uit respect.
'Ik bedoel, ik respecteer haar omdat papa haar zo waardeert, maar ik zal haar niet missen als ik wegga.'
'Wanneer ga je weg, Ava?'
'Als papa zegt dat het tijd is.' Ze draaide zich naar me om. 'En dat hangt van jou af.'
Ik zei niets, maar knikte.
'Maak je geen zorgen. Je zult het uitstekend doen,' zei ze. Ze pakte mijn hand en glimlachte. Even leek het of we net twee willekeurige jonge vrouwen waren, zusjes die elkaar hun intieme gedachten en gevoelens toevertrouwden.
We bleven veel met elkaar omgaan. We gingen naar de film, flirtten wat met jongens in het winkelcentrum, en genoten van onze shoppingdagen, kochten soms alleen maar maffe hoeden of tassen. Maria was ontdaan omdat zij niet mee mocht, maar Ava wist haar te kalmeren door te zeggen dat ik later met haar zou doen wat
Ava nu met mij deed. Opnieuw kreeg ze de mantra te horen waarmee ik was opgegroeid: 'Jouw tijd komt nog. Heb geduld.'
Papa bleef ook meer thuis, en ging algauw meer dingen met ons doen, waaraan Maria natuurlijk ook deelnam. In de voorjaarsvakantie nam hij ons alle drie mee naar San Francisco. We hadden een geweldige tijd met wat hij noemde de 'Toeristenpolka' en aten voor de verandering eens lekkere dingen zonder dat mevrouw Fennel over onze schouders keek. We brachten een dag door in Carmel en reden langs de kust en zagen Big Sur. Papa besloot op de terugweg naar het Hearstkasteel te gaan. Hij had heel veel kastelen bezocht en maakte vergelijkingen, soms met uitvoerige details over kunst, interieur en parken, inclusief de planten en bomen.
'Hoe kun je je dat allemaal herinneren?' vroeg ik hem.
'Dat weet ik niet, Lorelei. Ik herinner het me gewoon. Er zijn veel dingen die ik niet begrijp van mezelf,' bekende hij.
Ava hoorde zijn antwoord. Ik zag dat ze haar wenkbrauwen optrok. Ik begreep waarom. Papa gaf nooit een zwakheid of tekortkoming toe. Maar dit klonk een beetje alsof het dat was, en voor ons was dat iets heel uitzonderlijks.
De vakantie vloog voorbij. Ik had nooit sterker het gevoel gehad dat ik deel uitmaakte van een gezin, en vond het vreselijk dat er een eind aan kwam. Hoewel papa tegen ons alle drie erg aardig was, koos hij mij op de laatste avond van onze vakantie uit voor een wandeling. We waren naar Santa Barbara gereden, en na het diner kwam hij bij Maria en mij in onze hotelkamer. Ava had een eigen kamer, Maria lag al in haar pyjama in bed tv te kijken.
'Kom even mee naar buiten,' zei hij tegen mij, en ik kwam onmiddellijk. We logeerden in een hotel recht tegenover het strand, dus waren we er in een paar minuten.
Hij pakte mijn hand, en een tijdje liepen we rustig samen door. Ik stelde me voor dat de mensen die ons zagen zouden denken dat we minnaars waren in plaats van vader en dochter. Misschien was de wens de vader van de gedachte. De maan trok een zilveren streep op de zee. Ik maakte er een opmerking over, en hij zei dat het hem deed denken aan een oude Japanse haiku, een drieregelig gedicht over een vlinder die stierf op het water maar dacht dat hij gestorven was op de maan.
'Snap je?' vroeg hij.
'Ja. Hij stierf op de weerspiegeling van het licht. De vissen daar denken waarschijnlijk dat ze vanavond op de maan zwemmen,' zei ik. Hij lachte.
'Je bent intelligenter dan enige dochter die ik ooit heb gehad, Lorelei.' Ik kreeg een kleur van trots.
Rechts en links van de maan flonkerden de sterren, en de lichten van een vliegtuig knipperden toen het in oostelijke richting vloog. Aan de horizon konden we een olietanker zo langzaam voorbij zien komen dat het leek alsof hij op de zee geschilderd was.
'Toen je klein was zei je dat de avondlucht een donkere deken was met kleine gaatjes erin. Je zei dat daarachter een tweede lucht was van helder licht.'
'Heb ik dat gezegd?'
'Het leek me heel logisch,' zei hij.
We spraken nooit over hemel en aarde, God en de duivel, of over religieuze dingen waarover andere mensen spraken of waarin ze geloofden. Papa's filosofie was dat alles er gewoon is en dat het zinloos is om te proberen het te verklaren.
'We hoeven niet naar een gebedshuis of de bijbel te lezen om te weten wat belangrijk voor ons is. Er is maar één plaats om moraliteit te leren, en dat is de familie. Daar komt alles uit voort. Wat je doet voor de familie is goed. Wat je doet om de familie te kwetsen is slecht. Ik ben de familie,' ging hij kalm verder. 'Alles komt uit mij voort.
'Ik ben blij met de manier waarop je met onze recente crisis bent omgegaan, Lorelei,' zei hij, terwijl we verder liepen over het strand. 'Het geeft me het vertrouwen in je dat ik nodig heb. Binnenkort ligt alle verantwoordelijkheid voor ons overleven in jouw handen.'
'Ava gaat bij ons weg,' zei ik. Ik had me er nu bij neergelegd.
'Ja. Haar tijd zal heel gauw komen.'
'Waar gaat ze naartoe?' vroeg ik. 'Gaat ze naar Brianna?'
Zou hij het me eindelijk vertellen?
'Op het ogenblik is dat eigenlijk nog een beetje te ver vooruitdenken, Lorelei. Denk alleen maar aan de naaste toekomst.'
Hij zweeg even en staarde naar de zee.
'Er is zoveel daarbuiten,' zei hij. 'Zoveel dat op je wacht. Maar het is belangrijk dat je jezelf nooit beschouwt als minder dan iets of iemand, dat je nooit aan jezelf denkt als slecht. Iedereen daarbuiten doet dingen die door anderen worden afgekeurd, maar ze moeten vechten voor hun eigen survival. Dat doet elk levend wezen.
'Feitelijk voedt alles wat leeft zich met iets anders dat leeft. Geen levend ding op aarde is daarboven verheven. Als dat slecht is, is alles wat leeft slecht. We doen allemaal mee aan het overleven van de sterkste. Elk land, elk volk, elke stam of religie vecht om te overleven en zal uiteindelijk alles doen wat nodig is om zijn eigen bestaan te beschermen. Ze kunnen wel zeggen dat ze een hogere moraal aanhangen, maar als het erop aankomt, is het ieder voor zich. Begrijp je?'
'Ja, papa.'
Hij keek me aan. In het schijnsel van de maan leek zijn gezicht in brand te staan, met zijn ogen als twee hete kolen die smeulen in het vuur. Zoals een kaarsvlam een mot kon hypnotiseren, zo werd ik gehypnotiseerd door de gloed die hij uitstraalde.
'Hou je van me, Lorelei?'
'O, ja, papa, heel veel.'
'Wil je dat ik verder leef?'
'Ja, papa.'
'Is je hart groot genoeg om alles en iedereen te overwinnen die in de weg mocht staan?'
Ik knikte.
Hij zei niets. Hij staarde me aan en liep toen zwijgend verder, terwijl hij mijn hand vasthield. Ik liep met hem mee, maar had het gevoel dat ik achter hem aan zeulde, gevangen in het zachte licht dat van hem uitstraalde en ons volgde over het strand, om ons in alle stilte terug te brengen naar ons bed en onze rustige en tevreden slaap.
Later de volgende dag dacht ik aan ons gesprek op het strand en aan zijn vragen. Was het verkeerd dat ik zo zelfverzekerd dacht over mezelf en over wat ik allemaal kon? Ava wist niet dat ik die wandeling met papa had gemaakt. Ik kwam in de verleiding het haar te vertellen, omdat ik wilde weten wat zij had geantwoord toen papa haar die dingen vertelde en dat soort vragen stelde. Maar toen kwam het bij me op dat hij het misschien niet nodig had gevonden haar dat te vragen. Misschien had hij meer vertrouwen in haar. En al zei hij het niet, ook had ik het gevoel dat hij wat we hadden besproken en hoe we dat hadden gedaan, onder ons wilde houden, dus hield ik mijn mond.
Ons leven verviel weer in de gebruikelijke dagelijkse activiteiten. Toen ik terugkwam op school leken de andere leerlingen alle belangstelling voor Mark Daniels te hebben verloren. Misschien als gevolg daarvan ook voor mij. Ik begon me onzichtbaar te voelen. Toen ik het Ava vertelde, zei ze dat ik daar blij om moest zijn. Ze bekende dat zij dat soort gevoel ook had gehad en er dankbaar voor was.
'Je bent ze ontgroeid,' zei ze, 'en dat weten zij ook. Als ze naar je kijken, zien ze niet langer zichzelf of iemand die van dezelfde dingen houdt. De jongens zijn waarschijnlijk geïntimideerd, en, prima zoals je de bemoeials van je af hebt gehouden. Goed gedaan.'
Ik dacht er anders over, maar ik sprak haar niet tegen. Eerlijk gezegd, voelde ik me nog steeds heel eenzaam, en ik haatte het dat ik altijd als door een raam naar de anderen keek. Ik was als het arme weesmeisje dat bij de ijssalon stond te kijken naar andere, fortuinlijkere kinderen die aan hun ijshoorns met slagroom likten. In de klas, in de gang of in de kantine, zodra ik een gesprek hoorde over feestjes of dansavonden of dates van de meisjes, maakte ik me snel uit de voeten of probeerde mijn oren ervoor te sluiten door intens aan mijn schoolwerk te denken. Het werd zo erg dat ik het vreselijk vond 's morgens op te staan om naar school te gaan, en sommige dagen zou ik niet zijn gegaan, als Maria er niet was geweest.
Ik denk dat Ava de strijd zag die er in me gaande was. Op een ochtend besloot ze me te hulp te komen. Ik wist dat Ava heel wat redenen had om zich te bekommeren om mijn geluk en welzijn, en niet de geringste daarvan was haar angst dat ik niet in staat zou zijn haar rol over te nemen en haar de vrijheid te geven om weg te gaan en haar eigen bestemming te volgen. In dat geval zou ze op zijn minst moeten wachten tot Maria in staat zou zijn de dochter te worden die papa nodig had.
Toen mevrouw Fennel na het ontbijt de kamer verliet, fluisterde Ava: 'Ik breng jullie vandaag naar school, maar jij gaat niet.'
'Hè?'
'Je spijbelt een dag en brengt die met mij door. Ik heb een college over de negentiende-eeuwse Amerikaanse literatuur dat we zullen bijwonen en dan een lange pauze tot mijn college biologie. We lunchen in Westwood, genieten van de dag, en dan kun je meteen zien hoe het toegaat op de universiteit, al wil ik dat niet lang meer doen. Papa vond dat ik meer achtergrond nodig had, wat dat ook mag betekenen.'
'O, dat is geweldig,' zei ik.
'Maar hou je mond erover,' zei ze, naar de deur kijkend.
Ik deed of ik mijn lippen dichtritste, waarop ze begon te lachen. Maria, die haar oren spitste om ons gesprek te kunnen volgen, keek geërgerd.
'Zeg niks,' snibde ze toen Ava naar haar keek. 'Ik weet het. Heb geduld.'
We moesten er allebei om lachen, zo luid dat mevrouw Fennel naar binnen keek om te zien wat er aan de hand was. Snel aten we door. Achterdochtig bleef ze staan, maar toen ging ze weg. We lachten naar elkaar. Ik vond het een heerlijk gevoel dat Ava eindelijk aan me dacht als aan een echte zus en we twee kleine samenzweerders waren.
Later in de auto, toen Maria hoorde dat ik die dag niet naar school zou gaan, maar met Ava meeging, pruilde ze. 'Dat is niet eerlijk,' kermde ze. 'Ik heb net zo'n hekel aan school als Lorelei.'
'Ik heb geen hekel aan school, Maria.'
'Lorelei belooft je nu op dit moment iets dergelijks met jou te doen als ik weg ben,' zei Ava. Het was niet voldoende om haar tevreden te stellen, maar ze hield tenminste op met jammeren.
Elke keer dat Ava sprak over haar vertrek en over mij als haar plaatsvervangster, kreeg ik een raar gevoel in mijn maag. Het was of honderden kleine ijzerdraadjes in me waren gebroken en tinkelden. Ik wist dat ze nu elke avond kon besluiten me mee te nemen op een maandelijkse jacht. De keren daarna zou ze misschien met me meegaan, maar zou het mijn taak zijn om, zoals papa het uitdrukte, 'de buit thuis te brengen'.
Ik wist niet of het beter voor me zou zijn als ik precies wist welke avond we samen op haar maandelijkse jacht zouden gaan. Ik vroeg het haar niet, en ze had nog niets definitiefs gezegd. Ik probeerde het uit mijn gedachten te bannen en te genieten van mijn dag met haar op de ucla . Het was een spectaculaire Californische ochtend, met nauwelijks een wolkje om de egaal blauwe lucht te verstoren. De zeewind was koel en verfrissend. Hij voerde het gelach mee van andere studenten die heen en weer liepen over de campus, en de muziek van autoradio's.
Misschien kwam het door mijn enthousiasme dat ik samen met haar was en op de campus van een universiteit, maar alles zag er stralend en fris uit. Er heerste een andere energie. De studenten waren vrolijk en vrij. Misschien omdat ze zelfstandig waren. Dat gevoel van vrijheid werkte aanstekelijk. Er werd natuurlijk gebeld voor de aanvang van een college en er waren bepaalde regels die gevolgd moesten worden, maar er stond niemand in de gang om je bij je kraag te pakken omdat je iets onfatsoenlijks droeg of te hard praatte. De docenten die ik zag leken al even ontspannen. Waarom was Ava niet blij dat ze hier was? Ik zou het zeker zijn, en ik hoopte dat papa mij ook zou laten studeren.
'Kom, dan hebben we het maar achter de rug,' zei ze, zinspelend op haar college.
'Vind je er echt helemaal niks aan, vind je het niet een klein beetje leuk of interessant?'
Ze hield haar hoofd schuin en keek me aan. 'Je maakt toch zeker gekheid, hè?'
Ik haalde mijn schouders op. Miste ik iets? Werd ik geacht net zo te denken over mijn schoolopleiding? Het was duidelijk dat ik dat niet deed, maar ironisch genoeg maakte elk verschil tussen Ava en mij me alleen maar onzekerder, zelfs bang. Waren die verschillen groot genoeg om te mislukken ten opzichte van papa?
'De echte school is daarbuiten,' zei ze, met een knikje naar de straat.
'Hoe meer je weet, hoe beter het je daar zal vergaan,' zei ik.
'Hoe weet je dat? Heeft papa je dat verteld?' vroeg ze beschuldigend.
'Nee. Ik dacht alleen dat het waar was.'
Ze grijnsde. 'Wees reëel, Lorelei. Negentig procent van wat deze mensen hier leren en doen heeft niets te maken met overleven, en overleven is de enige diploma-uitreiking die ik bij wil wonen.'
Papa had ook het belang van overleven benadrukt toen we samen op het strand wandelden, maar was er niet iets meer dan alleen maar overleven? Ondanks wat hij had gezegd, hield papa van muziek en kunst en samenzijn met zijn oude vrienden. Wat zou Ava hebben als ze niet meer bij ons was? Waar waren haar oude vrienden? Hoe wilde ze haar dagen vullen? Wat had Brianna? Stond ze Ava nader dan mij? Ik kwam hevig in de verleiding het haar te vragen, het gesprek voort te zetten, maar ik knikte slechts en liep naast haar naar binnen.
Een van de redenen waarom ik hier graag met haar wilde komen was mijn wens om te zien hoe de andere studenten reageerden op Ava en zij op hen. Zou het anders zijn dan voor mij op highschool? Zodra we binnen waren, zag ik hoe de jongens naar haar keken en glimlachten. Tot mijn verbazing glimlachte ze terug en zei zelfs hallo tegen sommigen. Al stelde ze me aan niemand voor, toch konden we niet iedereen vermijden. Ze kon zien dat ik me afvroeg waarom ze me niet had voorgesteld.
'Laat ze maar nieuwsgierig zijn,' zei ze. 'Mysterie is een afrodisiacum.'
Het college negentiende-eeuwse Amerikaanse literatuur werd gegeven in een klein theater, dus waren er plaatsen genoeg. Niettemin zaten we ver van de anderen verwijderd. Ik keek om me heen en zag hoeveel studenten naar ons keken, vooral de jongens.
'Hoe weet je die jongens ervan af te houden je te vragen met ze uit te gaan?' vroeg ik.
Glimlachend liet ze me haar linkerhand zien.
'Wat is dat?'
'Een verlovingsring. Die heb ik aan mijn vinger gedaan voor ik naar binnen ging.'
'Heb jij dat bedacht?'
'Nee. Het was mevrouw Fennels idee. Ik had het vermoeden dat zij dat vroeger ook had gedaan.'
'Ik kan me niet voorstellen dat ze ooit zo oud was als wij.'
'O dat was ze,' zei Ava. Glimlachend ging ze verder: 'En een heel lange tijd.'
De docent kwam binnen en liep naar een katheder. Hij droeg een lichtblauwe sweater en jeans en had een donkerbruin sikje, maar verder was hij kaal, op twee gelijke strepen haar na, vlak boven de slapen. Vanaf de plaats waar wij zaten leek het of ze op zijn hoofd geschilderd waren. Hij gaf college over Mark Twains Huckleberry Finn.
'Heb je het gelezen?' vroeg ik aan Ava.
'De eerste tien pagina's. Saai.'
Saai? Ik had het in groep elf gelezen en vond het een van de geestigste en meest interessante romans die dat jaar behandeld werden. Hoe kon ze het saai vinden? Ondanks haar ongeïnteresseerde houding, leek ze aandachtig te luisteren, maar ze maakte geen aantekeningen. Anderen schreven in notitieboeken of typten op laptops. Het ging om de woorden van Huck: 'Goed, dan ga ik maar naar de hel.'
De docent spoorde ons aan om een discussie te beginnen. Een lang, heel mager meisje, met zulke dikke brillenglazen dat haar ogen leken uit te puilen, stak haar hand op en zei dat Huck meende dat slavernij toelaatbaar was omdat de gemeenschap dat zei. In zijn hart dacht hij er anders over en daarom was hij bereid de slaaf Jim te helpen ontsnappen, ook al betekende het dat hij naar de hel zou gaan. Ik wist dat en had zelfs de neiging mijn hand op te steken.
'Precies. Dus je ziet,' besloot de docent, 'waarom ik Huck Finn de dapperste literaire figuur vind.'
De bel ging. Ook al had ze gekeken alsof ze luisterde, toch sprong Ava overeind alsof het geluid haar wakker had gemaakt.
'Is het eindelijk voorbij? Wat heb ik gemist?'
'Een heel belangrijk punt.'
'Werkelijk?'
'Ja. Wat je docent bedoelt is dat goed en fout niet door de regering hoort te worden bepaald. Dat moet je zelf doen, van binnenuit.'
'Daar had ik hem niet voor nodig. Heeft papa je dat nooit verteld?'
'Jawel.'
'Dacht ik wel. Kom, ik heb honger en ik heb geen trek in wat mevrouw Fennel voor onze lunch heeft klaargemaakt.'
We volgden de andere studenten naar buiten. Sommigen bleven staan om met Ava te praten. Ze was net zo normaal als alle anderen, babbelde over haar vakantie, college, welk onderwerp ook werd aangeroerd. Haar situatie was wel heel anders, dacht ik. Ze was ontspannen en niet echt op haar hoede, en dat allemaal omdat ze een verlovingsring droeg.
'Ik zal hem aan jou geven als ik wegga,' mompelde ze toen we naar de uitgang liepen.
'Wat?'
'Mijn verlovingsring.'
'Hoe wist je dat ik daaraan dacht?'
'Jouw gezicht is duidelijker dan een verlicht reclamebord. Althans voor mij,' zei ze lachend.
We waren dichtbij het parkeerterrein toen ik plotseling vlak achter me hoorde roepen: 'Diane? Hé!'
Hoewel mijn naam niet Diane was, draaide ik me om en bleef staan.
De jongeman haalde ons haastig in. Even dacht ik dat hij naar iemand anders liep, maar hij kwam recht op mij af. Ik herkende hem onmiddellijk. Ava stond naast me. Ze herinnerde zich niet wie hij was, of ze wilde dat ik hem zou negeren, maar daarvoor was hij te dichtbij.
Het was de jongeman uit Dante's Inferno, Buddy Gilroy.
'Hoi,' zei hij. 'Weet je nog wie ik ben? Buddy Gilroy. Studeer je hier?'
'Nee,' zei Ava. 'We zijn Jehova's getuigen die de Wachttoren komen brengen. Kom mee,' zei ze, aan mijn arm trekkend.
'Leuk, hoor,' zei Buddy, die met ons meeliep. 'Ik had zo'n idee dat ik je al eerder had gezien voor we elkaar zagen bij Dante,' zei hij tegen Ava.
Ze nam hem even op. Plotseling hield ze stil, keek naar mij en toen weer naar hem. 'Wat wil je?'
'Hé, ik zeg alleen maar even gedag. Ik wilde je niet ontmaskeren of zo,' antwoordde hij, beide handen in de lucht heffend.
'Je ontmaskert helemaal niks,' zei ze. Ze dacht even na. 'Waar zijn je boezemvrienden, Buddy?'
'Ergens in de buurt,' antwoordde hij. 'Waar ga je naartoe?' vroeg hij aan mij.
Ik was bang om iets te zeggen.
'We gaan een pizza eten bij Papa's.'
'Nee maar!' zei hij. 'Daar wilde ik ook naartoe. Mag ik met jullie meelopen?'
'Heb je je griepinjectie gehad?'
'Hè?'
'Laat maar,' zei Ava. 'Loop maar mee.'
'Dank je. Hoeveelstejaars ben je?' vroeg hij weer aan mij.
'Ze loopt vandaag college als vrij studente,' gaf Ava antwoord voor mij.
'Dus je staat niet ingeschreven?'
'Nee,' zei ik.
'Je hebt ons niet verteld waar je vandaan komt, Buddy,' zei Ava.
'Dat heb je niet gevraagd.'
'Mag ik raden?' vroeg Ava, en zweeg toen even. 'Hemet of een ander klein dorp in Californië?'
Hij lachte. 'Nee. Geboren en getogen in Long Beach.'
'Vertel verder,' zei Ava terwijl ze doorliep. Ik besefte wat haar bedoeling was. Ze wilde zich ervan overtuigen dat Buddy geen afvallige was.
'Ik ben de oudste van drie jongens. Mijn vader is tandarts en mijn moeder werkt nu als zijn receptioniste. Mijn vader was tandarts bij de marine.'
'Wat vaderlandslievend,' zei Ava. 'Drillen, drillen, drillen.'
'Zijn jullie familie?' vroeg hij. Zijn vragen waren steeds aan mij gericht. Maar ik durfde nog steeds niet eerder dan Ava te antwoorden.
'Zien we eruit of we familie zijn?' kaatste Ava terug.
Hij haalde zijn schouders op. 'Jullie zijn allebei mooi.'
Eindelijk glimlachte Ava. Ze keek naar mij, met een ondeugende glans in haar ogen. 'We zijn bloedverwanten,' zei ze.
'Zoiets als zusjes dus?'
'Net als zusjes,' zei ze, terwijl we de straat overstaken.
'Niet te geloven dat ik jullie tegen het lijf loop,' zei hij, weer tegen mij. 'Ik heb voortdurend aan je gedacht sinds die avond.'
'Alleen maar gedacht?' vroeg Ava glimlachend. 'Of ook gefantaseerd?'
'Schuldig,' zei hij.
Ze lachte en keek me weer veelbetekenend aan. Wat probeerde ze me te vertellen? Ze liet me opnieuw verbaasd staan door hem in het restaurant uit te nodigen bij ons aan tafel te komen zitten. Nadat we besteld hadden, was zij opnieuw vrijwel uitsluitend aan het woord. Buddy probeerde een gesprek met mij aan te knopen, maar Ava viel hem voortdurend in de rede, wilde meer te weten komen over hem en zijn familie. Eindelijk reageerde hij.
'Dit gaat een beetje lijken op een interview voor een baan bij de cia ,' zei hij, naar mij kijkend.
'Onze ervaring is dat mannen meestal tegen ons liegen,' zei ik. Ik zag dat mijn opmerking Ava beviel.
'Nou... ik ben Buddy Gilroy. Ik ben niet zomaar een man,' zei hij een beetje verontwaardigd. Hij keek van Ava naar mij. 'Eerlijk gezegd, krijg ik het gevoel dat jullie met een gespleten tong spreken.'
Ava lachte, maar ik wist zeker dat hij de waarheid zag in mijn ogen.
'Behalve je naam en dat je een of twee colleges bijwoont, weet ik niets van je.'
'Je weet dat we pepperoni willen op onze pizza,' zei Ava. 'Niet zo haastig.'
Hij lachte en keek om zich heen.
'Komt hier geen van je vrienden opdagen?'
'Nee.'
'Leugentje om bestwil, meneer Gilroy?'
'Hè?'
'Toen je zei dat je hierheen ging?' zei Ava op zangerige toon.
Hij keek van haar naar mij en toen weer naar haar en lachte. 'Ben ik zo doorzichtig?'
'Hoopvol,' zei Ava.
Hij schudde zijn hoofd en nam een hap pizza en keek toen met een warme glimlach naar mij. Ik had sterk de neiging hem de waarheid te vertellen, te zeggen dat ik niet Diana heette, maar met Ava vlak naast me, bedwong ik me.
Ava excuseerde zich, pakte haar tas en ging naar het toilet.
'Kom,' zei Buddy smekend. 'Wie ben je? Waar woon je? Wanneer zie ik je weer? We hebben die avond enorm plezier gehad. Zeg maar niet dat het niet waar is.'
'Dat zeg ik niet.'
'Dus?'
Iets in me wilde roekeloos zijn, opstandig en niet alleen omdat hij knap was en innemend.
'Ik heet niet echt Diane,' bekende ik.
'O, hoe dan?'
'Lorelei.'
'Waarom zei je dat je Diane heette?'
'Voorzichtigheidshalve. We zijn weleens gestalkt.'
'O. Nou, ik zal je niet stalken als je dat niet wilt, maar lieve hemel, wat zou ik het graag willen.'
Ik glimlachte. Hij was toch zeker te lief en onschuldig om gevaarlijk te zijn. En hij hing ook niet de branie uit zoals Mark Daniels.
'Geef me je telefoonnummer, zodat ik je kan bellen,' zei ik tegen hem.
'Echt?'
'Echt.' Snel schreef hij het nummer op een papiertje en gaf het aan mij.
'Kom je morgen hier terug?'
'Nee.'
'Waarom ben je vandaag gekomen?'
'Misschien kom ik op een andere dag wel weer.'
'Dus geen universiteit? Highschool?'
Ik besefte dat ik al te veel had gezegd, maar zoals mevrouw Fennel vaak had gezegd, je kunt een bel niet ontluiden. Maar voordat ik kon antwoorden, kwam Ava terug.
'We vragen de rekening en dan gaan we. We mogen niet te laat zijn voor mijn volgende les.'
'Laat die rekening maar voor mij,' zei Buddy. 'Dat is wel het minste wat ik kan doen voor een leugentje om bestwil.'
'Ja, je mag het goedmaken,' zei Ava.
Ik stond op. 'Dank je,' zei ik. 'Graag gedaan.' We liepen naar buiten.
'Hij vertelt de waarheid,' fluisterde Ava. 'Ik heb het gecontroleerd op mijn BlackBerry. Zijn vader is tandarts in Long Beach. Geen afvallige daar.' 'Mooi.'
'Ik heb met papa gesproken, maar ik geloof niet dat hij hem wil.'
'Wil? Hem wil? Wat bedoel je?'
'Je weet wel,' zei ze glimlachend.
Ik keek achterom naar Buddy en probeerde toen te beletten dat mijn hart zo hard zou gaan bonzen dat iedereen het kon horen.